Boeken / Strip

In de traditie van de grote Angelsaksische krantenstrips

recensie: Willem Ritstier en Minck Oosterveer - De avonturen van Nicky Saxx

.

De dubbele betiteling van Uitgeverij Boumaar mag dan zijn verdwenen, ook dit nieuwe album van Nicky Saxx bestaat als vanouds uit twee verhalen: Noodweer en Horen. In het eerste verhaal moet Nicky zien te overleven als in de buurt van een stad in het zuiden van de Verenigde Staten de dijken doorbreken. Natuurlijk gaat dit met de nodige problemen gepaard, want mensen blijken ineens heel zelfzuchtig als er eens een keer écht iemand hulp nodig heeft. Ook de reddingsacties komen niet al te snel op gang, dus onze stoere heldin mag het weer eens helemaal in haar eentje opknappen. Het lijkt erop dat de auteurs met dit verhaal kritiek willen leveren op de dramatische gang van zaken na de overstroming van New Orleans door de orkaan Katrina; het zal geen toeval zijn dat dit verhaal enkele maanden na de ramp werd gemaakt. Risico bij een verhaal dat is gebaseerd op de actualiteit is dat het geforceerd kan overkomen, maar deze valkuil hebben Ritstier en Oosterveer vakkundig weten te omzeilen: door een eigen ramp te bedenken en er nog wat andere verhaallijnen doorheen te mengen is het ook als op zichzelf staand verhaal prima te genieten.

Horen

Horen is de proloog van wat een heel interessante reeks verhalen zou kunnen gaan worden. Azrateken-expert Henry Mitchell wil om verder te komen met zijn onderzoek een expeditie ondernemen naar San Latunia, de plaats waar deze Azrateken ooit woonden. Eén van de beoogde expeditieleden is Elja Steiner, Nicky’s compagnon. In dit verhaal is er van een expeditie echter nog geen sprake: professor Mitchell blijkt vlak na zijn ontmoeting met Steiner te zijn vermoord en Elja is de voornaamste verdachte. Aan haar en Nicky de opdracht om de ware daders te vinden, iets wat natuurlijk weer de nodige gevaarlijke situaties oplevert. De manier waarop onze twee heldinnen zich telkens weer uit de meest hachelijke situaties weten te redden geeft soms te denken, maar eigenlijk is dat ook juist weer de charme van de serie. Het is natuurlijk afwachten wat er in de volgende verhalen nog gaat gebeuren, maar de verhaallijn rond de Azrateken lijkt bij voorbaat al geslaagd. Het enige minpuntje is het ontbreken van een strook (een dagelijkse aflevering in de krant), maar die wordt gelukkig in het volgende album alsnog opgenomen. Voor de Nicky Saxx-liefhebbers die niet kunnen wachten, staat hij hier alvast afgebeeld:

Behalve dat de verhalen van Willem Ritstier zeer de moeite waard zijn, is er ook nog het ongelooflijk grote tekentalent van Minck Oosterveer, die met dit album wederom bewijst iedere dag weer hoge kwaliteit te kunnen leveren. Het tekenwerk van Oosterveer evolueert vrijwel voortdurend, maar bij Nicky Saxx heeft hij na meer dan tien verhalen inmiddels de juiste balans gevonden voor een spannende strip in zwart-wit, die gemaakt wordt in de beste traditie van de grote Engelse en Amerikaanse krantenstrips.

Muziek / DVD

Een hemelse Christus muzikaal ontleed

recensie: Dieterich Buxtehude: Membra Jesu Nostri. Solisten, Schola Cantorum Basiliensis o.l.v. René Jacobs

In Lübeck is het een muzikaal feestjaar: gedurende heel 2007 wordt daar de driehonderdste sterfdag van Dietrich Buxtehude herdacht. Ton Koopman viel de eer te beurt het Buxtehude-jaar in Lübeck te mogen inluiden. Passend bij het gedenkjaar heeft Harmonia Mundi een DVD uitgebracht met een opname van Buxtehudes Membra Jesu Nostri.

Dieterich Buxtehude
Dieterich Buxtehude

Buxtehude werd in 1637 vermoedelijk in Oldesloe (Sleeswijk-Holstein) geboren. Als zoon van een organist kreeg hij muziek met de paplepel ingegoten en legde daarmee de basis voor een succesvol leven en werken als musicus en componist. Hij was van 1657 to 1658 in Helsingborg en van 1660 to 1668 in de Duitse gemeente van Helsingør als organist werkzaam. In 1668 volgde hij zijn schoonvader, Franz Tunder, in de Marienkirche in de Hanzestad Lübeck op. Buxtehude genoot tijdens zijn leven al grote roem, zoals onder meer blijkt uit een lofdicht uit 1685.

Lange wandeling

Zoals bekend verleidde deze reputatie ook Johann Sebastian Bach ertoe om in 1705 een voettocht van ruim driehonderd kilometer af te leggen, om de grote meester te leren kennen. Van Buxtehudes orgelspel en composities was Bach zeer onder de indruk – hij nam zelfs les bij Buxtehude – maar van zijn dochter echter allerminst. En de voorwaarde om Buxtehude als organist en cantor van de Marienkirche te mogen opvolgen was dat zijn dochter door de aanstaande opvolger gehuwd diende te worden. In zijn twijfels daaromtrent stond Bach overigens niet alleen: zowel Telemann als Händel zagen vanwege deze package deal liever van een aanstelling in Lübeck af.

Avondmuziek

Buxtehude componeerde een omvangrijk oeuvre. Hij is bij menigeen vooral vanwege zijn orgelwerken bekend, maar het vocale werk neemt een veel ruimere plaats in. Dit is mede te danken aan de traditie van de cantate, die sinds de lutherse reformatie een belangrijke plaats in de kerkelijke liturgie innam. Daarnaast componeerde Buxtehude uit vrije wil voor de door hemzelf opgezette Abendmusiken (speciale kerkconcerten in de adventstijd) onder andere instrumentale werken, kerkliederen, psalmbewerkingen en cantate-achtige composities. Het waren vooral deze Abendmusiken die hem tot een internationaal gevierd componist maakten.

Hoewel het merendeel van Buxtehudes werken in de loop der tijden verloren is geraakt, is een deel van zijn composities via de bevriende Zweedse hofkapelmeester Gustav Düben bewaard gebleven in de universiteitsbibliotheek van Uppsala. In die collectie bevindt zich ook het van Buxtehude zelf afkomstige originele handschrift van Membra Jesu Nostri. Buxtehude componeerde dit werk in 1680 en droeg het aan zijn vriend Gustav Düben op. Vermoedelijk schreef hij het werk in opdracht van het Zweedse hof.

Ledematen

Membra Jesu Nostri bestaat uit zeven cantates, die het lijden van Christus verbeelden. Kenmerkend voor Buxtehude is dat hij zich niet letterlijk aan een bijbeltekst houdt. Voor Membra Jesu Nostri greep hij op een tekst terug, die van oorsprong aan Bernard van Clairvaux (ca 1090 – 1153) werd toegedicht. Het is echter vrij zeker dat deze tekst, een cyclus van 7 latijnse passie-gedichten met de titel Salve Mundi salutar (“wees gegroet, heil der wereld”), door de Belgische abt Arnolf van Leuven (1200 – 1250) geschreven is. Deze tekst, ook bekend als rhytmica oratio, vereert op een meditatieve wijze de ledematen van de gekruisigde Christus: de voeten (“Ad pedes”), knieën (“Ad genua”), handen (“Ad manus”), zijde (“Ad latus”), borst (“Ad pectus”), hart (“Ad cor”) en gezicht (“Ad faciem”). Deze tekst was in de zeventiende eeuw zowel bij katholieken als lutheranen wijd verbreid en zeer geliefd.

Bijzonder?

René Jacobs
René Jacobs

Wat maakt Membra Jesu Nostri zo bijzonder? Dat is goed te horen en te zien op deze DVD. Onder leiding van René Jacobs werd in 2005 in de sobere maar zeer imposante absis van een romaanse abdijkerk in Payerne (Zwitserland) het werk opnieuw voor Harmonia Mundi opgenomen. Reeds in 1990 had Jacobs met het Concerto Vocale voor hetzelfde label deze compositie van Buxtehude opgenomen.

Hoewel de solisten nu als Schola Cantorum Basiliensis worden opgevoerd, is het ensemble op de tweede sopraan na (nu gezongen door Rosa Dominguez) ongewijzigd. Qua uitvoering wijkt de nieuwe versie duidelijk van de opname uit 1990 af. Allereerst valt op dat Jacobs de instrumentale bezetting, die in de eerdere uitvoering tot een minimum was gereduceerd, heeft uitgebreid met 5 viola da gamba’s. Dat komt de opname zeer ten goede; dankzij deze gamba’s ontstaat er een prachtig samenhangende klankkleur, die bovendien ritmisch de uitvoering sterk verlevendigt. Daarnaast heeft Jacobs voor een frivolere interpretatie gekozen. Op een aantal markante punten wordt de melodie, op zichzelf al huiveringwekkend mooi, door passende versieringen tot ongekende schoonheid verheven. De dirigent overdrijft echter niet met deze versieringen en weet uitstekend balans te houden. Hij houdt het tempo daarbij hoog en weet met nieuwe accenten en details de maximale rijkdom van deze compositie aan het licht te brengen.

Samengaan

Het verrassende aan Membra Jesu Nostri is het perfecte samengaan van de strenge protestantse Noordduitse stijl en die van de Italiaanse school, ontroerend mooi is de symbiose van mystieke uitbarstingen en uiterst transparente klanken. Ook in technisch opzicht is de opname uitstekend; het evenwicht tussen instrumenten en solisten is uitgewogen. Tenslotte is het een genot om vooral Maria Kiehr, Andreas Scholl en Gerd Türk te zien zingen. Met name Andreas Scholl lijkt helemaal in het werk op te gaan. René Jacobs is niet prominent aanwezig maar geeft des te duidelijker aan wat hij van de uitvoerenden verwacht: totale overgave aan deze prachtige muziek. De beelden zijn aangenaam rustig en leiden geenszins af.

Als kijker heb je het gevoel alsof je op de eerste rang zit, verbluft over alle details die deze musici ten gehoor brengen. En plotseling begrijp je de vertwijfelig van Bach – een briljante vader en dan zo’n dochter… Voor Bach was het een lange terugreis, voor ons kan het Buxtehude-jaar met deze DVD niet meer stuk.

Theater / Voorstelling

Openhartig theater over de grenzen

recensie: LOD - Stories of Europe – The Attendants' Gallery

Je verwacht elk moment een Europese ambtenaar die op het podium springt en de loftrompet steekt over het prachtige Europa. Hoewel Stories of Europe – The Attendants’s Gallery tot stand is gekomen met Europese subsidiegelden, is zij geenszins een propagandastunt. Het is vooral een Gesamtkunstwerk van allerlei disciplines die in de rijke culturele en politieke geschiedenis van Europa hun inspiratie vonden.

