Boeken / Non-fictie

De tirannie verdrijven

recensie: Karl Popper - De open samenleving en haar vijanden

Ten langen leste is dan eindelijk The Open Society and its Enemies vertaald, het magnum opus van filosoof Karl Popper uit 1942/1943. In het vuistdikke boek analyseert hij de zwakke plekken van de democratische rechtsstaat en wat wij kunnen doen om die te versterken. Zijn boodschap in wat hij ‘mijn oorlogsbijdrage’ noemde is nog steeds uiterst actueel.

In Turkije bewaakt het leger de democratische en vrije rechtsstaat, anderen zullen zeggen dat de Turkse militairen de democratie juist bedreigen. Even verderop wordt de globale wetenschappelijke gemeenschap gecorrumpeerd door een politiek complot, je kunt ook beweren dat klimaatwisselingen een zekere politieke component hebben en dat de acties van het IPCC en daaraan verbonden organen terecht zijn.

Vitriool

~

Twee actuele vraagstukken die zo mee zouden hebben kunnen doen in Karl Poppers The Open Society and its Enemies, nu vertaald in het Nederlands als De open samenleving en haar vijanden. Popper, die het boek schreef naar aanleiding van de Tweede Wereldoorlog, verwierp de suggestie van zijn uitgever, die liever sprak van het neutralere ‘opponenten’. De Oostenrijkse filosoof begreep daarvoor veel te goed dat het een strijd op leven en dood is.
Popper zet de instituties van de moderne beschaving tegenover het mystieke stamdenken en keert voor de grondslagen van die tweedeling terug naar de oude Grieken. Plato is zijn eerste slachtoffer – uitleggen waarom is overbodig, wie zich ook maar enigszins heeft verdiept in het werk van de breedgeschouderde weet dat zijn denken zich slecht verhoudt tot wat wij verstaan onder een democratische rechtstaat. Waarom dat zo is, verklaart Popper weer aan de hand van weer een andere, iets oudere Griek: de voorsocratische Heraclitus, en diens destijds revolutionaire stelling dat alles beweegt. Volgens Popper een idee waar Plato en andere vijanden van de open samenleving geen raad mee wisten. In hun angstvalligheid gingen zij voor een gesloten, statisch systeem, dat Popper weer terugvoert op de tribale samenlevingen van voor Pericles.

Nadat Popper omstandig Plato heeft gefileerd richt hij zich op het edelgermaanse dwaallicht Hegel, aan wie hij zo mogelijk een nog grotere hekel heeft. Telkens als de naam Hegel valt, schuimt het vitriool van de bladzijde. Villein meldt hij omstandig gesneden te hebben in de citaten uit diens proza, omdat er anders helemaal geen touw aan vast te knopen is.
Het verwijt aan Hegel sluit aan bij de kritiek op Plato: beide filosofen dachten tribaal, hun filosofie was niet analytisch maar mystiek en in wezen historicistisch: de gedachte dat in de geschiedenis een waarheid en een doel verborgen zouden zitten, zodat de burger niet samen met zijn medeburgers een democratische samenleving kan opbouwen, maar voorbestemd is tot een dienende rol in een groter, spiritueel kader – waarna de stap naar Marx niet ver meer is. Popper is opmerkelijk mild voor Marx, maar genadeloos waar hij diens historicisme veroordeelt. In zijn woorden klinkt zelfs enige spijt door: had Marx zich maar beperkt tot meedogenloze kritiek op de uitwassen van het kapitalisme, dan waren ons de verschillende experimentele heilsstaten bespaard gebleven.

Dreiging

Op de achtergrond zijn nationaalsocialisme en fascisme levensgroot aanwezig, amalgamen van alles wat Popper aan de schandpaal nagelt. Het lijdt geen twijfel dat niemand anders dan Hitler de grote inspirator van het boek is geweest, maar daarmee is het nog geen anachronisme. Het centrale probleem dat Popper aankaart is nog levensgroot aanwezig en zal dat blijven zolang ergens op de aarde de Atheense erfenis in de praktijk wordt gebracht: hoe moet een open samenleving met optimale vrijheid voor zijn burgers omgaan met alles wat die openheid en vrijheid bedreigt?

Dreiging van buiten is eenvoudig te pareren, in het ergste geval leidt dat tot oorlog. De dreiging van binnenuit, de ingebakken mogelijkheid dat kwaadwilligen gebruik maken van de democratische openheid om die te vernietigen, is veel ernstiger – en complexer. Popper had het in zijn eigen tijd zien gebeuren met de ondergang van Weimar, in onze duistere dagen zien we het levensgroot geïllustreerd in Turkije, waar de islam via de stembus de macht aan het veroveren is en alleen het leger daar op ogenschijnlijk tirannieke wijze een einde aan kan maken. Popper voorziet dergelijke situaties en vindt een oplossing in een doordachte staatsinrichting, waarbij geweld wel degelijk een optie is.

Daarvoor is wel belangrijk dat we weten waarvoor we in dergelijke noodgevallen vechten. Doen we dat niet, dan plegen we een coup en ontpoppen we onszelf tot tirannen. Een vrije en onafhankelijke wetenschap en in ruimere zin de vrijheid van denken is voor Popper dan ook van levensbelang, maar ook die wordt bedreigd vanuit de tribale hoek, en dat tot op de dag van vandaag. De manier waarop een machtige wereldwijde lobbygroep de wetenschap voor eigen gewin corrumpeert en de bevolking voor zich wint met propaganda die meer dan leentjebuur heeft gespeeld bij Goebbels, is uitermate schadelijk voor de vrije en open samenleving en voor de kritische en rationele burger waar Popper op bouwt. Waakzaamheid blijft hier derhave geboden, vanuit de Popperiaanse gedachte dat we wel goed zijn, maar niet gek.

De vertaling van het toch al levendig geschreven boek leest soepel weg, behoudens een enkele uitglijder (false is ‘onwaar’ en niet ‘vals’) en de gevolgen van de laatste spellingsvernieling. Echt hinderlijk, maar dat ligt helemaal aan Popper zelf, zijn de veel te talrijke en soms idioot lange noten, die dan ook nog eens achter in het boek staan, wat het leesgenot niet ten goede komt. En dan heeft hij ook nog eens achteraf een handvol addenda toegevoegd, merendeels over technische zaken. De toevoeging – op zich al een essay – over waarheid en kennis voegt trouwens wel weer wat toe, eerlijk is eerlijk.