Boeken / Achtergrond
special: Poetry Kinderfestival Rotterdam

Gedichten en kroketten

.

De makers van het Poetry Kinderfestival weten zich goed te verplaatsen in hun doelgroep, kinderen tussen 8-12 jaar. Deze groep blijkt, getuige de enthousiaste reacties van de bezoekers, relatief gemakkelijk te interesseren en te enthousiasmeren voor poëzie, mits het onderwerp tot hun verbeelding spreekt. Eerdere thema’s waren bijvoorbeeld ‘Dichter en de dingen’ (2006) en ‘Dichter en de held’ (2005). De kunst is poëzie niet als hoogdrempelige kunstvorm te presenteren. Of, in de wijze woorden van Wim T. Schippers: als je dichter wilt worden, moet je gewoon beginnen met dichten.

Succesformule

~

Er zijn twee soorten voorstellingen tijdens het Kinderfestival: schoolvoorstellingen en vrije voorstellingen. De klassen die zich op hebben gegeven voor een schoolvoorstelling worden op het festival voorbereid door middel van poëzieles van een Poetry-medewerker op school. De kinderen die de vrije voorstellingen bezoeken zijn hopelijk op het festival voorbereid door hun ouders. De voorstellingen zelf bestaan uit twee programmaonderdelen van ieder een klein uur. Het eerste deel vindt plaats in de theaterzaal, het tweede deel vindt plaats op locatie in de Witte de Withstraat. Een echte succesformule.

Het zaalprogramma bestaat dit jaar uit muziek, voordracht en een goochelaar. Joke van Leeuwen en Wim T. Schippers vallen direct in de smaak bij de kinderen met hun droogkomische gedichten, en als Wim T. (“ik ben een goede vriend van Ernie, en ik val wel eens voor hem in als hij zelf niet kan”) een vers voordraagt van Wilhelmina Kuttje (met twee t’s!) krijgt de hele zaal de slappe lach. Goochelaar Michiel gaat aan de slag met het keukengerei dat op de tribune staat uitgestald – voor de gelegenheid zitten de toeschouwers tussen podium en tribune op picknickbanken. Met een beetje bloem, een magische pollepel en een steekvlam weet hij zo een pan spekkies tevoorschijn te toveren, de giebelende zaal is van verbazing ineens stil.

Poëzietheatertjes

Na een klein uur is het tijd voor een literaire wandeling. Onder leiding van een gids gaan de kinderen langs verschillende locaties op en nabij de Witte de Withstraat waar kleine poëzietheatertjes geïmproviseerd zijn. Zo zit er in de kantine van het Oogziekenhuis een man met een saucijzenbroodje en een lapje voor zijn oog, die een gedicht voordraagt over een getrokken kies. In een restaurant dekt een mooie dame de tafels terwijl ze een gedicht voordraagt over muziek om bij te eten. In een hotelkamer worden de kinderen, zittend op het bed, verrast door iemand die plots uit de badkamer opduikt. Hoe opgewonden de kinderen ook zijn, bij de poëzietheatertjes zijn ze telkens even héél stil. De combinatie van bijzondere locaties en goede voordracht door acteurs wérkt.

Enige minpunt is tegelijk ook hetgeen dat het festival zo geschikt voor kinderen maakt: dat het zo kort is. Want ook (of juist?) als volwassene is het geweldig om Wim T. Schippers te horen vertellen over de vloer die hij in het Centraal Museum volsmeerde met pindakaas. Joke van Leeuwens versje als je niet in slaap kunt komen smaakt óók als je ouder bent dan 12 naar meer. De voordrachten op locatie zijn prachtig, maar omdat er meerdere routes gelopen worden door acht verschillende groepen zie je als bezoeker noodzakelijkerwijs maar de helft. De enige oplossing voor volgend jaar: leerkracht worden op een basisschool, al je neefjes en nichtjes meenemen naar het festival, of je aanmelden als vrijwilliger.

Poetry Kinderfestival: 17, 18, 19 en 21 oktober 2007 in Theater Bonheur (Rotterdam)

Theater / Voorstelling

Sociaal experiment in goed en kwaad

recensie: Noord Nederlands Toneel - Het Licht

.

Stel, je woont in een dorp aan de rand van de wereld, ten tijde van een fictief soort middeleeuwen. Het dorp wordt door een vreselijke epidemie getroffen en je blijft met z’n zevenen over. Hoe pak je de draad weer op? Hoe bepaal je wat wel en niet mag, wat orde is en wat onrecht? Daarover gaat Het Licht van het Noord Nederlands Toneel, naar de gelijknamige veelgeprezen roman van de Zweedse auteur Torgny Lindgren.

~

Regisseur Koos Terpstra en dramaturg Tom Blokdijk, die samen het boek bewerkten voor toneel, kozen voor dit verhaal omdat het zoveel zegt over het hier en nu. Iedereen heeft de mond vol over normen en waarden, waar wat is nu precies goed en fout? Welke universele waarheden zijn er nog over om een nieuwe maatschappelijke orde op te bouwen? En is de mens niet gewoon van nature slecht?

