Film / Films

Gokken op een verveelde muze

recensie: The Science of Sleep

In Michel Gondry’s The Science of Sleep wisselt het perspectief in grillig tempo van werkelijkheid naar fantasiewereld. De film is visueel speels en kinderlijk romantisch, maar strandt uiteindelijk in zijn zelfgecreëerde droomlogica.

Stéphane (een wereldvreemde en humoristische Gael García Bernal) is een verstrooid kunstenaarstype die na een lange periode terugkomt bij zijn moeder in Parijs. Om rond te komen gaat Stéphane bij een maatschappij werken die kalenders vervaardigt. Nadat hij inziet dat hij geen creatieve functie heeft, moet hij zich schikken aan de routine van een saai kantoorbaantje.

~

Maar al gauw komt er afleiding in de vorm van Stephanié (Charlotte Gainsbourg), het nieuwe buurmeisje van Stéphane. Stéphanie lijkt dezelfde naïeve creativiteit te hebben als Stéphane en al snel vervalt hij in een patroon van romantische dagdromen over haar. Daarnaast maakt Stéphane gekke uitvindingen van oud speelgoed en gevonden voorwerpen om Stéphanie voor zich te winnen. Gaandeweg krijgen de dagdromen de overhand en daarmee lijken Stéphanes escapistisch spinsels een reactie op zijn problemen met de werkelijkheid.

Low tech kunstgrepen

Michel Gondry is een visueel wonderkind. Zijn imposante repertoire aan videoclips zijn van een speelse inventiviteit die uniek is. The Science of Sleep hanteert Gondry’s simpele special effects, die een speels ‘do-it-yourself’-karakter hebben. In Stéphanes gedachtespinsels worden steden van karton opgebouwd en is hij de presentator van zijn eigen tv-show. Qua stijl herinnert de film aan een oude videoclip van Gondry voor Björk, Human Behaviour. Een scène waar Stéphanes handen buiten de normale proporties groeien, verwijst naar Gondry’s eigen dromen, daarnaast heeft het een link met zijn clip voor het nummer Everlong van de Foo Fighters.

The Science of Sleep heeft verder gelijkenissen met Gondry’s voorgaande film: Eternal Sunshine of the Spotless Mind. In beide films krijgt de kijker de kans om in de gedachte van de hoofdpersoon te dolen. Kate Winslet dwaalde in Eternal Sunshine of the Spotless Mind in het hoofd van Jim Carrey en vormde de personificatie van zijn romantische herinneringen. Stéphanie lijkt een vergelijkbare rol te vervullen in Stéphanes dagdromen, waarbij ze een wispelturige muze is. Door de onduidelijke scheidslijn tussen fantasie en werkelijkheid zou men ook kunnen stellen dat Stéphanie een waanbeeld van Stéphane is en een personificatie vormt van zijn creatieve kant.

Infantiel zelfmedelijden

Het beeld van de creatieveling en zijn inspiratiebron dat wordt opgeroepen in de film is het stereotiep van de lijdende buitenstaander die gelokt wordt door een ongrijpbare vrouw. Stéphanes romantische gok lijkt door Stéphanies wisselende reacties verkeerd te zijn ingecalculeerd en zijn kinderlijke kant krijgt daardoor al snel iets infantiels. Vooral als de kijker getuige is van zijn dromen over wensvervulling en zelfmedelijden die gelden als bogen in zijn grillige psyche.

~

In vergelijking met Eternal Sunshine komt ook een ander zwak punt van de The Science of Sleep naar boven. Eternal Sunshine kon nog terugvallen op een goed script van Charlie Kaufman die, naast de inwendige spinsels van het hoofdpersonage, ruimte had overgelaten voor andere plotwendingen die aan het einde goed bij elkaar kwamen. The Science of Sleep laat zich meer leiden door de capricieuze natuur van Stéphane die in zijn eigen logica de toeschouwer soms aan zijn lot overlaat. Zo wordt het iets te veel om vast te zitten in Stéphanes hoofd, ondanks zijn kinderlijke charme en romantische gevoeligheid.

Film / Films

Iedereen wil er heen, niemand wil er zijn

recensie: Maybe Sweden

Maybe Sweden is een filmproject gesteund door de VPRO, het Rotterdamse Fonds voor de Film en het Amsterdams Fonds voor de Kunst waarin de samenwerking tussen filmmaker Margien Rogaar en acteursgroep Wunderbaum centraal staat. De hoogdravende taal van de filmmakers deed in eerste instantie het ergste vrezen: “het voldane Westen intens zoekend naar zingeving en noodzakelijkheid … het onvermogen van de westerse mens om zich in te leven in de pijn van op drift geraakte bevolkingsgroepen.” Help! Een film met een Boodschap, en wel met grote chocoladeletter B. Maar dat valt alleszins mee.

~

In een landhuis in het zuidelijkste punt van Fort Europa hebben vijf jonge mensen zich teruggetrokken om zich te storten op hun grote passie: de literatuur. Luierend op een bank of lezend naast het zwembad van een luxe landhuis als metafoor voor de westerse idylle. De rust wordt echter verstoord wanneer ze bezoek krijgen van gestrande Afrikaanse bootvluchtelingen. Het buitenverblijf verandert in een hulppost, maar er is hier geen schaamteloos misbruik van armlastige derdewereldburgers zoals in Laurent Cantets Vers le sud (2005); Maybe Sweden is een aanzienlijk stuk braver, wat de spanning niet ten goede komt.

Hemeltergende ironie

De westerlingen met hun onderhuidse ontevredenheid en spanningen enerzijds en de Afrikanen die zo snel mogelijk door willen reizen naar andere delen van het rijke westen versterken het iedereen-wil-er-heen-niemand-wil-er-zijngevoel dat het hedendaagse Europa typeert. Schrijnend is ook de hemeltergende ironie van de Afrikaanse vluchtelingen die in een grijs verleden schoppend en schreeuwend uit hun moederland weggerukt werden om in de rijkemans plantages te werken en die nu zelf kiezen op krakkemikkige vlotten in open zee hun levens op het spel te zetten om het rijke westen te bereiken.