Deze muzikale reis door de geschiedenis van de Europese twintigste eeuw wordt geproduceerd door Dick van der Harst, huiscomponist van LOD, en Koen de Sutter, gastartiest bij het gezelschap. Zij zijn gefascineerd door geschiedenis. En niet door die van de Grote Verhalen, maar juist door de kleine marginale vertellingen. Aan het woord komen dan ook vijf acteurs uit de marges van de Unie: Slovenië, Roemenië, Lapland, Portugal en Ierland. Zij hebben ieder een verhaal dat ze aan de hand van een ‘galerij van herinneringen’, die gevormd wordt door beelden en voorwerpen, tot leven brengen. Zij worden ondersteund door de muziek van LOD, die geïnspireerd is op de muziek van de deelnemende landen, en het beeldverhalencollectief FRÉMOK. Zij zorgen voor de visuele vertaling van de verhalen.

Lingua franca

~


En wat voor prachtige verhalen! Verhalen over discriminatie, tegenslag, maar ook van hoop en weerbaarheid en niet te vergeten, vol humor. Het eerste verhaal komt uit Ierland. Miles O’Shea vertelt aan de hand van houtsneden een James Joyce-achtig verhaal, over hoe hij met het hart van zijn overleden moeder een whisky gaat drinken. Aangrijpend is het verhaal van Paula Só die op subtiele wijze over de implicaties van de Anjerrevolutie in Portugal vertelt. Eveneens ontroerend is het verhaal van Levente Molnár uit Roemenië, die de Eerste Wereldoorlog tot leven laat komen met behulp van een installatie met fotografie en zeefdruk. De kracht van de voorstelling ligt in de pracht van een goed verhaal. Het verhaal als lingua franca tussen mensen. Een groot gedeelte van de afzonderlijke scènes wordt in de respectievelijke moedertaal opgevoerd en er zullen maar weinig toeschouwers zijn die zowel het Roemeens als het Sloveens machtig zijn. Toch kun je de grote lijnen van een verhaal goed begrijpen, mede door de wijze waarop de verschillende kunstenaars de vertaalslag van taal naar beeld hebben weten te maken.

Vervreemdend

~


De openhartigheid van de acteurs en musici die de toeschouwers op hun podium uitnodigen, is hartverwarmend. De poging die zij ondernemen om door taal- en cultuurbarrières heen te breken en één kunstwerk te vormen, is lovenswaardig. Het vergt echter wel enig uithoudingsvermogen. Je moet bereid zijn je te laten verrassen door de bijzondere muziek, waarin niet altijd duidelijk een refrein of melodie te ontdekken is. Ook het feit dat in een groot deel van de voorstelling de moedertaal van de verschillende acteurs gehanteerd wordt, kan afschrikken. Zeker wanneer er in die verhalen niet duidelijk genoeg coupures zijn aangebracht, zoals bij het verhaal van de Sloveense actrice Damjana Cerne, dan verslapt de aandacht en werkt het geheel eerder vervreemdend dan inspirerend.

Gelukkig zijn dat maar kleine puntjes in een verder mooie en inspirerende avond. Het enthousiasme waarmee de acteurs, musici en kunstenaars één intelligent en boeiend kunstwerk weten neer te zetten, wekt vertrouwen. Vertrouwen in de kracht van het verhaal: het verhaal dat ons dichterbij elkaar brengt, in plaats van uit elkaar doet gaan.

Stories of Europe – The Attendants’ Gallery van LOD wordt helaas niet meer in Nederland opgevoerd. Klik hier
voor meer informatie.

Boeken

Wegwijs in de Amerikaanse cinema

recensie: Nieuwe Amerikaanse filmboeken

De schier oneindige stroom boeken over Amerikaanse films die maandelijks verschijnt, is ondoenlijk om bij te houden. Iedereen lijkt iets te zeggen te hebben over filmmakers, stromingen en het veranderende mediaklimaat, en critici dumpen de ene na de andere recensieverzameling op de markt. Twee uitstekende recente filmliteratuurbundels helpen de verdwaalde lezer echter een eind in de goede richting.

Het lijvige compendium Contemporary American Cinema beslaat nagenoeg alle facetten van de Amerikaanse film van de afgelopen 45 jaar: van de auteurtheorie tot blaxploitation, van Disney tot homofilm, van The Sound of Music tot Donnie Darko. Een team van Amerikaanse en Britse critici en deskundigen behandelt in 22 chronologisch geordende hoofdstukken de belangrijkste elementen uit de Amerikaanse cinema, en deze artikelen zijn aangevuld met aparte kaders waarin films, genres en acteurs belicht worden. Alle teksten zijn voorzien van de nodige referenties en uitgebreide literatuurtips voor verdere verdieping; éénvijfde deel van dit lijvige boek bestaat uit appendices, een woordenlijst, een literatuurlijst en de index.

~

Dat klinkt soberder dan het is, want de analytische teksten mogen dan compact zijn, ze zijn toch goed toegankelijk – of het nu over de geschiedenis van de zwarte film gaat, over de impact van de thuisbioscoop op de filmmarkt, of over de politieke relevantie van jaren-tachtigcinema. Bovendien zijn alle artikelen voorzien van relevant fotomateriaal. De auteurs berijden vaak hun bekende stokpaardjes (Kim Newman over horror en pulp, Yvonne Tasker over gender), maar van het geheel gaat toch een over het algemeen frisse toon uit. Het boek is expliciet bedoeld voor universiteitsstudenten (het bevat zelfs college-opdrachten), maar is absoluut niet beperkend voor een veel breder publiek, en als zodanig sterk aan te raden als alomvattende inleiding.

Persoonlijk

De lijvige bloemlezing American Movie Critics beslaat de andere kant van het spectrum: de ontvangst van films door critici. Dit boek biedt een zeer uitgebreid overzicht van 90 jaar Amerikaanse filmkritiek – in de meeste gevallen in de vorm van korte essays, en slechts af en toe korte recensies. Op een paar uitzonderingen na gaan alle artikelen helaas enkel over Amerikaanse films, maar dit doet weinig af aan de draagwijdte van het boek: je treft er de meest uiteenlopende stijlen en even populistische als recalcitrante meningen in aan. De meeste stukken zijn niet-academisch en verschenen eerder in kranten. De auteur vormen een erg gemêleerd gezelschap van mannen en vrouwen: je treft naast dagbladrecensenten ook een filosoof als Stanley Cavell en een filmmaker als Paul Schrader aan. Opvallende afwezigen zijn daarentegen de invloedrijke huisschrijvers van Variety, en de generatie van gevierde en populaire online-critici: de schrijvers op webstekken als salon.com en slate.com bijvoorbeeld.

~

Van de meeste wèl geselecteerde schrijvers zijn meerdere artikelen opgenomen, en die selectie is erg sterk. Van Armond White bijvoorbeeld zijn twee stukken over Spike Lees films gekozen: een waarin Do the Right Thing geprezen wordt en een waarin Malcolm X met de grond gelijk wordt gemaakt. Wat verder direct opvalt is de persoonlijke toon, die door de decennia heen altijd zo kenmerkend is geweest voor Amerikaanse filmkritiek, van H.L. Mencken tot en met Jonathan Rosenbaum. Die pakt vaak goed uit: de eerlijkheid van James Agee bijvoorbeeld houdt je bij de les. Bij meer recente critici blijkt hij echter vaak een verhulling van rommelige stukken die meer over de auteurs zelf dan over de films gaan: het narcisme van lieden als A.O. Scott en Roger Ebert (hoewel een van Eberts minder pompeuze stukken is geselecteerd) blijft nauwelijks verborgen. Zulke kritieken steken schril af tegen de kwaliteit van hun voorgangers: grootheden als Andrew Sarris, Pauline Kael en Manny Farber zijn vertegenwoordigd met essays die in het minste geval nieuw inzicht in films verschaffen, en je in het beste geval doen nadenken over het kijken naar en reflecteren op films. Een erg veelzijdig en toegankelijk boek dus, zeer netjes verzorgd en in een prijzige maar luxe hardback-uitgave te koop.

Philip Lopate (red.) · American Movie Critics. An Anthology. From the Silents Until Now · Uitgever: the Library of America · Prijs: €49,90 · 825 bladzijden · ISBN: 1931082928

Linda Ruth Williams en Michael Hammond (red.) · Contemporary American Cinema · Uitgever: Open University Press · Prijs: onbekend · 584 bladzijden · ISBN: 0335218318

Film / Films

Verhitte strijd in de woestijn

recensie: Daratt

Wanneer de regering van Tsjaad amnestie verleent aan alle oorlogsmisdadigers, krijgt de zestienjarige Atim van zijn grootvader een pistool mee, en de opdracht om Nassara, de moordenaar van zijn vader, te doden.. Deze is inmiddels getrouwd, en leidt een degelijk leven als bakker. Nassara neemt Atim in dienst als leerlingbakker, maar is zich niet bewust van de wraaklustige taak die de jongen op zich genomen heeft. Terwijl Atim probeert moed te verzamelen om de man om te brengen, wordt Nassara door een reeks tegenslagen juist steeds afhankelijker van hem.

~


Wat vooral centraal staat in Daratt is de constante innerlijke worsteling van Atim. Hij moet aan zijn grootvader bewijzen dat hij een ‘echte man’ is, hij wil wraak voor de dood van zijn vader, maar tegelijkertijd ziet hij in dat Nassara geen monster is. Deze deelt brood uit aan arme buurtkinderen, neemt Atim op in zijn huis en leert hem een vak. Verscheurd door zijn tegenstrijdige gevoelens, stelt Atim zich daarom afstandelijk en kil op. Geïntrigeerd door deze houding interesseert Nassara zich steeds meer in de jongen en begint hij juist warme gevoelens voor Atim te koesteren.

Constante strijd

Naarmate de film vordert, wordt de relatie tussen de mannen steeds ingewikkelder. Atims wraaklust wordt overschaduwd door zijn behoefte aan een vaderfiguur, en Nassara ziet in Atim een potentiële zoon. Atims geflirt met Nassara’s veel jongere vrouw Aicha maakt de situatie er niet beter op. De bijzondere haat-liefdeverhouding maakt dat de mannen constant in strijd zijn met elkaar, maar Atims gewetensnood blijft tegelijkertijd groeien. Als Nassara uiteindelijk Atim wil adopteren als zijn zoon en daarvoor aan zijn vader toestemming wil vragen, wordt Atim gedwongen om een keuze te maken.