Excessen

Wat dat laatste betreft, schetst Het Licht niet direct een optimistisch beeld. Hoewel er voor gewaakt is om al te snel conclusies te trekken, loopt het in het dorpje Kadis waar de ‘grote ziekte’ (een soort pest) heeft toegeslagen, vooral uit de hand. Een vader die zijn eigen dochter bezwangert om tenminste zeker te zijn van een erfgenaam voor al zijn rijkdom en bezittingen, een dorpshoofd dat de overlevenden tegen elkaar uitspeelt met list en bedrog, een wilde slachtpartij van al het overtollig vee (om de natuurlijke orde te herstellen): het zijn enkele van de excessen die voorbijkomen zodra de ziekte eenmaal heeft toegeslagen. Na het grote sterven is niets meer zeker, zijn zelfs kinderen nergens meer veilig en leiden botsende ideeën over waarheid en moraal tot onderling geweld.

Opvallend genoeg is het tweede slachtoffer van de ziekte de priester Blasius (Martijn de Rijk). Zijn hele leven lang rende hij ervoor weg, omdat de ziekte immers zijn geloof in een goede, verzorgende God, aantastte. Het hele stuk zit vol verwijzingen naar het al dan niet bestaan van een hogere macht die orde schept. Door de vele zinsneden als “Niets is zo onbetekenend dat het geheel op eigen kracht kan bestaan” in hardop gepieker en geraaskal, is het stuk eerder een vraagstelling van een sociaal experiment dan een neergekwakte rechtlijnige mening.

Verbeten grimmigheid

Daar droeg de unieke setting van deze avond aan bij. Het publiek zat namelijk kriskras op het podium, het doek naar de zaal was dicht, en de acteurs speelden rondom, langs, voor en achter de toeschouwers. Dit gaf een wonderlijke betrokken atmosfeer, die soms – zoals bij de verkrachtingsscène middenin het publiek – ondraaglijk was. Doordat de heftige discussies over goed en kwaad, noodzakelijkheid, orde, recht etcetera zo dicht op de huid van de toeschouwers gevoerd werden, werden deze extra geprikkeld om na te denken over wat ze zelf ervan zouden vinden.

~

De directe, intense speelstijl die we van het NNT gewend zijn, kwam daardoor goed tot zijn recht. Jammer was het dan ook dat deze naar het einde toe doorsloeg in verbeten grimmigheid. In een gewone grote zaal-opstelling was dat waarschijnlijk geen euvel geweest. Ook bepaalde theatrale effecten, zoals het gebruik van water en vuur en de door merg en been gaande geluidsband, leken soms net iets te groot voor deze intieme setting. Daarentegen was de brandstapel met al het geslachte vee, volgens vertelster Bera (Ilse Ott) nota bene ‘drie huizen hoog’, uitgebeeld middels een klein vuurtje, precies in proportie om de verbeelding optimaal aan te spreken.

Het stuk eindigde waar het begon: met Maria (Liesbeth Groenwold), de vrouw die boer Jasper (Niels Croiset) zo vaak in zijn dromen had gezien dat hij zeker wist dat ze bestond en die hij in de stad was gaan zoeken. In plaats van met haar was hij echter teruggekomen met een konijn, en onbedoeld ook de vlooien die de ziekte zouden verspreiden. De vrouw bleek dus tóch echt, en brengt een open einde mee. Een geruststelling voor waar we zelf hoopvol in geloven?

Het licht is nog te zien t/m 15 december 2007 Klik hier voor de speellijst.

Film / Films

Emotieloze film

recensie: The Invasion

.

Sommige verhalen lijken onuitputtelijk verfilmd te kunnen worden. Invasion of the Body Snatchers bijvoorbeeld. In de jaren vijftig en zeventig leverde dat twee spannende en erg goede films op. Daarna ging het bergafwaarts, met een matige versie in de jaren negentig. Om over alle Snatchers-klonen nog maar te zwijgen natuurlijk. Nu is er weer een nieuwe versie, kortweg The Invasion genoemd.

Als een spaceshuttle crasht, blijkt dat de brokstukken niet de enige overblijfselen zijn. Een goedje van buitenaardse afkomst heeft zich genesteld op de stukken, en al snel blijkt dat het menselijke brein daar geen weerstand tegen kan bieden. Er ontstaan emotieloze mensen, die via hun speeksel de rest van de mensheid willen infiltreren. Het is aan de ‘helden’ Nicole Kidman en Daniel Craig om daar een stokje voor te steken.

~

Hoewel het idee natuurlijk verre van origineel is, is er met The Invasion toch een eigen draai aan het verhaal gegeven. De oorspronkelijke pod-people (de emotieloze mensen groeiden uit een plantachtige substantie, om vervolgens hun oorspronkelijke mens te vermoorden) zijn geschrapt; iedereen die geïnfecteerd is ondergaat weliswaar een vieze verandering maar behoudt wel het eigen lichaam. Ook wordt een krom verhaal bedacht over een perfecte wereld zonder emoties, en daarmee ook zonder honger, armoede en oorlog. Want de mensheid heeft niet bepaald de perfecte wereld in handen. Daar zullen de aliens wel even wat aan doen.

