Film / Films

Moralistisch maar avontuurlijk

recensie: Night at the Museum

Larry (Ben Stiller) is een werkeloze, gescheiden vader die zijn leven maar niet op de rails kan krijgen. Al zijn uitvindingen en plannetjes mislukken, hij wordt constant uit zijn huis gezet en zijn zoon en ex-vrouw zien hem als een mislukking. Dan lijkt er hoop in het verschiet als Larry een baan krijgt als nachtbewaker in het museum. Op zijn eerste avond komt hij er echter achter dat dit museum niet zoals alle andere musea is. Hier komt namelijk alles om middernacht tot leven…

Het natuurhistorische museum zit vol met gevaarlijke historische volkeren en dieren, die Larry het leven zuur maken. Zijn enige vriend is het wassen beeld van Teddy Roosevelt (Robin Williams), die hem hulp biedt bij zijn vrijwel onmogelijke taak. Larry moet alle tot leven gekomen wassen beelden, dieren en miniaturen binnen het museum houden, anders veranderen ze bij zonsopkomst is stof. De avonturen die Larry in het museum beleeft zijn bij tijden erg grappig en blijven onderhoudend. Vooral de gigantische T-rex, die alleen in bedwang is te houden met een spelletje apport, ziet er mooi uit en weet een grote glimlach op het gezicht te toveren. Maar hilarisch is de scène waarin Ben Stiller en een klein kapucijneraapje elkaar omstebeurt in het gezicht slaan. Klinkt flauw? Jazeker, maar het is stiekem erg leuk.

Déjà vu

~

De film doet qua sfeer erg denken aan Jumanji, en niet alleen vanwege de aanwezigheid van Robin Williams. De antropologische en natuurhistorische setting en de thematiek van begrip tussen ouder en kind, gecombineerd met het belerende toontje geven een gevoel van déjà vu naar deze film. Het verschil is echter dat in Night at the Museum de computereffecten een stuk beter zijn en dat het waarschijnlijk iets beter te pruimen is voor volwassenen. Maar beide films zijn suikerzoet en gericht op simplistisch vermaak, waar op zich niets mis mee is. De plotwending aan het einde voelt enigszins overbodig, maar is duidelijk ingezet om het verhaal tot een einde te brengen waarin alle boodschappen en karakterontwikkelingen nog even flink benadrukt worden.

Moralistisch

Night at the Museum is de zoveelste formulefilm over de onbegrepen, mislukte man die zichzelf aan iedereen moet bewijzen en uiteindelijk een held blijkt. Ben Stiller speelt zijn bekende eendimensionale personage zoals hij dat vrijwel altijd doet en zijn vaste makker Owen Wilson mag ook weer eens op komen draven. De film is doorspekt met moralistische boodschappen over dapperheid, het belang van de geschiedenis en dat je met vriendschap en samenwerking alles kan bereiken. Hoewel dit alles enigszins vermoeiend klinkt, valt het allemaal reuze mee. Night at the Museum is een fantasievol gemaakte en avontuurlijke film, die vooral kinderen zal aanspreken maar ook voor volwassenen goed te doen is.

Film / Films

Dezelfde oorlog vanuit een nieuw perspectief

recensie: Letters from Iwo Jima

Toen de Amerikanen op 19 februari 1945 het eiland Iwo Jima in de Stille Oceaan aanvielen, verwachtten ze de Japanners na een korte, bloederige strijd te kunnen verslaan. De Japanse soldaten, onder leiding van generaal Tadamichi Kuribayashi, hielden het echter maar liefst veertig dagen vol. Voor het eerst (en zeker niet voor het laatst) merkten de Amerikanen dat je er met een groter leger alleen nog niet bent, en in Clint Eastwoods film Letters from Iwo Jima wordt dit pijnlijk duidelijk.

~

De Japanse soldaten op Iwo Jima schreven honderden brieven naar hun vrouwen en kinderen. Een aantal jaar geleden kwamen de brieven vrijwel intact uit het zwarte zand van het eiland tevoorschijn. Clint Eastwood baseerde zijn Letters from Iwo Jima op de verhalen van de soldaten, die wisten dat ze het eiland hoogstwaarschijnlijk niet levend zouden verlaten. Met het boek Picture Letters From Commander in Chief van generaal Tadamichi Kuribayashi zelf als leidraad, schreven de Japans-Amerikaanse Iris Yamashita en de gelauwerde Paul Haggis (Million Dollar Baby) het script.

Twee films over Iwo Jima

Eerder maakten Eastwood en Haggis Flags of our Fathers, dat eveneens de veldslag op Iwo Jima als onderwerp heeft, maar dan vanuit het perspectief van de Amerikaanse soldaten. Samen vormen de twee films een overtuigend anti-oorlogspamflet.

Dat oorlog voor beide partijen niet leuk is, en dat er ook bij de vijand helden en lafaards rondlopen, zijn op zich weinig revolutionaire boodschappen. Maar als iemand goed in beeld kan brengen hoe gruwelijk oorlog werkelijk kan zijn, is het Eastwood wel. Net als Flags of our Father is ook in Letters from Iwo Jima het oorlogsgeweld felrealistisch. Een grijsfilter maakt de film grauw en deprimerend. Je voelt het zweet van de hitte en het stof als het ware tegen je lichaam plakken, om maar niet te spreken van de wanhoop van de in het nauw gedreven Japanners die akelig dichtbij komt.

