Muziek / Album

Neem met de helft genoegen

recensie: Mintzkov - 360°

.

Eerst even wat geschiedenis: Mintzkov maakte in eigen land indruk door in 2000 de Humo Rock Rally te winnen en bracht daarna het veelbelovende debuutalbum M for Means and L for Love uit, een plaat vol interessante luisterliedjes. De band, met de twee gitaristen Philip Bosschaerts en Daan Scheltjens, bassiste Lies Lorquet, keyboardspeler Pascal Oorts en drummer Min Chul Van Steenkiste, heeft voor 360° de producer Mark Freegard gestrikt. Deze Schot werkte in het verleden onder andere voor The Breeders en The Manic Street Preachers.

Chronische problemen

Mintzkov heeft enkele chronische problemen die het beluisteren van 360° tot een zware bevalling maken. Zo werkt de eerder genoemde liedjesformule niet. Het recept resulteert in veel langdradige liedjes met een monotoon ritme (na opener Life After Fire is het euvel meteen duidelijk). Een ander probleem is dat Mintzkov te veel klinkt als stadsgenoot dEUS. Zanger en gitarist Bosschaerts heeft dezelfde donkere praatstem als Tom Barman en het stevige, repeterende gitaargeluid doet erg denken aan dEUS ten tijde van Pocket Revolution. Deus beheerst het kunstje alleen veel beter en daardoor komt Mintzkov er bekaaid af.

180°

Mintzkov blinkt zoals gezegd dus niet uit in originaliteit en dit maakt 360° een ongemakkelijke luisterervaring met de nodige ergernissen. Lichtpuntjes zijn de single One Equals A Lot (met een fraaie tweede stem van madam Lorquet), knaller The State We’re In of hekkesluiter Hitman.

Mintzkov zou de nummers kunnen inkorten en meer gebruik kunnen maken van variatie in ritme en instrumentatie om een eindeloos, hypnotiserend in een 360°-cirkel rondspinnen te voorkomen. Een 180° koerswijziging misschien?

Muziek / Album

Avant-gardistische samenwerking deel drie

recensie: Kieran Hebden en Steve Reid - Tongues

Elektronicafanaat Kieran Hebden en meesterdrummer Steve Reid hebben elkaar definitief gevonden. Na het vorig jaar verschenen The Exchange Session vol. 1 en 2, is Tongues alweer het derde album dat beide heren gebroederlijk volspelen. Waar het op de vorige twee schijfjes vooral ging om verkenningen, klinkt Tongues voor het eerst als een redelijk evenwichtige samenwerking. Waarmee overigens niet is gezegd dat het album de aanschaf waard is.

~

Terwijl de eerste albums nog vol stonden met experimentele muzikale jams van rond de vijftien minuten, hebben de mannen het op Tongues over een geheel andere boeg gegooid. Voor het eerst wagen Hebden en Reid zich nu ook aan de structuur van het popnummer. Tongues klinkt daarmee meteen iets meer Kieran Hebden dan Steve Reid. Hebden komt oorspronkelijk uit de pop-rockhoek, en heeft een verleden in bandjes en projecten als Fridge en Four Tet. Fridge is het postrockbandje dat Hebden in zijn tienerjaren startte. Met het eigenwijze soloproject Four Tet maakte Hebden vervolgens een experimentele ‘knip-en-plak’ mix van avant-garde en freejazz, folk, drum’n’bass, hiphop en Duitse en Franse elektronicapop, thuis opgenomen in zijn woning in Londen en bewerkt met behulp van computer en hifi. Hoe vreemd het resultaat ook klonk, de muziek was vaak uiterst dansbaar vanwege de evidente songstructuur.

Gedreven

Zijn muzikale partner Steve Reid is een 63 jaar oude veteraan uit de jazz en black music-hoek, die in zijn lange carrière al samenwerkte met grootheden als Fela Ransome Kuti, Fats Domino, Dionne Warwick, Miles Davis, Chaka Chan en James Brown. Je zou denken dat Reid het onderhand allemaal wel moet hebben gezien en gehoord. Toch blijkt de passie nog lang niet verdwenen. Reid is bijvoorbeeld laaiend enthousiast over zijn nieuwe partner in crime. In een recent interview noemde hij Kieran Hebden zelfs zijn “new musical soulmate”. Dat terwijl Reid in zijn leven als muzikant toch behoorlijk wat moet hebben meegemaakt.

