Kunst / Expo binnenland

Istanbul op de Dam

recensie: Istanbul - De Stad en de Sultan

.

In de Nieuwe Kerk in Amsterdam is als het ware een replica van Istanbul gebouwd. Tot en met 15 april is hier de tentoonstelling Istanbul – De Stad en de Sultan te bewonderen. Een tentoonstelling die zich concentreert op een intrigerende stad ten tijde van het legendarische Ottomaanse Rijk.

Tentoonstellingsinterieur: Moskee in een Kerk, fotografie Jurgen Koopmanschap
Tentoonstellingsinterieur: Moskee in een Kerk, fotografie Jurgen Koopmanschap

De kosmopolitische stad, die nu evenveel inwoners telt als Nederland, begon in 650 voor Christus als een klein provinciestadje genaamd Byzantium. Het was Constantijn de Grote die de stad haar eerste glans en grandeur verleende, en haar tot een stad van formaat maakte. De eerste gekerstende keizer riep Byzantium uit tot hoofdstad van het Byzantijnse Rijk en doopte haar om tot Constantinopel. In de dertiende eeuw raakte de stad in verval door plunderingen, oorlogen en kruistochten. Vanuit het oosten dreigde een steppenvolk, de Turken, ook bekend als Ottomanen, territorium uit te breiden. Aan het eind van de veertiende eeuw bezetten de Ottomanen het hele Byzantijnse Rijk, met uitzondering van het standvastige Constantinopel. In 1453 wordt de vesting uiteindelijk ingenomen door Mehmed de Veroveraar en krijgt de stad haar huidige naam Istanbul – naar het Griekse Eis ten polin (naar de stad). De oevers van de Gouden Hoorn, de Zee van Marmara en de Bosporus bieden ruimte aan moslims, christenen, joden en vele nationaliteiten die eeuwenlang vreedzaam naast elkaar bestaan. Met één been in Europa en het andere in Azië bloeit zij onder de Ottomaanse heersers op tot de meest welvarende en spectaculaire stad van beide werelden. Bijna vijhonderd jaar zouden de Ottomanen aan de macht blijven. Schitterende moskeeën en openbare gebouwen worden in deze periode in opdracht van sultans en vermogende heren gesticht en bekostigd.

De bezoeker van de tentoonstelling wordt uitgenodigd een ‘stadswandeling’ te maken door het historische Istanbul ten tijde van het Ottomaanse sultanaat en loopt achtereenvolgens door de oude binnenstad met haar bazaars, badhuizen en koffiehuizen, het hof met haar paleizen en harems, en het religieuze Istanbul met haar moskeeën en centra van wetenschap. Doordat de Nieuwe Kerk het decor vormt voor deze oosterse wereld, ontstaan humoristische tegenstellingen. Een moskee binnen een kerk, een kopje Turkse appelthee met zoetigheden onder het barokke orgel, het graf van een Turkse hoveling tegenover het graf van ‘Hollandsche held’ Michiel de Ruyter en een harem in de kooromgang (tijdens de Museumnacht bevond zich een harem, bestaande uit de vrouwelijke bezoekers, in het koor).

Tentoonstellingsinterieur: Kruidenwand, fotografie Jurgen Koopmanschap
Tentoonstellingsinterieur: Kruidenwand, fotografie Jurgen Koopmanschap

Volksvermaak en openbare voorzieningen

De drempel tussen Nederland en Turkije wordt overschreden op het moment dat de bezoeker onder de eerste ‘stadspoort’ doorloopt, die bestaat uit een uitsparing in een met oosterse motieven bedrukte lap stof. We zijn bij de ‘bazaar’ aanbeland. Het eerste dat opvalt zijn de zakjes kruiden die bij wijze van decor tot aan het plafond zijn opgehangen. Anason (anijszaad), Azi Toz Biber (heet paprikapoeder) en Biderye (rozemarijn) zijn populaire smaakmakers in de Turkse keuken. Felgekleurde huishoudelijke artikelen van plastic hangen in geometrische patronen als ware het een Ottomaanse traditionele versiering. In de Islamitische kunst wordt veel gebruik gemaakt van plantmotieven en geometrie vanwege een beeldverbod op menselijke figuren.

Om naar een andere plaats te gaan moet de bezoeker telkens onder een volgende ‘poort’ door. In het ‘koffiehuis’ staan waterpijpen op prachtige zeshoekige tafels met inlegwerk en wordt een film vertoond van het Karagöz-schimmenspel, een equivalent van het Nederlandse poppenkastspel met Jan Klaassen. Deze schimmenspellen dienden tot algemeen vermaak in koffiehuizen, waar de spot werd gedreven met politieke prominenten. Vaste hoofdrolspelers zijn Laz, de onbestrafte criticus van hoge heren; de ‘zouteloze gekke Bekir’, een vergevingsgezinde schurk; en de historische imam Nasreddin Hoca als de ‘humoristische wijze’. Achter glas staan originele lederen karagöz-poppen uit de negentiende eeuw die veelvuldig tijdens de Ramadan werden gebruikt in opvoeringen. Ook de hamam (het badhuis) werd in het leven geroepen voor het vermaak van de bevolking. Hier kwamen mannen en vrouwen van oudsher bijeen om te roddelen en zaken te doen. Moeders zagen dit als de ultieme gelegenheid om toekomstige echtgenotes voor hun zonen aan een grondige keuring te onderwerpen. De getoonde toiletartikelen zoals een kam, een badlaken en sandalen met steltachtige hakken, waren veelgebruikte attributen bij dergelijke gelegenheden. Als tijdens de audiotour het bijbehorende nummertje wordt ingetoetst, wordt de bezoeker getrakteerd op bijpassende badgeluiden om te sfeer te verhogen.

Portret van Roxelana, de favoriete vrouw van de sultan Süleyman de Grote, 19e eeuw, Topkapi Museum
Portret van Roxelana, de favoriete vrouw van de sultan Süleyman de Grote, 19e eeuw, Topkapi Museum

Aan het hof, de harem in geuren en kleuren

In de tweede helft van de vijftiende eeuw werd begonnen met de bouw van de residentie van de Ottomaanse sultans. Het Topkapi paleis, dat nu dienst doet als museum, bood onderdak aan talloze sultans en hovelingen. Vele voorwerpen die te zien zijn in Istanbul – De Stad en de Sultan komen uit de schatkamer van het voormalige paleis, zoals een met edelstenen versierde amberpot (om bezoekers op heerlijke geuren te kunnen trakteren), een negentiende-eeuwse citer en diverse rijkversierde tronen – voorwerpen uit de hoofse cultuur van Istanbul. Opvallend is het hoge niveau van vakmanschap en de kostbare materialen, zoals goud, diamanten, smaragden, robijnen en parelmoer. Het is een gemis dat er geen geuren zijn gebruikt in dit onderdeel van de tentoonstelling. De Ottomaanse geurcultuur wordt wel ‘in geuren en kleuren’ beschreven, maar geen kracht bijgezet door een simpele ruikbare ondersteuning.

In het paleis was een speciale ruimte gereserveerd voor de harem. Harems waren in de ogen van de westerling barbaars en vrijplaatsen voor zonde, terwijl ze tegelijkertijd enorm tot de verbeelding spraken. Alleen de sultan, zijn moeder en een gecastreerde Afrikaan mochten deze ruimte betreden. De moeder van de sultan leidde ‘de zaak’ met strakke hand. De sultan had naast de harem ook nog vier officiële vrouwen. In tegenstelling tot het Westen waren er aan het hof geen courtisanes en prostituees, want dit werd in Istanbul juist als ongepast gezien. In de kooromgang zien we de meubelstukken die in de harems gestaan moeten hebben en muziekinstrumenten die er bespeeld werden om de tijd te verdrijven, want verveling sloeg hier genadeloos toe. Een vrouw die mij verwart met een Turkse, vermoedelijk door mijn lange donkere haar, vraagt of ik een Turks ingesproken verhaal kan vertalen, dat uit een luidspreker komt naast een met parelmoer en schildpaddenschild ingelegde wieg. Door de toon en intonatie lijkt het om een sprookje te gaan, maar met zekerheid kan dit niet gezegd worden. Geen enkel aspect van deze plaats op de tentoonstelling prikkelt de zintuigen zoals je dat bij dit ‘lustoord’ zou verwachten. Afbeeldingen van schaars geklede dames of andere verwijzingen ontbreken.

Korankast, eerste helft 16e eeuw, hout, parelmoer, ivoor. Museum of Turkish and Islamic Art
Korankast, eerste helft 16e eeuw, hout, parelmoer, ivoor. Museum of Turkish and Islamic Art

Religie, de moskee en de tekke

De zestiende-eeuwse sultan Süleyman de Grote was voor Istanbul wat Lorenzo de Medici voor Florence was. Niet voor niets hadden ze beide als bijnaam ‘de prachtlievende’. Onder hem steeg het niveau van architectuur, kunst, economie en wetgeving tot grote hoogte, evenals de Süleymani Moskee, die hij liet verrijzen op het hoogste punt van ‘Stamboel’. Het had de grootste moeten worden, maar op drie millimeter na is dat niet gelukt. In de film die getoond wordt aan het einde van de tentoonstelling, geeft een Nederlandse kunstenares die in Istanbul woont een rondleiding door het immense gebouw.

De ‘moskee’ in de expositie bestaat uit een prachtige bedrukte doek die in een cirkel is opgehangen, precies in het midden van de kerk, waardoor de moskee letterlijk en figuurlijk het centrum vormt van de tentoonstelling. De ‘moskee’ geeft toegang tot een topstuk: één van de fraaiste koranhandschriften uit de zestiende eeuw van kalligraaf Katip-el-Antalyevi. Hangende moskeelampen en kaarsenhouders van glas, aardewerk en porselein en koranhouders (mahfaza’s) van hout completeren de ‘huisraad’. De tekke (gebouw waar mystici bijeenkomen) is op een zelfde manier vormgegeven. Een doek is zodadig opgehangen, dat een achthoekige ruimte ontstaat. De duisternis en de spotjes verhogen de beoogde mystieke sfeer. Hier zijn beelden te zien die we soms beter kennen uit de populaire cultuur. In de clip van Madonna’s Frozen waren zogenaamde soefi’s te zien. Op het opgehangen doek wordt een dansende soefi geprojecteerd in een eindeloze draai. Door middel van muziek, gebed en de wervelende dans proberen de soefi’s of derwisjen in contact te komen met Allah. Op een schilderij van Jean Baptiste Vanmour zijn de derwisjen met hun kernmerkende hoed (sikke) en wollen kleding te herkennen in een soortgelijke achthoekige ruimte.