Perspectiefwisseling

~

Het idee om een veldslag vanuit twee verschillende perspectieven te verfilmen, werkt wonderwel, alleen is het wel vreemd om dezelfde scène terug te zien vanuit een ander perspectief. Als de Amerikanen op het eiland aankomen, worden ze in eerste instantie niet tegengehouden op het strand. Pas als ze wat hoger komen, worden ze beschoten door de Japanners, die zich op bevel van Kuribayashi hebben ingegraven in meterslange tunnels. De verrassingsaanval werkt totdat de Amerikanen doorhebben waar de Japanners zich bevinden. In Flags of our Fathers kijk je gespannen toe hoe een Amerikaanse soldaat zich opoffert om de bunker van de vijand met een vlammenwerper te benaderen. Het voelt gerechtvaardigd dat er eindelijk eens wat Japanse soldaten worden afgemaakt, nadat er al zoveel Amerikaanse buddies om je heen zijn afgemaakt. Maar in Letters from Iwo Jima zit je als een rat in de val in de bunker en zie je die veel sterkere Amerikaan op je afkomen met zijn vlammenwerper. De boodschap is voor de gemiddelde bioscoopbezoeker wel duidelijk, maar het zou fijn zijn als alle oorlogszuchtige heerschappen in de wereld Flags of our Fathers en Letters from Iwo Jima bezochten en er wat van opstaken.

Liever dood dan verslagen

~

Wat Letters from Iwo Jima nog interessanter maakt dan zijn voorganger, zijn de cultuurverschillen. De Japanse soldaten worden de strijd ingestuurd met de mededeling dat ze de strijd hoogstwaarschijnlijk niet gaan overleven, terwijl zoiets bij de Amerikanen ondenkbaar is. Dat de Japanners evengoed meer dan bereid zijn om hun leven te geven voor het vaderland, heeft te maken met de totaal andere achtergrond en mentaliteit. Generaal Kuribayashi wordt tegenwoordig alom geprezen als een uitstekend veldheer, maar in de film is te zien hoe hij met zijn revolutionaire gevechtstechnieken op nogal wat weerstand stuit. De traditiegetrouwe Japanners hebben nogal wat moeite om zijn instructies te volgen. Opmerkelijk is ook hoe anders de twee culturen tegen verliezen aankijken. Volgens Japans gebruik is het zich van het leven beroven een eervolle manier van omgaan met een nederlaag. Kuribayashi maakt echter duidelijk dat de strijders hoe dan ook door moeten gaan, en dat levert een behoorlijk dilemma op.

Dat Kuribayashi zoveel schade kon toebrengen aan de Amerikaanse troepen, kwam omdat hij in Amerika gestudeerd had en de mentaliteit van zijn vijand kende. De twee films zijn samen te lezen als een anti-oorlogspamflet, maar ook als een waarschuwing: als je dan toch de strijd ingaat, zorg dan dat je weet hoe de vijand denkt. Laat je niet bedriegen door het feit dat de vijand ogenschijnlijk zwakker is. Ook dat is geen overbodige boodschap voor Mr. Bush en de zijnen.

Film / Films

Niemand te vertrouwen

recensie: The Good Shepherd

“De CIA moet de ogen en oren van ons land worden, niet het hart en de ziel,” zo horen we een van de oprichters rond 1947 zeggen. Al snel blijkt in The Good Shepherd, de film van Robert De Niro over de beginjaren van de Amerikaanse inlichtingendienst, dat dit nobele streven niet bepaald waargemaakt wordt. Integendeel: de CIA houdt er schimmige praktijken op na, niemand weet waar ze zich precies mee bezighouden en hoeveel macht ze hebben.

~

Robert De Niro (die voor het eerst sinds het sfeervolle A Bronx Tale uit 1993 weer eens op de regisseursstoel kroop) en scenarioschrijver Eric Roth hebben er niet voor gekozen de geschiedenis en werkwijze van de CIA voorop te stellen. We zijn weliswaar getuige van ondermeer de voorloper van de CIA tijdens de Tweede Wereldoorlog, de spionage op de Russen en de harde verhoortechnieken, maar die vormen slechts de achtergrond van een verhaal over één persoon: de losjes op twee bestaande CIA-agenten gebaseerde Edward Wilson. Dit is natuurlijk een legitieme keuze – het komt de identificatie door de kijker ten goede – maar veel helderheid over de geschiedenis krijgen we daardoor niet. Bovendien krijg je niet de indruk dat deze Wilson nu zo enorm belangrijk is geweest bij de oprichting van de CIA.

Verraad

De film begint in 1961. De invasie in de Varkensbaai in Cuba is mislukt en Wilson ontvangt een vage foto en dito geluidsband, die wijzen op mogelijk verraad of in elk geval loslippigheid van een van de betrokkenen. Terwijl dit plot zich ontvouwt en toewerkt naar een ontknoping, leren we Wilson in lange flashbacks beter kennen. Op chronologische volgorde zien we zijn initiatie in het geheime genootschap Skull and Bones, zijn huwelijk, zijn rekrutering door de Office of Strategic Services tijdens de oorlog en de oprichting van de hieruit voortgekomen CIA.

Wilson wordt geportretteerd als een intelligente, welopgevoede, ambitieuze jongeman. Aanvankelijk is hij een leeg vat, die verbaasd om zich heen kijkt en zich laat beïnvloeden door de mensen om hem heen. Toch blijkt hij de capaciteiten te hebben voor een bloeiende carrière als spion. Ofwel, hij is vaderlandslievend en onder alle omstandigheden loyaal. Een typische rol dus voor Matt Damon, die al vaker nog-fris-onder-de-oksels-types speelde die tot veel meer in staat bleken dan je op het eerste gezicht zou verwachten.