Maybe Sweden pretendeert op absurdistische en eenvoudige wijze de confrontatie tussen de Europeaan en de Afrikaanse vluchteling te tonen, een film die de paradox van de multiculturele samenleving in welvarend Europa tracht uit te beelden, maar deze missie is maar ten dele geslaagd. Bij vlagen wordt er sterk geacteerd, maar even zo vaak zijn de dialogen matig. De bootvluchtelingen zien er iets te monter uit – met name Brooklyn lijkt eerder aangespoeld vanuit een hippe club in Amsterdam dan vanuit de hongerige Westkust van Afrika.

~

De duidelijk aanwezige seksuele spanning tussen de charmante Rene (Wine Dierickx) en de knappe vluchteling Brooklyn (Theophilus Felix Mensah) is mooi en subtiel, maar schreeuwt om uitdieping, terwijl daarentegen de groeiende afhankelijke relatie tussen de onzekere Mira (Maartje Remmers) en de moeder van Brooklyn, Mamaesi (Elizabeth Asiedu) doorschiet naar het geforceerde. Mannetjesmaker Frederik (Matijs Jansen) voldoet voor honderd procent aan het beeld van de Nederlander die grof in de mond en recht door zee is, zozeer dat grove opmerkingen zoals tegen de verlegen Werner (Walter Bart) en zijn prille liefde (“Hebben jullie al geneukt?”) hem angstig dichtbij het clichémannetje brengen.

Spontaniteit

De totstandkoming van het verhaal is gebaseerd op de werkwijze zoals acteursgroep Wunderbaum die voor haar stukken altijd hanteert: al brainstormend leveren gesprekken en improvisaties een scenario op en alle medewerkers – van acteurs tot cameracrew en art direction – zijn in het creatieve proces betrokken. Deze spontane aanpak doet denken aan de grote successen van regisseur Mike Leigh (zoals Secrets and Lies (1996) en Naked (1993)) en het heeft hier, onder leiding van Margien Rogaar, ook een onderhoudend en bij vlagen vermakelijk debuut opgeleverd met lichtpunten te over: wat te denken van de Vlaamse actrice Wine Dierickx, die als de verveelde, sensuele René een geweldige rol neerzet.

Maybe Sweden heeft een schitterende locatie en ook het nabijgelegen, sinistere vrachtwagenpark roept het in transit gevoel treffend op. Het verhaal is sterk, het thema boeiend, maar de uitwerking is niet altijd overtuigend en uiteindelijk lijkt dit nogal statische filmdrama iets te veel op een verfilmd toneelstuk. Maar een nobel falen is het zeker.

Theater / Voorstelling

Absurde dansjes en saaie dialogen

recensie: Breekbaar

Eén van de belangrijkste doelstellingen van het Zuidelijk Toneel onder leiding van Matthijs Rümke is het ontwikkelen van nieuw repertoire voor de grote zaal. Deze keer was het de beurt aan voormalig artistiek leider van Art&Pro Frans Strijards om een tekst te schrijven. Het werd Breekbaar, een toneeltekst over toneel. Over de wrijving tussen commercieel succes en artistieke vrijheid. Dit conflict wordt in het plot uiteindelijk in het voordeel van de commercie beslist. Maar wat betreft de uitvoering is deze voorstelling noch artistiek noch commercieel een succes.

Kervende ervaringen

Magda (Ria Eimers) heeft een roemrijke carrière als toneeldiva achter de rug en vult haar dagen nu met het lesgeven aan de toneelschool. Vier studenten volgen haar masterclass waarin ze ‘kervende’ ervaringen moeten verbeelden. Magda is autoritair en wil met alle geweld vasthouden aan haar methode van de harde leerschool. De leerlingen hebben hier de grootst mogelijke moeite mee. Ze worstelen zich door de opdrachten heen totdat ze uiteindelijk een slotact in elkaar hebben gedraaid. Tegelijkertijd dringt de directeur van de toneelschool (Bert Luppes) aan op een sponsorcontract met producent Olivier Nassus. Maar Magda wil hier niks van weten. Als er op de avond van de presentatie maar twee reserveringen zijn, besluiten de studenten om voor het grote geld te kiezen en hun act op een feest van Nassus te tonen.

Allesbehalve kunst met een grote K

~

De boodschap die Strijards met zijn stuk wil overbrengen is duidelijk. De theaterwereld wordt teveel gedomineerd door de commercie. Het gaat niet meer om de artistieke waarde van een voorstelling, er moet gewoon geld verdiend worden. Directeur Andrew en docent Magda staan hierin tegenover elkaar en dat is op zich een interessant gegeven. Het probleem is alleen dat de verschillen te weinig worden uitgewerkt. Magda zou een daadkrachtige docent moeten zijn die weet wat ze wil en die vecht voor haar artistieke overtuigingen. Maar in plaats daarvan komt ze vanaf het begin af aan over als een labiele vrouw die haar leerlingen allesbehalve kunst met een grote K laat maken. De vier studenten lopen erbij als idioten met hun lelijke kostuums en doen de gekste dansjes en stemverbuigingen. Ze vertonen muzikale stukjes die erg vermakelijk en lachwekkend zijn, maar representeren daarmee niet de kwaliteit van het gesubsidieerde toneel. Deze shownummers zijn juist beter thuis op feesten en partijen.
Ook Andrew overtuigt niet als voorstander van de commercialisering van het theater. Hij laat over zich heen walsen en trekt uiteindelijk alleen aan het langste end omdat de studenten hun vertrouwen in Magda opzeggen.

Bewegend achterdoek als goedmakertje

Afgezien van de absurde dansjes valt er weinig te beleven tijdens Breekbaar. De dialogen tussen Magda en Andrew zijn niet veelzeggend en creëren geen spanningsveld in de voorstelling. Tegen het eind probeert regisseur Matthijs Rümke nog wat leven in de brouwerij te brengen door allerlei achterdoeken te laten zakken en weer op te halen. Maar dit voegt ook al weinig toe en leidt alleen maar erg af in een vergeefse poging het publiek een tevreden gevoel aan deze voorstelling te laten over te houden.

De voorstelling Breekbaar is nog tot en met 12 januari 2007 te zien. Zie: www.hetzuidelijktoneel.nl

Boeken / Fictie

Het kan altijd beter

recensie: Joey Goebel - Het kan altijd erger

.