Wat beide mannen bindt, is hun onvolwaardige liefde voor het experiment. Geld en succes blijven altijd en eeuwig ondergeschikt. Dat is maar goed ook, want met hun nieuwe project is erkenning ver weg. Hoe fijn de geluidsexperimenten af en toe ook klinken, Tongues is als album natuurlijk veeeel te avant-gardistisch om de massa te bereiken. Het album knispert en kraakt, borrelt en pruttelt dat het een lieve lust is. Monotone basdrums, jazzy bekkens, koebellen, vervormde computergeluidjes, minimale pianoklanken en als je geluk hebt af en toe ook nog zoiets als een halve melodielijn. Duidelijk muziek voor de echte liefhebber. Het meest aangenaam is nog Greensleeves, een spookachtige bewerking van de traditional met een hoofdrol voor een bijna valse piano. Maar daarmee red je het natuurlijk bij lange na niet bij het grote publiek.

Uiteindelijk is Tongues vooral interessant voor Steve Reid en Kieran Hebden zelf en voor de liefhebber van avant-garde muziek. Ieder ander kan deze plaat het beste links laten liggen.

Muziek / Album

Nintendo Noise

recensie: Trencher - Lips

.

~

De biografie vermeldt de term casio-grind, die zoveel betekent als een tegen grindcore aanhangend geheel, waarbij het gepingel op een zo te horen nagenoeg antiek casio-keyboard het handelsmerk lijkt te zijn. Hoe het ook zij, als er geschreven stond dat het drie psychiatrische patienten waren die deze kakafonie geproduceerd hebben, zou ik er ook geen moeite mee hebben dat te geloven. Wat een spastische herrie.

Grind

Maar ja, wat wordt bedoeld met “20 dying spastics”? Voor de luisteraar betekent dit dat er een muur van geluid op ze wordt afgevuurd door een bassist die, terwijl hij de distortion vol over zijn instrument laat gieren ook nog eens de binnenkant van zijn longen op zijn borst laat hangen, een drummer die zijn best probeert te doen de bassist van zijn stuk te brengen en een keyboardspeler(?) die zijn instrument als lijmpistool gebruikt om het geheel met zijn melodieën aan elkaar te plakken. En warempel, dat lukt ook nog eens niet onaardig. Uiteindelijk komt het dan neer op een vorm van noise/grind die ik nog niet eerder tegengekomen was.

Noise

Een naam die voor mijn gevoel soms even de kop opsteekt is Today is the Day, het noise-metalorkest rondom beroepsmaniak Steve Austin. Vooral het nummer In Reverence doet duidelijk denken aan deze band, mits je het dik vijf minuten durende outro niet meerekent, dat zweeft op de feedback van de bas en een cirkelend keyboardlijntje. En het is juist dit keyboard dat het geluid soms weer een heel andere richting geeft. De bijna naargeestige sfeer die er veelal mee wordt neergezet doet denken aan experimentele black metalbands als Limbonic Art.

Geen muziek dus voor de zwakkeren van geest, naast trommelvliezen kan deze muziek ook met gemak het besef van realiteit laten ploffen. Mijn aandacht hebben ze in ieder geval vast weten te houden gedurende de negen composities die de revue passeren.

Film / Films

Het verdeelde veld

recensie: Offside

Jafar Panahi’s Offside vormt een belangrijke aanvulling op een oeuvre dat niet schroomt de tegenstrijdigheden van het hedendaagse Iran ter discussie te stellen. In Offside wordt een voetbalwedstrijd gebruikt als metafoor voor de positie van vrouwen in Iran en Panahi slaagt er weer in om van geladen thema’s pakkende cinema te maken.

Iran is een land dat op verschillende wijze verdeeld is geraakt door de grillen van de geschiedenis. Nadat de Sjah aan de macht kwam via een door de CIA gesteunde staatsgreep ontstond er een pro-westerse monarchie. In de jaren zeventig werd dit regime omvergeworpen door een radicale islamitische revolutie. Voor generaties die de relatieve vrijheden van de monarchie gewend waren zou de nieuwe theocratie met zijn op islamitische leer gebaseerde regels een periode van oppressie inluiden. De vrouwen vormden het eerste slachtoffer van deze nieuwe staat.

~

In Panahi’s The Circle (2000) werd op indringende wijze de cyclus van beperkingen en vernederingen die veel Iranese vrouwen dagelijks meemaken in beeld gebracht. Panahi wist met The Circle de autoriteiten zover te krijgen dat ze de film verboden in Iran. Hetzelfde gebeurde met zijn film Crimson Gold (2003), die de sociale ongelijkheid in Iran als thema had. Ondanks deze maatregelen werden de films in het buitenland grote successen. De waardering in het westen zorgde voor een relatieve autonomie voor Panahi die met Offside weer op directe wijze actuele problemen in Iran aankaart.