Simpel maar onvoorspelbaar

~

Daratt is een ingetogen, pretentieloze film met onbekende acteurs en een simpel maar effectief gebruik van locatie. De hitte van de claustrofobische bakkerij is bijna te voelen, net als de stoffigheid van de straten. Het grootste deel van de film speelt zich af rond het huis van Nassara, wat de nadruk legt op het feit dat Atim steeds verder binnendringt in zijn wereld. Verwacht geen grootse gebaren of plotwendingen; deze film kabbelt rustig voort maar blijft tot het einde onvoorspelbaar. Op een realistische wijze weet de regisseur de daden en beslissingen van de personages te schetsen, en wordt de relatie tussen de twee mannen goed uitgediept, ondanks het ontbreken van veel achtergrondinformatie. Daardoor blijft de innerlijke belevingswereld wel verborgen voor het publiek, maar het effect hiervan is dat tot het einde onduidelijk blijft wat er zal gebeuren met Nassara. Daratt is niet groots en meeslepend, maar weet een simpel verhaal wel onderhoudend te maken.

Muziek / Concert

Ingewikkeld, dwars en geniaal

recensie: Battles in Paradiso

Terwijl Interpol in de grote zaal van Paradiso een obligaat optreden afdraaide, zette het New Yorkse Battles de bovenzaal op zijn kop. Met een woest concert vol dwarse wiskundige ritmes, gesampelde gitaren en een autistische bassist.

Bassist Dave Konopka maakt aan het begin van het Amsterdamse podiumdebuut van Battles meteen duidelijk waarom deze band anders is. Hij draait zijn rug naar het publiek, plukt een loopje op zijn bas, herhaalt dat een paar keer en laat dan zijn vingers van de snaren glijden. Het loopje gaat door. Vervolgens frutselt de kleine Amerikaan aan een paar knoppen boven zijn hoofd en het loopje versnelt. Hij heeft zojuist zichzelf gesampeld. Het is Battles in een notendop. Een clash tussen samplers, elektrische gitaren en drums. Vanavond presenteert de New Yorkse groep hun nieuwe album Mirrored, dat uitkomt op Warp Records, het Londense label dat ook podiumbeesten Maxïmo Park en !!! onder contract heeft.

Explosief

~


De band Battles is gebouwd rond wonderkind Tyondai Braxton en ontstond drie jaar terug in New York, waar ze direct opvielen door hun explosieve live optredens. In Nederland maakten ze die reputatie vorig jaar waar op Motel Mozaïque, met een krankzinnig intens concert in een volgepakt Nighttown. Ook in de zweterige bovenzaal van Paradiso is het dringen en proppen. Terwijl beneden in de grote zaal de laatste klanken van Interpol wegsterven, krijgt bassist Konopka gezelschap van zanger/gitarist/toetsenist Braxton, drummer John Stanier (ex-Helmet) en gitarist Ian Williams.

Net als de bassist eten de beide gitaristen van twee bordjes tegelijk. Met hun linkerhand spelen ze de akkoorden terwijl ze met de rechterhand de gitaar bedienen via het keyboard. Dat ziet er heel maf uit. Omdat je iets anders hoort dan dat je ziet. Of denkt te zien. Zo zet Battles je constant op het verkeerde been. Nummers worden halverwege abrupt versneld of in half tempo verder gespeeld, de zang van Braxton klinkt als Mickey Mouse na een heliumtrip en de ingewikkelde ritmes en dwarse akkoorden lijken ontsproten aan het brein van een gesjeesde wiskundeleraar. Voeg daarbij het absurd hoog gehangen bekken waardoor drummer Stanier zich ver uit moet rekken om er op te kunnen slaan, en de autistische houding van de bassist en je denkt: wat een rare jongens.

Nu speelt Battles ook geen doorsnee rock of dance. Ze combineren de eigenwijze en intellectuele attitude van Zappa, het wereldvreemde van Aphex Twin (er is gedurende het hele concert geen enkele blik richting publiek) en de funk van het vroege werk van Prince, maar klinken eigenlijk als geen van die drie. Bovendien speelt Battles grotendeels instrumentaal. Als Braxton al de microfoon pakt, is het om zijn stem te gebruiken als klank voor zijn sampler. Of hij houdt hem bij het drumstel en sampelt het koperwerk.

Mokerslagen

~


De strakke, complexe mokerslagen van Stanier vormen de spil van Battles. Hij ziet er met zijn rood geblokte overhemd en keurige kapsel uit als een verkoper van een winkel in campingspullen, maar blijkt een beest van een drummer. Terwijl Braxton (met een afrokapsel waarin een rotje lijkt ontploft) een paar snoeren omplugt en de bassist maar weer eens zijn rug naar ons toe draait, klinken de eerste noten van de nieuwe single Atlas. Een hoogst eigenaardig nummer dat begint als een nerveuze polka om halverwege te transformeren in een hypnotiserende trip vol struikelende gitaren en samples. Battles heeft het publiek dan allang in de zak zitten. Het pleit is gewonnen. Wat een storm!

Theater / Achtergrond
special: Festival aan de Werf

Geclusterde kunsten

Van intieme ervaringsvoorstellingen via werk van jonge makers tot highlights uit de kunsten. Festival aan de Werf biedt het van 17 tot en met 26 mei allemaal. Het programma omvat 66 voorstellingen, waarvan zeventien premières, en speelt zich af op twintig verschillende locaties in Utrecht.

Lees nu online de recensies van: Trajets de vie, Trajets de ville | Le Souk: le dit du bambou – souk de la parole | Derde | Lizzy vraagt Arend | Silencer | U bevindt zich hier | La Torera | Brood | Gerucht | Muze | Bye Bye Bella Vista | Black in Bakkum | Flater | Touch and Resist | SUZA | Surrender |

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

De voorstellingen van Festival aan de Werf zijn geclusterd. In Sense & Sensitivity zitten intieme ervaringsvoorstellingen. Proud to Present bestaat uit highlights uit het Nederlandse kunstenlandschap. If I Can’t Dance is het reizende platform voor performances in de hedendaagse beeldende kunst. In Recycle de Stad wordt gewerkt aan een duurzame samenleving. Verhalen Verteld staat open voor eigentijdse troubadours met een bijzondere beeldtaal centraal. In Premier Etage maakt het publiek kennis met werk van jonge theatermakers van de Hogeschool van de Kunsten.

Ieder jaar bevolken ook kunstenaars uit een ander land het festival. Dit jaar is dat Spanje, samengebracht in het cluster Spaanse Folias. Spektakelstuk van dit programmaonderdeel is Avión, een uniek project van een Spaans kunstenaars- en architectencollectief. Een neergestort passagiersvliegtuig is omgebouwd tot een culturele locatie. Het vliegtuig reist tijdens het festival naar tien verschillende Utrechtse wijken.

Het programma van Festival a/d Werf is te vinden op www.festivalaandewerf.nl.


Stillen
van Lotte van de Berg, Vielfalt van Jakop Ahlbom, Ins Blaue hinein van Le Nu Perdu, Heel erg gewoon van Het NUT en Kijk mama, ik dans van Vanessa van Durme werden eerder besproken op 8WEEKLY.

Surrender

door The Glasshouse, gezien op 24 mei 2007 in het Akademietheater, Utrecht

Verwarring en onduidelijkheid voeren de boventoon in de voorstelling Surrender van The Glasshouse. In het begin, omdat je maar geen vat krijgt op wat er precies aan de hand is en wie welke rol vervult. Later omdat wanneer je eindelijk denkt te weten hoe de vork in de steel zit, alle vaste grond onder je voeten wordt weggeslagen.
In een decor dat bestaat uit een houten vloer die omringd wordt door bouwlampen en eilandjes van maïskorrels zit een ongeïnteresseerd ogende Titus Muizelaar. Gekleed als klaploper; te groot pak met daaronder een onderhemd en witte sportschoenen met dito sokken en lange, grijze haardos. Een symbolische witte vlag staat in de hoek. Muizelaar wordt in rap tempo ondervraagd en met scherpe tong weet hij de verwijten te weerleggen of zijn tegenstanders op een verkeerd spoor te zetten door één van zijn vele filosofische uitspraken.
De indruk van een politieverhoor wordt gewekt door het prachtig stereotiepe good cop/bad cop spelletje wat Ruben Lürsen en Erik de Vries uitspelen. Bijna is de overtuiging rond dat het personage van Muizelaar de schuldige is. Hij beroept zich voortdurend op andere werkelijkheden (die van de Indianen) en lijkt geen antwoord te kunnen produceren wat geen dubbele bodem bevat. Maar precies dan draait de situatie 180 graden. De harde buitenkant van de personages van De Vries en Lürsen breken en de beoogde schuldige blijkt niet meer dan een vermoeide, hopeloze vader op zoek naar antwoorden over de dood van zijn dochter.

Regisseur Kees Roorda laat met Surrender een aantrekkelijk stuk zien waarin de spanning foutloos wordt opgebouwd en de aandacht van de toeschouwer tot de laatste minuut wordt vastgehouden. Het is niet storend dat niet alle losse eindjes vast worden geknoopt, aangezien de voorstelling niet pretendeert realistisch te willen zijn. Wat wel hindert is het Indiaanse reinigingsritueel waar Titus Muizelaar mee eindigt. Het duurt vooral te lang en het vraagt van het publiek de nodige inzet om hierbij de kaken op elkaar te houden. Maar wel een dikke pluim voor degene die bedacht dat maïskorrels poffen als ze op een bouwlamp liggen. Resultaat; geweldige, kleine sputterende vulkanen om het reinigingsritueel kracht bij te zetten. (Lieke Jordens)

SUZA

door Hanna Jansen, gezien op 23 mei 2007 in Huis aan de Werf, Utrecht

~

De ‘kamer’ is een rommeltje. Om de surrealistische designtafel van een klassiek houten blad met koeienpoten eronder zwerven diverse kleine en grote tekenen van destructie. Een mesthoop met maden. Kapotgeslagen blokken ijs. Kleding die naar de kringloop moet. Dit gevoel van verval contrasteert sterk met het beeld op de achterwand: een schilderij van een naakte vrouw in frisse kleuren. In de rechterbovenhoek hangt een tastbare lijst om een schilderij op het schilderij.
De tegenstelling, en vooral die van werkelijk/onwerkelijk, doordrenkt SUZA , de voorstelling waarmee de jonge actrice Hanna Jansen pas afgelopen januari afstudeerde. Geen eitje, het in je eentje over het voetlicht brengen van de complexe, fragmentarische tekst vol tijdsprongen die soms binnen een en dezelfde zin schakelt tussen hoogromantisch en plat fysiek, tussen magisch realisme en de harde werkelijkheid van vandaag.
In een klein uurtje flitst het leven van een nog jonge vrouw aan haar, en aan ons, voorbij. Langzaam maar zeker worden we ingewijd in haar leven. En ook in haar aanstaande dood. Dat voelt een beetje gek bij zo veel levendigheid. Maar dat zou wel eens precies de bedoeling kunnen zijn: ze is immers in de lente van haar leven, deze meid, maar stevent via een grauwe herfst toch in rap tempo op het einde af. Ook mooi gedaan: ze neemt ons enerzijds in vertrouwen, vertelt haar diepste zielenroerselen, maar maakt anderzijds dat we ons schuldig, of toch minstens een beetje medeverantwoordelijk voelen voor haar (on)geluk. Ja, dit is gewoon teksttoneel, er is een vierde wand, maar Jansen priemt er met een simpele, directe vraag op z’n tijd dwars doorheen.