Kaftan met goudgalon van Saliha, dochter van sultan Abdülhamid I, Ottomaans, eind 18e eeuw, wol, lengte 72 cm, Topkapi Paleis Museum
Kaftan met goudgalon van Saliha,
dochter van sultan Abdülhamid I
Ottomaans, eind 18e eeuw
Wol, lengte 72 cm
Topkapi Paleis Museum

In de tentoonstelling wordt op zeer levendige wijze inzicht gegeven in de rijke en veelzijdige Ottomaanse cultuur. Door de ‘stadswandeling’ langs en door de nagemaakte gebouwen krijgt het geheel een speelse invalshoek. Sfeerverhogers zoals geluiden en de entourage van bijvoorbeeld de kruiden op de markt dragen hieraan bij. Het ruime assortiment aan producten in de museumwinkel, samen met de mogelijkheid Turkse thee te drinken in café ‘Stamboel’, zorgt voor een aantrekkelijke afsluiting. De opgestelde waterpijpen mogen echter niet gebruikt worden. In de winkel kan een ‘stukje Istanbul’ meegenomen worden in de vorm van borduurwerk, sieraden, zeep en natuurlijk boeken. De catalogus is zeer volledig en helder opgezet met teksten van diverse experts op het gebied. Een teleurstelling is de afwezigheid van geur op de plaatsen waar je dat kan verwachten, aangezien de Ottomaanse geurcultuur een belangrijke plaats innam aan het hof. De audiotour bezit op het gebied van informatie geen grote toegevoegde waarde. De teksten staan vrijwel geheel weergegeven op de bordjes in het Nederlands en Engels. Wel zijn er geluidseffecten en toepasselijke fragmenten uit gedichten te horen.

Turkije in de spotlights, PR campagne?

De minister van Cultuur en Toerisme van Turkije doet goede zaken nu de republiek in de onderhandelingsfase zit voor de toetreding tot de Europese Unie. Atilla Koç schrijft in de inleiding van de begeleidende catalogus dat hij hoopt dat met de tentoonstelling en de nevenactiviteiten die worden georganiseerd (lezingen, concerten, films en literatuur), “[…] het gebrek aan kennis over Turkije zal worden verminderd”. De tentoonstelling past in de lijn van gelijktijdige activiteiten zoals het Turkey Now festival dat tot april duurt. Nederland en Turkije vieren vierhonderd jaar betrekkingen. In dit kader bezocht Beatrix afgelopen week Istanbul en hadden Maxima en Alexander een dialoog met Nederlandse jongeren van Turkse en Nederlandse afkomst. Als men de band tussen beide landen in een enkel symbool zou willen weergeven, zou de tulp, origineel uit Turkije afkomstig en hier welbekend, uitstekend voldoen.

8WEEKLY

Turkey Now festival

Artikel: Nu dus Turkije – Groots festival zet hoog in

Het groots opgezette Turkey Now festival is 29 januari van start gegaan. Uitgesmeerd over een periode van bijna drie maanden vinden naast ongeveer twintig concerten ook filmvertoningen en dans- en toneelvoorstellingen plaats in Amsterdam en Rotterdam. De hoofdmoot bestaat echter uit muziek, waarbij allerlei genres aan bod komen: jazz, wereldmuziek, pop, klassiek, interessante crossoveracts en een nachtprogramma voor de jeugd. Voor elk wat wils dus uit de krankzinnig rijke muziekcultuur van Turkije.

~

Het wordt een spannend festival want de inzet is hoog. Er is flink met geld gesmeten om bekende Turkse artiesten hierheen te halen, en dat grootse gebaar is wel eens fijn in een land waar over het algemeen beknibbeld wordt op culturele uitgaven. Tegelijkertijd zijn de politieke belangen bij dit festival monsterlijk duidelijk. Het is hoog tijd dat Turkije zijn imago in Europa eens wat gaat opvijzelen, en daar is dit festival dan ook duidelijk voor bedoeld. Turkey Now is in feite een rondreizende promotiekaravaan, die in 2004 en 2005 al respectievelijk Berlijn en Stuttgart aandeed en nu met veel bombarie in Nederland is aangekomen.

Water

Spannend wordt het ook omdat de Turkse identiteitscrisis van al het promotiemateriaal afspat. Als symbool is een flesje water genomen, wat het zeerijke Turkije moet symboliseren en dat moet staan voor ‘helder’ en ‘vloeiend’. Tegelijkertijd lijkt het erop dat er expres een zo neutraal mogelijk logo is gekozen: water. In een flesje. Misschien is er bewust voor deze nietszeggendheid gekozen om de spagaat waar het festival in zit te verdoezelen. Aan de ene kant lijken de organisatoren van het festival trots te zijn op hun eigen unieke cultuur, die anders is dan de westerse en juist daarom interessant. Aan de andere kant haasten ze zich telkens weer te zeggen dat ze door en door ‘modern’ en dus ‘westers’ zijn, waarmee ze die eigen unieke cultuur dus onmiddellijk weer degraderen als zijnde ouderwets.

Voor een festival als dit is het een groot voordeel dat de Turkse muziek anders is dan de Europese: gevarieerde voeding is gezond. Maar het wordt spannend of de Turkse cultuur met dit festival ook echt een nieuw publiek gaat bereiken, of alleen de driehonderdduizend Nederlanders die al alles van Turkije afweten. Want het blijft natuurlijk de grote vraag of muziek en kunst in het algemeen wel echt dwars door alle culturele verschillen heen begrepen kan worden. Dat laatste is de hoge inzet van dit festival. We zullen het gaan zien. (Arwieke Glas)

Vrijdag 16 maart

Ugur Isik ft. Eric van der Westen

Een bijzonder geval van crossover: Ugur Isik speelde op zijn cello Anatolische volksmelodieën. Bij een cello denk je onmiddellijk aan warme, lyrische, vibrerende muziek, maar niets van dat alles: uit de cello van Isik kwam slechts een neuzelig, vegerig geluid. Irriterend, tot je bedenkt dat dat misschien juist wel het klankideaal is dat bij deze muziek hoort. Dat deze muziek geen megalomane emotionele ambities heeft, maar meer een fijnzinnig, intiem en pretentieloos ideaal nastreeft: kleine melodieën met veel minieme veranderingen in toonhoogte. Daarmee komt de benadering van Isik in een keer in een heel ander daglicht te staan. Rest het probleem dat de cello zoals wij die kennen nou eenmaal traditioneel ten dienste van het grote romantische klankideaal staat, en daar dus beter geschikt voor blijft dan voor het Turkse.

Een bescheiden concert was het, zonder dikdoenerij. Achter de musici was een foto van Asik Veysel geprojecteerd. Veysel (1894-1973) is een legendarische blinde Turkse zanger uit een tien eeuwen oude troubadour-achtige traditie. Op de foto zit Veysel op de grond te spelen, voor een om hem heen gehurkt publiek dat bestaat uit peinzend in de verte starende mannen. Deze onnadrukkelijke sfeer, een muzikant die wat muziek speelt voor een groepje toevallig verzamelde medemensen, heerste ook tijdens het concert in het Amsterdamse Tropentheater. Isik speelde één melodie van Veysel, en dat was ook gelijk het hoogtepunt van het concert.

Toch leek Ugur Isik bij tijd en wijle meer een musicoloog met veel passie voor de door hem herontdekte muziek dan een rasmuzikant. Het duiveltje van de reflectie leek vooral in de eerste helft van het concert voortdurend over zijn schouder mee te loeren, zodat hij niet echt één werd met de muziek. Isik oogt als een bescheiden rastwijfelaar, en dat is voor een solist, in welk genre dan ook, niet echt een handige eigenschap. Bovenstaande gold trouwens niet voor zijn twee Turkse percussionisten, Ferruh Yarkin en Fahrettin Yarkin. Dit waren musici die hun repertoire zo in het lichaam hadden zitten dat er überhaupt geen hoofd aan te pas leek te komen. Het kwartet werd voor de gelegenheid gecompleteerd door de Nederlandse jazzbassist Eric van der Westen. Hij viel weinig op, behalve bij zijn solo’s. De jazz die er dan uit zijn instrument kwam paste eigenlijk prima bij de rest van het repertoire. Een fijnzinnig concert, zonder climaxen en uitbarstingen, maar gespeeld door mensen die met veel liefde iets bijzonders doen. (Arwieke Glas)

Vrijdag 9 maart

Mercan Dede

In een intieme sfeer de grenzen van verschillende muziekgenres verkennen. Dat is misschien nog de beste omschrijving van het concert dat Mercan Dede in het Bimhuis gaf. De ney- en badir speler én dj annex producer verenigt hedendaagse elektronische en mystieke sufimuziek in zijn optreden. Mercan gelooft dat het combineren van digitale elektronische muziek met akoestische traditionele instrumenten leidt tot een universele taal die jong en oud, en modern en traditioneel kan verenigen. Samen met de drie ‘familieleden’ van zijn band Breath, Göksel Baktagir (Kanun), Aykut Sütoğlu (klarinet en trompet) en Hüseyin Ceylan (percussie), creëert hij deze taal. Met succes. Vanaf het moment dat de vier muzikanten de vloer betreden weten ze een intieme sfeer te creëren. Het concert heeft veel weg van een jamsessie. Mercan bevestigt dit gevoel wanneer hij vertelt dat niets is ingestudeerd en ze alles ter plekke bedenken, gevoed door de sfeer en de vibes die in de zaal hangen.