Vrij spel

Net als in The Circle wordt in Offside een groep vrouwen gevolgd die het gebruikelijke gezag ter discussie willen stellen. Het uitgangspunt van de film vormde het feit dat Panahi’s dochter niet naar een voetbalwedstrijd mocht gaan, omdat ze een vrouw was. Panahi zag deze beperking als een symbool voor de mechanismen van uitsluiting binnen de Iranese samenleving en hij gebruikte de ervaring van zijn dochter als een basis voor het plot van Offside.

In de film proberen verschillende vrouwen verkleed als man zich een weg te bannen langs controleposten van het voetbalstadion om een wedstrijd te zien tussen Iran en Japan. Panahi volgt deze pogingen op een documentaire-achtige wijze en houdt daarmee de spanning vrij hoog. Hij filmde mee tijdens een echte wedstrijd en het effect werkt door zijn rauwe authenticiteit erg overtuigend.

~

De vrouwen stellen allen de gevestigde rolpatronen ter discussie in hun keuze als man verkleed te gaan. Een van de personages heeft een nonchalante houding aangenomen, nadat ze er een ware sport van heeft gemaakt om zo min mogelijk op te vallen tussen de mannen. Daarnaast is er een meisje verkleed als soldaat die de autoriteit van de staat op effectieve wijze bekritiseert.

Als de verschillende vrouwen gaandeweg worden opgepakt door oplettende militairen ontstaat er een felle discussie tussen hen en hun bewakers. Maar ondanks de gewilligheid om deel uit te maken van de samenleving worden de vrouwen belemmerd door de absurde regels die de soldaten navolgen.

Verborgen collectief

Voor de groep vrouwen is de wedstrijd een gebied waar ze als collectief nog deel uit kunnen maken van Iran. Daarnaast vormt voetbal een ontsnapping van de islamitische dogma’s door een alternatief te bieden in de vorm van een nationale identiteit. Panahi vraagt zich met Offside terecht af waarom die beperkingen gelden en daarmee maakt hij een belangrijk statement over de huidige situatie in Iran. Dat de film slaagt in het overbrengen van zijn boodschap komt voornamelijk door de goede combinatie van acteerwerk en realistisch opgebouwde spanning.

Film / Films

Pen-eks anatomie der melancholie

recensie: Invisible Waves

De film Invisible Waves (2006) van de Thaise regisseur Ratanaruang Pen-ek ligt in het verlengde van zijn voorgaande film Last Life in the Universe. In beide films speelt Tadanobu Asano (beter bekend als de hoofdrolspeler van Takashi Miike’s Ichi the Killer) een melancholieke buitenstaander dolend in een onwerkelijke tropische setting.

Invisible Waves begint met het schijnbaar romantische weerzien van Kyoji (Asano) en een vrouw in Macao. Ze is de echtgenote van Kyoji’s baas en ze hebben een geheime affaire. Onverwachts sterft ze, nadat haar eten vergiftigd blijkt te zijn. Kyoji vlucht vervolgens, waarbij hij geholpen wordt door een criminele connectie die ervoor zorgt dat hij per schip naar Thailand kan reizen. Tijdens zijn tocht ontmoet Kyoji een mysterieuze vrouw, en maakt hij vreemde dingen mee. Aanbeland in het Thaise Phuket ontdekt hij al snel dat hij achtervolgd wordt door schimmige figuren en naarmate de film vordert wordt het duidelijk wat Asano’s werkelijke aandeel is in de moord aan het begin van het verhaal.

Weemoedig exotisme

~

In Pen-eks Last Life in the Universe viel vooral de prachtige cinematografie van Christopher Doyle op die de Aziatische setting een surreële schoonheid gaf. Voor Invisible Waves zat Doyle ook weer achter de camera, en zijn visuele stijl is direct te herkennen. Pen-ek hanteert in beide films een magisch-realistische stijl, waarin het alledaagse door mooie beelden en lange ongemonteerde scènes een onwerkelijke glans krijgt.

Pen-eks personages zijn in veel opzichten te vergelijken met de helden uit Kar-Wai Wongs Fallen Angels (1995). Daarnaast zijn er links naar Takeshi Kitano’s Sonatine (1993) en naar de eenzame helden uit de vroege films van Seijun Suzuki. In Asano lijkt Pen-ek de ideale tragikomische held te hebben gevonden. De acteur speelde in Last Life zeer subtiel een Japanse buitenstaander in Thailand, en in Invisible Waves geeft hij wederom een verdwaalde en onhandige vreemdeling gestalte. Pen-ek brengt met Invisible Waves echter weinig variatie, omdat Asano’s voorkomen en de visuele stijl te veel spiegelen met Last Life. Daarmee is Invisible Waves bij tijd en wijle net iets te langdradig.