Vertrouwen en paranoia

~


Al snel komen we tot de kern van de film: vertrouwen en paranoia. De sympathiek ogende literatuurprofessor (Michael Gambon) ontpopt zich als een heimelijke nazi. Later blijkt dit slechts een dekmantel te zijn voor zijn spionnenwerk voor de Amerikanen. Of is hij toch niet te vertrouwen? Gedurende de film komen er steeds meer personages op Wilsons pad van wie de ware loyaliteit volstrekt onduidelijk blijkt, van zijn naaste collega’s tot Russische overlopers. Martelpraktijken en LSD moeten de waarheid boven tafel krijgen, maar of dit lukt kan worden betwijfeld. Dat Wilsons werk ook zijn gezinsleven diepgaand beïnvloedt, behoeft geen nadere verklaring. Het is inherent aan het hele wezen van de contraspionage, dat is wat De Niro (die zelf een bijrol vervult) er maar mee wil zeggen.

Het scenario zit iets te vol met verwikkelingen. Schrijver Eric Roth wilde een geschiedenisles, een levensverhaal, een spannend plot en een hoop personages (we zien ondermeer Angelina Jolie, Alec Baldwin, John Turturro en William Hurt voorbijkomen) in één film proppen, en dat is niet altijd even goed gelukt. Een euvel waaraan overigens ook eerdere scripts van Roth, zoals Forrest Gump, Ali en Munich, leden. De toon van de film is bijzonder zwaar, er kan nauwelijks een greintje humor af. Maar dat is natuurlijk ook precies de bedoeling. In de bijna drie uur dat de film duurt, wordt je effectief meegesleept in de angsten en paranoia van Wilson, voor wie geen weg terug meer bestaat. Als hij in de slotscène zijn eigen contraspionageafdeling mag gaan leiden en eenzaam en alleen door de lege gangen loopt, is er slechts één conclusie mogelijk. Àls je al het beroep van spion ambieerde omdat het zo spannend oogt, dan kom je hier na het zien van The Good Shepherd onherroepelijk op terug.

Film / Films

De sloomheid van ontroostbaar Afrika

recensie: Bamako

Filmmaker Abderrahmane Sissako’s nieuwste film Bamako speelt zich af op de binnenplaats van een huis in de gelijknamige hoofdstad van Mali. Omgeven door een lemen muur en met bewaking bij de ingang, vindt daar een fictief proces tegen de Wereldbank en het IMF plaats.

~

Ontdaan van alle Westerse façades lijkt dit proces een te hete absurditeit; de rechters op plastic stoelen, de blanke en zwarte aanklagers en getuigen lijken allen ontheemd in de brandende zon. Het proces staat volkomen haaks op het dagelijkse leven, dat ondertussen gewoon doorgaat op de overvolle en stoffige binnenplaats. De aanklagers zijn gewone mensen: leraar, boer of advocaat. Allemaal geven ze voorbeelden van de absurde praktijken die ze dagelijks tegenkomen. Ze eisen rechtvaardigheid voor het hele Afrikaanse continent, en hun pleidooien komen vaak voort uit eigen ervaring.

Armoede door rijkdom

De rol van Afrika als leverancier van grondstoffen en koloniaal verleden komt in het proces aan bod, en andere getuigenissen kaarten de migratiepolitiek, de schuldenlast (klein en groot) en de huidige internationale betrekkingen aan. Waarom geen kwijtschelding van deze schulden? En waarom zijn landen als Marokko en Turkije vooruitgeschoven als grensbewakers van het huidige Europa?

Centraal staat de uitputting van het continent dat zijn rijkdommen ziet verdwijnen en het gros van zijn bewoners onder armoede, corruptie en ziektes steeds zwakker en minder zichtbaar ziet worden. Sissako spreekt uit ervaring; geboren in Mali, opgegroeid in Mauritanië, studeerde hij in Moskou en woont hij nu in Frankrijk. Zoals zovele Afrikanen heeft hij zijn kennis en ervaring elders opgedaan uit noodzaak. Voor hem is het begrip “thuis” niet aan grenzen gebonden. Zijn blik op de wereld en het Afrikaanse continent is duidelijk gekleurd door ideologieën van elders. Duidelijk is wel, ook in Bamako, dat hij politieke- en economische onafhankelijkheid van het gehele continent voor ogen heeft.

In de schaduw van de Ford Europa

~

De pleidooien in Bamako kaarten dit alles rechtstreeks aan, en geven kritiek op de Neoconservatieve idealen van de mondiale vrije markt en de opgelegde regels die de internationale politieke betrekkingen kenmerken. Ze hebben een verstikkend effect op de economie van Afrika. De arme wordt alleen nog maar armer en slomer, en deze apathie drukt zwaar op de menselijke verhoudingen. In Bamakokun je dat vooral ’tussen de regels door’ goed zien.
De pleidooien mogen dan abstract zijn, de loden last van het dagelijks leven vormt een door Sissako subtiel verwerkt onderdeel in de film.
Wie goed kijkt ziet dat dit het leven op de binnenplaats overschaduwt en bepaalt. Daar spelen kinderen, verkopen handelaars flitsende zonnebrillen en praat een cameraman, die binnenvalt in de kielzog van een trouwpartij, met de portier over nieuwe kansen die gecreëerd worden door het overschot aan begrafenissen. Dit alles gaat aan Chaka voorbij: werkeloos en mismoedig van zijn huwelijk dat op springen staat, staart hij zich liever blind op de doodlopende weg naar Ford Europa.