Het bedrijf New Renaissance is een project van een mediamogul die de ‘ware kunst’ mist in de hedendaagse samenleving en daar uit alle macht iets aan probeert te veranderen. Zijn concept: selecteer een aantal erg getalenteerde kinderen en stel hen onder de hoede van een zogenaamde ‘beschermengel’, die ervoor moet zorgen dat alle elementen die tot geluk kunnen leiden – een geliefde, huisdieren, genegenheid – van het kind in kwestie worden geweerd, opdat het de aldus flink gestimuleerde ‘lak aan de wereld’-attitude zou ventileren in liedjesteksten, romans of scenario’s, die niets minder dan briljant zijn en aan ons aller weltschmerz appeleren. Tevens worden destructieve gewoontes, traditioneel toegeschreven aan echte kunstenaars, flink gestimuleerd: roken, drinken, weinig slapen enzovoort. De opdracht van de beschermengel is drievoudig: “(1) Zorgen dat de kunstenaar eenzaam blijft, (2) Zorgen dat de kunstenaar geïnspireerd blijft en (3) Zorgen dat de kunstenaar blijft scheppen. De details vullen we gaandeweg wel in.”

Zelfmoordpoging

~

In Het kan altijd erger volgen we de lotgevallen van kunstenaar-in-spe Vincent door de ogen van diens beschermengel Harlan, een 28-jarige cynicus die zich voortdurend de vraag stelt waar hij mee bezig is. De methode van geluk afweren loont alvast de moeite, want Vincent tovert aan de lopende band briljante stukken uit zijn mouw, die zonder uitzondering wereldwijd worden gesmaakt. Maar het is zeer de vraag of de jongen – die we zien opgroeien tot een ongelukkige volwassene – het hoofd kan blijven bieden aan alle doffe ellende die hem voor de voeten wordt gegooid: “Terwijl hij [Vincent, red.] dag en nacht doorwerkte, raakte hij zijn greep op de realiteit bijna kwijt. Hij flirtte maandenlang met zijn breekpunt. Het viel me op dat de marges in zijn kladblok steeds breder werden, terwijl het geschreven deel zelf een steeds nauwer wordende, donkere kolom werd, een warboel van proza. Ik herinnerde me dat zijn schrijfsels dezelfde vorm aannamen vlak voor zijn zelfmoordpoging.” En zo gaat het voortdurend verder. Waar ligt de grens? Kan je dit verantwoord noemen? En waarom pleegt één ongelukkige zelfmoord, terwijl een andere bestand blijft tegen zelfdestructie?

Braveheart

en The Rolling Stones
Zoals hierboven vermeld, is het uitgangspunt – “happy people have no stories”, zoals Therapy? al zong – veelbelovend, maar het boek lost de verwachtingen niet helemaal in. Daarvoor wordt er te weinig gefocust op één van beide protagonisten: gaat het om de veerkracht van Vincent of juist om het schuldgevoel en het falende gevoelsleven van de observator zelf? Bovendien zijn de vele vooruitwijzingen die de verteller inlast – hij zal het hondje van Vincent vergiftigen, hij zal diens woning in brand steken – niet echt een bijdrage aan de spanningsboog van de vertelling. Dat Goebels een talent is om rekening mee te houden, staat echter buiten kijf, want de man weet vlot te vertellen en getuigt bovendien van een grote kennis van literatuur, film en muziek, hetgeen hij naadloos in het verhaal weet in te passen door elk personage te introduceren aan de hand van diens favoriete ‘drieluik’. Bijvoorbeeld: “Zijn favoriete band was The Rolling Stones, zijn favoriete televisieprogramma E! True Hollywood Stories en zijn favoriete film Braveheart.” Het kan niet eenvoudiger en we verliezen geen tijd.

Hier en daar rees een vergelijking met Dave Eggers en Jonathan Franzen, Amerikaanse schrijvers van de nieuwe generatie, maar daar vermoeden wij toch een marketingtrucje achter: Goebel mist namelijk (vooralsnog) de humor en flair van de eerste en het compositievermogen en vertelkracht van de tweede. Maar, zoals hij in het interview met 8WEEKLY al zei, momenteel werkt hij aan de great American novel die hem zal vereeuwigen. En wij zijn geneigd toch een vonkje waarheid in dat grapje te zien.

Theater / Voorstelling

Bewegende schilderijen

recensie: Stillen (Toneelhuis)

Een man voert een blinde jongen. De man heeft net een boterham gegeten en haalt nu langzaam de natgekauwde stukjes brood tussen zijn eigen lippen vandaan. Hij stopt ze in de begerig zoekende mond van zijn metgezel die verlangend in zijn armen ligt. Als de blinde voldaan is en zijn eigen weg weer wil gaan, maakt de man zijn omhelzing dwingender. Hij laat niet meer los.

Stillen, de jongste productie van Lotte van den Berg, ging in Berlijn in première. ‘Stillen’ is een mooi Duits woord voor een kindje de borst geven, maar verwijst hier ook naar het stillen van andere begeertes en het ontbreken van tekst. De voorstelling is een associatieve aaneenschakeling van beelden die begeerte laten zien en balanceren tussen tederheid en wreedheid, tussen intimiteit en eenzaamheid. Door de zorgvuldige regie – het is haast choreografie – hoor je elke zucht en wordt elk handgebaar geladen. Je krijgt tijd genoeg om goed te kijken en net als bij een schilderij ontdek je zo betekenissen die je op het eerste gezicht waarschijnlijk waren ontgaan.

Eenvoudige opzet

~


Want deze voorstelling lijkt heel eenvoudig van opzet. Het toneelbeeld bestaat slechts uit een paar stoelen, een piano, wat water en brood. Er zijn zes archetypische karakters: een man, een vrouw, een oude man, een oude vrouw, een kind en een blinde in alledaagse, eenvoudige kleding. Ze komen op verschillende manieren samen en gaan weer uit elkaar. Ze zoeken, verlangen en vervullen elkaars begeerte – of niet. Hun verlangens zijn veelal menselijk en herkenbaar: honger, dorst en lust bijvoorbeeld. Er is geen lineaire verhaallijn, geen tekst en nauwelijks muziek. Het tempo is langzaam. Maar deze eenvoud is bedrieglijk.