Signatuur

~

Een ander manco is het ontbreken van een duidelijke band tussen Kyoji en de mysterieuze vrouw die hem op zijn tocht vergezelt. In Last Life werd er bijvoorbeeld op een mooie manier een band gevormd tussen twee personages die elkaars taal niet spraken, en daardoor genoodzaakt waren om op andere wijze met elkaar te communiceren. Dit resulteerde in een prachtige verzameling van verstilde beelden die betekenis hadden.

De lange shots in Invisible Waves hebben niet dezelfde lading, en de ontknoping is net iets te voorspelbaar. Toch is Pen-ek wel een regisseur om in de gaten te houden. Hij lijkt een signatuur te ontwikkelen die hem op één lijn plaatst met de films van Kar-Wai Wong. Daarmee lijkt er in de Aziatische cinema een fascinatie te zijn voor eenzame antihelden met ongeneeslijke vormen van melancholie.

Film / Films

Het schizofrene land

recensie: Death of a President

.

De realiteit is dat Death of a President een boeiende en integere mockumentary is. De Britse regisseur Gabriel Range is tv-journalist en specialiseert zich in dit genre. Hij maakte eerder The Day Britain Stopped (2003) over de gevolgen van een fictieve botsing van twee vliegtuigen boven Londen, en zegt sterk beïnvloed te zijn door Peter Watkins’ klassieker The War Game (1965). Range pareert de kritiek op Death of a President door de aanslag een metafoor te noemen. Hij wilde onderzoeken wat er sinds 9/11 is gebeurd en hoe de Amerikaanse regering deze gebeurtenis heeft gebruikt of misbruikt. De aanpassingen van wetgeving rond terrorisme (Patriot Acts 1 & 2) beperken de vrijheden van Amerikaanse burgers.

Beklemmend

~

Death of a President is technisch weergaloos: een combinatie van echt archiefmateriaal, bewerkte filmbeelden en een geloofwaardig scenario geschreven door Range en documentairemaker Simon Finch (Hitler and Stalin: Twin Tirants, 1999). De scènes van betogers in Chicago waren vorig jaar tijdens een echte demonstratie opgenomen en Brand Thumims flitsende gemanipuleerde montage is even effectief als in de oscarwinnende prenten Forrest Gump (1994) en Woody Allens Zelig (1983). Richard Harvey’s dreigende, sfeervolle soundtrack completeert deze beklemmende politieke thriller.

Death of a President speelt zich af in de toekomst en kijkt terug naar de aanslag op Bush door de ogen van prominente getuigen zoals zijn speechschrijver Eleanor Drake (Becky Ann Baker) en zijn veiligheidsagent Larry Stafford (Brian Boland). Drake beschrijft Bush als een warme en fundamenteel fatsoenlijke man, maar dit liefdevolle portret is in schril contrast met de man die een illegale oorlog voert die meer dan drieduizend Amerikaanse soldaten en honderdduizenden Irakezen het leven heeft gekost. Een oorlog die per dag zoveel geld kost dat met een fractie hiervan Bush de Derdewereld van schoon drinkwater zou kunnen voorzien met gebruik van nieuwe Amerikaanse technologie. Het is een pure politieke beslissing van de VS om grote delen van de wereld in armoe en zonder water te laten. Gabriel Range laat een schizofreen land met een even schizofrene leider zien en geen wonder dat de haat jegens Bush anno 2007 uit alle windstreken en overtuigingen afkomstig is. Desondanks zijn de gemanipuleerde beelden van een juichende menigte die hoort dat Bush is neergeschoten even schokkend als de scènes van uitbundige Arabieren na 9/11 die de gruwelijke dood van drieduizend mensen reden tot feesten vonden.

Maar wie zou er volgens Gabriel Range verantwoordelijk zijn voor deze zeker niet onaangekondigde aanslag? Een fanatieke milieuactivist, een labiele Golfoorlogveteraan, een vrouw wiens zoon in Irak sneuvelde of een Amerikaanse moslim die in het gebouw werkte van waaruit de schoten gelost werden? Helaas is het laatste deel van de film, na de aanslag, beduidend minder onderhoudend dan het voorgaande. Logisch, want het is zuiver hypothetisch en filmdramatisch gezien weinig spannend. Niemand heeft het immers gedaan want George W. Bush is nog springlevend.

~

Range vindt dat de genomen maatregelen na 9/11 een loopje met de vrijheid van Amerikanen nemen. De Patriot Acts 1 & 2 zorgen er in wezen voor dat mensen zomaar kunnen verdwijnen puur op basis van vage vermoedens. In Death of a President, als na de aanslag Dick Cheney president is, moet er een dader gevonden worden en dat gebeurt vlot. Zeer vlot. De vrouw van een Amerikaanse moslimverdachte (mooie rol van Hend Ayoub) houdt een indringend en vlammend betoog voor haar man. De aanwijzingen zijn flinterdun en gezien de haat jegens Bush zijn er miljoenen andere verdachten. Maar het doet er niet toe wie, als er maar iemand opgepakt wordt. Naast Al Gore’s ongemakkelijke waarheid, ziehier Dick Cheney’s gemakkelijke waarheid om de natie gerust te stellen.