Voor dit concert heeft Mercan medewerking gevraagd aan sufi-danseres Tanya Evanson en Ceza, de bekendste rapper van Turkije. Tijdens de avond danst Evanson twee keer op de elektronische muziek een traditionele sufidans. Volledig in trance en met gesloten ogen draait ze twintig minuten lang om haar as, terwijl ze met haar handen en gezicht haar expressie toont. Tijdens één van haar optredens komt de traditie in aanraking met moderne technologie. Met een druk op een verborgen knop verlicht Tanya de lichtslang op haar lange rok. Het effect van haar opwaaiende rok en haar ronddraaiende bewegingen geeft de uitvoering iets sprookjesachtig. Ook rapper Ceza weet feilloos de oude traditionele muziek te gebruiken in zijn freestyle hiphop. Als een waterval komen de woorden uit zijn mond. Het is bijna onverstaanbaar door de snelheid waarmee hij ze uitspreekt. ‘Zien is geloven’ is het gezegde en dat geldt zeker voor deze avond. Wie voor deze avond geen kaartje heeft kunnen krijgen, krijgt een tweede kans. Mercan en zijn band komen in april terug voor een concert in Paradiso. (Mariëlla Pichotte)

Zondag 4 maart

Dostlar Company – Eindspel

Genco Erkal, Hikmet Karagöz, Meral Çetinkaya en Bülent Emin Yarar van Dostlar Company zijn niet de minste namen in de Turkse theaterwereld. Afgelopen weekend speelden zij in Amsterdam het toneelstuk Eindspel uit 1957 van de Frans-Ierse schrijver Samuel Beckett. In de kleine zaal van De Balie brachten ze dit stuk, één van Becketts meest gespeelde verhalen, opnieuw tot leven. Het toneelstuk is volgens veel critici een poging van Beckett om zijn ervaringen betreffende literatuur, filosofie en menselijkheid te verwoorden. Het verhaal draait om de blinde Hamm (Genco Erkal), die in een rolstoel zit en de stramme Clov (Bülent Emin Yarar), zijn hulp, steun en toeverlaat. In twee vuilnisbakken verblijven de grijze Nagg (Hikmet Karagöz) en Nell (Meral Çetinkaya), de ouders van Hamm. Als verwijzing naar het verleden en naar de herinnering zitten ze in hun ton.

In het het toneelstuk komen existentiële vragen aan de orde, maar wordt ook slapstick niet geschuwd. Het stuk opent met Clov die Hamm het toneel oprijdt, bedekt onder een laken. Vervolgens opent hij de gordijnen voor de hoge ramen en kijkt naar buiten. Door het laken van Nagg weg te halen, opent hij symbolisch het toneelgordijn. Met dit begin is ook meteen het einde in gang gezet. Alles raakt op. De pap, de fietswielen, de pijnstillers en uiteindelijk is ook het geduld van Clov op. Hij verlaat Hamm en trekt de wijde wereld in.

Met het niet-Turkse deel van het publiek was rekening gehouden. Boven het toneel hing een lichtkrant waar de Turkse dialogen in het Engels werden vertaald. Helaas maakte de slechte Engelse vertaling en de soms onsamenhangende zinnen het voor de niet-Turken moeilijk om het verhaal te volgen. Zo werd het woord like geschreven als lick en liep de boventiteling soms achter op de dialogen op het toneel waardoor de vertaalde zinnen onleesbaar snel voorbijflitsten. Gelukkig maakte het sterke spel en de mimiek van alle acteurs het ontbreken van duidelijke teksten meer dan goed. Want een goed toneelstuk moet je ook zonder duidelijke teksten begrijpen. (Mariëlla Pichotte)

Zaterdag 24 februari

Kardeþ Türküler

Zaterdagavond klonken in het Tropentheater in Amsterdam traditioneel Turkse liederen
in een modern jasje. Religieus alevitische liedjes zij aan zij met Koerdische trouwmuziek: Turkije als een culturele smeltkroes.

De band van de avond heet Kardeþ Türküler, wat zoveel betekent als ‘Liederen van Broederschap’. De groep bestaat uit elf musici, waaronder zangers, een violiste, gitaristen en bespelers van diverse traditionele instrumenten als baglama, duduk en ud. Alles draaide om het laten horen van traditionele liederen in de verschillende talen die een onderdeel van de Turkse cultuur zijn (geweest), en dat zijn naast het Turks natuurlijk het Koerdisch en het Armeens, maar ook het Georgisch, Laz, Grieks, Roma en Azerbeidzjaans.

Waar in Turkije altijd de nadruk wordt gelegd op uniformiteit in cultuur, wil Kardeþ Türküler juist de diversiteit van Turkse stijlen voor het voetlicht brengen en dat is deels ook een politieke daad, stellen ze zelf. Zaterdag waren onder andere religieuze alevitische en soefitische liedjes te horen: liefdesliedjes, liederen die het harde leven benadrukten en bruiloftsliederen. De nummers werden veelal aangekondigd in charmant, van een briefje gelezen Engels. Toch was wat uitgebreidere informatie welkom geweest, juist omdat de groep zo’n encyclopedisch en weldoordacht overzicht van de diversiteit van de Turkse cultuur geeft.

Opvallend aan de aanpak van de groep was de flexibele bezetting. Als het zo uitkwam zongen ook de percussionist en de violiste een liedje mee, en alle leden van de formatie namen wel een keer een percussie-instrument ter hand. In de benadering van de groep lag de nadruk meer op collectiviteit
en gebroederlijkheid dan op individueel excelleren, maar er waren
enkele uitzonderingen op deze regel. Een uitschieter was percussioniste Diler Özer die er, volledig in zichzelf gekeerd, met blote handen driftig op los trommelde op allerhande slagwerk. Ook de bespeler van de baglama, een soort luit met een lange hals, viel op door zijn virtuositeit.

Na aansporingen van de band om de voetjes van de vloer te lichten ging het dak er pas echt af in het Tropentheater. Een paar nummers lang werd in de zaal een slowmotionpolonaise uitgevoerd en de conclusie van de avond was dan ook dat vrijheid en gelijkheid wellicht nog niet zo hoog in het vaandel staan in Turkije, maar dat de broederschap, tenminste in de muziek, al wel is bereikt. (Arwieke Glas)

Woensdag 21 februari

Athena

In het kader van het festival Turkey Now trad de Turkse skaband Athena op 21 februari op in de oude zaal van de Melkweg. In 2004 vertegenwoordigde deze viermansformatie Turkije bij het Eurovisiesongfestival met het liedje For Real en eindigde vierde. Het optreden in de Melkweg was voorlopig hun laatste optreden, hierna duiken ze de studio in voor een nieuw album. De vraag is of het publiek daar op zit te wachten.

Na een vertraging van ruim een half uur werd de band bestaande uit de tweelingbroers Hakan (gitaar en zang) en Gökhan Özoguz (zang), Burak Gürpinar (drums) en Ozan Musluoglu (basgitaar) onder luid gejoel ontvangen. Er was geen intro, geen ‘Hallo Amsterdam’. Er werd direct ingezet en het publiek, dat praktisch alleen uit Turken bestond, hoste onmiddellijk mee.

Vooral de oudere nummers van de albums Holigan tot en met Hersey Yolunda bleken bij het publiek goed aan te slaan. Bij het nummer Tarlaya Ektim Sogan zong iedereen moeiteloos mee. Het nummer is van origine een volkslied afkomstig uit het Zwarte Zeegebied Trabzon en door Athena volledig gepunkificeerd met de bijbehorende snelle riffs.

Het publiek zag er gelikt en gepimpt uit, alsof het rechtstreeks van een Turkse bruiloft vandaan kwam. Er ontbrak een volledige moshpit. Alleen voor in de zaal wisten een paar jongens tegen elkaar op te beuken, maar het was toch voornamelijk zanger Gökhan die op het podium met opgetrokken knieën, vooruitgestoken ellebogen en duimen achter de bretels gehaakt, danste.

Een tegenvaller was het nummer I Love Mud on My Face. Turken houden van Athena zolang ze maar in het Turks blijft zingen. Toch heeft de band de drang om het repertoire uit te breiden en een breder (niet Turks) publiek te bereiken. Dat blijkt voornamelijk uit hun album US, waar Engelstalige skanummers op staan, maar waar de zaal weinig overtuigend op reageerde. Het publiek verstond vanwege het zware accent van Gökhan de tekst niet, waardoor het moeite had met meezingen en de sfeer een beetje inkakte.

Athena trakteerde het publiek op ruim anderhalf uur goede muziek en een jamsessie, ondanks wat geluidsproblemen en onderbrekingen. Helaas bleek het publiek weinig geïnteresseerd in de muziek van hun albums die ná 2001 en 2002 zijn gemaakt. De band verdient een beter publiek: gemotiveerder, loyaler en minder conservatief dan in de Melkweg. (Elvan Bayraktaroglu)

Maandag 29 januari

Sezen Aksu en het Metropole Orkest

Het Turkey Now festival begon gisteren met een optreden van ‘de koningin van de Turkse muziek’, Sezen Aksu. Begeleid en soms overspoeld door het Metropole Orkest bracht zij een soort Turks smartlappenrepertoire ten gehore. De weemoed, melancholie en heimwee spoelden je tegemoet, en in het Concertgebouw van Amsterdam was het dan ook vooral een feest van herkenning.

Sezen Aksu is de vijftig reeds gepasseerd, maar nog steeds dé popdiva van Turkije. Ze begon haar carrière al in 1974 en heeft inmiddels ruim 22 miljoen albums verkocht. Naar verluidt schrijft ze al haar liedjes zelf en is ze de godmother van onder andere megaster Tarkan, bekend van het liedje Sikidim, (die zomerhit met die kusjes), dat Aksu voor hem schreef. Denk bij haar muziek aan een kruising tussen het Jordaanse levenslied, Céline Dion en de Portugese fado à la Amália Rodrigues. Schmierende meezingers, waarbij het hart volledig wordt uitgestort voor een meelevend publiek.