Wanneer houdt het op

Bamako is bij vlagen amusant, maar blijft vooral een getuigenis in Afrikaanse stijl. De onmiskenbaar steekhoudende argumenten en getuigen maken de zwetende rechters met toga en zonnebril tot absurde karikaturen op Afrikaanse bodem. Cynisme, humor en symboliek zijn Sissako’s verborgen verwijzingen naar het politiek-economische machtsspel en de aftakeling van de Afrikaanse menselijke maat. “Wanneer houdt het op” is dan ook het cynische commentaar van twee – naar de radio luisterende – toehoorders buiten de poort.
Sissako’s observerende cinematografie, en ook de gang van het proces zijn traag. De ingelaste spagetti-western Death in Timbuktu is een kunstmatige onderbreking, maar het blijft onduidelijk of dit bedoeld is als grap of dat het dient als symbool voor de Afrikaanse l’homme désolé. Sissako’s abstrahering van Afrika, intellectueel en visueel, gaat misschien wel het begrip van de Europeaan te boven. Afrika versus het Westen? De onvertaalde en rauwe noodkreet, gezongen door een verweerde getuige, symboliseert voor Sissako misschien boven alles: dat wie luisteren wil, luisteren kan.

Muziek / Album

Net als voorheen, maar degelijker

recensie: Benni Hemm Hemm - Kajak

Achter het pseudoniem Benni Hemm Hemm verschuilt zich Benedikt H. Hermannsson, de IJslander die afgelopen jaar opviel door zijn titelloze debuut op het altijd fijne Morr-label uit Berlijn. Nu, nog geen half jaar verder, verschijnt alweer de opvolger van dat debuut: Kajak.

Benedikt Hermannsson werkt hard, want voor dit album trok hij maar enkele weken uit. De meeste tijd ging op aan het schrijven van de nummers. Toen die eenmaal klaar waren, dook hij met een orkest van elf vrienden in de studio van Sigur Rós – Sundlaugin genaamd – en binnen vier dagen stonden de dertien songs van Kajak op band. Dat is met een log orkest een gezonde prestatie.

~

Opnieuw heeft de singer/songwriter zijn geluid ingekleurd met veel verschillende en originele instrumenten. Hierdoor laat het in augustus verschenen debuut zich makkelijk vergelijken met zijn opvolger, of andersom. Dat debuut puilde uit van songs waarin verschillende muzikale concepten gladgestreken werden en ingevoegd in een nummer of rondom een klein stukje song. Een schitterend melodielijntje werd met blazers, belletjes, xylofoons en met verschillende vormen van percussie ingekleurd, om je vervolgens compleet op het verkeerde been te zetten met een verrassende wending. Bijvoorbeeld in Beugja og Beugja. Hier en daar kwam Hermannsson als traditionele singer/songwriter uit de hoek en werd dan begeleid door zijn, destijds, 17-koppig orkest.

Tergend saai

Op Kajak is het geluid van het debuut blijven hangen, maar zijn de experimenten of muzikale halffabrikaten meer naar de achtergrond gedrongen. Hermannsson houdt de grote lijn van de song meer en steeds beter onder controle: de aanzetten en intenties van de nummers zijn nog altijd typisch Benni Hemm Hemm, maar de songs zijn een meer afgerond geheel. De spanning is daarmee deels komen te vervallen – de nummers Regngalsinn, Stoffer en Abbastúfur zijn hiervan tergend saaie voorbeelden – terwijl de eerste vijf nummers de plaat juist een meer volwassen uitstraling geven.

Engels

~

Hoewel op het debuut meerdere keren in het Engels werd gezongen, waardoor de luisteraar meer meekreeg van de hilarische ondertoon in de nummers van Benni Hemm Hemm, heeft Hermannsson er dit keer voor gekozen om volledig in het IJslands te zingen. Hierdoor moet de gemiddelde mens het nog meer hebben van de muziek van de IJslander. Het blijven verrassen gaat hem niet altijd even goed af, maar de pareltjes Snjórljóssnjór en Sex Eda Sjö maken veel goed. De balans op Kajak slaat door naar het positieve, want Benni Hemm Hemm grossiert, net als voorheen, in verfrissende geluiden.

10.03.2007 Amsterdam (NL)-Paradiso

Muziek / Voorstelling

Barokopera groeit in Purcell-project

recensie: Henry Purcells A Tempest, door Barokopera Amsterdam, Il Theatro Musicale o.l.v. Frédérique Chauvet

Henry Purcell is de operageschiedenis ingegaan als een ‘net-niet-operacomponist’ die in 1695 vijftien jaar te vroeg overleed, vlak voordat het genre in Londen populair werd en Händel grote successen boekte. Purcell profiteert dan ook amper van de revival die de barokopera al enige jaren doormaakt, hoewel zijn muziek voor King Arthur en The Tempest zeker niet onder doet voor die van Händel. Maar met uitzondering van Dido and Aeneas, Purcells enige echte opera die onlangs nog op indrukwekkende wijze tijdens het Holland Festival te zien was, worden zijn dramatische werken zelden uitgevoerd.

~

Het belangrijkste bezwaar is dat Purcells semi-opera’s veel te lang duren: een authentieke uitvoering zou meer dan zes uur duren omdat Purcell zijn muziek om de vijf bedrijven van een – op zich al avondvullend – toneelstuk heen vlocht. Geënsceneerde producties zijn daardoor te complex, te groot en te duur. Erg jammer, vinden regisseur David Prins en Barokopera Amsterdam. Zij zijn van mening dat de muziek van Purcell het beste tot zijn recht komt in een theatrale context. Daarom hebben zij het plan opgevat om alle muziektheaterstukken van Purcell op de planken te brengen. Dat resulteerde in 2003 in een goed ontvangen The Fairy Queen en twee jaar later in een ingenieuze en humoristische bewerking van King Arthur. Prins kiest hierbij nadrukkelijk niet voor museale producties, maar voor speelse en dynamische bewerkingen.