De woordenstroom in SUZA is eindeloos. Lief en zacht bij de mooie herinneringen, stevig en ruw bij de vervelende. Naast de verwarrende, maar prachtige poëtische tekst vertellen ook de ogen van Jansen een heel verhaal. Ze schitteren bij romantische momenten, ze worden op slag dof als ze zich weer realiseert dat het allemaal niet even fraai en fijn was wat ze meemaakte. Enne, wedje maken dat je nog nooit iemand liefdevoller over het naadje van de balzak hebt zien praten?
Af en toe snak je als kijker naar stilte, naar een echt klein moment om even adem te halen. Maar de rollercoaster dendert door. Voor haar, en dus ook voor ons.
(Moon Saris)

Touch and Resist

door Jutta Koether, gezien op 22 mei 2007 in Huis aan de Werf, Utrecht

Foto: Cassander Schattenkerk
Foto: Cassander Schattenkerk

Festival aan de werf is niet alleen theater, het is ook beeldende kunst. Of beter, performance art. Op het grensgebied tussen beeldende kunst en theater begeeft zich, onder de zeer tot de verbeelding sprekende titel If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution, een aantal performancekunstenaars van divers pluimage. If I Can’t Dance… is overigens geen gelegenheidsgebeuren, het is een “reizend platform” dat al een paar jaar bestaat. Tijdens dit festival zal het zich voor de derde (en laatste) keer presenteren.
De term “performance art” doet velen wellicht aan de jaren ’70 denken, toen het conceptuele in de beeldende kunst tot volle wasdom kwam en daarnaast de kunstenaar als individu steeds belangrijker werd. Toch is deze kunstvorm anno nu verre van uitgestorven, er wordt zelfs gefluisterd dat er sprake is van een nieuwe golf “performance-artists”. Of dit werkelijk zo is, of dat deze golf eerder zijn oorsprong vindt in het vervagen van grenzen tussen de verschillende kunstvormen, daarover is het laatste woord nog niet gesproken. Maar de nieuwsgierigheid is er niet minder om, een performance van een jonge kunstenaar moet worden bezocht. In Jutta Koether’s Touch and Resist… “wordt de schilderkunst opengebroken en onderdeel gemaakt van een breed scala aan disciplines als performance en muziek. Schilderkunst is voor Koether niet een autonoom medium maar een ‘vehikel’.” Aldus de publiciteitstekst. Dat klinkt interessant. Wat te verstaan onder “opengebroken” en “vehikel”?

Wat de festivalkrant helaas niet vermeldt, is dat Touch and Resist in twee delen wordt gepresenteerd. Het eerste deel – de eigenlijke performance – vindt op maandag plaats. De presentatie van de film die hiervan is gemaakt en de reflectie op de performance, staan dinsdag op het programma. Hadden we dat maar eerder geweten. De helft van het aanwezige publiek komt namelijk geheel onvoorbereid op deze zogenaamde performance af. Deze mensen (inclusief ondergetekende) worden overspoeld door een esthetisch mooie maar inhoudelijk onduidelijke film en een in potentie interessant discussieonderwerp waar ze weinig over te zeggen hebben omdat ze er de vorige dag niet bij waren en het te complex is om nu zo snel volledig te begrijpen. Het is onbevredigend, zowel voor de bezoekers als voor de kunstenares die graag een inhoudelijke discussie over haar werk wil voeren. Ze geeft zelf toe dat ze niet goed heeft nagedacht over de opzet van het project. Ze heeft er geen rekening mee gehouden dat mensen niet twee avonden zullen komen. Zo blijkt wel dat zelfs de meest conceptuele kunst staat of valt met een heldere planning en communicatie. (Sara van der Kooi)

Flater

door De Vogelfabriek, gezien op 22 mei 2007 in Huis aan de Werf, Utrecht.

Foto: Robin Vogel
Foto: Robin Vogel

De binnenkomst bij Flater is meteen goed. Van Eg krijg je een glas in de handen geduwd en San schenkt je kwistig wodka in. Ook mogen we de kleur van het licht kiezen. Wil je paars? Dan wordt het paars. Hiermee is de toon gezet. Flater is een losse, grappige voorstelling waarin scènes en liedjes vloeiend in elkaar overlopen en samen een ijzersterk geheel vormen. Sanne Vogel is voor Flater de samenwerking aangegaan met Egbert-Jan Weeber. Beiden hebben ondanks dat ze autodidact zijn, al een behoorlijk c.v. opgebouwd. Met deze voorstelling schetsen ze een helder, maar vlijmscherp beeld van de Nederlandse showbizz, de fotoshoots, de audities en alles wat jonge mensen over moeten hebben voor een acteercarrière. Een generatie waarvan veel gevraagd en geëist wordt, maar waaraan je net niet kunt voldoen. Het gaat over ‘net-niet’ broeken, die net te klein en te strak zijn om je heupen helemaal te bedekken. Over schoonheidsidealen waar je net niet aan kunt voldoen. Over je ‘ik’ dat net niet of helemaal niet perfect is. Even is er een lichte teleurstelling wanneer Sanne doet wat ze vaker doet: namelijk haar lichaam, dat niet zonder vetrollen is, schaamteloos aan het publiek tonen. Vorig jaar deed ze dit bijvoorbeeld nog in Fantastische Fantast op de Parade. Maar even later neemt ze zichzelf hiermee weer op de hak en blijken ook San en Eg het niet zo gemaakt te hebben als misschien op het eerste gezicht lijkt. Dit alles maakt dat deze ‘net-niet’ voorstelling het ‘helemaal wel’ is. (Suzanne Groenland)

Black in Bakkum

door Orkater, gezien op 22 mei 2007 in bedrijfsgebouw aan de Cartesiusweg, Utrecht

Foto: Ben van Duin
Foto: Ben van Duin

Weggegooid is ze. In een blauwe prullenbak, tussen de andere ongewenste artikelen. Zo misplaatst als ze als baby was in die prullenbak, zo misplaatst blijft Jeannine Valeriano zich in haar jeugd voelen. Ook als het enige zwarte meisje in het boerendorp Bakkum of als Hollandse neger op Curaçao voelt ze zich niet op haar plaats.
Wie ben je en waar hoor je bij? Dat zijn de centrale vragen die Valeriano stelt in haar voorstelling Black in Bakkum, die ze bij Orkater maakte. Ze vertelt en zingt, begeleid door twee muzikanten, het verhaal van haar intrigerende jeugd en haar complexe achtergrond. Dat levert een interessant beeld op van hoe nauw identiteit, cultuur en uiterlijk wel niet met elkaar verbonden zijn. Als het Sinterklaas is in Bakkum, denkt de jonge Valeriano dat er eindelijk meer zoals zij het dorp hebben gevonden tot de Zwarte Pieten niet echt blijken. Bij gebrek aan rolmodel spiegelt ze zich aan de zwarte blueszangeres die ze in een film ziet.Maar op Curaçao vinden ze haar maar een kaaskop.

Precies door die blik op culturele relativiteit, door die genuanceerde blik op identiteit had Black in Bakkum zeer relevant theater kunnen zijn.
Helaas is dat het niet. Daarvoor rammelt er te veel aan de voorstelling en daarvoor is de gekunsteldheid te groot. De net te clichématig gestileerde teksten, de net te gekunstelde bewegingen van Valeriano en de net te experimentele muziek plaatsen de toeschouwer op afstand van het verhaal. Maar wat nog erger is, het plaatst ook Valeriano op afstand van haar eigen verhaal. Een gestileerde tekst, experimentele muziek en gekunsteld spel zijn legitieme theatrale middelen, maar niet als je een persoonlijk verhaal over identiteit wilt vertellen. Die zucht naar abstractie is zonde, want Valeriano’s levensverhaal en vooral de vragen die ze daarmee oproept zijn te belangrijk en te interessant om aan abstractie ten onder te gaan. De volgende keer daarom liever een minder oppervlakkige, maar meer authentieke Valeriano, graag. En kunnen we dan ook meteen stoppen met die eeuwige, vervelende en niets dan ergernis toevoegende videoschermen in het decor? Mijn dank is groot.
(Robbert van Heuven)

Bye Bye Bella Vista

door Aafke de Vries/Hulde, gezien op 20 mei 2007 in Theater Kikker, Utrecht

Foto: Anna van Kooij
Foto: Anna van Kooij

“De oude buurt. Barrio Viejo,
Al wat rest zijn resten
Waar ooit eens huizen stonden
Waar onze mensen woonden.”

Deze tekst krijgt de toeschouwer, geschreven op een klein blauw briefje in een klein wit envelopje, bij het verlaten van de zaal mee. De woorden vatten het uitgangspunt van Bye Bye Bella Vista treffend samen. Ergens in zuidelijk Amerika wordt een buurt gesloopt om plaats te maken voor een state of the art baseballstadion. De mensen zijn vertrokken, huizen gesloopt en daarmee ook het verleden weggevaagd. Alleen een wat oudere man zit nog in zijn huis en weigert weg te gaan. En een jonge vrouw staat op straat en maakt zich klaar om te vertrekken. Op weg naar een beter leven. Op weg naar de Amerikaanse droom. Ondertussen schept een bouwvakker op de achtergrond zand. Veel zand. Net zo lang tot de hele vloer bedekt is met een laag zand en de vernieuwing de oude bewoners definitief heeft weggejaagd.
Het verhaal van de oude man en de jonge vrouw wordt in een aantal beelden scènes neergezet. Maar het is vooral de muziek en het vele vele zand die Bye Bye Bella Vista tot een sfeervolle en poëtische voorstelling maken. Met een beetje moeite kan je meegaan in de tragiek van de personages, maar écht raken doet het helaas niet. (Erica Smits)

Muze

door Arnoud Noordegraaf en Luuk Vierhout,
gezien op 20 mei 2007 in Huis aan de Werf, Utrecht

Foto:Anna van Kooij
Foto:Anna van Kooij

Wat is een kunstenaar zonder zijn muze? Zonder een drijfveer, iets om voor te leven. Elke grote kunstenaar heeft er een, toch? Componist en multimediakunstenaar Arnoud Noordegraaf maakte samen met dramaturg en ontwerper Luuk Vierhout de voorstelling Muze. Moderne composities, zowel elektronisch als (semi)akoestisch uitgevoerd, worden hierin gecombineerd met spel, film en een fascinerend toneelbeeld. Vorig jaar zag 8weekly tijdens Festival aan de Werf Solitude van de hand van Noordegraaf. Was dat meer een theatrale rondwandeling, Muze is veel meer traditioneel van opzet. Het publiek zit en kijkt. De muzikanten spelen. De film wordt geprojecteerd. Maar een verrassende voorstelling is het wel.