Politiestaat

Range toont weliswaar een schizofreen Amerika, een land dat het beste en het slechtste in de mens herbergt, maar misschien had de wereld het erger kunnen treffen met haar rijkste en grootste macht. Alternatieven doen huiveren: van ondemocratische landen geregeerd door onverlichte despoten tot repressieve godsdienstfanaten. Desondanks is Bush’ buitenlandse politiek te vaak gebaseerd op lichte paranoia gekoppeld aan een sterke oorlogszuchtige neiging, een combinatie die voor fanatieke haatdragende vijanden zorgt. Range’s terechte vrees is dat als zijn denkbeeldige aanslag daadwerkelijk plaatsvindt een Patriot Act versie 3 ingevoerd zal worden. De gevolgen hiervan zullen ertoe leiden dat de Verenigde Staten verder af zullen glijden richting politiestaat. Een angstaanjagend scenario want hierbij vergeleken zal de huidige, op Cuba gevestigde, gruwelgevangenis Guantánamo Bay op de Buena Vista Social Club lijken.

Film / Films

Visueel spektakel

recensie: 300

Tot voor kort was Frank Miller een relatief onbekende naam in de filmwereld. Dankzij de verfilming van zijn graphic novel Sin City kwam daar verandering in – en dat is maar goed ook. Sin City was een visueel prachtstuk en leek als twee druppels water op zijn papieren tegenhanger. Een andere graphic novel van Miller is 300, waarvan het verhaal gebaseerd is op een beruchte veldslag in het oude Griekenland. Ook 300 is nu op het witte doek te zien.

Een elitegroep van 300 stoere Spartanen, onder leiding van koning Leonidas, trekt ten strijde tegen het duizenden malen grotere Perzische leger van Xerxes, een zelfbenoemde godheid. Wanneer hun stad ten onder dreigt te gaan, is er voor Leonidas (een voortreffelijke Gerard Butler) dan ook geen twijfel. Sparta moet en zal overwinnen, en de vijand moet dus afgeslacht worden. Het oude Sparta stond niet voor niets bekend om de sobere maar harde levenswijze, en om zijn perfect getrainde leger. In 300 hebben alle mannen dan ook perfecte wasbordjes en andere indrukwekkende spierbundels.

Gebronsde lichamen

~

Net als Sin City is 300 vooral een visueel spektakel, en dan in het bijzonder de gevechtsscènes. Waar het natuurlijk ook allemaal om draait. Het geheel lijkt wel uit foto’s opgebouwd te zijn, of rechtstreeks uit de strip van Miller te komen. Om nog maar een vergelijking te trekken met Sin City: ook 300 werd in zijn geheel voor het inmiddels beroemde groene scherm opgenomen. Regisseur Zack Snyder (Dawn of the Dead) manipuleerde daarnaast de kleuren met een zelfverzonnen concept dat hij ’the crush’ noemde. Het zwart werd zo goed als weggehaald, en kleuren als bruin en rood kregen de overhand. Het werkt perfect; de gebronsde lichamen en de rode mantels die ze dragen komen erg goed uit de verf, om van al het bloed nog maar te zwijgen. Want hoe je het ook wendt of keert, het is de historische veldslag waar het om te doen is. De slag bij Thermopylae (480 v. Chr.) is flink geromantiseerd, maar wel ontzettend spannend en adembenemend mooi. Je moet wel tegen flink wat geweld kunnen (zoals bij Sin City ook al het geval was) want de lijken, afgehakte ledematen en hoofden vliegen in het rond. In het immense leger van de Perzen strijden ook nog eens de meest bijzondere creaturen mee, van reuzen tot ninja-achtige krijgers. God-koning Xerxes (Rodrigo Santoro) zelf is ook prachtig om te zien. De opzwepende muziek van Tyler Bates maakt het geheel tot een overdonderende ervaring.

Oneliners

~

Aan het verhaal om het gevecht heen is echter beduidend minder aandacht besteed. De verhaallijn van koningin Gorgo komt niet uit de comic, en dat is te merken. De beelden zijn meteen minder treffend en de oneliners niet pakkend. Waarschijnlijk is zij toegevoegd om toch nog een grote vrouwelijk rol in de film te krijgen, maar het was niet nodig geweest. Wat wel werkt is de verteller, in de vorm van krijger Dilios (David Wenham). Doordat hij het verhaal vertelt hoeven er weinig opbouwende of introducerende scènes te zijn, wat meer tijd geeft aan het gevecht. Een gevecht dat overigens al meer dan de helft van de film in beslag neemt. En hoe clichématig de oneliners van vooral Leonidas dan ook zijn, ze zijn wél pakkend. “Tonight, we dine in hell“, zal lang blijven hangen bij het publiek.