Gebrek aan spanning

Omdat de film eigenlijk alleen om Nicole Kidman draait, en niet om een klein groepje overlevenden, is er weinig spanning wat betreft het concept ‘wie zou er al gekloond zijn, wie is er nog te vertrouwen’, iets wat de vroegere Body Snatcher-films zo spannend maakte. Als kijker weet je dat er met Kidman niets aan de hand is. Als zij haar zoontje opdracht geeft haar een injectie in het hart te geven als ze slaapt (het kloonproces gebeurt namelijk in de slaap), weet je eigenlijk al: die injectie gaat er komen, anders is de film het hoofdpersonage kwijt. Kidman kan schichtig kijken zoveel ze wil, maar een goede horror moet je op het puntje van je stoel brengen, en dat gebeurt in The Invasion gewoon nooit.

~

‘Beter goed gestolen dan slecht verzonnen’ gaat helaas niet op voor The Invasion. Het is de slechtste versie van het verhaal tot nu toe. Er zitten best vermakelijke stukken in – vooral het deel waarin de heldin door krijgt wat er nu eigenlijk aan de hand is – maar het gros van de film is voorspelbaar en weinig origineel. Daarnaast hadden er flinke stukken uitgehaald kunnen worden om er spannendere scènes voor in de plaats te stoppen. Je zou bijna wensen om zonder emoties naar deze film te kunnen kijken, dan was het allemaal vast een stuk leuker.

Muziek / Album

Van indie naar vergankelijke radio-band

recensie: Rilo Kiley – Under The Blacklight

Hurray hurray klinkt het in het eerste nummer van de nieuwe plaat van Rilo Kiley. En dat is precies wat wij denken bij het nieuwe album. Want elf nieuwe popliedjes van het viertal: daar moesten we drie jaar op wachten. Vol verwachting pak je de cd uit het hoesje en wacht je tot de eerst klanken van de muziek uit de speakers vloeien – tot daar die stem is. De stem die als een rode draad door al hun albums loopt. Glashelder, zuiver, met herinneringen aan de blauwe lucht op een zonnige, ijskoude winterdag. En ook op Under The Blacklight ontbreekt die stem niet, maar er is iets met deze plaat.

Want wat maakt de band nu zo leuk? De popliedjes zijn niet bijzonder origineel of revolutionair vernieuwend. Eigenlijk is het vooral de stem van zangeres Jenny Lewis die de muziek bijzonder maakt – en die stem is vlekkeloos als altijd. Maar Lewis mist de overtuiging, ze mist kracht! Een goed voorbeeld is wanneer ze “it’s gonna be a close call” zingt in Close Call. Een zwak nummer, dat slapjes wordt uitgevoerd en gelukkig snel weer is afgelopen, om vrijwel naadloos over te gaan in The Moneymaker. Maar ook daarin weet Lewis niet met overtuiging neer te zetten wat er op de vorige albums zo uitsprong. En ook het volgende nummer op het album, Breakin’ up , weet geen enthousiasme los te maken bij de luisteraar. Het klinkt eerder als een lauw aftreksel van een jaren zeventig-discosong, dankzij de backing vocals en de off-beat akkoorden in het refreintje.

~

Wat de stem niet voor elkaar krijgt, probeert de band recht te trekken met de gitaren die een grotere rol spelen op dit album. The Moneymaker wordt stevig ingezet met een dubbele gitaarpartij en er is zelfs een lichte distortion in de sound te ontdekken. Die moet echter al snel het veld ruimen voor een licht funky loopje dat maar niet wil blijven hangen. Al met al komt de cd niet op gang en dat terwijl het alle elementen heeft om te swingen, met de up-tempo beat en de wat vlottere gitaarpartijen.

Oude werk

Bij het beluisteren van deze plaat besef je pas hoe fijn het vorige werk van de band eigenlijk was. Nummers als It’s a Hit van More Adventurous, Bulletproof van het eerste studio-album Take-Offs and Landings en Hail to Whatever You Found in the Sunlight that Surrounds You van The Execution of all Things. Een bescheiden selectie van de voorgaande platen die stikte van de heerlijke luister-, meezing-, wegzak- en swingliedjes. Nummers die melodieus zo sterk waren dat je bijna niet meer naar de tekst hoefde te luisteren, die kwam pas op de tweede plaats. Dat wil zeggen, opeens zing je alle liedjes mee zonder dat je door hebt dat je ze hebt geleerd, gewoon omdat je de cd opnieuw en opnieuw aanzet.

En dat ontbreekt op Under The Blacklight. Geen enkel nummer is écht goed, waardoor je uit verveling maar naar de tekst gaat luisteren. Helaas is het ook met de tekst op dit album slecht gesteld, met als absoluut dieptepunt Give A little Love – het laatste nummer van de cd. De titel van het nummer wordt aan het einde daarvan zo vaak herhaald, dat je blij bent dat de plaat is afgelopen. Zelfs het ‘diep’ bedoelde 15, over een meisje van 15 die met een oudere man een relatie krijgt, kan aan dat niveau niets meer veranderen.