~

De grote zaal van het Concertgebouw was voor de gelegenheid grotendeels gevuld met publiek van Turkse afkomst, dat de teksten vaak woordelijk kon meezingen. Aksu probeerde aanvankelijk in een traag quasi-Engels het publiek te entertainen, maar toen een meisje in het publiek haar wat Turkse woordjes toeriep was het hek van de dam en vermaakte ze het publiek in rap Turks. Wat voor de paar kaaskoppen in de zaal natuurlijk niet te volgen was. Haar weigering om al dat leuks te vertalen met een herhaaldelijk “I can’t translate – it’s difficult“, gevolgd door gelach uit de zaal, maakte het geheel tot een wel heel erg Turks onderonsje.

Pompeus

Maar goed, het ging om de muziek en wat dat betreft kreeg het publiek waar het vermoedelijk voor gekomen was. Geroutineerd draaide de diva een programma van voornamelijk megahits af. Haar sterrenstatus werd geaccentueerd door het understatement in haar podiumpresentatie: slechts af en toe verwaardigde ze zich om de muziek kracht bij te zetten met een armgebaar. Dit minimalisme stond in scherp contrast met de enthousiaste aanpak van het Metropole Orkest, dat nogal moeite had om af en toe ook zacht te spelen. Aksu verzoop soms bijkans in de aanzwellende violen van het orkest, maar dat kan ook gelegen hebben aan haar verkoudheid; af en toe schalde er een vervaarlijk rochelende hoest door de microfoon. Hierdoor werd het geheel soms wat al te pompeus. De dramatiek van deze muziek raakt de ziel pas snoeihard als ze wat minder nadrukkelijk is in haar methoden.

Nu hoorde ik de ware lading van de nummers vooral in het weemoedige en bijna terloopse meezingen en neuriën van de meisjes achter mij. Het concert was voor de Turken in het publiek een feest van herkenning vermengd met een vleugje heimwee, wat vooral te horen was in het laatste nummer Istanbul Hatirasi, een soort Turks Aan de Amsterdamse grachten. Echt indrukwekkend werd het pas bij de toegift, toen het Metropole Orkest eindelijk even zweeg en Aksu met begeleiding van alleen een violiste, klarinettist, pianist en een percussionist (allen Turks) op de valreep echt de ruimte kreeg om haar hart tot op de bodem uit te storten. (Arwieke Glas)

Film / Achtergrond
special: Todd Solondz op dvd

Bittere kronieken

.

Welcome to the Dollhouse (1995), Happiness (1998), Storytelling (2001) en Palindromes (2004) worden gepresenteerd als een sluitend oeuvre, en vertonen ook veel thematische gelijkenissen. Ook tonen de films Solondz’ relatieve artistieke vrijheid, die, gezien zijn cynische ondertoon en belangstelling voor controversiële thema’s, haaks staat op de dominante waarden van de Amerikaans cinema.

Disfunctionele obsessies

<i>Welcome to the Dollhouse</i>
Welcome to the Dollhouse

Solondz maakte in 1989 Fear, Anxiety and Depression (woorden die eigenlijk gelden als thematische trefwoorden voor al zijn films), waarin hij zelf ook de hoofdrol vertolkte. Deze film flopte en het was pas met Welcome to the Dollhouse (1995) dat hij binnen het Amerikaanse independent-circuit zou doorbreken. In deze film volgen we het pijnlijke leven van Dawn Wiener die gepest wordt op school. Haar ouders die meer lijken te geven om haar jongere zusje, verwaarlozen haar ook nog eens, waardoor Dawn al snel een complete buitenstaander wordt.

De film volgt Dawn die in de loop van de film in contact komt met personages die haar nog een uitweg lijken te bieden. Zo is er een stoere jongen, waar Dawn verliefd op wordt en die een tegenpool vormt van het nette en verstikkende suburbia. Een complexer personage is Brandon die Dawn systematisch pest. Gaandeweg ontstaat er een ambigue band tussen Dawn en Brandon en worden ze afhankelijk van elkaar.

Solondz’ grote sterkte is dat hij Dawn toont als een complex mens en niet als een simpel slachtoffer. In de film blijft Dawn foute keuzes maken en schat ze zaken verkeerd in. Gespeeld door Heather Matarazzo is Dawn erg geloofwaardig in haar onzekerheid, die ze contrasteert met momenten van blind egoïsme. De bittere toon van de film wordt voornamelijk gezet door Solondz’ visie op haar omgeving en op de volwassenen die verantwoordelijk zijn voor haar opvoeding. Zoals ook zal blijken uit zijn andere films is Solondz onverbiddelijk ten opzichte van het Amerika waar Dawn in opgroeit.

Emotionele masturbatie

<i>Happiness</i>
Happiness

Met het succes van Welcome to the Dollhouse kon Solondz zich wagen aan een groter project. De film Happiness is groter van opzet en ambitieuzer in zijn behandeling van verschillende problemen aan de hand van diverse personages. Rond dezelfde tijd leek een mate van cynische introspectie op de morele staat van Amerika modieus te zijn. Happiness liep toen al vooruit op films als American Beauty (1999) en Fight Club (1999), die extreme twijfels opwierpen over de haalbaarheid van de Amerikaanse droom. Het gebruik van meerdere personages in Happiness lijkt gedeeltelijk op Magnolia (1999), en Solondz heeft het verhaal een vergelijkbare structuur gegeven als Woody Allens Hannah and Her Sisters(1986).

In Happiness vormen drie zussen de spil, waar verschillende andere personages in hun ontwikkeling omheen draaien. De zussen Joy, Helen en Mona zijn zeer verschillende vrouwen die allen op zoek zijn naar geluk. Joy is een kwetsbare vrouw die het liefst muziek wil maken, maar vast zit aan nietszeggend werk. Helen is een succesvolle auteur, maar klaagt op decadente wijze over de voorspelbaarheid van het schrijverswereldje. Mona lijkt nog het gelukkigst te zijn met haar man en kind.

Solondz ontleedt geleidelijk aan de personages en hun zwakheden. Zo blijkt de man van Mona een pedofiel te zijn die opeens verliefd wordt op het jonge speelvriendje van zijn zoon. Helen heeft een verlegen stille bewonderaar (gespeeld door Phillip Seymour Hoffman), die obscene telefoontjes pleegt terwijl hij zich aftrekt. En Joy wordt verliefd op een Russische immigrant die niet helemaal te vertrouwen is.

Solondz balanceert de duistere kanten die naar boven komen met humor die voornamelijk wordt opgeroepen door gênante situaties en door het gebruik van kitscherige muziek. De balans werkt niet altijd even goed en bepaalde personages lijken te veel op typetjes die in hun zoektocht vastzitten. Maar de film vormt in zijn bereik en in zijn duur een indrukwekkend epos over de aard van ongelukkigheid in een maatschappij, waar iedereen achter onmogelijke wensen en verlangens aanrent.

Geaborteerde onschuld

Storytelling en Palindromes tonen een probleem ten opzichte van Solondz’ herhalende pessimisme en zijn achterliggende onvrede. Deze elementen vormen een constante in al zijn films, terwijl Solondz terugvalt op experimenten in de vorm om zijn boodschap nog enigszins anders te verpakken voor de toeschouwer.

<i>Storytelling</i>
Storytelling

Storytelling is opgedeeld in twee delen en speelt met het verschil tussen fictie en non-fictie. De twee verhalen die we voorgeschoteld krijgen hebben schijnbaar geen duidelijk verband. In één van de verhalen speelt Paul Giamatti een mislukkeling die op het idee komt om een documentaire te maken over een normaal Amerikaans gezin in de suburbs van New Jersey. Hij filmt een joods middenklasse gezin dat achter een burgerlijke façade veel familieproblemen verbergt.

Giamatti’s personage focust op de oudste zoon in het gezin, de tiener Scooby, die hij ziet als de personificatie van een verloren generatie. Scooby is een oppervlakkige en domme tiener die goed wordt neergezet door Mark Webber. De voornaamste reden dat hij meedoet aan de documentaire is om bekend te worden. De film heeft ondanks zware thema’s een vrij karikaturale kwaliteit, die Solondz’ boodschap afzwakt.

<i>Palindromes</i>
Palindromes

Solondz’ meest recente film Palindromes heeft van al zijn films nog de meest experimentele structuur. Solondz verwijst in het begin van de film naar Dawn uit Welcome to the Dollhouse en hij laat haar broer een belangrijke rol spelen in het verhaal. In Palindromes draait het om de 13-jarige Aviva. Ze raakt per ongeluk zwanger en als haar radeloze ouders haar dwingen om abortus te plegen raakt Aviva gedesillusioneerd. Nadat ze haar kind verliest rent ze van huis weg en op haar tocht ontmoet ze verschillende mensen die symbool staan voor verschillende tendensen in het hedendaagse Amerika.

In de film wordt Aviva door verschillende actrices gespeeld, waardoor de film een vervreemdende kwaliteit heeft. Zo wordt Aviva vertolkt door een dikke zwarte vrouw, verschillende jonge meisjes en de bekende actrice Jennifer Jason Leigh. Palindromes toont een Amerika wat moreel zeer ambigu in elkaar steekt en geen ruimte lijkt te hebben voor de pure onschuld van Aviva. Haar ouders zijn calculerend en materialistisch. De tegenpool wordt gevormd door een Christelijk opvanghuis voor kinderen waar Aviva terechtkomt. Solondz geeft in dat gedeelte een beeld van het conservatief christelijke gedeelte van de Amerikaanse samenleving, dat onder een goedbedoeld enthousiasme extreme standpunten inneemt.

Wraak van de nerd

Solondz’ grote thema is het verlies van onschuld. In al zijn films spelen kinderen en jongeren een belangrijke rol. Ook zijn de films haast on-Amerikaans in hun kilte en in hun ontkenning van het zo typerende plezierprincipe van de commerciële cinema. Het is voor mij niet verwonderlijk dat Solondz in de VS geen grote naam is, en dat hij voornamelijk door Europeanen gezien wordt als de boodschapper die komt met slecht nieuws uit een verward Amerika.