Een storm

Na het uitstapje met Boieldieu’s Ma Tante Aurore van vorig jaar, vervolgt Barokopera Amsterdam nu het Purcell-project met A Tempest. Een goed gekozen titel, want niet alleen zijn musicologen het nog altijd niet met elkaar eens of de muziek rond dit toneelstuk van John Dryden – die zich op zijn beurt baseerde op het befaamde toneelstuk van Shakespeare – wel echt van Purcell is, Prins op zijn beurt heeft ook flink zitten sleutelen. Zo is Prospero van gebroken vader een trotse en op wraak beluste moeder geworden (Prospera), heeft dochter Miranda er een zusje bijgekregen en zoonlief Ferdinand een rivaal. De dialogen zijn bovendien in modern Nederlands vertaald en andere toneelmuziek van Purcell is toegevoegd.

Authentiek?

~

Dit alles klinkt niet erg authentiek, maar het tegendeel is waar. Dirigent Frédérique Chauvet heeft bewust gekozen voor een orkest dat louter uit solisten bestaat, waardoor de muzikale rijkdom van Purcell optimaal tot zijn recht komt. Slechts tien muzikanten spelen op het toneel, maar wat zij laten horen, is net als in de eerdere Purcell-voorstellingen ongelooflijk mooi. Ook het invoegen van befaamde Purcell-aria’s als ‘Music for a while’ en ‘Sweeter than roses’ doet geen moment geforceerd aan. En hoewel het lijkt alsof Prins door als enige de dronken zeemannen in het Nederlands te laten zingen de lachers op zijn hand probeert te krijgen, laat hij hier alleen maar mee zien dat de loden ernst die barokmuziek zo vaak kenmerkt niet op zijn plaats is:

Vaak, heel vaak,
vroeg ik haar met mij mee,
maar die arrogante kut,
zei botweg “nee”.
Sindsdien, sindsdien,
krijg ik geen stijve meer,
zo’n stupid bitch die hoef ik niet,
nee, dank u zeer.
Ach, rot toch op,
rot toch op jij vette zeug,
’t is drinken, ’t is drank,
waar ik mij op verheug.

Plezier

Een vrije omgang met de tekst als hierboven tekent het plezier waarmee deze voorstelling gemaakt is. Barokopera is niet stoffig, is niet louter voor puristen, zoveel maakt A Tempest duidelijk. Zeker als je niet alleen beschikt over een prima orkest maar bovenal over een vijftal uitmuntende jonge solisten. Vooral Ina Boonen weet met haar soepele stem indruk te maken. Ook de acteurs, waaronder Zoop-ster Eran Ben-Michaël, leven zich helemaal uit in hun rollen als onzekere geliefden. Als geheel is deze voorstelling daarom nog beter dan The Fairy Queen en King Arthur. Op naar het vierde deel!

Kunst / Expo binnenland

Beestachtig

recensie: Maartje Korstanje - Sculptures

.

In drie sobere kabinetten, op steenworp afstand van de imposante gotische expositieruimte De Vleeshal op de Middelburgse markt, staan vier uiterst vreemde wezens opgesteld. De overwegend kartonnen, dierachtige sculpturen zijn speciaal voor deze dependance gemaakt door Maartje Korstanje (1982), de jongste genomineerde voor de Prix de Rome 2007. De witte, van de buitenwereld afgesloten ruimtes bereik je door twee trappen te beklimmen. Zodra je de bovenste trede bereikt hebt, word je in je nek geblazen door een imposante draak.

~

De draak hangt in een hoek net onder het plafond en wordt onder de oksels, tussen lijf en vleugels, in bedwang gehouden door touwen. Zijn bruin-grijze lijf is gemaakt van golfkarton, verwerkt als papier-maché. De grillig gevormde, witte stoffen vleugels zijn dichtgestikt met naden die aan de buitenkant zitten. Zijn bruine, kartonnen kop heeft uitpuilende ogen, opengesperde neusgaten en is getooid met een kuif van zwart landbouwplastic. Uit zijn bek komen oranje draden. De vleugels en de kuif zijn opgevuld met PU-schuim. Dit materiaal, dat bij verwerking uitzet, komt als een gelige, ronde substantie hier en daar door de stof en het landbouwplastic heen. Deze sporen geven de draak iets onverwoestbaars, iets bovennatuurlijk onstuitbaars, alsof hij met geweld door de dampkring heeft weten te breken. Ruw en ongepolijst maakt de draak een onverschrokken – maar gek genoeg tegelijkertijd ook zotte indruk.

Aanwezig karton

Eigenlijk is de draak het enige echt herkenbare wezen in de expositie. De sculptuur waarmee hij de ruimte deelt is juist het minst ‘beest-achtige’ object; het bestaat uit een rechthoekige doos, waaruit een langwerpige vorm lijkt te zijn gebarsten die zich links naar boven opheft. Het bestaat deels uit buizen van zilverkleurig isolatiemateriaal, deels uit stof en mondt uit in een soort rode sok. De specifieke vorm ervan maakt de hele sculptuur ambigu: zijn het de spartelende benen van iemand die wordt verorberd, is het een snavel? De gespleten tong van een slang?

~

Het tweede kabinet wordt in beslag genomen door een aan het plafond hangend, insectachtig beest van bruinig golfkarton. Je loopt als toeschouwer rechtstreeks de reikwijdte van zijn twee enorme tentakels in en je blik wordt gevangen door zijn opengesperde, draadachtige muil. De oogloze kop loopt naadloos over in een lijf, dat is opgebouwd uit een aantal pantsers die over elkaar heen gevouwen liggen.