Geen indie maar pop

Rilo Kiley is niet meer wat het geweest is. Indie is het zeker niet meer te noemen, en met haar indie-status heeft de band alles verloren wat ooit zo leuk was. De kans is wel dat de plaat een paar radio-successen van de plaat zal opleveren, omdat sommige tracks gemakkelijk verteerbaar zijn. Helaas vervelen ze weer net zo vlug. Overigens is er een mogelijke verklaring voor de achteruitgang van Rilo Kiley. Het creatieve brein achter de band is zangeres Lewis, maar die is buiten dit viertal met vele andere dingen bezig. Eerder werkte ze al samen met de jongens van Death Cab For Cutie, toen die hun side project Postal Service oprichtten. Nu werkt ze samen met Bright Eyes die druk bezig was aan zijn nieuwe plaat. Vreemd is dat niet, want Lewis heeft nog altijd een stem als een klokje. Helaas is haar eigen band daardoor een beetje in de verdrukking gekomen. We kunnen dan ook alleen maar hopen dat de volgende plaat weer de volledige aandacht mag krijgen van miss Lewis.

Muziek / Album

Een boeiende serie nulletjes en eentjes

recensie: ABC123

.

~

Liefhebbers van analoge muziek vinden electronische muziek vaak te digitaal, te zeer opgebouwd uit nulletjes en eentjes, gelijk aan robots en machines. Het staat redelijk ver af van de ‘gewone’ mens en de traditionele muziek. En als je, zoals in het geval van To Rococo Rot, dan ook nog een eerbetoon maakt aan een lettertype, dan distantieer je je wel heel erg van de ‘gewone’ popmuziek. Maar de Duitser heeft, sinds Kraftwerk, geen problemen met wat door velen elders wordt gezien als een schemergebied tussen instrumentale- en computermuziek.

The Amateur View

Zo ook Stefan Schneider uit Düsseldorf en de broertjes Robert en Ronald Lippok uit Berlijn, die samen To Rococo Rot vormen. Schneider heeft thuis, in de stad van Kraftwerk, al naam gemaakt met Kreidler en Ronald Lippok was druk bezig zijn project Tarwater. Zo nu en dan vormt To Rococo Rot de hoofdmoot in hun leven en dan ontstaat er iets moois, waarvan The Amateur View uit 1999 een goed voorbeeld is. Het is één van de mooiste minimale electronica-platen van de laatste tien jaar, een plaat waarbij alles op zijn plek valt. Schitterende, maar introverte beats, wonderschone bass- en melodielijntjes en alles heel subtiel gebracht en perfect uitgedacht.

ABC123 moet je niet zien in de lijn van platen die To Rococo Rot tot nu toe heeft gemaakt. Zie het, net als de vorig jaar verschenen EP- en B-kantjesverzamelaar Taken From Vinyl, eerder als een los tussendoortje. Het klinkt opener en het is in zekere zin spontaner dan het ‘normale’ werk. Er zijn in relatief weinig tijd – twintig minuten worden net niet gehaald – veel ideeën te vinden. Eigenlijk is het een verzameling aan richtingen, waarin Schneider en de broertjes Lippok over aan het nadenken zijn, maar waarover ze nog niet echt een uitgekristalliseerd idee hebben. Dat is natuurlijk niet erg, maar blijf ABC123, zoals de band zelf ook doet, dan wel beschouwen als een intermezzo en niet als een opvolger van Hotel Morgen uit 2004 – want daarvoor is de plaat te leeg. Al grijpen opener Freitag en het nummer Enigma behoorlijk de aandacht. Maar voor de rest haalt ABC123 het normale niveau van To Rococo Rot slechts met vlagen.

Film / Achtergrond
special: Werner Herzog - Zijn films met Klaus Kinski

Filmen op het randje

Alsof je een iPod koopt zonder koptelefoon. Of een toetje eet zonder slagroom. Wat het af had kunnen maken, ontbreekt op de dvd-box met de films van Werner Herzog met Klaus Kinski in de hoofdrol: de documentaire die de vijf fictiefilms in de juiste context zet, die de sappige anekdotes bevat over de totstandkoming van die weerbarstige meesterwerken. En die een van de meest ongrijpbare regisseur-acteur relaties in de geschiedenis in kaart brengt.

Het gaat om de documentaire Mein liebster Feind – Klaus Kinski, die Herzog in 1999 maakte, acht jaar na het overlijden van Kinski. Formeel is het een documentaire, zoals de films in de box formeel fictief zijn, maar in feite voert de Duitse regisseur alleen maar de bestaande mythes over zijn haat-liefde verhouding met de acteur. Kinski was een maniakale gek, hij had agressieve woedeaanvallen en ernstige huilbuien op de set, soms was er nauwelijks met hem te werken. Hoewel Herzog een al te directe psychologische verklaring uit de weg gaat, wordt duidelijk dat Kinski een egocentrische, theatrale acteur van de bovenste plank was, als hij al niet leed aan pure grootheidswaanzin.

Fitzcarraldo
Fitzcarraldo

Letterlijk

Herzog zegt het niet, maar vermoedelijk heeft hij geprobeerd die eigenschappen tijdens de intensieve draaiperiodes uit Kinski te persen. Want zoals hij in zijn documentaires een mooi verhaal belangrijker vindt dan een waarheidsgetrouwe weergave, zo ontstaan zijn fictiefilms op de grondvesten van de realiteit. Iedereen kent het verhaal achter Fitzcarraldo (1982). De boot die Brian Sweeney Fitzgerald (Kinski) over een berg in de jungle wil slepen, omdat dat de enige manier is om op de plaats te komen waar hij een operahuis wil bouwen, liet Herzog echt die berg overslepen. Het is waanzin, maar de regisseur vindt het nu eenmaal belangrijk dat acteurs zo veel mogelijk letterlijk ervaren wat ze spelen.