Meerduidig en indringend

De vloer blijkt gemaakt van 35.000 blokjes gele zeep. De zeep roept associaties op met verzorging en schoonheid, maar ook met gevaar: soms ontstaat samen met het water een spiegelglad speelvlak. De zes spelers zijn mooi en natuurlijk en allen heel verschillend van uiterlijk, speelstijl en motoriek. Toch is er steeds een grote finesse en concentratie in hun heel fysieke spel. Verrassingen zijn er ook: de oude vrouw blijkt bijvoorbeeld over een prachtige zangstem te beschikken. De kleine, onverwachte wendingen en de zorgvuldigheid van de regie maken de heldere beelden waaruit deze voorstelling bestaat meerduidig en indringend. De oude vrouw zucht van verlangen, maar wil ze een ander of zichzelf behagen? De blinde tast, maar zijn de pleisters op zijn ogen een bescherming of belemmering? Het kind gaat op in haar spel. Maar is dit kleine, fragiele lichaampje van een meisje van zeven niet van een adembenemende onafhankelijkheid?

Trefzeker

~


Het minimalisme van Stillen doet wel denken aan het werk van andere jonge regisseurs (zoals Jetse Batelaan, Boukje Schweigman en Dries Verhoeven, die voor deze voorstelling overigens het decor ontwierp). Er wordt schijnbaar weinig moeite gedaan om je met veel theatrale effecten te laten geloven in een verzonnen verhaal. De werkelijkheid lijkt wonderlijk en veelzeggend genoeg, als je maar goed weet te kijken. Stillen laat je heel goed kijken. Naar begeerte en vervulling. En naar de wreedheid, tederheid en extase die daarin verscholen ligt. Een menselijk, mooi en poëtisch verhaal, verteld in een heel eigen, indringende taal. Een trefzekere voorstelling met een grote kracht.

Stillen is in Antwerpen nog te zien tot en met 26 november. Meer informatie over speeldata vind je hier.

Theater / Voorstelling

Bekrompen politici in spe

recensie: Young Ones II: Van de Frisse (Growing up in public)

Vijf studenten in een smerig huis: dat recept kennen we zo onderhand wel. Maar in Van de Frisse van regisseur Jeroen Kriek zijn de lapzwansen onze toekomstige politieke elite. En dat geeft deze puik geschreven corpsballenklucht een uiterst wrange bijsmaak.

In het drieluik Young Ones gaat Kriek in op de culturele botsingen binnen het nieuwe Europa. Met een internationale, jonge cast zet hij iedere keer een andere equivalent van de hedendaagse politiek neer. Hij gaat hierbij vooral in op de groepsmechanismen; net als politiek geen onbekend terrein voor de theatermakers van Growing up in Public. In de eerste, Duitstalige voorstelling Die jungen Leuten ging hij in op Weltschmerz, de Germaanse volksaard, idealisme en trots versus schaamte.

Van de Frisse betekent ‘proost’ in studententaal en het is de tweede voorstelling in deze serie van Kriek. Hij verplaatste voor dit stuk de bekrompen achterkamertjescultuur die hij in Den Haag – en Brussel, for that matter – meent te bespeuren, naar een corpshuis. Hier wonen de toekomstige ministers en spin doctors van ons land: het zijn studentjes die zich de denkwijze van Den Haag al volledig eigen hebben gemaakt. En dat is bij Kriek bepaald niet positief.

Clichés

~


De drie personages Lont, Hermans en Van Aartsen bewonen een smerig studentenhuis dat voldoet aan ieder cliché: versleten meubelen, stapels bierkratten en een portret van koningin Beatrix aan de muur. Het is een huis waar vrouwen ‘matras’ worden genoemd en na een neukpartijtje prompt de kelder in gegooid worden. Een huis waar de economische theorieën welig tieren, buitenlanders alleen getolereerd worden als ze de handen uit de mouwen steken en de koningin altijd onschendbaar dient te blijven.

Een verenigd Europa zal er wat deze jongens betreft nooit komen. Ieder vooroordeel over andere nationaliteiten wordt dankbaar in de praktijk gebracht. Als zich twee nieuwe huisgenoten aandienen, een Vlaming en een Duitser, krijgen zij zonder blikken of blozen de bijnamen Dutroux en Adolf toebedeeld. Voor buitenlanders geldt hier: aanpassen, integreren, en dan kunnen we het prima met elkaar vinden. Dus wordt ‘Mohammed van beneden’ midden in de nacht op condoomjacht gestuurd (“Dit is een 24-uurs economie, geen bergdorp”) voor een halve euro beloning en leren Dutroux en Adolf bij ieder nieuw biertje eerst op Beatrix te proosten.

Politiek gekonkel

~


Het is een prima keuze geweest het politieke gekonkel te verplaatsen naar een clubje corpsballen: er zijn weinig gemeenschappen in dit land waar de hiërarchie nog zo streng doorwerkt en waar zo oeverloos geouwehoerd wordt over de staat van dit land zonder dat het tot enige actie leidt. De jonge schrijver Enver Husicic heeft die wereld met zijn teksten zeer goed vormgegeven. De theorieën, de termen, het taalgebruik: dit zijn studenten. De acteurs, Nard Verdonschot als Hermans voorop, zorgen voor de rest.

Regisseur Kriek voorziet een weinig rooskleurige toekomst met deze bekrompen politici in spe. Van Aartsen, in huis gehaald vanwege zijn vermeende financiële kunde, laat de schatkist veel te makkelijk door zijn vingers glippen en wijst daarna mekkerend met zijn vingertje naar de rest. Lont’s vaderlandsliefde komt hem danig in de weg te zitten en lapzwans Hermans zwalkt overal gemoedelijk tussendoor. Al voor deze mannen hun studie bestuurskunde of economie hebben kunnen afmaken, blijkt dat hun levensvisie dit land niet omhoog zal helpen. Het is te hopen dat de zwartkijkerij van Kriek geen blik in de toekomst is.

Van de Frisse speelt nog tot en met 30 november. Klik hier voor meer informatie.