Zijn neiging om de kijker geen genot te gunnen is te vergelijken met de cinema van Michael Haneke. Ook past zijn pessimisme naadloos aan bij het denken van een cultuurpessimist als Michel Houellebecq. Wie twijfelt aan die gelijkenis moet Happiness maar eens vergelijken met de Houellebecq-verfilming Extension de domain de la lutte (1999). Het pessimisme lijkt ondanks de geografische afstand parallel te lopen, waarbij het gebrek aan zingeving de gedeelde tendens is.

Het enige probleem met Solondz vormt de vicieuze cirkel waarin hij gevangen zit. Zijn personages zitten keer op keer vast in hun eigen zwakheden, ondanks het feit dat elke film in een andere vorm is gegoten. Wat Solondz’ filosofie betreft biedt Palindromes in bescheiden vorm een uitkomst. In een scène raakt Aviva in gesprek met Dawns nerderige broer Mark. Als een gedesillusioneerde Aviva, na het doorstaan van al haar beproevingen, hem vraagt wat het leven voor zin heeft antwoordt hij in een monoloog dat er geen vrije wil is. Voor Mark is de mens niet in staat om te veranderen, alles is al voorbestemd door je genen en door je plek in de samenleving. Het feit dat Aviva in de film door verschillende actrices wordt gespeeld suggereert nog een mate van verandering. Maar ook dit trucje is gebonden aan Solondz filosofie dat echte verandering niet mogelijk is.

Met deze woorden verspert Solondz de uitweg voor al zijn personages, van Welcome to the Dollhouse tot aan Palindromes. Het is misschien teveel gevraagd om te verwachten dat Solondz ooit eens van zijn personages zal gaan houden, maar het is te hopen dat er een mate van menselijkheid een weg vindt in zijn films. De experimenten in vorm komen door de herkenbaarheid van Solondz’ boodschap en thema’s na verloop van tijd gekunsteld over.

De vraag blijft of Solondz zijn eigen filosofie kan ontstijgen. Misschien vormt dat de grootste uitdaging voor eigentijdse filmmakers: om van een medium dat leeft op plezier en oppervlakkigheid een instrument te maken dat ontleedt en prikkelt. Het zal nog moeten blijken of Solondz zich laat inspireren door de vitaliteit van het medium of dat hij zich neerlegt bij zijn eigen lot om niet meer te veranderen.

Happiness, Storytelling en Palindromes verschenen onlangs in een box bij distributeur Paradiso; Welcome to the Dollhouse bij Indies. De dvd’s bevatten afgezien van wat trailers geen extra’s.

Film / Films

Twee vreemdelingen op reis

recensie: Transylvania

Hoewel Tony Gatlifs format voor zijn films vrijwel altijd hetzelfde is (getergde hoofdpersoon worstelt met zijn/haar verleden op een exotische locatie), verveelt het nog geenszins. Toch wijkt de regisseur in Transylvania in één opzicht af van zijn succesformule. Hoewel de muziek nog steeds een grote rol speelt, is het verhaal niet langer secundair en is er sprake van meer dialogen. Ook voor deze film heeft hij weer een prachtige locatie weten te vinden en de door hem zelf gearrangeerde en inheems aandoende muziekstukken zijn een lust voor het oor.

De Franse Zingarina (Asia Argento) gaat met haar vriendin Marie in Transylvanië op zoek naar haar geliefde Milan, die Frankrijk is uitgezet en waarvan ze ook nog zwanger is. Als ze hem uiteindelijk vindt blijkt hij echter niets meer met haar te maken willen hebben. Getergd door een onbekend verleden en ziek van verdriet verlaat Zingarina haar vriendin Marie en eindigt bij de vrijbuiter Tchangalo (Birol Ünel uit Gegen die Wand). Samen trekken zij door het desolate en door armoede geteisterde landschap van Transylvanië, waar het langzaam winter wordt. Toch lijken de mensen van dit land niet te treuren om hun lot. Bijna overal is vreugde en muziek te vinden.

~

Zoals altijd weet Gatlif een mooie cultuurschets te geven van een sprookjesachtig land, waarbij de nadruk ligt op het zigeunerbestaan. Als kijker heb je een beetje het gevoel zelf op reis te zijn, op de achterbank van de hoofdrolspelers. Hoewel er meer nadruk is op de verbale interactie tussen de personages dan gewoonlijk in Gatlifs films, is de draad van het verhaal soms moeilijk op te pakken en het gebrek aan een echte climax zal bij sommigen een onbevredigd gevoel achterlaten. Er valt echter genoeg te genieten aan de karikaturale, humoristische situaties en de mooie, ontroerende momenten die met minimale middelen gecreëerd worden.

Botsende karakters

Transylvania dreigt op sommige momenten een parodie op zichzelf te worden. Het lijkt alsof de regisseur zichzelf niet altijd even serieus neemt. Daardoor doen bepaalde scènes enigszins misplaatst aan en verdwijnt de sobere sfeer die de film in het begin uitademt. Zingarina is een schreeuwerig, aandachthongerig en af en toe zelfs irritant personage en de motivatie van Tchangalo om haar mee te nemen op zijn rondreis is dan ook onduidelijk. Tchangalo is een woekeraar, iemand waarvan je verwacht dat hij zich niet snel het lot van een ander zou aantrekken.

~

Er ontstaat langzaam een intieme band tussen de twee, maar deze voelt na het vaststellen van hun botsende karakters niet erg geloofwaardig. Dit alles voorkomt niet dat je toch geneigd bent om mee te gaan in de relatie en dat er sympathie ontstaat voor de twee personages, die een geheim verleden hebben dat nergens onthuld wordt. Zo staan zij dan ook tegenover elkaar. Wie ben je, vragen ze elkaar meerdere keren. Dit lijkt echter niet uit te maken. Ze hebben elkaar gevonden in het mystieke land dat om hen heen verandert. En zo vinden twee vreemdelingen op reis troost bij elkaar.

Boeken / Non-fictie

Het treurige noodlot van de rebel

recensie: Janneke van der Horst en Caspar Schönau (red.) - Met de tank door de voordeur

Het Amsterdamse studentenblad Propria Cures trommelt zich nog steeds heftig op de borst over de eigen superioriteit (ten opzichte van andere studentenbladen dan), maar is zelf verworden tot het fossiel van een reputatie. Een bloemlezing uit de jongste jaren bevat voornamelijk gaapverwekkende leukdoenerij – en godzijdank ook nog Fokke en Sukke.

Rebellen heb je in twee soorten. De eerste rebelleert met een duidelijk doel voor ogen. Is dat bereikt, dan gaat ook de rebellie over. De tweede rebelleert vanwege het rebelleren. Dat eindigt in alle gevallen in pijnlijke toestanden. Propria Cures is daar een mooi voorbeeld van. Terwijl de maatschappij in een woeste draaikolk is veranderd en de behoefte aan liefst keiharde satire groter is dan ooit, wentelt de redactie van het Amsterdamse blad zich in genoegzaamheid, zo blijkt uit een bundel met een keuze uit de jaargangen 1998 tot en met 2006.

Satire

Om het peil nog enigszins omhoog te krikken – hahaha, lachen mannen: krikken! – mogen ook oude lullen als Youp van ’t Hek en Tommy Wieringa meedoen. Niet dat hun bijdragen iets toevoegen, maar het staat leuk op de cover en trekt wellicht argeloze kopers. Die vervolgens van een koude kermis thuiskomen, want wat is volgens Propria Cures leuk? Een namaakartikel waarin wordt uiteengezet dat het Achterhuis – van Anne Frank – eigenlijk een “gigantische villa” was. En meer van dat soort grappen die maar geen grappen willen worden. Alles beter natuurlijk dan de pogingen tot literair proza die er ook nog tussen staan, maar verder krijg je toch echt de indruk dat op de redactielokalen de luiken sinds pakweg eind jaren zestig stevig dicht zijn gebleven en een internetverbinding ontbreekt, zodat de geestloosheid daar tot in de eeuwigheid tussen de muren zal blijven stuiteren. Lekker veilig bovendien, want waar echt satiristen ook echte doelen uitkiezen, richt dit blad zich op van die figuren die je even moet googlen, anders heb je geen idee, zoals Joyce Roodnat (“heks met overgewicht” – hahaha, humor), Elsbeth Etty (“kut met kapsones” – we komen niet meer bij), Jack Spijkerman en Hans van Mierlo. Voor het overige ontbreekt zo ongeveer ieder element van de vele debatten die de maatschappij in de afgelopen jaren in zijn greep heeft gehouden. En dan zijn hier nog wel de hoogtepunten verzameld. Aan Propria Cures hebben we al die tijd niets gemist. Môgge!

Theater / Voorstelling

De oneindigheid van oorlog

recensie: SkaGeN - Winterkant

Zwart. Totale duisternis die slechts wordt doorkliefd door het telkens weer oplichtende schijnsel van een zaklantaarn. Het zenuwachtige flikkerlicht verlicht twee silhouetten die door een mistig landschap dwalen. Het zijn de soldaat Bardamu en zijn luitenant, kanonnenvlees in de Eerste Wereldoorlog. Voor Bardamu is dit het begin van een lange reis, maar eigenlijk ook al het eindstation – aan de gruwelen van de loopgraven zal hij nooit meer ontsnappen.

Winterkant is het derde deel van de trilogie Hemel, vagevuur en hel van het Vlaamse theatergezelschap SkaGeN. Het toneelstuk is gebaseerd op Voyage au bout de la nuit van Louis-Ferdinand Céline. In zijn roman voert Céline Bardamu langs Afrika, New York en Detroit terug naar zijn geboortestad Parijs. Nergens kan hij echter de verschrikkingen van zijn oorlogsverleden van zich afschudden.