Leeuw

In dat licht moeten we zijn casting van Kinski zien. In de vijf de films waarin ze samenwerkten, balanceert hij zelf ook op het randje van de waanzin. Zijn prachtige karakteristieke gezicht, met die grove lijnen en diepe groeven, die brede neerhangende lippen en die wijd opengesperde ogen, krijgt pas echt de volle lading als Kinski intimideert en imponeert, een dreigende houding aanneemt, in een agressieve leeuw verandert die op zijn prooi afstormt. Wat, als je weet van Kinski’s uitbarstingen op de set, is dan nog fictie en wat werkelijkheid? De twee lopen naadloos in elkaar over in Herzogs wrede universum.

Herzog en Kinski
Herzog en Kinski

Ego’s

Door diens geestesziekte zo in zijn voordeel uit te buiten, is Herzog in feite de sadist die de megalomane Kinski temde. Hij doet qua gekte weinig voor hem onder – geen filmmaker gaat zo onverbiddelijk op zijn doel af. Alles moet daarvoor wijken, niets of niemand wordt gespaard. Zijn werkwijze maakt Herzog evengoed maniakaal.

Zo beschouwd worden Kinski’s karakters ook een beetje alter ego’s van de regisseur zelf. Met een belangrijk verschil: Herzog heeft de zelfreflectie die zij ontberen. Als regisseur doet hij een poging hen (en dus zichzelf) te doorgronden en te duiden. En dan blijkt dat hij vooral oog heeft voor hun diep tragische kanten. Kinski’s karakters zijn obsessief op zoek naar eeuwige faam, maar in feite is dat niet meer dan een alibi om hun nietigheid te ontstijgen. Ze vechten tegen krachten die vele malen groter zijn dan zijzelf. Bijna altijd is dat de natuur – de jungle of hun innerlijke natuur.

Woyzeck
Woyzeck

Innerlijke natuur

Dat laatste is het geval in Nosferatu: Phantom der Nacht (1979), Herzogs visueel perfecte ode aan het Duitse expressionisme van de jaren dertig van de vorige eeuw. Graaf Dracula (Kinski) is in de film een angstaanjagende, maar ook meelijwekkende verschijning. Zijn drang om het bloed uit mensen te zuigen is groter dan zijn wil om dit te doen – hij legt het keer op keer af tegen zichzelf. In Woyzeck (1979), dat tegelijkertijd met Nosferatu werd opgenomen, wordt de machteloze soldaat Franz Woyzeck (Kinski) kapotgemaakt door zijn omgeving. Zo sterk, dat hij zichzelf niet meer in de hand houdt en tot een brute moord komt.

Het sterkst zijn de drie films waarin het gevecht tegen de natuurlijke en innerlijke krachten samenkomen: Aguirre, the Wrath of God (1972), Fitzcarraldo en Cobra Verde (1987). Met name Aguirre is meesterlijk, en onterecht veel minder beroemd dan Fitzcarraldo. Hier wordt de 16de eeuwse ontdekkingsreiziger Aguirre (Kinski) ongewild één met de jungle, als hij in zijn hebzucht naar goud en bekendheid al zijn bemanningsleden en zelfs zijn dochter de dood injaagt. Hij blijft alleen achter, op zijn vlot in de jungle, mijmerend over een aanval op het Spaanse rijk.

 

Cobra Verde
Cobra Verde

Cobra Verde

Die onstilbare honger naar macht tekent ook Cobra Verde (Kinski) in de gelijknamige film. Hij schopt het tot tijdelijke roem, als succesvol bemiddelaar tussen Europese plantagebazen in Zuid-Amerika en een Afrikaans opperhoofd, maar eindigt spartelend op het strand van de Afrikaanse kustpost, in een poging de chaos te ontvluchten. De scène waarin dat gebeurt spiegelt de slotscène van Aguirre, waarin de camera eveneens rondjes om het personage draait. Alsof Herzog de cirkel tussen zijn eerste en laatste samenwerking met Kinski zo letterlijk wilde rondmaken.

Kwade genius

Na Kinski vond hij niet meer zo’n kwade genius als hoofdrolspeler, constateert filmrecensent Dana Linssen terecht in haar voorwoord bij de box. Misschien verklaart dat waarom Herzog zich steeds meer is gaan toeleggen op het regisseren van documentaires, ironisch genoeg over het soort figuren dat Kinski speelde. Ze streven ernaar iets groters te bereiken dan zijzelf. Of het nu gaat om wetenschapper Graham Dorrington in The White Diamond (2004), die met een zeppelin vlak boven de boomtoppen van het oerwoud wil zweven, of om Timothy Treadwell in Grizzly Man (2005), die voor hij werd opgegeten zijn zomers met beren in Alaska doorbracht.

Nieuwe Kinski?

Maar misschien, heel misschien, heeft Herzog wel een nieuwe protégé gevonden in Christian Bale. Hij speelde eerder dit jaar in Rescue Dawn de rol van gevechtspiloot Dieter Dengler, die na een crash zes maanden doorbracht in de jungle van Laos. Bale staat bekend om zijn Spartaanse methoden als het aankomt om de voorbereiding van zijn rollen – na The Machinist viel hij ook nu weer vele kilo’s af om de uitgeputte Dengler goed gestalte te kunnen geven. Die drang iemand te worden moet Herzog aanspreken. Toch lijkt Bale vooral een bovengemiddeld goede method actor te zijn, terwijl Kinski de personages die hij speelde gewoon was.