Boeken / Strip

Geschiedkundige kwaliteitsmanga

recensie: Goseki Kojima en Kazuo Koike - Path of the Assassin, volume 1: When the Demon Knife Weeps

Nadat Dark Horse de tiendelige uitgave van Samurai Executioner onlangs met een waardig slotstuk voltooide, komt de Amerikaanse stripgigant nu alweer met een nieuwe middeleeuwse reeks van het ‘gouden duo’ Kazuo Koike en Goseki Kojima. Opnieuw een fraai staaltje geschiedkundige kwaliteitsmanga.

In veel opzichten ligt Path of the Assassin in het verlengde van Koike en Kojima’s Samurai Executioner en hun magnum opus Lone Wolf and Cub. De setting is het feodale Japan binnen een realistische historische context; de thema’s zijn eer, moord, wraak, opoffering en een ambivalente houding tegenover de wrede wetten van het feodale systeem.

Meester en leerling

~

Path of the Assassin vertelt in episoden het relaas van Hattori Hanzo (fans van de Kill Bill-films kennen zijn gelijknamige, fictieve nakomeling), de ninjameester die aangewezen wordt als geheime beschermheer van Tokugawa Ieyasu, de shogun die later Japan zou verenigen. Dit eerste deel introduceert Hanzo als vijftienjarige, die er door zijn vader op uit gezonden wordt om zijn zestienjarige meester te dienen. Ieyasu wordt neergezet als een verwende puber, die echter wel over veel strategisch politiek inzicht beschikt. Dit maakt indruk op Hanzo, die een bredere levenservaring heeft en zo op de bewondering (en afgunst) van zijn meester mag rekenen, en al gauw worden de twee boezemvrienden. Hun verhouding van meester en dienaar wordt op de proef gesteld als Ieyasu een aantal misdaden begaat: al gauw hebben de twee moord en verkrachting op hun geweten.

Het narratief is zo geconstrueerd dat de avonturen van het duo een volwassenwording van beide jongens met zich meebrengt, en dit is de meeslepende factor in het boek. Koike speelt ook met de tegenstellingen en de machtsverhoudingen tussen de twee. Hierin ligt de grote kracht van het boek: het zijn sterke karakters die zich op fascinerende wijze ontwikkelen. Om de relatie tussen de jongens uit te diepen laat Koike op vakkundige wijze incidenten plaatsvinden, en voert hij personages op, die evengoed volwaardige karakters in het boek vormen.

Fictieve geschiedschrijving en sensationeel geweld

~


Het fraaie verhaal is geplaatst in een historische context, die door Koike (de geografie, het beeld van de sociale klassen, het vocabulaire, de levendige beschrijvingen van rituelen uit het tijdperk) en Kojima (wiens weergaloze tekenkunst dit alles gedetailleerd weergeeft) schitterend uitgewerkt is. Koike bewijst zich ook weer als provocateur door het slachtoffer van een verkrachting gewillig trouw te laten zweren aan de dader, en de spanning zit dan ook opnieuw in de grens tussen deels fictieve geschiedschrijving en sensationeel geweld.

Deze reeks doet dan ook in geen opzicht onder voor zijn voorgangers. Het zou onterecht zijn om van de serie de emotionele impact van het epische Lone Wolf and Cub te verwachten, maar op basis van dit eerste deel is Path of the Assassin opnieuw een meeslepend staaltje stripkunst. Dit is de eerste Koike/Kojima-titel die in oorspronkelijke, niet-gespiegelde Japanse leesrichting wordt uitgebracht. Een pluspunt, maar daartegenover staat de tweederangs drukkwaliteit, die jammer genoeg sterk inferieur is aan de eerdere reeksen.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Joey Goebel

Ongeluk in naam van de kunst

.


Foto: Ro Halfhide
Foto: Ro Halfhide

Wie een boek schrijft over kunstenaars die depressie en weemoed nodig hebben om in artistiek opzicht te kunnen functioneren, wordt er al gauw zelf van verdacht niet al te vrolijk door het leven te stappen. Goebel zelf voelt zich echter allerminst aangesproken: “In tegenstelling tot wat mijn boek suggereert, geloof ik dat je wél tegelijkertijd gelukkig en een goed schrijver kunt zijn. Ik huldig het principe dat je bij de dag moet leven en dan maar moet zien waar je uitkomt.” Hoewel we geneigd zijn hem te geloven – hij is gehuwd en wordt in mei voor het eerst vader – wijzen we hem op het feit dat veel grote schrijvers toch ongelukkig waren. Dostojewski bijvoorbeeld, of J.D. Salinger. Goebel gaat akkoord en licht toe: “Ergens is dat wel logisch: een goed verhaal drijft op conflict, want dat is de basis van drama. Als je bijgevolg in het echte leven vaak met conflicten te maken krijgt, dan zal je automatisch meer materiaal hebben om mee te werken. Mensen die nooit in de put hebben gezeten, die nooit een persoonlijk verdriet hebben meegemaakt, kunnen volgens mij nooit een groot artiest worden. Wie niets meemaakt, kan over niets schrijven. In het geluk bestaan geen conflicten, terwijl een verhaal dat nodig heeft. Wat niet betekent dat een artiest niet gelukkig kan zijn. Alleen, het biedt geen interessante stof.” En het heeft, zoals zovelen beweren, een therapeutische waarde. “Uiteraard”, beaamt Goebel, “dat zie je ook in het boek [Het kan altijd erger, red.]. Vincent is ongelukkig, maar door erover te schrijven, kan hij althans voor een deel de last verlichten. Hij kanaliseert zijn donkere, zware gevoelens in woorden en zinnen en maakt op die manier van iets slechts iets positiefs.”