Het laatste kabinet is voor de helft gevuld met een kabbelende zee van golfkarton in grijze en bruine tinten. Uit de golvende lijnen rijst een wezen op. Zijn langwerpige kop is naar de binnenkomende toeschouwer gedraaid. Net als bij de draak is ook hier het onderscheid tussen levensgevaarlijk of lachwekkend moeilijk te maken. Hij lijkt, als een roofdier, geruisloos uit het water te willen sluipen, zijn logge poten menselijk, behoedzaam opgeheven als iemand die op zijn tenen loopt.

Korstanje laat zich inspireren door de meest fascinerende elementen van dieren. Mooi is hoe ze de eigenschappen van de ongepolijste materialen en de techniek weet te gebruiken om in de sculpturen een bepaalde levendigheid en aanwezigheid te behouden. Ze wil direct en spontaan kunnen werken omdat ze bij te lang prutsen aan hetzelfde beeld “de ziel ervan kwijt raakt” – zoals ze het zelf formuleert. De werken hebben inderdaad een schetsmatige kwaliteit. Juist door een zeker gebrek aan detail en precisie geven de beelden je het gevoel dat ze zich ieder moment zouden kunnen verroeren.

Prix de Rome.nl

~

Samen met Claire Harvey, Sung Hwan Kim en Vivian Sassen werd Korstanje geselecteerd uit een totaal van tweehonderddertig inzendingen voor de eindronde van de Prix de Rome, een Nederlandse ‘staats’prijs voor kunstenaars en architecten tot vijfendertig jaar. Dit betekent drie maanden lang de beschikking over een atelier op de Rijksacademie in Amsterdam, waar de genomineerden zich kunnen voorbereiden op de tentoonstelling van hun werk in De Appel in Amsterdam en Witte de With in Rotterdam van half mei tot eind juni 2007. In deze periode zal ook de eindjurering plaatsvinden. De winnaar krijgt vijfenveertigduizend euro, nummer twee twintigduizend euro maar alle vier zijn alvast verzekerd van tienduizend euro. Hoeveel kans Maartje Korstanje maakt op de enorme geldprijs (die overigens niet in een nieuw kunstproject gestoken hoeft te worden) is moeilijk te zeggen. De Prix de Rome.nl, zoals de prijs nu officieel heet, heeft sinds 2006 in plaats van vijf nog maar twee categorieën: beeldende kunst en architectuur. Het mooie daarvan is dat alle beeldend kunstenaars, of ze nu sculpturen, video’s, grafiek, schilderijen of foto’s maken, elke twee jaar kans maken, in plaats van eens in de zes jaar. Een ander gevolg is dat het werk van de vier kanshebbers enorm uiteen loopt. De fragiele tekeningen van Claire Harvey, de kleurrijke, symbolische videowerken van Sung Hwan Kim, Vivian Sassens fotografische werk en Korstanjes sculpturen lijken onvergelijkbaar.

Wie er ook gaat winnen, ik kijk in elk geval uit naar de tentoonstelling van het werk waar ze momenteel alle vier heel hard aan werken.

Boeken / Fictie

Banale herschrijving van de geschiedenis

recensie: Emilie Rosales - De onzichtbare stad

Combineer mysterie, avontuur, intrige en wraak met een sausje van overwinning. Serveer het geheel in een bedje van historische feiten, en klaar is kees. De onzichtbare stad is het internationale debuut van de Spaanse redacteur Emili Rosales, zogezegd dé man achter het wereldwijde succes van Carlos Ruiz Zafóns De schaduw van de wind. Een historisch verhaal met een helder plot en duidelijke verhaallijnen, maar vooral een gekunstelde roman waarin oppervlakkigheid en pretentie de boventoon voert.

Grootste tekortkoming van het boek is de ongeraffineerde stijl: snelle dialogen en kordate beschrijvingen worden ineens afgekapt door eindeloze zinnen vol dramatiek, waarin ‘de filosoof’ in Rosales opstaat om je te bedienen van allerhande quasi-poëtische keukentafelwijsheden. Ondanks deze ‘diepzinnigheden’ blijft de hoofdpersoon, Emili Rossell, van elke diepgang verstoken doordat zijn directe handelen en gedachtegang voortkomen uit louter pragmatische overwegingen. Dit, tegen de achtergrond van een constante stroom aan gezwollen retoriek en wankele beeldspraak, maakt De onzichtbare stad tot een grillige leeservaring.

Onvoltooide glorie

Centraal staat de geboorteplaats van de auteur, Sant Carles de Ràpita, een Catalaans kustplaatsje gelegen aan de monding van de rivier de Ebro. De skyline van Sant Carles wordt vandaag de dag gedomineerd door luxe hotels en appartementencomplexen voor gepensioneerde ouderen. De geboorteplaats van Emili Rosales had eigenlijk een bruisende stad van metropolische allure moeten zijn met kathedralen, promenades en universiteitsgebouwen. De achttiende eeuwse stichter van de stad, koning Carlos III (1716 – 1788), had Sant Carles als dé nieuwe Europese hoofdstad voor ogen. Het onherbergzame moerasgebied van de Ebrodelta moest worden overwonnen, de rivier gekanaliseerd en een nieuwe metropool zou verrijzen. Maar globale ontwikkelingen – waaronder de Franse revolutie – noopten Carlos IV (1748 – 1819) na de dood van zijn vader af te zien van de ambitieuze, maar vooral ook dure realisatie van de metropool.