Hoe het ook zij, de drang om tot het uiterste te gaan, tot over de grens van de waanzin, is wat Herzog bindt met de figuren in zijn films en documentaires. Met dat verschil dat híj vaak op meesterlijke wijze slaagt, in ieder geval in de vijf films met Kinski. Hij ontbeert de tragiek, en is de God in zijn eigen universum die Klaus Kinski zo verlangde te zijn.

Werner Herzog – Zijn films met Klaus Kinski werd uitgebracht door A-Film en bevat: Aguirre, the Wrath of God (1972), Nosferatu (1979), Woyzeck (1979), Fitzcarraldo (1982) en Cobra Verde (1987). De extra’s (voornamelijk audiocommentaren) zijn identiek aan de Britse uitgave uit 2004, die echter wel Mein liebster Feind bevat.

Boeken / Non-fictie

Wrede barmhartigheid

recensie: Theodore Dalrymple (vert. Jabik Veenbaas) - De Filantroop: testament van een seriemoordenaar

.

Over die ervaringen heeft Dalrymple,wiens echte naam Anthony Daniels luidt, reeds een aantal essaybundels en artikelen geschreven. Met zijn artikel ‘Barbarians at the Gates of Paris‘ uit 2002 werd hij bekend bij het grote publiek. In dat artikel had hij, naar aanleiding van zijn bezoeken aan de banlieues van de grote Franse steden, opgemerkt dat de situatie er explosief was, en drie jaar later bleek zijn gelijk. In Nederland verscheen onder andere De beschaving, of wat er van over is.

Selectieve moraal

In De Filantroop is Graham Underwood, voormalig medewerker bij Bureau Huisvesting van de gemeente Eastham, aan het woord. Niets aan de hand, ware het niet dat hij tevens tweeëntwintig mensen heeft omgebracht. Het boek is de weerslag van zijn testament, waarin hij minutieus te werk gaat om zijn beweegredenen te verklaren. Deze vorm zorgt ervoor dat Dalrymple van leer kan trekken tegen allerlei onderwerpen: intellectuelen, werklozen, de bio-industrie, televisie en de huidige consumptiemaatschappij. In elk van de twaalf hoofdstukken wijst Underwood ons op onze morele inconsequenties. Het feit dat Underwood een flink aantal mensen vermoord heeft, roept een enorme weerzin bij ons op, maar we vergeten daarbij dat wij ook schuldig zijn – zij het indirect – aan het ‘vermoorden’ van mensen en dieren.

Zoals gezegd maakt Dalrymple zich kwaad over zeer veel onderwerpen en dat levert frisse en gedurfde ideeën op. Hij pleit, onder andere, voor het serieus nemen van de lagere bevolkingsgroepen. En klaagt daarbij de intellectuelen aan voor het verwaarlozen van de werkende klasse. Maar dat de onderklasse niet vooruit komt in de huidige maatschappij verwijt Dalrymple deze groep zelf ook. Volgens hem ontbreekt het hen niet aan materiële zaken, maar leven ze desalniettemin een leeg en doelloos leven. De verzorgingsstaat houdt deze mensen in de onderklasse door hen kortstondige momenten van genot te verstrekken. De verveling waaraan zij, volgens Dalrymple, ten prooi is gevallen, wordt alleen maar bestreden met drank, drugs, het aangaan van steeds maar nieuwe seksuele relaties en zoeken naar steeds meer (gewelddadige) kicks.

Beschaving

Dalrymple neemt dit vooral de intellectuelen zeer kwalijk, nog meer dan hij het de onderklasse zelf kwalijk neemt. Intellectuelen zijn in de ban geraakt van het idee dat alles van waarde relatief is. Zodoende is er geen bepaalde standaard in onze beschaving meer aanwezig waar de onderklasse zich aan op kan trekken. Intellectuelen zijn veel meer bezig met het doorbreken van taboes – want die mogen er immers niet meer zijn – dan zich te realiseren dat enige zelfbeheersing van essentieel belang is voor een beschaving. Een ander gevaarlijk idee van deze groep is het reduceren van het feit dat een mens een vrije wil heeft. Deze ideeën dringen via de media – vooral de televisie – door tot de onderklasse en daar leidt het, in de ogen van Dalrymple, tot een waar drama. Zij voelen zich slachtoffer in plaats van dader en zeggen dat ze er niets aan kunnen doen en blijven derhalve passief.

Dalrymple hanteert hier, overigens, wel een nauwe definitie van intellectueel, alsof ze allemaal taboedoorbrekend, links en postmodernistisch zouden zijn. Het is vooral een gedateerde opvatting, wat enigszins verklaard wordt doordat de tekst geschreven is in 1995. Dat de Nederlandse uitgever er pas nu brood in ziet, heeft daar ongetwijfeld mee te maken. De algemene opinie is thans ontvankelijker voor denkers uit conservatieve kring met hun nadruk op beschaving en zelfredzaamheid.