Op een vloer van zwarte blokjes ligt een man op zijn buik. Lange tijd ligt hij doodstil. Wanneer hij voorzichtig opstaat, kraakt de vloer onder zijn voeten. De zwarte blokjes blijken videobanden te zijn, oude banden waarop herinneringen van uiteenlopende mensen staan. De herinneringen – geprojecteerd op het achterdoek – gaan stuk voor stuk over de drijfveren die mensen nodig hebben om in het leven hun weg te vinden. Het begrip inspiratie in de breedste zin van het woord. Inspiratiebron voor Muze is het verhaal van Orpheus. Orpheus, wiens geliefde Euridice is gestorven en wiens herinneringen aan haar langzaam beginnen te vervagen. Hij onderneemt een tocht om zijn muze terug te vinden. Tevergeefs. Hij kijkt te vroeg om en verdoemt haar daarmee voor eeuwig tot het onderaardse rijk. De vorm die Noordegraaf en Vierhout kozen voor hun vertelling is complex. Door zang, muziek, interviews, film, projecties, toneelspel en een uitgesproken theatrale vormgeving te combineren proberen ze een subtiele, gelaagde presentatie te geven. En het moet gezegd, de afzonderlijke elementen zijn geslaagd. Het geluid is vaak verrassend en lekker onheilspellend. De video-interviews zijn aandoenlijk, de spannende film met Raymond Thiry Spannet als gewiekste geheimenbewaarder intrigeert. Bariton Romain Bischoff is subtiel en uitdrukkingsvol. De vormgeving is krachtig. Maar samen is het allemaal wat te veel van het goede. De elementen versterken elkaar niet genoeg, ze scheppen eerder afstandelijkheid dan nabijheid. ‘Ich wendete mich nicht’, citeert Noordegraaf Schuberts Der Lindenbaum. Maar de toeschouwer heeft zich al afgewend en zo gaat de herinnering aan Orpheus ook onherroepelijk verloren. (Sara van der Kooi)

Gerucht

door Lotte van den Berg, gezien op 20 mei 2007 op het Janskerkhof, Utrecht

Gewoon een plein in een gewone stad met gewone voorbijgangers, fietsers en autos. Een vrouw zet haar fiets weg, een jongen zingt een liedje, een vrouw zoekt steentjes en andere kleine schatten en een man voert een telefoongesprek. Dat het acteurs zijn en de passerende voetgangers en verkeer hun decor zijn, weet alleen het publiek van Gerucht.
Midden op het Janskerkhof staat een geluidsdichte, houten doos. Het publiek kijkt door een glazen wand naar buiten en ziet de stad met al haar anonieme passanten. De spelers begeven zich tussen de voorbijgangers. Via microfoontjes brengen zij het geluid van de stad de doos in. Ze vertellen in poëtische beelden het verhaal dat zo maar bij een van die voorbijgangers op het plein zou kunnen horen. Een verhaal over eenzaamheid en verliefdheid.

In Gerucht komen de wereld van de spelers en de wereld van de argeloze voorbijgangers samen. Soms leidt dit tot hilarische momenten als de passanten verbaasd opkijken naar die houten doos, zich afvragend wat dat meisje toch met die steentjes doet, of hun fiets tegen het raam van de doos willen zetten. Soms leidt het tot mooie en spannende beelden. Op zulke momenten wordt de kracht van de voorstelling voelbaar. Maar daarvoor is de voorstelling wel afhankelijk van de drukte van de stad. Op deze regenachtige zondagmiddag is het erg rustig op dit stadsplein. Daardoor is er minder te zien en te beleven en daar lijkt de voorstelling onder te lijden. Het verhaal van de spelers is dan niet genoeg om de spanning vijf kwartier vast te houden. Desalniettemin biedt Gerucht je een bijzondere blik op de alledaagse dynamiek van de stad. (Erica Smits)

Brood


door Roos van Geffen, gezien op 19 mei 2007 in het Aluingebouw, Utrecht

Ervaringstheater is bij uitstek geschikt om de bezoeker bewust te laten worden van zichzelf, zijn handelingen en emoties en zijn verhouding tot de ander. Door een uiterst persoonlijke belevenis te bieden, worden in het beste geval de zintuigen geprikkeld en de blik verruimd. Dat theatermaker Roos van Geffen gefascineerd is door het alledaagse wonder liet ze vorig jaar al zien met haar voorstelling Immens. In een individuele theeceremonie werd de bezoeker zich weer even bewust van de schoonheid van alledaagse dingen. Met Brood maakt van Geffen nu een wat minder ritualistische, meer aardse voorstelling. In het gebouw van het Utrechtse theatergezelschap Aluin wordt een groep bezoekers meegenomen op een tocht waarin zowel de individuele als de collectieve beleving centraal staat.

Met zijn tienen staan we te wachten tot we naar binnen mogen. Het duurt nogal. Opeen geperst staan we achter een witte streep. Praten mag ook al niet. De een kan er beter tegen dan de ander. Nadat we onze spullen in een witte doos hebben achtergelaten betreden we met blote voeten een ruimte waar een dikke laag graan op de vloer ligt. Het graan verhevigt alle zintuiglijke waarneming door het bijzondere gevoel, geur en geluid ervan. Als we de volgende ruimte in gaan is de mengeling van fabrieksgebeuren en huiselijkheid indringend en verwarrend. We worden in rijen gezet, onze voeten worden gestoken in kraakwitte slippers en we krijgen even zo witte blouses aan, vers gewassen en gestreken. Zacht dwingende handen gaan behoedzaam en vastberaden te werk. De blikken van onze begeleiders zijn helder, direct en zorgzaam. Zorgvuldig worden onze blouses dichtgeknoopt. Het gevoel een anoniem nummer te zijn strijdt constant met het gevoel een individu te zijn die persoonlijke aandacht krijgt.
Dan komt er een (voorlopig) einde aan het samenzijn. Teder geblinddoekt hoor je het ruisen van kleding, het druppen van water, voetstappen. Een intieme tocht waarin steeds weer diezelfde warme handen je leiden. Gefluister: “Ik zou zo graag eens met jouw ogen willen kijken”. Aan een grote tafel komen we weer samen. Een warm en huiselijk tafereel voltrekt zich. Alles in de voorstelling Brood prikkelt onbewuste, collectieve herinneringen en gevoelens. De hitte van de oven. Deeg als levend, ademend wezen. De geur van brandend hout. Pas op dat je je vingers niet brandt. De tijd staat bijna stil. Een klein wonder voltrekt zich.
(Sara van der Kooi)

La Torera

door Odd Enjinears, gezien op 19 mei 2007 in bedrijfsgebouw aan de Cartesiusweg, Utrecht

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Neem als uitgangspunt een universeel verhaal over menselijk verlangen. Denk aan een hoorspel, maar vervang de kracht van het woord door de kracht van het beeld. Realiseer je meteen dat je alle effecten niet alleen hoort, maar ook ziet. Voeg er tal van ingenieuze huis-, tuin- en keukenuitvindingen aan toe. Resultaat is een koket kijkspel, typerend voor de jonge regisseur Bram de Goeij.
Hij liet dit vorig jaar op de zomerfestivals al zien in Mobil gemaakt samen met Gienke Deuten – dat was bijzonder en goed genoeg voor een plekje in de Serie Nieuwe Theatermakers van het Theaterinstituut Nederland. Afgelopen seizoen maakte hij in Spanje in een paar weken tijd samen met de Odd Enjinears en twee Spaanse kunstenaars La Torera. Deze voorstelling overtreft de eerste ruimschoots, vooral qua spanningsboog, inventiviteit én universaliteit. Ze is voorlopig alleen nog te zien op Festival aan de Werf, en dan ook nog maar tot en met maandag 21 mei.
Helaas, want een charmant stukje subtiele slapstick als La Torera zou ieder chagrijnig stuk vreten voorgeschreven moeten krijgen om een glimlach op z’n smoel te toveren en zou ieder fijn mens cadeau moeten krijgen om even lekker te genieten. Niet bestemd voor mensen die alleen waardering kunnen opbrengen voor hogere, intellectuele kunst, maar verder voor werkelijk iedereen. Geschikt om te kijken in één figuurlijke dimensie, maar voor verder-dan-hun-neus-lang-is-kijkers desgewenst ook in twee of drie.

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

In La Torera zien we een gezellige woonkeuken. Om de kamer heen staat de enorme ruimte links en rechts vol met ingewikkelde constructies die dienen als instrument voor licht-, geluids- en andere effecten. Drie mensen bedienen ze, terwijl in het hart van de zaal een Spaanse Sidonia in het halfdonker rustig aan het rommelen is met tafelkleedjes en andere huisraad.
Na zonsopgang komen de gebeurtenissen al gauw in een kleine stroomversnelling. De wasmeneer, schijnbaar de man van haar dromen, luidt die in. Een tekenfilmachtig, en na een volgende stroomversnelling, regelrecht surrealistisch schouwspel volgt. Met bijzondere bijrollen voor een door een verbrande kersentaart roodgekleurd laken, een devote arm, een muziekdoosje-maria en een stampvoetende strijkplank. En met een glorieuze hoofdrol voor de schrikachtige huisvrouw, die op vindingrijke wijze transformeert tot een dolle stierenvechtster en zo eerst haar kleinste angst en vervolgens haar grootste angst overwint. Toptheater! (Moon Saris)