Als geschiedkundig correcte film is 300 absoluut niet geslaagd, maar dat geven Miller en Snyder ook ruiterlijk toe. Als verfilming van een comic én van een indrukwekkende en bloederige veldslag is dit spektakel echter bijzonder geslaagd, is het een waar genot voor de ogen en kent het zijn weerga bijna niet.

Boeken / Fictie

Een keurig, maar aarzelend debuut

recensie: Jannah Loontjes - Veel geluk

Jannah Loontens’ debuutroman Veel geluk registreert de willekeur van het leven door de ondubbelzinnige bril van een kind. De ongekleurde weergave van gebeurtenissen maakt het verhaal indringend en tragisch, maar uiteindelijk ook slepend en oppervlakkig. Een vlotte roman waarin veel gebeurt, maar niets wordt geduid.

In een hoog tempo sleurt Loontjens je mee door de jeugd van Liaan. Snelle dialogen en kordate zinnen brengen tijd, ruimte en personen treffend tot leven. Een spervuur aan ingrijpende gebeurtenissen – een uiteenvallend gezin, overspel, drugsgebruik en emigratie – legt een vruchtbare bodem om de duistere krochten van de menselijke psyche eens lekker op papier te kladden. Althans, dat is de verwachting gezien Loontjens’ achtergrond als moeder, dichter en promoverend filosoof.

Vergeefse idealen

Liaans ouders, Klarissa en Jacob, zijn Nederlandse hippies die in het begin van de jaren zeventig naar Zweden trekken om daar het ‘pure’ leven te leiden dat het hippie-ideaal hen voorschrijft. Liaan groeit op in een primitieve omgeving zonder stromend water of electriciteit. Terwijl haar vader plannen maakt om in een zelfgebouwde woonwagen Noordwaards te trekken begint Klarissa terug te verlangen naar de bewoonde wereld. Het gaat mis tussen het hippie-stel en Klarissa keert samen met Liaan terug naar Nederland terwijl broer Thor bij zijn vader in Zweden achterblijft.

Hoewel het perspectief wisselt tussen Klarissa, Liaan en Jacob leven we mee met de belevenissen en gevoelens van Liaan tijdens haar kleuter –en pubertijd. Loontjens slaagt erin de onbevangenheid en oppervlakkige opstandigheid van deze twee leeftijdsfasen te schetsen, maar lijkt met de keuze voor het kinderlijke perspectief ook te vluchten voor diepgang en stellingname.

Zo worden de motieven en gevoelens van Jacob en Klarissa nauwelijks toegelicht, terwijl de behoefte aan inzicht in hun gedachten en gevoelens omtrent de gebeurtenissen en hun keuzes steeds verder toeneemt.

Voorzichtigheid

Een mogelijke verklaring voor de voorzichtigheid van Loontjens is het sterk autobiografische karakter van haar boek. Zij is net als Liaan kind van hippie-ouders, die in de jaren zeventig naar Zweden trokken om zich over te geven aan het leven in de natuur. En ook Loontjens beleefde haar pubertijd in Amsterdam en Den Haag. Misschien behoudt zij zich van stellingname uit angst haar geliefden te kwetsen, maar dat blijft giswerk.

Toch is er – bedoeld of onbedoeld – tussen de regels door een vaag oordeel op te maken. Zowel Klarissa als Jacob zijn gedurende het verhaal eigenlijk alleen maar bezig met hun eigen zingeving aan het leven. Individuele vrijheid als hippie-ideaal verwordt gaandeweg tot een keihard egocentrisme, waarin de ouders ook het belang voor het kind uit het oog verliezen.

Egocentrisme

Dit egocentrisme komt het sterkst naar voren tijdens het midzomerfeest dat Liaans moeder maanden lang obsessief heeft voorbereid. Terwijl Liaan huilend door de met trippende hippies bezaaide gangen van het huis rent op zoek naar troost van haar ouders, – ze heeft zich aan een smeulende tak uit het midzomer-kampvuur gebrand – zijn zowel Jacob als Klarissa verwikkeld in een dubieus liefdesspel. Als ze haar moeder eindelijk op zolder treft, met het hoofd van een vreemde man tussen haar benen, wordt haar zonder pardon de deur gewezen.

Misschien is het kinderlijke perspectief een bewuste keuze van Loontjens, om de onpartijdige waarneming van een kind en daarmee de apathie en het egocentrisme van de volwassen karakters in haar boek te verbeelden. In dat geval is ze in haar opzet geslaagd, maar de indruk dat het de filosofe simpelweg aan bagage en daadkracht ontbreekt om de naar inzicht verlangende lezer te bevredigen en af te rekenen met haar eigen jeugd blijft sterk aanwezig.