Nadenken

Toch weet Dalrymple in zijn verdere betoog de klassieke scheiding links-rechts te overstijgen. Hoe komt het toch, zo wil Dalrymple zeggen, dat wij deze beschaving te grabbel gooien? Waarom moet ik met zeer sterke filosofische argumenten uitleggen dat de samenleving in deze huidige vorm net zo schuldig is aan het ‘vermoorden’ van onschuldige mensen en dieren als Graham Underwood, die terechtstaat voor de moord op 22 mensen? Zo wordt langzamerhand de hoofdschuldige in dit proces duidelijk: het gelijkheidsideaal. Het idee dat het niet uitmaakt wat je doet, dat alle mensen en culturen gelijk zijn, is fataal voor onze beschaving, stelt Dalrymple. In het televisieoptreden Buitenhof benadrukte Dalrymple onlangs nog het belang van nadenken. Nadenken over onze huidige samenleving, nadenken over je eigen positie daarin, nadenken of iets wel veroorloofd is, en nadenken over wat je bijdrage kan zijn aan die samenleving.

Graham Underwood dacht ook een bijdrage aan de samenleving te leveren door mensen te vermoorden. Zo ver hoeven we natuurlijk niet te gaan. Hiermee lijkt Dalrymple een open deur in te trappen, maar door zijn briljante, haast literaire, manier van argumenteren, zet hij je inderdaad aan het denken en daarmee is zijn missie geslaagd.

Muziek / Album

De wonderlijke wereld van Sunset Rubdown in een complex album

recensie: Sunset Rubdown - Random Spirit Lover

Spencer Krug is een druk baasje. Hij heeft aan één band niet genoeg en het lijkt alsof hij aan de lopende band muziek uitbrengt. Naast zijn bijdrage aan indie-groepen Wolf Parade, Frog Eyes en Swan Lake heeft Krug zich het afgelopen jaar vooral op Sunset Rubdown geconcentreerd. Van deze band kwam in oktober dit jaar het derde studioalbum in drie jaar uit: Random Spirit Lover. Het resultaat is een gecompliceerde plaat waarvan bijna alle nummers langer dan vijf minuten duren en het beluisteren een erg luisterintensieve bezigheid blijkt te zijn.

Sunset Rubdown bestaat naast zanger Spencer Krug uit Camilla Wynn Ingr, Michael Doerksen en Jordan Robson-Cramer. De band, afkomstig uit Montréal, maakt muziek die het best beschreven kan worden als experimentele indiepop/rock met als belangrijkste kenmerken de overheersende vocalen van Krug en de complexiteit van de teksten. Krug valt vooral op door zijn dynamische manier van zingen waarbij de noten diep uit zijn keel lijken te komen. In het ergste geval lijkt het op jodelen zoals op Magic vs. Midas (het boekje bij de cd vermeld bij de teksten “enter melodramatic sing-sighs). In het beste geval is het stemgeluid indringend en zelfs ontroerend zoals op The Courtesan has Sung, waar een man vertelt hoe zijn overleden vrouw door de begrafenisondernemer zo overdreven is opgemaakt dat ze op een hoer lijkt terwijl ze inmiddels opgebaard ligt.

“A hard and dense listen”


Random Spirit Lover is geen toegankelijke plaat. De band vertelt in een interview dat het een “hard and dense listen” is, en dat is precies de goede typering. De teksten zijn complex en zitten vol verwijzen naar Bijbelverhalen, Griekse mythen, overigens zonder ergens “kijk-ons-eens-even-intellectueel-zijn” aan te doen, en hebben een hoge verhaaldichtheid. Over elke tekstregel is nagedacht en Krug heeft niks aan het toeval overgelaten. Dat de nummers haast naadloos in elkaar overlopen draagt ook bij aan de ontoegankelijkheid van de plaat.

Geduld en afwisselende vocalen

~


Maar geduld wordt in het geval van Sunset Rubdown over het algemeen genomen beloond. Het duurt misschien even om tien keer het album te beluisteren, maar wanneer je grip begint te krijgen en bekend raakt met de muziek dan gaat er een veelzijdige muzikale wereld open. Sunset Rubdown weet veelzijdige instrumentatie zoals we die bijvoorbeeld kennen van de band van Sufjan Stevens te combineren met afwisselende vocalen (en zelfs een stukje in canon waarbij de achtergrondzang van Camilla Wynn Ingr ieder hart sneller zal doen kloppen). Dit is bijvoorbeeld het geval op het openingsnummer The Mending of the Gown. Het opzwepende intro met een simpel maar catchy gitaarmelodie en de bijna hysterische piano zorgen ervoor dat de plaat sterk opent met muziek waar Sunset Rubdown goed is in: up-tempo en melodieus.

Aangenaam vertoeven

De tekstuele en metafysische inslag van de poëet Krug komt niet naar voren op de enkele ballad van het album maar is juist sterk aanwezig in de mid-tempodelen van de nummers. Zo zingt Krug op The Taming of the Hands that Came Back Alive: “Will you live in the physical world? Will the sun setting low and the shadows unfurled, can you live with the way they make you look unreal?” Krug laat met zijn teksten en nummers de wereld soms inderdaad “unreal” lijken, en het Oostenrijke kerstmonster op de achterkant van de hoes is daar slechts maar een visueel voorbeeld van. Het duurt misschien even voordat je de wereld van Sunset Rubdown begrijpt, maar als je er eenmaal bent is het aangenaam vertoeven.