De droevigste zin

Allemaal goed en wel, maar zo eenvoudig is het toch niet. Zoveel getormenteerde artiesten konden die zwarte vlek binnen in hen blijkbaar niét van zich afschrijven. Kurt Cobain lijkt ons daarvan een goed voorbeeld. “Heel juist”, meent Goebel, “en daarom wordt mijn boek soms ook vergeleken met films als Taxi Driver, waarin een ongelukkig hoofdpersonage een dagboek bijhoudt om zijn negatieve gevoelens te kanaliseren, met dit verschil dat het bij hem niet bijster goed lukt. Want wat is zijn uiteindelijke reactie: hij knalt een hoop mensen aan flarden in plaats van, ik zeg maar iets, een roman te schrijven. Of neem Hitler, iemand die dacht over een enorm creatief talent te beschikken. Wat als iemand dat eens had gevoed in plaats van hem af te wijzen? Zou hij dan ook die vreselijke dingen hebben gedaan? Stel je voor als hij al die energie in creativiteit in plaats van haat had gestoken. Hoe anders zou de wereld er niet hebben uitgezien? Maar je kent de uitspraak: “what could have been..” is the saddest sentence in English. Iedereen reageert anders op ongeluk. Woody Allen bijvoorbeeld, die heeft van zijn gebreken en frustraties – hij is klein, lelijk en neurotisch – een carrière gemaakt!”

Foto: Ro Halfhide
Foto: Ro Halfhide

Een leuke visie, maar volgens ons kan er een kanttekening bij worden gemaakt: Woody Allen heeft er niet voor gekozen om klein en lelijk te zijn, maar niettemin weet hij dat om te buigen in kunst. Bij Vincent wordt het geluk doelbewust van hem weggehouden, functioneel zelfs. Dat lijkt een perverse, fascistische methode. Goebel denk even na en bekent dat hij in deze materie geen oordeel durft te geven. Het is wikken en wegen, of in zijn woorden: “Aan de ene kant vergooi je de kans op een gelukkig leven – in dit geval van Vincent – maar aan de andere kant krijgt de mensheid er prachtige dingen voor in de plaats. Het is natuurlijk niet geoorloofd om iemand doelbewust en systematisch ongelukkig te houden, maar anderzijds zouden al die meesterwerken er niet zijn geweest. Ik vind dat leuk, nadenken over die dubbelzinnigheid. In hoeverre kan en mag het Grotere Goed gediend worden?”

Schrijven is afzien

We zitten wat over koetjes en kalfjes te praten, wanneer ik besef dat zijn boek eigenlijk al meer dan twee jaar geleden geschreven is en pas nu in de Nederlandse vertaling is verschenen. Of hij het niet vreemd vindt om over een geesteskind te spreken dat al zo lang uit zijn hoofd is verdwenen. “Nee hoor. Het is wel zo dat ik al een hele tijd bezig ben aan mijn derde roman – die ik het voorjaar van 2007 klaar wil hebben – dus Torture the Artist is al een tijdje uit mijn systeem, maar erover praten vind ik helemaal niet erg. Welnee, ik mag naar Europa vliegen, interviews geven en vertellen over iets waar ik gedurende een lange periode hard aan heb gewerkt. Ik praat er graag over, hoor met plezier meningen en opmerkingen aan.”

Foto: Ro Halfhide
Foto: Ro Halfhide

Omdat Goebel in het boek vaak verwijst naar muziekgroepen en films, pols ik naar zijn persoonlijke smaken, en al gauw blijkt dat we een gemeenschappelijke liefde hebben – de Pixies – en bij uitbreiding een zwak voor liedjesteksten, die we beiden ook voor onze eigen groepjes maken. Ikzelf, zo vertel ik hem, zwoeg maar al te lang op de nochtans korte lyrics, en helemaal niet op mijn verhalen, maar bij Goebel blijkt het precies omgekeerd: “Lyrics schrijven is het gemakkelijkst, maar dan kan ik enkel voor mijzelf spreken, daar ik altijd van een melodie vertrek. De tekst komt pas op de tweede plaats; als je eenmaal een melodie hebt, is het gewoon zaak om de woorden in het juiste ritme te plaatsen. Het moet gewoon passen en goed klinken. Ook screenplays zijn vrij simpel om te schrijven: geen beschrijvingen, geen innerlijke conflicten… alles gebeurt in de dialoog, dus dat is een handige beperking.”

“Uiteindelijk zijn romans het moeilijkst: het vergt concentratie, discipline en enorm veel energie. Ik heb een jaar lang met het idee voor Torture the Artist in m’n hoofd gezeten en er nachten van wakker gelegen. Letterlijk hoor. Schrijven, schrappen, nadenken; en dat is allemaal sterker dan jezelf. Maar het moet, omdat je er anders mee blijft zitten.” En in de hoop ooit in één adem genoemd te worden met Dave Eggers en Jonathan Franzen, hetgeen nu al in sommige recensies gebeurt? Goebel: “I am not worthy (lacht). Die mannen zijn echte genieën en ik hoor niet in dat rijtje thuis. Laten we wel wezen: in Amerika ben ik een grote onbekende. Dit boek heeft wel voor een doorbraak gezorgd, maar dat moet je niet te groots zien.” Opeens weet ik dat hij gelooft dat ook híj die grote Amerikaanse roman in zijn vingers heeft. Ik vraag het hem rechtuit. Hij glimlacht even, en zegt dan: “I’m working on that one right now, my friend.”

Kunst / Expo binnenland

Museumexperiment

recensie: Academie. Leren van het museum

.

Op een zondag in oktober reis ik in alle vroegte naar het zuiden des land af. Het Van Abbemuseum in Eindhoven organiseert dit najaar het project Academie. Leren van het museum. Moe van alle Blockbusters en spektakeltentoonstellingen in museumland wil het Van Abbe het museum herdefiniëren als een plek om te leren en te discussiëren. Met symposia, lezingen, discussies en ‘Onverwachte Rondleidingen’ onderzoekt het Van Abbemuseum wat we kunnen leren van het museum. Ik heb me aangemeld voor zo’n onverwachte rondleiding, gegeven door Christiane Berndes, één van de curatoren van het museum. De activiteit vindt plaats voordat het museum wordt bevolkt door publiek en suppoosten.