Zoektocht naar verlossing

~


In de theaterversie is Bardamu van West-Vlaamse origine, en de vervreemdingen van het stuk worden nog eens versterkt door het prachtige dialect dat de spelers spreken (dat overigens behulpzaam wordt ondertiteld). Vanaf de openingsbeelden waart Bardamu door een wereld waarin de grens tussen realiteit en waanbeeld volledig is vervaagd. Het decor wordt overheerst door gewelddadige fresco’s van de hand van striptekenaar Philip Paquet. Vooral de scènes in het koloniale Afrika doen qua sfeer sterk denken aan Apocalypse now: een delirium van absurde gruwelen dat Bardamu slechts lijdzaam kan ondergaan.

Op zijn zoektocht naar verlossing vindt Bardamu telkens weer zijn medesoldaat Robinson op zijn pad. Deze deserteur heeft in alles de mentaliteit van een huurling. Niet gehinderd door enige gewetenswroeging slaat hij overal een slaatje uit en zo lijkt hij veel beter zijn draai in het leven te vinden dan de getraumatiseerde Bardamu. Het is juist dit cynisme waaraan Bardamu zich niet kan overgeven; wanhopig blijft hij zoeken naar een lichtpuntje in de duisternis, een teken van liefde.

Pareltjes

~


Het leven trekt als een film aan Bardamu voorbij. Zijn reis wordt op een fragmentarische wijze verteld, alsof de toeschouwer zelf in een koortsdroom gevangen zit. Deze opzet werkt gedeeltelijk: hoewel de naargeestige sfeer goed overkomt, zijn de afzonderlijke scènes slechts door hun toonzetting met elkaar verbonden. Het personage van Bardamu komt niet voldoende uit de verf omdat hij te weinig handelend optreedt. Hij laat zich slechts meevoeren door de stroom van de (al dan niet ingebeelde) gebeurtenissen.

Dit laat onverlet dat er een paar pareltjes van scènes in Winterkant zitten. Vooral als Bruno Vanden Broecke, bekend van De Koe, op het toneel aanwezig is, wordt de voorstelling naar een hoger plan getild. Met zijn geweldige mimiek creëert Vanden Broecke haast in zijn eentje het gruwelijke absurdisme dat de wereld door de ogen van Bardamu zo’n helse plek maakt. Het maakt Winterkant tot een grillige voorstelling, die altijd boeiend is om naar te kijken. Als ‘ontmaskering van de leugen van ons samenleven’ overtuigt de voorstelling echter niet voldoende.

Winterkant van SkaGeN is nog tot en met 28 april in Nederland en Vlaanderen te zien. Klik hier voor meer informatie.

Boeken / Non-fictie

Gelegenheidsuitgaven voor de boekenweek

recensie: Twee boekenweekgeschenken

Traditiegetrouw spoort de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek ter gelegenheid van de boekenweek een aantal schrijvers aan het jaarthema, dit jaar Lof Der Zotheid, met gepaste aandacht te behandelen. Het gelegenheidswerk dat hiervan het product is, krijgt tijdens de Boekenweek een ereplaats in boekhandels, op beurzen en in bibliotheken. De auteurs aan wie dit jaar deze eer te beurt viel de boekenweekgeschenken te schrijven zijn Kees Fens en Geert Mak.

Kees Fens, die de naam heeft dé literatuurkenner van Nederland te zijn, werd door de CPNB gevraagd het boekenweekessay te schrijven. Fens was jarenlang literair criticus van De Volkskrant en De Tijd. Zijn essays zijn meermaals bekroond, onder andere met de P.C. Hooftprijs in 1990. Ook ontving hij een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. Ooit schreef Fens het volgende over humor: “Echte humor is een diepbijtend zuur. Ik zou niet graag een definitie van humor geven.”

Dat is helaas zonder de CPNB gerekend. In 61 bladzijden onderneemt hij een poging het begrip humor te duiden, een daad waarmee hij in de voetsporen treed van illustere voorgangers als Erasmus en Rik Torfs. In tegenstelling tot zijn voorgangers tracht Fens humor niet op een systematische wijze te benaderen. Hij dwarrelt echter langs de flanken van wat humor wel zou kunnen zijn in een lichtvoetig essay, waarin hij op tijd en stond de verschillende facetten van de humor zelf uitprobeert. Fens heeft het over de dood, de grote denkers en hoe zij tegenover humor stonden. Ook behandelt hij de grote komieken en haalt hij persoonlijke anekdotes aan. Hij heeft het over de humorist die zijn grap moet uitleggen en daardoor tot stof uiteendwarrelt, de ongewilde toevallige humor van een verspreking. Hij vertelt over Carmiggelt, haalt vaak figuren als Karel Van Het Reve en Annie M.G. Schmidt aan en definieert vervolgens ook waar de humor precies ontstond.

Op 22 juni 1535 ontstond de Engelse humor. Johan Fischer, bisschop van Rochester, werd uit de Tower geleid, waar hij gevangen zat en naar het schavot geleid. Daar wachtten hem de beul en het zwaard. Op weg naar het schavot vroeg hij om zijn schoudermanteltje. Hij was bang om kou te vatten.

De voorkaft van Op weg naar het schavot wordt opgesierd door een grote smiley. Die vat de teneur van het boek zowat samen. Er wordt af en toe gelachen, vaak geglimlacht, maar het is allemaal wat vrijblijvend.

De Brug

Met die vrijblijvendheid kampt ook wat het door Geert Mak geschreven boekenweekgeschenk De Brug. Dit boekje wordt gratis weggegeven in boekhandels en bibliotheken en kan bovendien ook gebruikt worden als gratis treinticket. Mak schreef met De Brug een persoonlijk relaas over zijn verblijf op en rond de Galatabrug in Istanbul. Hij vertrekt vanuit de verhalen van de mensen die hij er tegenkomt. Hij heeft het over de schoenpoetser, de man die boeken verkoopt langs de weg, de vissers… Vanuit hun verhaal vertrekt hij om de geschiedenis van de stad uit de doeken te doen. Ook raakt hij aan bepaalde actuele thema’s uit de islamcultuur, zoals het begrip eerwraak en de rol van de vrouw.

Mak heeft zich met De brug niet zo erg met het thema van de boekenweek ingelaten. Wel greep hij het boekenweekessay aan als een mogelijkheid om in te spelen op de actuele problematiek van de islamcultuur binnen het Westerse denken. Hoewel het boek zich ver van hier, in Istanbul, afspeelt, heeft het toch de bedoeling een soort spiegel te zijn van de islamproblemen in Nederland. Mooi is dat diep wordt ingegaan op de kleine verhalen van de kansloze migrant die de oplossing van zijn geldproblemen gaat zoeken in een welvarender streek, maar daar in de marginaliteit belandt. Mak schetst gevoelige, rake portretten van een maatschappelijke onderlaag die te vaak neerbuigend behandeld wordt door de toevallige passant. Door deze mensen in het boek hun individualiteit terug te schenken, wordt de lezer zich pijnlijk bewust van hun schrijnende situatie en van de positie die hij zelf inneemt wanneer hij hen rakelings voorbijloopt in Amsterdam, Antwerpen of Istanbul.

Die kleine verhalen zijn echter niet sterk genoeg om op te wegen tegen de enorme geschiedkundige uitweidingen die Mak maakt en waarmee hij naar eigen zeggen vooral probeert te verklaren hoe deze brug de kwetsbare biotoop is geworden die zij tot op heden is. Met deze onderbouw probeert hij de anekdotiek van de zwervers te verzwaren, maar naar mijn gevoel begint het boek hierdoor uiteen te dwarrelen in verschillende stukjes die soms zelf niet goed weten waar naar toe. De achtergrond van deze anekdotes is wel boeiend, maar door die zo dominant te maken, verliest het boek zijn focus, laat het zich niet scherpstellen.

De Brug van Geert Mak is gedurende de boekenweek gratis te verkrijgen in de boekhandel bij besteding van ten minste € 11,50 aan Nederlandstalige boeken. Het essay Op weg naar het schavot van Kees Fens is voor € 2,50 in de boekhandel te koop.

Kunst / Expo binnenland

Schwitters en vrienden; spelen tot de dood

recensie: Kurt Schwitters en de avant-garde

.

Het begint overzichtelijk. Een foto, een beknopte biografie van Schwitters en de eerste zaaltekst geven je het gevoel dat er gekozen is voor een laagdrempelige aanpak; de tekst is op het kinderlijke af. De grote zaal, die een maandje geleden nog overgeleverd was aan de chaos van Erik van Lieshout, is prettig ingedeeld met bruine gekromde wanden, die de bezoeker zachtjes door het overvolle leven van Schwitters leiden. Onderweg kom je cirkelvormige kabinetten tegen waarin verschillende belangrijke stromingen of thema’s in het leven van Schwitters worden getoond.

Der Sturm

El Lissitzky, Kurt Schwitters, 1924, foto.
El Lissitzky, Kurt Schwitters, 1924, foto.

Waar op de golvende wanden van de centrale ruimte een niet-chronologische en daardoor soms wat onsamenhangende reeks werken van Schwitters en tijdgenoten is te zien, vormen de themakabinetten elk een overzichtelijk tijdsbeeld. In de begeleidende teksten staan vrijwel geen rechtstreekse opmerkingen over wie nu precies wie beïnvloed heeft. Daardoor bieden de kabinetten mooie, voorzichtige kaders voor de veelheid kunstwerken en theorieën waaraan Schwitters zichzelf met overgave blootstelde. Het eerste kabinet is voor de Berlijnse Galerie Der Sturm. Eigenaar Herwarth Walden speelde een belangrijke rol voor veel kubistisch en expressionistisch werkende kunstenaars die rond de Eerste Wereldoorlog in Duitsland werkten. Schwitters kwam in deze galerie in aanraking met het werk van kunstenaars als Paul Klee, Frans Marc, Wassily Kandinsky en Lyonel Feininger. Werken van deze kunstenaars en van Schwitters zelf zijn ter vergelijking door elkaar gehangen. Zo wordt het expressionistische karakter van het olieverfschilderij Kerkhof in het hooggebergte (abstractie) (1919) van Schwitters versterkt doordat het zwaar en donker naast Wassily Kandinsky’s lichtvoetige Lyrisches (1911) hangt.