U bevindt zich hier

door Dries Verhoeven, gezien op 19 mei 2007 in Jaarbeurs Utrecht

Foto: Anna van Kooij
Foto: Anna van Kooij

Veel voorstellingen tijdens Festival aan de Werf kunnen onder het kopje ervaringstheater worden geschaard. Ervaringstheater is een betrekkelijk nieuwe theaterwetenschappelijke term die het theatergenre aanduidt waarin (hoe verrassend) de theatrale ervaring van de bezoeker centraal staat. Er wordt getornd aan de traditionele verhouding tussen de toeschouwer die zit en kijkt naar de acteur die zich op een podium presenteert, de toeschouwer wordt handelend onderdeel van het kunstwerk. Een vaak intieme, persoonlijke en altijd zeer subjectieve belevenis is het resultaat.
Theatermaker en -vormgever Dries Verhoeven wil in U bevindt zich hier de bezoeker bewust maken van de onbekenden met wie we ons leven delen. Waarvoor is de overbuurvrouw bang, waaraan denkt de man die twee verdiepingen hoger woont? En hoe maak je contact met deze mensen die net zo kwetsbaar zijn als jij? In Verhoevens hotel krijgt iedere toeschouwer de sleutel voor zijn eigen kamer.
Er staat een bed met een hoofdkussen en er ligt een schrijfplankje met pen. Iemand schuift een vragenlijst onder de deur door. Wat heb je vannacht gedroomd? Wat heb je aan? Ga je nog op vakantie? Waaraan had je vandaag tekort? Na de vragen te hebben beantwoord, ga je op het bed liggen. Dan, door een ingenieuze ingreep, krijg je langzaamaan zicht op de andere mensen in het hotel. Een vrouwenstem klinkt. Ze vertelt over de onbekende aan de andere kant van de muur. In haar tekst verwerkt ze de antwoorden van de vragenlijsten, zodat alle bezoekers zich een beetje kunnen herkennen in het verhaal. Een aardige vondst maar door de repeterende en ontkennende vorm van de tekst weet het je niet echt te raken. En dat geldt ook voor veel van de overige aspecten van de voorstelling. Ze zijn wat te bedacht, te weinig direct of persoonlijk. Hoewel de met zaklampen door de gangen ronddolende mensen een prachtig schouwspel vormen, hoewel het bijzonder is om toegedekt te worden door iemand die daarna onder je bed verdwijnt, U bevindt zich hier heeft ‘het’ net niet. De poëtisch bedoelde tekst is niet verrassend. De constructie van het hotel en de voorstelling als geheel maakt dat je er (ondanks de innemende vormvondsten) niet helemaal in wordt meegezogen, je blijft vooral observator. Maar ook dat is natuurlijk een even persoonlijke als subjectieve ervaring.
(Sara van der Kooi)

Derde
door Rauser & Co, gezien op 18 mei 2007 in bedrijfsgebouw aan de Cartesiusweg, Utrecht

Foto: Rauser & Co
Foto: Rauser & Co

Eigenlijk mag je van deze voorstelling niks verklappen. Alles wat je vertelt, kan de ervaring beïnvloeden en dat zou onmogelijk jammer zijn. Maar niks zeggen, is ook weer zonde, want de jongens en meisjes van Rauser & Co verdienen beslist meer aandacht dan alleen deze drie zinnetjes.
Het kan geen kwaad vooraf te weten dat de derde voorstelling van dit gezelschap om een vermissing draait. Anders zijn de gebeurtenissen in een grote zaal in het bedrijfsgebouw aan de Cartesiusweg misschien een tikje te moeilijk te volgen. De kracht van de suggestie is sterk en Rauser & Co weet ontzettend goed hoe die te gebruiken. De richting van de voorstelling is redelijk eenduidig, maar er blijft altijd nog wat ter persoonlijke invulling over. Is de vermiste zelf weggegaan of door een ander weggekaapt, bijvoorbeeld? En is het een hij of zij? Zien we haar of zijn vluchtonderkomens, of zijn het gevangenissen? Het is aan ieders perceptie – en dat mag ook, want Rauser & Co presenteert geen honderd procent vastgelegd verhaal.

Wel doet het gezelschap er alles aan om iedere bezoeker een bijzondere ervaring mee te geven; een spannende ervaring die gelukkig niet grimmig wordt door een vleugje glimlachhumor. Licht, of het gebrek eraan, speelt de allerbelangrijkste rol in Derde. En dan vooral het effect wat het teweeg kan brengen. In dit geval bepaalt het licht, het gebrek eraan of de plek ervan ontzettend veel: waar je kijkt, wat je al dan niet ziet, hoe snel de tijd gaat, waar de reis heen gaat. En je merkt er weinig van, maar de suspense die het licht oproept, krijgt subtiele bijval van geluid.
Dat er geen acteurs aan hun werk te pas komen, komt in dit geval natuurlijk bijzonder goed van pas: een vermiste zie je immer niet. Het gebrek aan ‘performer’ maakt, zoals de vaktheorie beweert, niet dat wat Rauser & Co maakt geen theater is. Zeker niet zelfs, de zoektocht naar de vrouw of man, het meisje of de jongen wint aan kracht door niemand aanwezig te laten zijn. Nou ja, niemand behalve dan de centraal in de zaal staande toeschouwer, die zijn eigen verhaal maakt aan de hand van wat hij ziet, hoort, voelt en denkt. (Moon Saris)

Lizzy vraagt Arend
door Lizzy Timmers, gezien op 18 mei 2007 in Theater Kikker, Utrecht

Foto: Anna van Kooij
Foto: Anna van Kooij

Lizzy Timmers is een onmiskenbaar talent. Ze kan spelen, ze kan zingen, ze kan dansen; ze staat er altijd, met haar pezige lijf, haar glimmende ogen, haar krachtige uitstraling. Dat laat ze allemaal ook zien in haar nieuwste voorstelling, Lizzy vraagt Arend. Ze krijgt daarbij steun van haar mannelijke evenknie, de eveneens multigetalenteerde Arend Pinoy, die zelfs fysiek goed bij deze meisjesvrouw past.
Ze kan ook theater maken, de jonge Timmers. En ook dat laat ze weer zien in Lizzy vraagt Arend. Maar het verhaaltje is misschien wel iets te dun voor haar doen – of het lukt onvoldoende de verschillende lagen over het voetlicht te brengen.
In een hyperrealistisch decor van een rijtje trieste galerijwoningbalkonnetjes staan een synthesizer (voor on stage toetsenist William) en een stel enorme speakers. Uit een niet-deur komt de drop-out videotheekmedewerker Arend, die vertelt hoe hij de atypische ‘anita’ Lizzy, het vreemdste meisje van de school, ontmoette. Ze vroeg hem haar teen te breken om onder het turnexamen uit te komen. Een deel van de voorstelling zien we dat doordat Lizzy wat moeilijk loopt, maar af en toe lijkt dat ook vergeten. De vertelstijl – soms bewust, soms onbedoeld wat moeilijk verstaanbaar – is aandoenlijk; beide spelers frutselen vrijwel onophoudelijk aan hun eigen kleding, haar of lijf. Elkaar raken ze de eerste helft eigenlijk niet aan. Die afstand werkt spannend.

Foto: Anna van Kooij
Foto: Anna van Kooij

Dromertje Lizzy en simpele ziel Arend maken dat het publiek zich aanwezig voelt, tot op de bovenste rij van Theater Kikker, doordat ze af en toe worden aangekeken alsof ze om een mening of goedkeuring wordt gevraagd. De tekst is slim geschreven, het spel geloofwaardig, juist doordat het soms geïmproviseerd lijkt en wat hapert. Heel af en toe spreekt een van de twee zelfs de toeschouwers aan. Ze trekken op die manier iedereen mee op hun gefantaseerde reis, eigenlijk een ontdekkingsreis naar elkaar, waarin hij steeds het mannelijke gemak tentoonspreidt en zij de vrouwelijke neiging tot een omweg. Het is mooi om te zien hoe ze elkaar proberen te pleasen, deze twee jonge mensen die niet voor elkaar gemaakt zijn maar elkaar toch gevonden lijken te hebben.
Er gebeurt wel iets geks in de tweede helft van de voorstelling: het gaat van een redelijk rustige, logische vertelling met af en toe een liedje over in een wilde, montageachtige aaneenschakeling van scènes. Die lijken overigens soms alleen in het stuk te zitten omdat ze het wel lekker deden in het repetitieproces – hilarisch, knap, grappig, maar ‘not the point’. De Jekyll- en de Hyde-kant van deze schizofrene voorstelling zijn redelijk strikt gescheiden en komen niet meer echt samen. Verwijst dat misschien naar de onverenigbare karakters van de twee hoofdrolspelers die hun best doen samen te smelten? Of laat het zien hoe de vrijheid kan doorslaan als je de luxe niet kan dragen? Het lijkt allebei wat vergezocht, maar er moet toch iets zijn om te verklaren waarom de fantastische reis op slag verandert in een grimmige trip. (Moon Saris)

Silencer
door Cilia Erens, gezien op 18 mei 2007 in Huis aan de Werf, Utrecht

Voordat je bij Silencer van Cilia Erens naar binnen mag krijg je instructies. Als belangrijkste regel geldt: er wordt niet met elkaar gepraat. Dit is in het begin nog wat onwennig, maar later is dat niet meer dan logisch. De voorstelling maakt deel uit van het cluster Sense & Sensitivity en dit betekent dat de ervaring centraal staat. In het geval van Silencer is dit een ervaring waarbij alle zintuigen worden aangesproken, maar waarbij je oren de hoofdrol toebedeeld krijgen.
In pakweg een half uur krijgt Cilia Erens het voor elkaar om je enkel door middel van geluid een enorme reis te laten maken. Zo ben ik op stap geweest met een groep jagers, heb ik langs de spoorlijn gewandeld, een trektocht door het bos gemaakt en met een tentje gekampeerd in de regen. Daarbij verschoof in gedachten mijn rol van toehoorder naar protagonist.
Complimenten voor de rijke soundtrack zijn dan ook zeker op zijn plaats. Bovendien is hij op zo’n manier opgenomen dat het geluid van alle kanten lijkt te komen. Ondanks die volle soundtrack, duurt het toch even voordat je alles los kunt laten en je over kunt geven aan het geluid. Wanneer dit dan lukt, is het erg vervelend dat je er ook weer uitgehaald wordt door het aangaan van de felle lampen boven je hoofd. Op zo’n moment wordt toch het visuele weer dominant. Pas wanneer het licht langzaam dooft, kan het geluid je weer meenemen. Ook na afloop werkt alles wat je hebt meegemaakt nog even door, want wanneer ben je er klaar voor om de stilte te doorbreken? (Suzanne Groenland)

Trajets de vie, Trajets de ville
door Ex Nihilo, gezien op 17 mei op de Mariaplaats, Utrecht

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Op de trappen van de Mariaplaats zit het publiek geduldig te wachten tot de tijdelijke stadsbewoners van Ex Nihilo aan komen wandelen. De dansers vertoefden al vaker in de stad. Vorig jaar rond deze tijd stonden ze bijvoorbeeld voor het Utrechtse stadhuis, een paar straatjes verderop. Daar gaven ze de aanzet voor het project Trajets de vie, trajets de ville, waarmee ze afgelopen jaar rondreisden. Overal namen ze plaatselijke dansers mee. En nu zijn ze terug, met tien van de zeventien mensen, om te laten zien hoe de voorstelling is gegroeid.
Het is een dag voor de première. De regen van de afgelopen weken heeft zich teruggetrokken en plaatsgemaakt voor de zon. Het door platanen omringde pleintje voor het conservatorium ziet er idyllisch uit. Maar die schijnbare rust wordt snel genoeg verstoord, want een voor een komen de dansers vanuit het publiek en tussen de gebouwen en fietsenrekken vandaan. Soms loopt er een ‘valse’ tussen, maar die zijn vrij makkelijk te herkennen omdat de Ex Nihilo’ers er allemaal net ietsje metropolitaanser uitzien.