~

“Het museum is een plek vol met verhalen, net als de woestijn. We gaan nu de bewoonde wereld verlaten en maken ons klaar voor een voettocht door de woestijn. Ik ben jullie reisbegeleider en ik heb een aantal ontmoetingen geregeld met woestijnbewoners”, aldus Berndes. Vergezeld van vier andere reisgenoten wandelen we door de fictieve woestijn. We zetten een flinke klim in naar een hoger gelegen gebied. Helemaal boven in de bergen woont de activist Louis met wie we een ontmoeting zullen hebben. Onze reisbegeleidster drinkt elke zondagochtend koffie bij hem. Vandaag is hij jammer genoeg niet thuis, maar toch kunnen we naar binnen. In zijn huis blijken tientallen, misschien wel honderden schilderijen opgeslagen te zijn. Berndes vertelt dat Louis op deze schuilplaats schilderijen bewaart om ze te behoeden voor beschadiging tijdens het reizen. Ze toont een portret van Marlene Dumas en somt een indrukwekkende lijst van steden op waar het doek allemaal te zien is geweest. Sinds Dumas Het kwaad is banaal in 1984 voltooide, heeft het schilderij een groot gedeelte van de wereld rondgereisd van Engeland tot Israël en Australië. Als Louis zich niet over het doek ontfermt, zal het schilderij volgend jaar naar Tokio en Kaapstad vliegen. We kijken onze ogen uit naar de schilderijenverzameling van Louis. Maar onze reisleider spoort ons aan om weer verder te gaan.

Virtuele figuur


We dwalen langs smalle bergpassen en diepe afgronden (de trappen en vides ontworpen door architect Abel Cahen). Het heeft blijkbaar pas geregend in de woestijn, want het is er groen: de kisten waarin de kunstwerken worden getransporteerd hebben een frisse groene kleur. Het reisgezelschap arriveert bij het huis van AnnLee. Ze blijkt een virtuele figuur te zijn. De Franse kunstenaars Pierre Huyghe & Philippe Parreno verwierven haar eigendomsrechten, nadat ze in de Japanse Manga tekenfilmindustrie is ontstaan. Huyghe en Parreno vullen haar met verhalen en ideeën en geven AnnLee op deze manier een authentiek leven. Aan de hand van de computer animatiefilm One Million Kingdoms die deel uitmaakt van het project No Ghost just a Shell maken we kennis met AnnLee. Ze is een jonge vrouw met halflang sluik haar en grote ietwat droeve ogen, die met vaste tred door een desolaat landschap wandelt. Het computerkunstwerk oogt als een game, maar is niet interactief. De beelden van het desolate landschap in combinatie met de voice over doen onmiddellijk denken aan de televisiebeelden van Neil Armstrong die in 1969 als eerste mens een voet op de maan zette. De voice over blijkt ook echt opgebouwd te zijn uit opnamen van de stem van Neil Armstrong. Deze vertelt: It’s a lie! After lots of speculation, it’s there, at the foot of the volcano that the moonlanding test were filmed. Het wisselende volume van vormt een spectrum van trillende geluidsgolven dat lijkt op een grillig berglandschap waar AnnLee onverstoorbaar doorheen wandelt.

~

Verzamelwoede


We nemen afscheid van AnnLee en wandelen via een kruip-door-sluip-door route die ons bij het huis van de Amerikaanse beeldend kunstenaar Mike Kelley brengt. Onze gids beschrijft Kelley als een enorme sloddervos. De vloer van zijn huis blijkt inderdaad bezaaid met alle mogelijke spullen die hij in de loop der jaren heeft verzameld: kussentjes, knuffels, souvenirs en snuisterijen. Hij heeft de voorwerpen wel geordend, meestal op grond van kleur, vorm of materiaal, soms op inhoudelijke verwantschap. Sommige spullen doen duidelijk gedateerd aan en zijn overblijfselen uit de jaren zeventig en tachtig. Ook de wanden zijn bedekt met collages van knipsels, kaarten en foto’s. Als een eigentijdse archeoloog probeert Kelley een beeld te construeren van onze samenleving. Deze grootschalige installatie Categorical Imperative and Morgue (1999) is een afspiegeling van de wereld van nu. Kelley zelf is er niet, maar via de Plug In audioguide vertelt hij ons over de herkomst van de voorwerpen, de betekenis die ze voor hem hebben, en de reden dat hij ze bij elkaar heeft gezet.

Zelf ontworpen nederzetting


Via smalle bergpaadjes en steile afgronden vervolgen we onze route. Onze gids leidt ons naar een hoog gelegen plek in de woestijn waar beeldend kunstenaar Andrea Zittel woont. In een knus interieur van beige, bruin, groen ruitjesbehang en dito vloerbedekking nemen we plaats op fauteuils en rotanstoelen en bekijken we haar videowerken Small Liberties (2006) en Sufficient Self (2004). Ze tonen Zittels projecten in Joshua Tree, de hoog gelegen woestijn in Californië. We zien hoe de kunstenaar als een pionier in een zelf ontworpen nederzetting woont en werkt. Deze in de woestijn gesitueerde videowerken van Zittel vormde voor Christiane Berndes een inspiratiebron voor haar Onverwachte Rondleiding.

Depot Van Abbemuseum
Depot Van Abbemuseum

Verbeeldingskracht


Als curator heeft Berndes deze Onverwachte Rondleiding opgevat als een alternatieve tentoonstelling, die bestaat uit vier ontmoetingen met kunstenaars en hun werk. Ze heeft de metafoor van de woestijn gebruikt in een poging om bezoekers met andere ogen naar het museum en de collectie te laten kijken. “Het museum is in de eerste plaats een plek waar mensen hun visie op de werkelijkheid geven. We willen af van het idee dat een museum alleen een plaats is waar goede kunst te zien.” Met behulp van verbeeldingskracht biedt Berndes een alternatief voor het museumbezoek waarin je een tentoonstelling of presentatie onkritisch in zijn geheel bekijkt – al is het maar omdat je ervoor hebt betaald. Met de kruip-door-sluip-door routes en de kijkjes achter de schermen van het museum wijkt Berndes af van de gewone museumroute en laat ze de bezoekers als het ware verdwalen en loskomen van de ‘museumroutine’. Het blijkt verrassend om vanuit een andere invalshoek naar de kunstwerken, het museum en bijvoorbeeld het museumdepot te kijken. Mijn expeditiegenoten ervaren het als een verademing om uitgebreid de tijd te nemen voor slechts enkele kunstwerken. Na afloop tijdens de koffie kloppen ze het zand uit hun schoenen en tonen ze zich zeer enthousiast.