Nuchter en vlot

Toch verveelt het boek niet. Naast de nuchtere en vlotte stijl van Loontjens speelt de hoofdstukindeling hierbij een grote rol. De bescheiden 213 pagina’s waaruit de roman bestaat is nog eens onderverdeeld in 21 hoofdstukjes, die soms niet meer dan vijf bladzijden beslaan. Zo slinger je als lezer in een ongekend tempo door tijd, plaats, ruimte en personen. Een makkelijke truc om de vaart erin te houden, maar het werkt.

Stillistisch gezien is Veel Geluk een sterk boek, waarmee Loontjens haar vaardigheden als tekstschrijfster ruimschoots bewijst. Inhoudelijk komt ze echter niet tegemoet aan de verwachtingen die worden gewekt door de veelheid aan ingrijpende gebeurtenissen in het verhaal en haar persoonlijke en professionele achtergrond. Hopelijk durft ze in de toekomst wat meer van haar eigen tandvlees te laten zien.

Muziek / Concert

Overweldigende postrock in het spoor des doods

recensie: And You Will Know Us by the Trail of Dead in Tivoli

Zondag 11 maart 2007. Een man wordt doodgeschoten op straat in Utrecht. Er gaat een golf van angst en woede door de stad. De volgende dag strijkt er een Amerikaanse band neer in de stad met de naam …And You Will Know Us by the Trail of Dead. Utrecht is de enige Nederlandse stad die ze aandoen op hun Europese tour. Alsof het thema ‘dood’ nog niet genoeg was benadrukt deze avond, speelt in het voorprogramma onder andere de Utrechtse band We vs Death. Verder dan die griezelige namen hoeft het publiek in Tivoli niet te sidderen, want de Trail of Dead en beide voorprogramma’s brengen een overweldigend goed avondje postrock die de grimmige sfeer op straat gelijk doet vergeten.

~

De openingsband We vs Death is qua stijl een goede inkomer voor de hoofdact. De band maakt mooie instrumentale composities met drie gitaren. Op zijn best werkt We vs Death naar hoge climaxen toe, bijgestaan door een aanzwellende trompet in de boventoon als het echt spannend wordt. De mannen hebben een fijn gevoel voor dramatiek, alleen de presentatie is wat houterig. En dan is er nog een act in het voorprogramma. Forget Cassettes is een band, of nee, eerder een prominente dame met karakter en een begeleidingsband. Grote klasse, maar ze zou beter tot haar recht komen als een op zichzelf staande act. Er is in het publiek maar weinig aandacht voor haar hartverscheurende vocale uithalen. Twee acts in het voorprogramma is misschien wat teveel van het goede.

Extase

…And You Will Know Us… Het is niet de eerste keer dat de band uit Texas USA op bezoek is in ons land. Dit keer hebben ze een schat aan nieuw songmateriaal bij zich, afkomstig van hun laatste album So Divided. Er gaat een golf van opwinding door de zaal. Dat is niet voor niks. Er zijn maar weinig postrock bands die hun ontoombare energie zo goed op het publiek
overbrengen. Het is een raadsel hoe deze extraverte band tovert met energie in de zaal, waar de bezoekers vooraan bijna voortdurend extatisch dansen en springen als gekken.

Dreunende paukslagen

~

Het geluid in Tivoli is aan de harde kant. Dat doet in veel gevallen zeer aan de oren, maar de ervaring bij deze band gaat het gehoor te boven. Het lijkt meer een fysieke ervaring te zijn: de intense muziek spoelt als een vloedgolf over je heen en sleurt je mee de diepte in. De drummer wordt af en toe bijgestaan door een extra trommelaar en iedere paukslag dreunt door in je romp. Toch is deze band qua instrumentatie niet wezenlijk anders dan bijvoorbeeld We vs Death. Ook hier is de hoofdrol weggelegd voor de elektrische gitaren. Daarmee maken ze epische rock die binnen een liedje kan veranderen van melodieuze pop, via opzwepende rock, naar keiharde noise, om opeens te eindigen in verstilde klanken. Post Punk Floyd… zo klinken beide bands, maar verder valt deze muziek niet te labelen.