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Wat Ex Nihilo vervolgens laat zien, is een abstract maar zonder moeite te begrijpen spel van aanklampen en wegduwen, van negeren en koesteren, van vijandschap en vriendschap, van groepsgedrag en individualisme. Deze mensen staan voor verre of nabije buren van elkaar; laten zich soms niets, soms alles aan elkaar gelegen liggen. Dat geven ze vorm in lichaamstaal. De dansers laten elkaar op de grond vallen, proberen elkaar op te vangen. Ze hangen elkaar om de nek of staan elkaar naar het leven. Ze rennen als dollen groepsgewijs rondjes, wandelen rustig ieder op hun eigen weg. Lopen tegen elkaar aan of springen en buitelen om elkaar heen. Uit de speakers en de microfoon komen tussen de live gespeelde muziek door af en toe veeltalige woorden die – voor zover je ze kunt verstaan – ondersteunen wat je ziet. Stond vorig jaar vooral het laten vallen of opvangen (te) erg centraal, nu gebeurt er in een net ietsje langere tijdsspanne van ongeveer een uur zeker twee keer zo veel in Trajets de vie, trajets de ville: Ex Nihilo vangt het jachtige stadsleven met al z’n goede en slechte dingen in een intrigerend kijkspel. Die extra diepgang hebben artistiek leiders Anne Le Batard en Jean-Antoine Bigot waarschijnlijk gehaald uit de stukjes stadsfeer die ze tijdens hun reis hebben opgepikt. (Moon Saris)

Le Souk: le dit du bambou – souk de la parole

door Caracol & Bambuco, gezien op 17 mei 2007 in het Griftpark, Utrecht.

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Een markt van woorden, dat is Le Souk van de gezelschappen Caracol & Bambuco. Maar de meeste indruk maakt toch wel de zwijgzame man van het houten carillon, die met de warme klanken uit honderden houten pijpjes en met steun van de zingende-zaagspeler alle aanwezigen betovert als was hij de rattenvanger van Hamelen. Gedreven spelend trekt hij iedereen die verdiept is in de aflopende vertellingen van een van de verhalenvertellers naar het midden van de houtje-touwtje bamboebazaar voor het slotakkoord. Of beginakkoord, zo je wil. Want het is een doorlopende voorstelling met een begin en een eind, zodat mensen weten wanneer ze hetzelfde nog eens gaan zien en horen.
Tussen de betoverende miniconcerten in is Le Souk overigens ook een prima en prettige plek om te zijn. Want niet alleen de carillonspeler – die tussen het spelen door zijn eigen instrumenten staat te maken – zorgt voor een feelgood moment. Overal in het bamboebouwsel staan hartverwarmende vertellers voor je klaar. En hoewel ieder z’n eigen open ruimte heeft en de buurman op een paar meter staat, weten ze allemaal een bijzondere intimiteit in hun voorstellinkjes te brengen.
We zien en horen dames die in afwisselend Frans en Nederlands raadsels opwerpen en liedjes zingen; Nederlandse heren die op verzoek helpen bij het maken van brieven; mannen die met hun ‘waargebeurde’ verhalen de toehoorders aan hun lippen laten hangen; een jongeman die claimt in de hele wereld opnameapparatuur te hebben staan zodat je via de koptelefoons een werkelijk Babel kunt gewaarworden.

Foto: Rene den Engelsman
Foto: Rene den Engelsman

Een bijzondere vermelding verdient de jonge vrouw die op iedere kwaal niet een kusje maar een gedicht of een bijzonder stukje proza legt. Ze haalt zelfs een Franse dichter uit de 16e eeuw van stal om iemands ingewikkelde probleem op te lossen. Serieus worden de woorden gedeclameerd; vol humor worden ze omgezet tot een recept. Onverwacht op deze fantasievolle, bijna sprookjesachtige plek is het in de basis technische verhaal over de geur van chemische elementen. Maar de verrassende verteller omlijst het zo fantastisch met invoelbare voorbeelden, met mystiek en mythologie dat hij vast en zeker in iedere omloop een bezoeker voor zijn vak weet te winnen.
Wie een lijn verwacht, wordt mogelijk teleurgesteld in Le Souk. ‘Woorden’ is een te breed begrip om een consistente context te creëren. Maar wie openstaat voor een wereldse ervaring met hemelse trekjes, kan op deze markt beslist iets van zijn gading vinden. (Moon Saris)

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Checkpoint / Olivetti 82 / Nos Stars & Le Petit Dieu

.

Checkpoint
(Yoav Shamir, 2003 • Cinema Delicatessen / De Filmfreak)

Yoav Shamirs Checkpoint is een documentaire over de Israëlische controleposten in de bezette gebieden. Shamirs film volgt Israëlische soldaten in hun dagelijkse controles en toont de houding van de soldaten tegenover de Palestijnse bevolking. Shamirs manier van filmen behoudt een afstand, doordat hij niet focust op een persoon en verder geen gebruik maakt van een commentaarstem. De film is daarmee een kale verzameling confrontaties geworden tussen twee kampen.

~

Voor de Israëliërs vormt elke aanslag een reden om de controles te verscherpen. Maar de controleposten vormen voor de Palestijnse bevolking een militair en bureaucratisch obstakel die het dagelijks leven ontregelt, en de film weet dit goed te vangen. Anders dan de gewelddadige stroom aan beelden die wij maar al te vaak van het Palestijnse conflict te zien krijgen, geeft Checkpoint een verslag van het conflict op een banaal niveau. De frustratie en onduidelijkheid tussen de twee groepen leidt tot ongemakkelijke situaties. Ook toont de film de verveling van de Israëlisch grenspolitie die in veel gevallen geen raad lijken te weten met de absurde en van dag tot dag veranderende regels van hun superieuren. De film vormt een interessante aanvullingsfilm op Hany Abu-Assads Ford Transit. Een film die dezelfde problematiek toont ten opzichte van de controleposten, maar veel kritiek kreeg toen bleek dat Abu-Assad bepaalde scènes had nagespeeld.

Olivetti 82
(Rudi van den Bossche, 2001 • Video/Film Express)

Men neme een mysterieuze moord, een verwarde man van middelbare leeftijd en wat traumatisch gebeurtenissen die opdoemen in onduidelijke flashbacks. Men monteert deze elementen op een fragmentarische wijze en men gooit er nog wat artistieke verwijzingen bij om het geheel wat meer arthouse-cachet te geven. Het resultaat is de Belgische film Olivetti 82, gebaseerd op een gelijknamig toneelstuk van Eriek Verpale.

~

Wat het verhaal zijn narratieve structuur geeft is een kruisverhoor, waarbij het hoofdpersonage terug kan kijken op zijn leven. Een methode die op effectievere wijze is gehanteerd in Nicolas Roegs Bad Timing en Guiseppe Tornatores Una pura formalita. De film toont het leven van Bernard, een man die zich altijd een buitenstaander heeft gevoeld. Als het kind van een vrouw die een korte affaire had met een Canadese soldaat is hij vaderloos opgevoed. In zijn puberteit leert hij een Joodse man kennen die als een vaderfiguur dient en hem inwijdt in de Joodse cultuur. Deze flashbacks worden afgewisseld met scènes waarin politieagenten bezig zijn om een moord te onderzoeken waar Bernard van verdacht wordt.

De betrouwbaarheid van Bernard als verteller wordt in Olivetti 82 twijfelachtig op het moment dat de kijker weet dat hij een schrijver is. Maar de ambigue suspense van deze dramatische situatie wordt niet goed uitgewerkt. De reden hiervoor is dat de film van verschillende verhaallijnen, sporadisch opduikende personages en artistieke verwijzingen geen geslaagd geheel weet te maken. Ook worden de trauma’s die Bernard kwellen oppervlakkig uitgewerkt en de film blaast geen nieuw leven in deze elementen die daardoor des te meer vervallen in het domein van het cliché. De ontknoping komt voort uit een subplot, maar overtuigt daarom niet als pakkend einde.

De dvd bevat als extra een gesprek tussen de regisseur, de scenarioschrijver en de voornaamste spelers uit de film. Uit deze terugblik blijkt dat het productieproces een tijdlang stil had gelegen en dat de film weinig succes had, ondanks het feit dat hij door de sprekers wordt gezien als een verborgen meesterwerk.

Nos Stars & Le Petit Dieu
(Maurice Lemaître, 2006 • Lowave / De Filmfreak)

Maurice Lemaître is een Franse kunstenaar die al vanaf 1951 films maakt die blijk geven van zijn fascinatie voor de sensuele ongrijpbaarheid van de cinema. Beïnvloedt door de Lettristische cinema, een avant-gardistische stroming die werd opgericht door dichter en criticus Isidore Isou, is Lemaître experimentele films gaan maken. Zijn films pogen de zinnelijkheid van film te vangen door bestaande filmbeelden te bewerken en opnieuw te monteren. Daarmee poogt Lemaître tevens de werkingen van het medium zelf ter discussie te stellen.

~

In Nos Stars (2002) wordt een poging ondernomen om achter de beelden van vrouwelijke filmsterren, hun gedachten en dromen te lezen. In de flarden die aangetast zijn door verschillende procédés en voorzien zijn van tekst wil Lemaître komen tot een nieuwe band tussen het beeld en zijn publiek. De collageachtige kwaliteit van zijn film ziet hij dan ook als een manier om als kijker actief bezig te zijn met beelden die eigenlijk altijd passief worden ontvangen. Le Petit Dieu (2002) is een didactisch, filosofisch verhaaltje voor kinderen, waarbij Lemaître zich lijkt te baseren op een speelse nieuwsgierigheid die door de surrealisten werd bewonderd.

Het label Lowave heeft de uitgave voorzien van een begeleidende tekst die ook een collage bevat. Toch is de uitgave iets te obscuur en te kort. Een bijgevoegd interview met Lemaître gaat eigenlijk over niets, terwijl het interessant zou zijn om hem uitgebreider over zijn visie te horen spreken. Een filmografie die digitaal is raad te plegen verbaast door zijn omvang, maar helaas bevat de dvd allen de twee bovengenoemde korte films. Ook is de tekst op de hoes, waarin Lemaître wordt gezien als een van de belangrijkste kunstenaars van de tweede helft van de twintigste eeuw, een overdreven statement. Dit aangezien zijn avant-gardistische obscuriteit eigenlijk haaks staat op de geaccepteerde kunst van de gevestigde canon.