Creativiteit


Directeur Charles Esche, Kerstin Niemann en andere samenstellers van Academie hopen dat bezoekers in het Van Abbemuseum raakvlakken met hun eigen leven ontdekken. Ook willen ze onderzoeken wat de samenleving kan leren van het museum naast datgene wat musea traditioneel aanbieden. Kunnen we anders leren kijken, denken, reageren en handelen met behulp van kunstwerken, kunstenaars, kunstplekken en kunstgeschiedenis? Het gaat hierbij niet alleen om informatieoverdracht en het uitlokkken van denkprocessen, maar ook over creatieve vrijheid in een door marktwerking gedomineerde samenleving.

Depot Van Abbemuseum
Depot Van Abbemuseum

Onderzoeksproject

Hoewel het Academieproject wel degelijk een fysieke presentatie kent, is deze geen tentoonstelling in de gebruikelijke zin van het woord. Academie is een ruimte van experiment en verkenning, die onder meer wordt aangevuld door symposia, lezingen, discussies en Onverwachte Rondleidingen. Het onderzoeksproject Academie is opgestart door de Siemens Arts Program en het Visual Cultures Department van Goldsmiths College in Londen in samenwerking met de Kunstverein Hamburg, Museum voor hedendaagse Kunst Antwerpen, en het Van Abbemuseum in Eindhoven.

Vragenestafette

Does the World change Art or does Art change the World? vroeg directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam Gijs van Tuyl zich af op Academie. Heb jij nog ideeën over wat de samenleving kan leren van het museum? Meld je dan bij de cicerone, de wandelende kunstencyclopedie en vraagbaak, doe mee aan de vragenestafette Ambulator, of kom naar één van de donderdagavondgesprekken in yourspace of naar de andere discussieavonden.

Theater / Voorstelling

Het perfecte lichaam in de keuken

recensie: Het Goede Lichaam (Bos Theaterproducties)

.

Actrice Wimie Wilhelm maakt haar entree, de flinke borsten deinen mee op een stevig soulnummer. Een sexy bodystocking, benen in hoge cowboylaarzen. Wilhelm beent een keuken binnen waarin een enorme Smegijskast het beeld domineert en de keukentafel is gevuld met allerhande hapjes. Op een verhoging staan twee gastactrices zich warm te dansen voor de voorstelling. In een wisselende cast van twintig actrices wordt Wilhelm als vast gezicht van Het Goede Lichaam vanavond bijgestaan door Bodil de la Parra en Margot Ros.

Maakbare samenleving

~



De dames gaan er lekker voor zitten: kopje koffie, tompoezen op tafel. Vanavond gaan ze het script lezen van Eve Ensler’s Het Goede Lichaam. En passant vertellen ze het publiek en elkaar anekdotes en gruwelverhalen over het eigen vrouwenlichaam en dat van de ander. Dat de actrices al in drie producties van de hand van De la Parra samen speelden is goed te zien. Het trio is flink op elkaar ingespeeld en durft elkaar te kraken. De heupen van Bodil zijn naar beneden gezakt en het feit dat ze altijd laarzen over een broek draagt is om te verbloemen dat ze geen kuiten heeft. Aan de neus van Margot had al lang iets moeten gebeuren, en de stevige Wimie… die heeft gelukkig humor. Deze ‘vriendinnenavond’ start goed, zonder flauwe bijsmaak.

Dan zijn de vrouwen die Eve Ensler heeft geïnterviewd aan de beurt. Op het reusachtige projectiescherm boven de keuken verschijnt een chique, oude, uitgemergelde dame: de tachtigjarige hoofdredactrice van de Amerikaanse glossy Cosmopolitan. Ze heeft een facelift of vijf achter de rug en als ze nog huid over had dan zou ze zich laten inboeken voor nummer zes. Niets is zo verslavend als een facelift. Aan het bijtend-geestige relaas van het dametje ligt een tragische jeugd ten grondslag van een jong meisje met acne dat in de ogen van haar moeder geen goed kon doen. Of de monoloog van het model dat een relatie krijgt met haar plastisch chirurg. Tijdens de seks mijmert ze over hoe mooi het moet zijn voor haar geliefde om zich zo te verdiepen in zijn eigen werk, zijn creatie. Maar wat gebeurt er als haar lichaam eenmaal volmaakt is, vraagt de vrouw zich af. Gaat hij dan op zoek naar een nieuwe ‘uitdaging’? De verhalen schetsen een beeld van een maakbare samenleving die dol draait. Een samenleving die voor de toeschouwer erg Amerikaans aandoet. De glijdende schaal van ‘jonger, strakker, beter’ blijft ondanks Hollandse boegbeelden van de plastische chirurgie als Connie Breukhoven en Marijke Helwegen een ver-van-je-bed-show.

Herkenbaar en hilarisch

~



De eigen verhalen van de actrices die zij om de monologen heen vlechten zijn wel herkenbaar en hilarisch. Wilhelm die vertelt hoe ze, eenmaal met haar minnaar in bed, meteen gaat zoenen of pijpen, omdat dat afleidt van haar vetrollen. Geweldig ook is het verhaal van Margot Ros die, na de bevalling, een dochter heeft liggen aan haar linkerkant en aan de rechterkant haar buik. Zou haar navel ooit nog terugkeren op zijn oorspronkelijke plek? Als de actrices de monologen van Ensler weer oppakken, de flessen wijn en borrelnoten inmiddels op tafel, verslapt de aandacht van de toeschouwer. Wat mist in deze tekst is het moreel appèl dat de Vagina Monologen weliswaar moralistisch, maar ook indrukwekkend maakte. Een halt toeroepen aan (seksueel) geweld tegen vrouwen is een sterkere boodschap dan het ‘wees tevreden met hoe je bent’ dat ditmaal de ondertoon voert in Ensler haar tekst. Het indringende verhaal van de Afghaanse vrouw die haar leven waagt voor een schaal vanille-ijs, had daarom eerder in de voorstelling misschien wel de aandacht gekregen die het verdient. Wat uiteindelijk overblijft, is een onderhoudende en af en toe zeer vermakelijke avond, met het grootste gemak gedragen door de van zelfspot overlopende Wimie Wilhelm.

Het Goede Lichaam is nog te zien tot en met 1 april 2007. Klik
hier
voor de speellijst.