Tot zover de feiten. In het Sant Carles van hoofdpersoon Emili Rossell is de bovengenoemde geschiedenis onbekend. Hij en zijn vriendjes spelen tijdens hun jeugd in de ruïnes van wat volgens hen ooit het grootse Sant Carles van de koning was. Niemand in het plaatsje spreekt echter over de ruïnes en elke vraag over De onzichtbare stad wordt belachelijk gemaakt of stilgezwegen. Naarmate de jaren verstrijken verdwijnt ook bij Emili de fascinatie voor het mysterie van De onzichtbare stad. Tot de dag waarop hij – inmiddels volwassen en erkend galeriehouder in Barcelona – een handgeschreven manifest ontvangt getiteld ‘Memoriaal van de onzichtbare stad’, afzender onbekend. “Mijn hemel, De Onzichtbare Stad! In een flits herinner ik me weer de eerste keer dat ik die woorden gehoord heb, vele, vele jaren geleden.” Wat volgt is een obsessieve speurtocht naar de waarheid. Heeft de stad dan echt bestaan? Waren de ruïnes inderdaad de beginselen van wat ooit de metropool Sant Carles had moeten worden en zoja, waarom is de bouw ervan zo abrupt gestopt? We leven om het hoofdstuk mee in het verleden van de schrijver van het memoriaal, beoogd bouwmeester van de stad, Andrea Roselli, en het heden van Emili Rossell.

Gezwollen beeldspraak

Het wisselende perspectief is een aardig instrument om het verhaal van dynamiek te voorzien en spanning op te bouwen. Het doet echter vooral dienst als afleidingsmechanisme voor de pathetische woordenstroom van Rosales, die tot een hoogtepunt komt in hoofdstuk drie, als Emili ineens een natuurliefhebber blijkt te zijn. Wat eigenlijk de beschrijving van een feestje in de villa van een vriendin is, verwordt tot een orgie van gezwollen beeldspraak met natuurverschijnselen als episch centrum: “In de nabijheid van de takken van de olijfbomen, de geur die de nacht hen laat afscheiden, de geur van de door de zomer gebarsten aarde, het rijk van de krekels.” Na het lezen van een haast eindeloze reeks natuuromschrijvingen – vermoeide golven, kijkende zeeën, vermoeide cicaden, soepele palmbomen en ranke cipressen enzovoorts, enzovoorts – wordt het tijd om een krachtige pot koffie te zetten.

Het gebrek aan literaire vaardigheden wordt gedeeltelijk gecompenseerd door de heldere en afgeronde verhaalstructuur. Naast antwoorden op het wat, waar, hoe en waarom rond het mysterie van de onzichtbare stad, komen alle verhaallijnen gaandeweg bij elkaar om een harmonieus geheel te vormen. De passages uit het oude manifest worden belangrijk voor Emili’s heden in de zoektocht naar een verdwenen schilderij van de Italiaanse grootmeester, Giovanni Battista Tiepolo. De immer onbekende afzender van het manifest openbaart zich uiteindelijk en in het epiloog wordt nog even snel antwoord gegeven op vaagheden rond de afkomst van Emili Rossell.

Alles klopt, geen losse eindjes. Maar dat is ook meteen het grote probleem van De onzichtbare stad. Het verhaal en de personages komen niet tot leven door de geforceerde taal en het gebrek aan literair raffinement. Inhoudelijk is alles net iets té perfect en afgerond om geloofwaardig te zijn en de lezer in vervoering te brengen: het goede overwint het kwade, materialisme delft het onderspit tegen de liefde, geluk zit in de eenvoud van dingen. De moraliserende retoriek in combinatie met de marginale literaire gaven van Rosales maken De onzichtbare stad tot een platte, haast banale poging tot literatuur.

Theater / Voorstelling

Het kwaad moet vernietigd

recensie: St. Maqam Lamaqul / Productiehuis Frascati - Mohammed & Omnya (Pax Islamica deel 2)

.

Puurheid staat centraal in dit stuk. Het is het tweede deel van een vijfdelige voorstellingenreeks Pax Islamica. Het vijfluik is gebaseerd op de vijf zuilen van de islam. Mohammed & Omnya baseert zich op de tweede zuil: de ‘Salaat’, de plicht tot gebed. In dit op waargebeurde feiten gefundeerde relaas staat een jonge moslima, Omnya, centraal. In de Salaat – een moment van puurheid en kwetsbaarheid – ziet zij de kans om haar man, Mohammed, te vermoorden. Zij snijdt zijn keel door als hij zich opricht uit de gebedshouding.

Wie ben ik?

~


Vermoorden is niet genoeg. Het kwaad dient vernietigd te worden. Mohammed kijkt toe hoe zij hem ontleedt en, letterlijk, in stukjes hakt op zoek naar het kwaad in haar man. Zat het in zijn vingers, in zijn tenen of misschien dan toch in zijn ogen? Pas nu hij dood is, ziet hij in wie hij werkelijk is en weet hij werkelijk lief te hebben. Werkelijk pure liefde, zonder lust en andere onvermogens. Sabri Saad El Hamus speelt alle rollen. Het hele concept achter de Pax Islamica is van zijn hand en zijn bevlogenheid werkt door in zijn spel. De stemmingswisselingen, de gedachtes en het doen en laten van Mohammed worden op een prachtig ingetogen wijze ten tonele gebracht. De vertwijfeling en wanhoop, maar ook de hoop op een pure liefde, kun je op Sabri Saad El Hamus’ gezicht aflezen. Naast deze zware emoties, legt hij ook humor in zijn spel. De scène waarbij Mohammed aankomt op het Centraal Station in Amsterdam is exemplarisch. De beschrijving van het café en de vrouwen zijn komisch. Tegelijkertijd schuilt hierin de tragiek van iemand die, terwijl hij nog zo aan zijn God en aan zijn vrouw beloofde om puur te blijven, zich al verlustigde aan al die blote en vrijgevochten vrouwen. Hij hield zich niet in toom en daarvoor boet hij nu.