Film / Films

Vrouwelijke buddyfilm

recensie: Close to Home (Karov La Bayit)

Een lange rij pashokjes, daar lijkt het nog het meest op. Maar schijn bedriegt. In de met gordijnen afgesloten ruimtes worden Palestijnse vrouwen en kinderen die de grens met Israël willen passeren gefouilleerd. De dames moeten zich deels ontkleden en hun tassen worden grondig doorzocht. Door jonge meisjes in legeruniform. Ze hebben opgedragen gekregen om zelfs etenswaren niet toe te staan. Sommige meisjes kwijten zich trouw van hun taak, anderen weigeren opstandig.

~

Zo begint Close to Home van de Israëlische regisseurs Vardit Bilu en Dalia Hagar. Ze willen de wereld laten zien van Israëlische meisjes die, net als de jongens, op hun achttiende in dienst moeten. Sommigen hebben douanedienst, anderen, zoals de hoofdrolspelers Mirit en Smadar die al snel worden overgeplaatst, moeten op straat patrouilleren. Per tweetal krijgen ze een district toegewezen om daarbinnen alle Arabieren, oftewel mensen met een Arabisch uiterlijk, naar hun identiteitskaart te vragen.

Beladen stof

Dit is beladen stof. Het Israëlisch-Palestijns conflict doet de gemoederen in de hele wereld flink oplopen, en wordt vaak de bron genoemd van alle ellende tussen moslims en het westen. Hoe zullen Bilu en Hagar deze explosieve materie aanpakken? Op het eerste gezicht gaat Close to Home helemaal niet over het conflict. Het gaat over twee meisjes die in dienst moeten terwijl ze zich liever met andere dingen zouden bezighouden. Met feesten, met mooie kleren, met leuke jongens. En het gaat over twee meisjes die hemelsbreed van elkaar verschillen maar toch met elkaar opgescheept zitten. Een vrouwelijke buddyfilm dus.

Mirit (Naama Schendar) is van het meegaande type. Verlegen, een beetje buiten de groep staand, niet op die leuke jongen durven afstappen. Maar ook meegaand in haar militaire werk. Als het je taak is zo veel mogelijk Arabieren te identificeren, dan dien je gewoon elke dag je lijstje vol te krijgen, zo simpel is dat. Smadar (Smadar Sayar) is uit ander hout gesneden. Zij is rebels, woont op zichzelf en brengt het liefst de nacht door met jongens die ze net heeft ontmoet. En ja, op straat probeert ze zich zo veel mogelijk van haar taken te onttrekken. Waarom zou je urenlang in de winkelstraten van Jeruzalem moeten ronddwalen zonder eens een leuke hoedenwinkel binnen te stappen? Als de commandant het maar niet ziet.

Geen standpunt

Met de politieke kant van de zaak zijn de meiden nauwelijks bezig, maar de kijker des te meer. Die maakt zich druk over de slordigheid van de soldates, waardoor ze het zelfmoordterroristen wel heel makkelijk maken. Of juist over de pure discriminatie van de Palestijnen, die geen stap kunnen verzetten zonder weer zo’n meisje in het groen voor hun neus aan te treffen die ze om hun identificatiebewijs vraagt. Of over beide. Je kunt je immers opwinden over de totaal nutteloze repressie van de Arabische bevolking, die het overigens merendeels gelaten ondergaat, om bij de eerste de beste aanslag toch weer aan het twijfelen te worden gebracht. Was het ook gebeurd als die meiden wat beter hadden opgelet? Of hou je zo’n aanslag toch nooit tegen? Close to Home neemt geen standpunt in, maar laat zien. De kijker wordt niet aan het handje genomen, maar kan zelf wikken en wegen.

~

Mirit en Smadar ondertussen groeien door de aanslag naar elkaar toe. Mirit wordt wat opstandiger en durft wat meer, terwijl Smadar besluit zich eens wat vaker aan de regels te houden. Later krijgen ze weer ruzie door een misverstand, waarna het toch weer goed komt – je kent het procedé van de buddyfilm. Het zou me zelfs niets verbazen als de lessen van de scriptschool tot op de minuut nauwkeurig zijn gevolgd. Het wordt echter geloofwaardig en eerlijk genoeg uitgewerkt om niet te storen. Bovendien worden de post-puberale probleempjes steeds vaker afgewisseld met morele dilemma’s waar ze toch echt voor komen te staan. Pas door een uit de hand gelopen incident tijdens een van hun rondes valt bij beiden het kwartje. De laatste scène van de film is dan gelijk de mooiste. Mirit en Smadar zijn volwassen geworden.

Boeken / Non-fictie

De tirannie verdrijven

recensie: Karl Popper - De open samenleving en haar vijanden

Ten langen leste is dan eindelijk The Open Society and its Enemies vertaald, het magnum opus van filosoof Karl Popper uit 1942/1943. In het vuistdikke boek analyseert hij de zwakke plekken van de democratische rechtsstaat en wat wij kunnen doen om die te versterken. Zijn boodschap in wat hij ‘mijn oorlogsbijdrage’ noemde is nog steeds uiterst actueel.

In Turkije bewaakt het leger de democratische en vrije rechtsstaat, anderen zullen zeggen dat de Turkse militairen de democratie juist bedreigen. Even verderop wordt de globale wetenschappelijke gemeenschap gecorrumpeerd door een politiek complot, je kunt ook beweren dat klimaatwisselingen een zekere politieke component hebben en dat de acties van het IPCC en daaraan verbonden organen terecht zijn.

Vitriool

~

Twee actuele vraagstukken die zo mee zouden hebben kunnen doen in Karl Poppers The Open Society and its Enemies, nu vertaald in het Nederlands als De open samenleving en haar vijanden. Popper, die het boek schreef naar aanleiding van de Tweede Wereldoorlog, verwierp de suggestie van zijn uitgever, die liever sprak van het neutralere ‘opponenten’. De Oostenrijkse filosoof begreep daarvoor veel te goed dat het een strijd op leven en dood is.
Popper zet de instituties van de moderne beschaving tegenover het mystieke stamdenken en keert voor de grondslagen van die tweedeling terug naar de oude Grieken. Plato is zijn eerste slachtoffer – uitleggen waarom is overbodig, wie zich ook maar enigszins heeft verdiept in het werk van de breedgeschouderde weet dat zijn denken zich slecht verhoudt tot wat wij verstaan onder een democratische rechtstaat. Waarom dat zo is, verklaart Popper weer aan de hand van weer een andere, iets oudere Griek: de voorsocratische Heraclitus, en diens destijds revolutionaire stelling dat alles beweegt. Volgens Popper een idee waar Plato en andere vijanden van de open samenleving geen raad mee wisten. In hun angstvalligheid gingen zij voor een gesloten, statisch systeem, dat Popper weer terugvoert op de tribale samenlevingen van voor Pericles.

Nadat Popper omstandig Plato heeft gefileerd richt hij zich op het edelgermaanse dwaallicht Hegel, aan wie hij zo mogelijk een nog grotere hekel heeft. Telkens als de naam Hegel valt, schuimt het vitriool van de bladzijde. Villein meldt hij omstandig gesneden te hebben in de citaten uit diens proza, omdat er anders helemaal geen touw aan vast te knopen is.
Het verwijt aan Hegel sluit aan bij de kritiek op Plato: beide filosofen dachten tribaal, hun filosofie was niet analytisch maar mystiek en in wezen historicistisch: de gedachte dat in de geschiedenis een waarheid en een doel verborgen zouden zitten, zodat de burger niet samen met zijn medeburgers een democratische samenleving kan opbouwen, maar voorbestemd is tot een dienende rol in een groter, spiritueel kader – waarna de stap naar Marx niet ver meer is. Popper is opmerkelijk mild voor Marx, maar genadeloos waar hij diens historicisme veroordeelt. In zijn woorden klinkt zelfs enige spijt door: had Marx zich maar beperkt tot meedogenloze kritiek op de uitwassen van het kapitalisme, dan waren ons de verschillende experimentele heilsstaten bespaard gebleven.

Dreiging

Op de achtergrond zijn nationaalsocialisme en fascisme levensgroot aanwezig, amalgamen van alles wat Popper aan de schandpaal nagelt. Het lijdt geen twijfel dat niemand anders dan Hitler de grote inspirator van het boek is geweest, maar daarmee is het nog geen anachronisme. Het centrale probleem dat Popper aankaart is nog levensgroot aanwezig en zal dat blijven zolang ergens op de aarde de Atheense erfenis in de praktijk wordt gebracht: hoe moet een open samenleving met optimale vrijheid voor zijn burgers omgaan met alles wat die openheid en vrijheid bedreigt?

Dreiging van buiten is eenvoudig te pareren, in het ergste geval leidt dat tot oorlog. De dreiging van binnenuit, de ingebakken mogelijkheid dat kwaadwilligen gebruik maken van de democratische openheid om die te vernietigen, is veel ernstiger – en complexer. Popper had het in zijn eigen tijd zien gebeuren met de ondergang van Weimar, in onze duistere dagen zien we het levensgroot geïllustreerd in Turkije, waar de islam via de stembus de macht aan het veroveren is en alleen het leger daar op ogenschijnlijk tirannieke wijze een einde aan kan maken. Popper voorziet dergelijke situaties en vindt een oplossing in een doordachte staatsinrichting, waarbij geweld wel degelijk een optie is.

Daarvoor is wel belangrijk dat we weten waarvoor we in dergelijke noodgevallen vechten. Doen we dat niet, dan plegen we een coup en ontpoppen we onszelf tot tirannen. Een vrije en onafhankelijke wetenschap en in ruimere zin de vrijheid van denken is voor Popper dan ook van levensbelang, maar ook die wordt bedreigd vanuit de tribale hoek, en dat tot op de dag van vandaag. De manier waarop een machtige wereldwijde lobbygroep de wetenschap voor eigen gewin corrumpeert en de bevolking voor zich wint met propaganda die meer dan leentjebuur heeft gespeeld bij Goebbels, is uitermate schadelijk voor de vrije en open samenleving en voor de kritische en rationele burger waar Popper op bouwt. Waakzaamheid blijft hier derhave geboden, vanuit de Popperiaanse gedachte dat we wel goed zijn, maar niet gek.

De vertaling van het toch al levendig geschreven boek leest soepel weg, behoudens een enkele uitglijder (false is ‘onwaar’ en niet ‘vals’) en de gevolgen van de laatste spellingsvernieling. Echt hinderlijk, maar dat ligt helemaal aan Popper zelf, zijn de veel te talrijke en soms idioot lange noten, die dan ook nog eens achter in het boek staan, wat het leesgenot niet ten goede komt. En dan heeft hij ook nog eens achteraf een handvol addenda toegevoegd, merendeels over technische zaken. De toevoeging – op zich al een essay – over waarheid en kennis voegt trouwens wel weer wat toe, eerlijk is eerlijk.