Post Punk Floyd

Ook vocaal is And You Will Know Us indrukwekkend. De teksten zijn door de harde muziek zo goed als onverstaanbaar, maar omdat ze worden gezongen op schreeuwsterkte en met alle bandleden tegelijk, maakt het weinig uit of je weet waarover ze zingen. Hier komt een oergevoel over, luid en duidelijk. Een gevoel dat op cd veel minder naar voren komt. Het valt op dat de bandleden zich niet beperken tot een eigen vast instrument. Er wordt per nummer heel wat gewisseld van plek, wat een gevoel van eenheid geeft. Toch verliest de hele show geen enkel ogenblik zijn denderende vaart en is het alweer voorbij voordat men er erg in heeft…nu al?

~

Eenmaal op straat dringt die andere realiteit zich weer op: ME-agenten op iedere straathoek. Het zou nog lang onrustig zijn in de stad.

Muziek / Album

Oosters behang

recensie: Air - Pocket Symphony

“Machines give me some freedom”, zongen ze op 10,000 hZ Legend (2001). Die zin klinkt paradoxaal: hoe kan een machine – immers uiterst gelimiteerd in en onbewust van wat ie kan – je vrij maken? Maar Air bewijst dat het kan. Al jaren laat de band de grens vervagen tussen digitaal en analoog, tussen instrumentaal en sample. Het nieuwe album Pocket Symphony borduurt voort op Alone in Kyoto, het laatste nummer van de vorige plaat. Vond je Alone in Kyoto niet goed, dan tref je het slecht met Pocket Symphony.

~

Het past eigenlijk niet meer om te verwijzen naar de debuut-EP Premières Symptomes (1997) of naar Moon Safari (1998), het album waarmee Nicolas Godin en Jean-Benoît Dunckel doorbraken. The Virgin Suicides, de soundtrack voor de gelijknamige film van Sofia Coppola, was al een wereld van verschil met het vroegere werk. Maar sinds het album 10,000 hZ Legend, met zijn rauwe arrangementen en de albumbrede inzet van blieperige beats, is de spielerei duidelijk voorbij. Zelfs Beck zong mee! Beck, die held van de hip, die voor Airs eerdere werk toch echt nog te ruig was. Airs zomerse laissez-faire werd vervangen door een melancholisch, herfstachtig geluid.

Plaatjes kijken

Echt stoer zijn Godin en Dunckel nooit geworden. Als je de korte documentaire bekijkt – via het opendisc-systeem maakt je computer automatisch contact met de exclusieve extra’s op Airs nieuwe website -, blijken Dunckel & Godin nogal suffe, zijige types. In deze film mompelen ze wat over de ontwikkeling van de band, terwijl ze met hun modieuze kapsels hip doen tegen een computergegenereerde achtergrond. En passant maken ze nog sluikreclame voor de nieuwe Macbook, die goed past in hun gestileerde voorkomen. Het is meer plaatjes schieten dan dat er iets verteld wordt.

~

Air in Kyoto

Naar eigen zeggen hebben Dunckel en Godin zich voor Pocket Symphony laten beïnvloeden door het Verre Oosten. Zo leerde Godin een Japans snaarinstrument, de shamisen, te bespelen bij een Japanse meester. Volgens de documentaire koos Air voor de Aziatische insteek op aanraden van een beschonken vriendin. De prozaïsche verklaring op de website luidt echter dat Pocket Symphony de toon voortzet van het laatste nummer van Talkie Walkie (2004), Alone in Kyoto, dat alleen in de titel naar Japan verwijst. Maar op het vlotte Talkie Walkie viel Alone in Kyoto nu juist buiten de boot. Het was de trage, moeilijke afsluiter van een lekker in het gehoor liggende plaat.

Moeizaam luisteren

En zo kost ook Pocket Symphony wat meer moeite, om het voorzichtig uit te drukken. De eerste single Once Upon a Time is bijvoorbeeld een liedje met bloednerveus toetsenriedeltje en een ongeïnspireerde tekst die tot in den treuren herhaald wordt. Zelfs de nummers met gastvocalen van Jarvis Cocker en Neil Hannon helpen niet mee. Pulp-zanger Cocker zucht mee op het futloze One Hell Of A Party, maar klinkt alsof hij een zware verkoudheid heeft. Ook die gezellige Neil Hannon, frontman van The Divine Comedy, kan met zijn ijle, maar expressieve stem Somewhere Between Waking And Sleeping niet redden.

Luchtig behang

Gek genoeg zijn het juist de liedjes waar Dunckel & Godin tezamen de vocalen verzorgen, die wél goed klinken. Godin kan eigenlijk helemaal niet zingen, maar Left Bank komt tenminste overtuigend over. Uitblinker is het hypnotische Napalm Love, inclusief maffe samples en inopportune teksten als “I’m burning my love/ I’m burning alive/ burning alive”. De meeste nummers Pocket Symphony zijn echter muzikaal behang. En dan geen kleurrijk behang dat je met plezier urenlang aandachtig bestudeert maar behang zoals je dat aantreft bij modieuze minimalisten: grijs.