Dada en Merz

Naast het maken van olieverfschilderijen ging Schwitters zich rond 1918 ook bezighouden met het maken van collages en assemblages. Vanaf die tijd duidde Schwitters al zijn werk met Merz. Net als het afvalmateriaal dat hij begon toe te passen als medium, was Merz een fragment zonder betekenis. Door één term te gebruiken voor alles wat hij maakte, wilde hij aangeven dat het hem er om te doen was verbindingen te leggen tussen alle mogelijke dingen in de wereld. In het dada-kabinet wordt vermeld dat verschillende dadaïsten bij dit bijzondere moment aanwezig waren. De verwantschap tussen de collages van dadaïst Höch en die van Schwitters zijn door de soms hilarische combinaties van zowel kunsthistorisch beeldmateriaal als tijdschriften- en krantenknipsels opvallend groot. Werk van Arp verschijnt zelfs rechtstreeks als reproductie in een Merzzeichnung, zoals Schwitters zijn eigen collages inmiddels betitelde. De veelvuldige verwijzingen naar elkaar in werk en titels roept een dynamisch beeld op van intensief met elkaar werkende, discussiërende en vooral spelende kunstenaars.

Raoul Hausmann, Zelfportret der Dadasofen, 1920, Collage, 36,2 x 28 cm, Privébezit, Courtesy Annely Juda Fine Art, London
Raoul Hausmann, Zelfportret der Dadasofen, 1920, Collage, 36,2 x 28 cm, Privébezit, Courtesy Annely Juda Fine Art, London

De theatertournee door Nederland die Schwitters samen met Theo en Nelly van Doesburg en Vilmos Huszár in het vroege voorjaar van 1923 ondernam heeft een eigen kabinet. De wanden zijn bedekt met levensgrote foto’s van de volle zalen die tijdens deze tot de verbeelding sprekende dada-veldtocht zijn genomen. De klankgedichten die ten gehore werden gebracht en een reproductie van de schaduwpop waar Husár mee optrad vullen de ruimte. Omdat Schwitters ooit heeft aangegeven dat dit de mooiste periode van zijn leven was, wil je graag geloven dat het iets geweldigs moet zijn geweest. Door de relatief sober gehouden inrichting en het ontbreken van beeldmateriaal kun je alleen maar gissen naar hoe het was toen het publiek een strafpauze kreeg om tot bedaren te komen na Schwitters’ optreden.

Constructivisme en Merzbau

De dada-veldtocht bracht Schwitters in contact met leden van de Nederlandse stijlbeweging en constructivisten als Moholy-Nagy en El Lissitzky. Schwitters’ olieverfschilderijen en assemblages zijn onmiskenbaar beïnvloed door de vorm- en kleurregels van deze kunstenaars, maar zonder de strengheid; ook de contructivistische principes neemt hij op om ze vervolgens naar geheel eigen inzicht te gebruiken. In zijn atelier in het huis waar Schwitters met vrouw, zoon en ouders woonde, begon Schwitters rond 1923 letterlijke verbindingen te leggen tussen de losstaande sculpturen en de Merzzeichnungen daar achter. Dit was het begin van de Merzbau, waar hij ruim vijftien jaar aan bouwde en die steeds meer ruimte in zijn huis ging innemen. Volgens de zaaltekst is de manier waarop de constructivisten bezig waren verbindingen te maken tussen architectuur, meubels en kunst voor Schwitters een inspiratiebron geweest om aan zijn Merzbau te beginnen. Het heeft vast als duwtje in de rug gefungeerd, maar Schwitters is altijd geïnteresseerd geweest in architectuur en bovendien was het leggen van verbindingen tussen alle mogelijke elementen in het leven een van de basisprincipes van Merz.

Kurt Schwitters, MERZ 1926,3. Cicero, 1926, Sprengel Museum Hannover, Sammlung NORD/LB in der Niedersächsischen Sparkassenstiftung, Foto: Michael Herling en Aline Gwose, Kurt Schwitters Archiv im Sprengel Museum Hannover
Kurt Schwitters, MERZ 1926,3. Cicero, 1926, Sprengel Museum Hannover, Sammlung NORD/LB in der Niedersächsischen Sparkassenstiftung, Foto: Michael Herling en Aline Gwose, Kurt Schwitters Archiv im Sprengel Museum Hannover

Een deel van de Merzbau, tijdens de Tweede Wereldoorlog door brand verwoest, is in het Sprengel Museum Hannover gereconstrueerd aan de hand van foto’s. Deze reconstructie is ter gelegenheid van de tentoonstelling ook in het Boijmans Van Beuningen opgesteld. Het is geweldig om het bouwsel, een van de meest tot de verbeelding sprekende werken van Schwitters, te mogen betreden (op slofjes!); je staat niet langer vóór een kunstwerk, maar wordt er volledig door omgeven. Dat de witte, gefragmenteerde wanden en plafonds jarenlang gemerz verbergen wordt helaas niet vermeld. In tegenstelling tot zijn assemblages en collages die veelal gemaakt zijn van afvalmateriaal als buskaartjes en snoeppapiertjes, is de Merzbau gevuld met soms wel heel persoonlijke objecten, zoals een gipsen afgietsel van het hoofdje van zijn overleden zoon, een kunstgebit of een lok haar van een vriend.

Akelig einde

Helaas is het laatste kabinet en daarmee ook de laatste periode van Schwitters’ leven getiteld ‘depressie’. Het beschrijft en illustreert hoe hij als entartete kunstenaar zich eind jaren dertig genoodzaakt zag om via Noorwegen naar Engeland te vluchten, om van daaruit de oversteek naar Amerika te maken. Er is vooral aandacht besteed aan zijn contacten met de surrealistische kunstenaar en verzamelaar Ronald Penrose. Met zijn vrouw overleden en zijn Merzbau afgebrand (en lichamelijk niet meer in staat er nog een te maken, al heeft hij wel diverse pogingen ondernomen) zal de depressie Schwitters soms inderdaad naar de dood hebben doen verlangen. Maar door de titel ‘depressie’ wordt in dit kabinet voorbijgegaan aan het feit dat de tijd in Engeland voor Schwitters heel productief was en hij in tegenstelling tot veel andere ballingen niet eenzaam was omdat zijn zoon bij hem woonde. Gezien de (schijnbare?) onvermoeibaarheid waarmee hij begin jaren veertig in een nieuw land zijn adresboekje opnieuw wist te vullen, vrienden bleef maken en doormerzte, moet hij in 1948 misschien juist wel het gevoel hebben gehad de wereld veel te vroeg te verlaten. Hij is zijn, in het begin van de tentoonstelling geciteerde, motto “Wir spielen bis uns der Tod abholt” meer dan trouw gebleven.

8WEEKLY

De avond van… 8WEEKLY

Artikel: Woensdag 21 maart - Tweetakt - Utrecht

8WEEKLY stapt op 21 maart 2007 voor het eerst even uit de virtuele wereld om tijdens theaterfestival Tweetakt zowel een seminar als een eigen muziekavond te programmeren. En jij als 8WEEKLY-lezer bent natuurlijk bij beide van harte welkom.

De avond van… 8WEEKLY

~

Het concept De avond van… is bedacht door Tweetakt. Het festival geeft een aantal jonge culturele organisaties de mogelijkheid een eigen muziekavond te programmeren om op die manier een podium te creëren voor zowel de culturele organisaties als de veelal nieuwe bands die komen spelen. Daarnaast maakt Tweetakt weer dankbaar gebruik van de expertise van instellingen als Utracks, 3VOOR12/Utrecht, ROF!, Stichting Tawiza, Boemklatsch en 8WEEKLY.

Tijdens De avond van… 8WEEKLY presenteren wij twee totaal verschillende, jonge acts, waarvan wij denken dat ze een interessante aanvulling zijn op het Nederlandse muzikale landschap: Roosbeef en Adept. De avonden van… vinden plaats in een grote glazen kas in het festivalcentrum op de Neude. De toegang is gratis!

Roosbeef

~

“Zangeres en toetsenist Roos Rebergen kleeft de onschuld aan waarmee ze direct de sympathie van een publiek weet te winnen. Toch zingt ze (in het Nederlands en Engels) en met een ironische glimlach over de oppervlakkigheid en het materialisme van haar medemens. Droogkomische babbelde Roos tussen de nummers door en ontroerde toen ze een liedje zong voor haar drummer en vriendje Tim, die zich op dat moment overigens liever elders bevond.”

Zo beleefde 8WEEKLY-redacteur Klazien Schaap het optreden van Roos Rebergen en band alias Roosbeef tijdens Crossing Border 2006. Roosbeef is op het moment een van de opvallendste jonge muzikanten van Nederland. Zij windt het publiek om haar vinger alsof het niets is met haar prachtige liedjes en theatrale performance en gaat dat ongetwijfeld ook tijdens Tweetakt doen met haar ijzersterke band. (Foto Daniël Baggerman)

Kijk voor meer informatie en muziek op de site van Roosbeef.

Adept

~

De Groningse band Adept was voor Noorderslag nog een onbekende naam, maar door het optreden daar in de LiveXS kelder veranderde dat. VPRO’s Gerard Walhof zei het volgende: “over een paar jaar zal blijken dat er een paar duizend mensen waren bij hun optreden in de Kelder op Noorderslag. Net als toentertijd bij de eerste optredens van Prince en U2… ik kan er maar geen genoeg van krijgen. Pure opwinding. Briljant.”

Adept sluit de 8WEEKLY-avond af met hopelijk een gelijkwaardige set als die in Groningen tijdens Noorderslag. Met stampende electro, neurotische uithalen en ook nog dat beetje verfijnde gevoeligheid. Adept bracht eind februari het gelijknamige debuutalbum uit. (Foto: HENX)

Kijk voor meer info en muziek op de Myspace-pagina van Adept.