Te fragmentarisch

~


Sabri Saad El Hamus’ toneelspel draagt de voorstelling. Het verhaal – de tekst is van Lisa de Rooy – komt fragmentarisch tot ons en dat is ook meteen het zwakke punt van de voorstelling. De prachtige parallel tussen Mohammeds rituele wassing voorafgaand aan het gebed en Omnya’s rituele slachting komt hierdoor niet goed voor het voetlicht. De moordpartij krijgt hierdoor eerder een absurdistische dan dramatische ondertoon en dat past niet in dit stuk. Door de constante wisseling van het heden naar het verleden verlies je de greep op de voorstelling en daarmee verliest het aan dramatische zeggingskracht. En helaas helpt daar het mooie en subtiele lichtontwerp ook niet meer aan.
Desondanks beleef je een mooie avond. Het is genieten van Sabri Saad El Hamus’ spel en van zijn inzet om een genuanceerd beeld van de islam neer te zetten. Geen gelijkstelling van moslims aan terroristen, maar mensen van vlees en bloed. Letterlijk dan wel.

Pax Islamica: deel II Mohammed & Omnya van St. Maqam Lamaqul en Productiehuis [Frascati] is nog te zien tot en met 15 februari 2007. Klik hier voor meer informatie en speellijst

Muziek / Album

Sneltrein dendert voorbij

recensie: R.E.M. - Accelerate

Accelerate is het veertiende studioalbum van de megaband R.E.M. en hun eerste album sinds 2004. Vergelijk dit album met het drinken van een koud biertje als je hevige dorst hebt op een warme zomerdag. In één teug naar binnen en de uitspraak aan het eind: “Yeah!” En je hebt zin in nog een biertje…

R.E.M.

R.E.M.

Als producer heeft de band de hulp ingeroepen van Jacknife Lee die de opmerkelijk sterke plaat van U2, How to Dismantle an Atomic Bomb, produceerde. Het effect dat Jacknife bereikt met R.E.M. is niet te vergelijken met het effect bij U2. Waar U2 terugging naar het oergeluid van de band, gooit R.E.M. het volledig over een andere boeg en zijn ze ook niet terug bij de begintijd van de band. Wat vooral voor dit album opgaat is snelheid in alle dimensies die je je maar kunt voorstellen: snelheid van opname, snelheid van de songs, snelheid door korte songs en de korte totale speelduur van het album.

R.E.M. wordt al zo’n 28 jaar gevormd door de oer-leden Michael Stipe, Peter Buck en Mike Mills. Dat de band al vaak gedacht heeft aan stoppen is inmiddels een publiek geheim. Ondanks dat hebben ze steeds de inspiratie en drive gevonden om door te gaan. Zo ook met het album Accelerate waarbij ze fris naar de manier van werken hebben gekeken en het roer volledig hebben omgegooid. Gevolg is dat de songs in meestal maar één take zijn opgenomen, weinig overdubs zijn gebruikt en de songs kort en bondig zijn gehouden. Geen overbodige en uitgesponnen werken meer, maar korte, snelle en vaak harde songs. Een album dat in 34 minuten als een sneltrein aan je voorbij dendert. Als je niet oplet ontgaat je heel erg veel. Pas bij herhaalde beluistering ontbloot zich de schoonheid.

Climax: Yeah!

~

De opening is in de geest van het album met Living Well Is The Best Revenge en rockt sneller en steviger dan menigeen van de band gewend is. De snelheid is er bij het tweede nummer nog niet uit. De derde track is de eerste single van het album  Supernatural Superserious en is duidelijk herkenbaar als een R.E.M.-song. Een eerste rustpuntje lijkt te komen bij Hollow Man, maar daar zit het venijn direct achter het eerste couplet. Een echte ballad krijgen we pas voorgeschoteld als we al ruim over de helft van het album zijn, nummer zeven van de track listing is het rustpuntje Until The Day Is Done. Een prachtige R.E.M.-ballad in vertrouwde stijl. Direct daarna gaat de gitaar weer op ‘herrie’ en stormen we langzaam maar zeker af op de afronding van dit album met elf korte songs. Niet alleen de gitaar gaat op distortion maar ook het tempo wordt weer langzaam opgevoerd. De climax wordt bereikt met I’m Gonna DJ dat eindigt met de kreet “Yeah” alsof de heren blij en verrukt zijn over de geboden muziek. De luisteraar wordt verward achtergelaten, verward omdat het al voorbij is en verward omdat je het gevoel hebt de details gemist te hebben. Advies: druk weer op play en neem opnieuw de 34 minuten tot je. Het is het waard!

Keerpunt?
Of dit nu het R.E.M.-album is waar de fans op zaten te wachten valt te betwijfelen. Natuurlijk moet een band zich vernieuwen om niet te vervallen in herhalingsoefeningen. De broodnodige vernieuwing is natuurlijk ook nodig om het spelplezier bij de bandleden te stimuleren. Deze twee genoemde punten zijn glansrijk gehaald. Het resultaat is een kort en puntig album dat overkomt als een tussendoortje óf als een keerpunt in het bestaan van de band. Het is absoluut geen slechte plaat maar het is ook niet de topplaat die R.E.M. zeker nog in zich heeft. Jaren geleden brachten ze de grote verandering richting het grote publiek met Automatic For the People. Dat voelde als een knieval naar de commercie. Artistiek zijn deze heren nog lang niet uitgeblust. Het is afwachten wat de volgende stap van dit creatieve trio zal zijn, nu zij met veel energie en plezier ons dit album hebben voorgeschoteld! Luister voorlopig met plezier naar het keerpunt in de R.E.M.-discografie.