Seminar Webcultuur

~

Decennialang golden papieren tijdschriften en kranten als de meest betrouwbare journalistieke media in de culturele sector. Sinds enkele jaren heeft het internet zich daarbij gevoegd. Verschillende online magazines, culturele organisaties en platforms zijn uitgegroeid tot gezaghebbende, signalerende en trendsettende kwaliteitsmedia met duizenden trouwe bezoekers. Hun rol is echter nog onduidelijk en hun betrouwbaarheid staat nog vaak ter discussie. 8WEEKLY en Kletter houden op 21 maart, in samenwerking met Tweetakt, een seminar rondom deze thematiek.

Het seminar zal worden gepresenteerd door Peter Bijl van Kletter en 3VOOR12/Utrecht. Panelleden zijn onder meer: Theo Ploeg (Cut-up media/Oor), Henk Blanken (adjunct-hoofdredacteur Dagblad van het Noorden/schrijver/internetdeskundige), Robbert van Heuven (De Nieuwe Reporter/Theatermaker/8WEEKLY), Mark Hospers (hoofdredacteur 8WEEKLY). In de loop van de komende week zal de rest van het programma bekend worden gemaakt.

Klik hier voor meer informatie over het Seminar Webcultuur

Locatie: ’t Hoogt
Datum: woensdag 21 maart 2007
Start: 15:00
Einde: 18:00
Entree: 10 euro (inclusief twee gratis drankjes in het festivalcentrum op de Neude)
Inschrijven: Tel: 030-7990084 of via de website van Tweetakt (klik op reserveren rechts onderaan, je moet eerst een Tweetakt-account aanmaken)

Film / Achtergrond
special: Retrospectief Isabelle Huppert

Een ijzig masker en een zinnelijke belofte

In het Haagse filmhuis draait tussen 15 maart en 11 april een retrospectief gewijd aan Isabelle Huppert, waarin de loopbaan van deze zeer tot de verbeelding sprekende actrice uitgebreid te bezichtigen is. Het retrospectief volgt haar carrière vanaf La Dentellière uit 1977 en sluit af met haar meest recente film, Nue properiété (2006), die onlangs op het Filmfestival in Rotterdam te zien was. De keuze voor Huppert is toepasselijk aangezien ze een status heeft bereikt die te vergelijken is met die van haar landgenoten Catherine Deneuve en Jeanne Moreau.

Isabelle Huppert gefotografeerd door Bernard Plossu (detail)
Isabelle Huppert gefotografeerd door Bernard Plossu (detail)

De kans krijgen om te zien hoe een persoon zich ontwikkelt door de tijd heen is een merkwaardige en confronterende ervaring. Dit proces van beschouwen is van noodzakelijk belang voor het analyseren van de carrière van een actrice, van wie, als ze succesvol is, immers verwacht wordt dat zij zich overtuigend aanpast. Als men kijkt naar de verschillende rollen die een filmcarrière omvatten is er altijd een spel tussen de persoon zelf en het personage, met aan de ene kant bepaalde persoonlijke tics en karaktertrekken en anderzijds de geloofwaardigheid die wij verwachten van een specifieke vertolking.

Met de selectie die wordt aangeboden in het retrospectief gewijd aan Isabelle Huppert heeft de toeschouwer een breed overzicht van haar carrière en daarmee een kans om zelf de balans op te maken van haar oeuvre. De geselecteerde films geven een goed beeld van de variaties binnen de vaste thematiek van haar dramatische personae.

Frigide masker

Wat als een constante opvalt in haar loopbaan zijn dramatische trekken die op verschillende wijzen en gradaties opduiken en terugkomen in veel van haar films. De trefwoorden om die rollen mee te beschrijven variëren van afstandelijk en kwetsbaar naar kil en erotisch. In bepaalde films neigen ze naar het extreme, zoals in de sensuele en emotionele frigiditeit die ze toont in Michael Hanekes La Pianiste.

Veel van haar rollen tonen haar als een ongrijpbare en ondoorgrondelijke vrouw. Ook zijn vaak de mannelijke personages paradoxaal genoeg gevangen door de kracht van haar verleidelijke reserve en aanlokkelijke afstandelijkheid. Door de tijd heen heeft Huppert in veel van haar personages verschillende mechanismen gehanteerd om die afstandelijkheid te waarborgen. Al die dramatische middelen, subtiele trucs en lichamelijke tekens van haar kunst lijken voort te komen uit de kennis dat niets zo ongrijpbaar is als een vrouw geprojecteerd op het witte doek.

Het meisje dat er niet was

Scène uit La Dentellière (1977)
Scène uit La Dentellière (1977)

Met de vroegste film in het retrospectief, Claude Goretta’s La Dentellière (1977), krijgt men de kans om Huppert te zien als een jong en verlegen meisje. De film is een bewerking van de gelijknamige roman van Pascal Lainé, en gaat over de kwetsbare Pomme die verliefd wordt op een jongen die al snel haar zwijgzaamheid interpreteert als een teken van haar simpele komaf. De rol van Pomme, die destijds Hupperts doorbraak betekende, weet ze in alle bescheidenheid naar zich toe te trekken. Met haar spaarzame maar precieze vertolking is de film nog steeds overtuigend. Als Pomme heeft ze een nederige gloed en speelt ze met kleine bewegingen, fragiele gebaren en voelbare stiltes. De film geeft verder een kritische kanttekening bij het rolpatroon dat van vrouwen verwacht wordt. Pomme past niet in de hokjes die de andere personages voor haar bedenken. Haar geliefde probeert haar op een intellectuele wijze te doorgronden, maar zijn grootste gebrek is dat hij niet kan accepteren wie ze daadwerkelijk is.

Chabrol en Godard

In 1978 zou Huppert de hoofdrol vertolken in Claude Chabrols Violette Nozière, en dat was het begin van een samenwerking die recentelijk nog resulteerde in L’Ivresse du Pouvoir (2006). Van Chabrol zijn verder de films Madame Bovary (1991) en La Cérémonie (1995) te zien. Dat Chabrol en Huppert zich waagden aan een verfilming van Flauberts meesterwerk getuigt van enige ambitie. De film gaat echter net iets te ver in het gebruik van Huppert’s kilheid, ondanks het feit dat het kan worden opgevat als een afspiegeling van de sociale beperkingen van vrouwen in het negentiende-eeuwse Frankrijk.

De publieksfilm Coup de Foudre (1983), een kroniek van twee vrouwen beginnend in 1942 tot aan midden jaren vijftig, is ook in het Haagse Filmhuis te vinden. Coup de Foudre geeft een overtuigend tijdsbeeld met zijn gedetailleerde reconstructie van die periode pakkend gevangen in zijn production design, sfeervolle muziek en zelfverzekerde shots. Het resultaat is echter enigszins banaal en onbevredigend. Hupperts rol past wel naadloos bij het resultaat wat regisseuse Diane Kurys wil bereiken.

Kille speelsheid

Scène uit La Séparation (1994)
Scène uit La Séparation (1994)

Van de laatste decennia zijn er ook veel films te zien, waaronder Christian Vincents La Séparation (1994). Deze sterke acteursfilm wordt door Huppert overtuigend gedragen, samen met een verwarde en emotioneel labiele Daniel Auteuil. Minimaal en realistisch in beeld gebracht is de film een intieme schets van een relatie die langzaam in verval raakt. Hun samenzijn is een ruïne die door beide acteurs nog weifelend in stand wordt gehouden als een uitstel van een onzekere toekomst.

In 2001 zorgde Hupperts succesvolle rol in La Pianiste voor een stortvloed aan prijzen. Het imago van koele en kwetsbare vrouw werd met die film benadrukt als een essentiële kant van haar dramatische bereik. Maar de rol van afstandelijk ijskoningin lijkt ook geresulteerd te hebben in een bepaalde stereotypering waar Huppert de laatste tijd mee speelt.

Imago

Een film die helaas niet te zien is, is Bertrand Taverniers thriller Coup de Torchon (1981), waarin een erg sensuele Huppert de maîtresse van Phillippe Noiret speelt. Ook wordt er in het retrospectief geen aandacht geschonken aan Hupperts Amerikaanse uitstapjes. Zo speelde ze in Michael Cimino’s legendarische Western Heaven’s Gate (1980) een prostituee die door zowel Kris Kristofferson als Christopher Walken bemind wordt, maar deze film is niet in het Haagse Filmhuis te vinden. Misschien heeft dat te maken met het feit dat de film genadeloos flopte dankzij Cimino’s overmoedige en arrogante ambitie.

Scène uit Coup de Torchon (1981)
Scène uit Coup de Torchon (1981)

Hupperts recente rol in David O. Russels I Heart Huckabees (2004) is daarentegen heerlijk in de wijze waarop ze speelt met haar eigen imago en de Amerikaanse vooroordelen over Franse vrouwen. In de film gaat ze op in haar rol als de gevaarlijke filosofe Caterine Vauban, die beïnvloed door trendy nihilisme een existentialistische twijfelende jongeman levenswijsheden bijbrengt.

Tegenover de strakke discipline die Huppert toont bij elke rol die ze speelt is duidelijk op te merken dat ze goed is in het op een intelligente wijze spelen met haar imago en het verwachtingspatroon omtrent haar persoonlijkheid. Voor veel vrouwelijke actrices lijkt het na het bereiken van een bepaalde leeftijdsgrens moeilijk te zijn om nog goede rollen te krijgen. Institutionalisering van hun imago lijkt daarbij een noodzakelijk kwaad. Toch komt Huppert nog even energiek en gedreven over in haar recente films, en heeft ze ook weinig pretentieuze missers op haar naam staan. Haar verrassende keuzes lijken er op de lange termijn voor gezorgd te hebben dat de toeschouwer met bewondering kan terugkijken op een interessante en voorbeeldige carrière.

De films zullen naast het Haagse Filmhuis te zien zijn in verschillende film- en kijkhuizen door het land. Ook is er in het Haagse Fotomuseum een tentoonstelling te zien met de vele gezichten van Isabelle Huppert verbeeld in foto’s, van onder andere Richard Avedon, Henri Cartier-Bresson en Rineke Dijkstra.