 

 

Film / Films

Zwoele deiningen en een vervallen stad

recensie: Lower City (Cidade Baixa)

De Braziliaanse cinema valt op binnen het internationale filmcircuit, voornamelijk qua stijl en inhoud. Films als The Man Who Copied (2003) en Man of the Year (2003) zijn pakkend vormgegeven, maatschappijkritisch en tonen daarnaast sterke vertolkingen van een nieuwe generatie talentvolle acteurs. Sérgio Machado’s Lower City (2005) gaat over een zwoele driehoeksverhouding tussen drie personages die balanceren aan de zelfkant van de samenleving. De acteurs weten de sensuele verwikkelingen en het realisme van hun situatie goed te dragen, maar qua verhaal dwaalt de film al snel af.

~

De kern van de film wordt gevormd door drie personages die vast zitten in het louche en exotische havenplaatsje Salvador (de lagere stad uit de titel). Karinna (Alice Braga) is een stripper en prostituee die een rusteloos leven leidt. Ze komt in contact met Deco (Lázaro Ramos) en Naldinho (Wagner Moura) als ze meereist op hun boot. Deco en Naldinho hebben een sterke vriendschapsband die voortvloeit uit hun onzekere bestaan. Als er na een verloren weddenschap een vechtpartij uitbreekt, raakt Naldinho ernstig gewond door een messteek. Deco neemt wraak op de dader en het drietal moet vervolgens vluchten naar Salvador. In de stad aangekomen ontwikkelt zich een zwoele driehoeksverhouding. Karinna is daarbij de focus van het verlangen van beide mannen, terwijl zij het hoofd boven water proberen te houden door middel van clandestiene baantjes en criminele opdrachten.

Jonge honden

Machado heeft de aantrekkingskracht van Karinna goed weten te vangen door sensuele shots van haar en haar twee geliefden. Salvador heeft als locatie een exotische en zwoele sfeer, precies zoals je van een tropische havenplaats zou verwachten. De vervallen stad en de Braziliaanse hitte geven de vele seksscènes die de film bevat het karakter van een noodzakelijke afleiding voor een harde werkelijkheid. Machado kiest er verder niet voor om de misère en armoede aan te dikken. De zelfkant is daarmee op een naturalistische wijze gevangen als iets waar ze in dreigen te vergaan, maar waar ze ook het beste van proberen te maken.

Noir

~


Dat de film gaandeweg de interesse van de kijker verliest komt vooral door het verhaal. Het hoofdthema is de vriendschap tussen Deco en Naldinho die op de proef wordt gesteld door Karinna. De film heeft met zijn verhaalstructuur een noir-achtige kwaliteit, omdat je als kijker vermoedt dat als twee mannen vallen op dezelfde vrouw een fatale afloop de enige conclusie kan zijn. Maar Machado werkt veel verhaallijnen niet uit, waardoor de voorspelbaarheid van genres en andere films wordt vermeden. Toch blijf je als kijker met weinig achter qua plotontwikkeling, vooral omdat er niet echt sprake is van een ontknoping.

Richtingloos

De troef van de film is dan ook het spel van Lázaro Ramos en Wagner Moura, die de juiste combinatie hebben van sensuele onzekerheid en rauwe kwetsbaarheid. Ramos was eerder opvallend als de hoofdpersoon in The Man Who Copied. Wagner speelde in het gevangenisdrama Carandiru (2003), waar Ramos ook een rol in vervulde. Met minimale middelen weten beide acteurs de getroebleerde personages geloofwaardig neer te zetten. Zonder het tonen van de achtergrond of de voorgeschiedenis weet je door het spel al dat ze jong door het leven zijn getekend en elkaar daarom ook nodig hebben. Karinna’s aantrekkingskracht verstoort hun balans, terwijl je als kijker merkt dat zij zelf niet weet wat ze precies wil. Lower City is daarom vooral een sterke acteursfilm, terwijl het plot gaandeweg richtingloos wordt. Uiteindelijk is het daarmee een weinig verrassend maar technisch volwaardige toevoeging binnen het scala van de nieuwe Braziliaanse cinema.

Theater / Voorstelling

Beweeglijke Blind Date

recensie: Fantasten - Fantasten

.

Een blind date is afwachten. Afwachten of het een fantastische avond wordt, of het een leuk restaurant is, maar het meest is het nog afwachten hoe de ander is. Want er bestaat altijd de kans dat degene die tegenover je zit de ware zal zijn, waar je de hele rest van je leven bij zult blijven.

Dat zal wel niet helemaal de reden zijn waarom het Theater Instituut Nederland de serie Nieuwe Theatermakers veranderd heeft in Blind Date, maar de naam dekt de lading wel beter. Een kennismaking met nieuw theatertalent in de hoop dat zij breder bekend raken bij het publiek. Voor hen is het per slot van rekening ook afwachten. Wie weet wat er van de avond zal komen?  De eerste Blind Date van het seizoen is de bewegingstheatervoorstelling Fantasten van Fantasten. Fantasten bestaat uit de jonge theatermakers Bart Rijnink en Marle Brouwer. Zij kwamen elkaar tegen op de Academie voor Toneel en Kleinkunst in Amsterdam, nadat beiden reeds een dansopleiding achter de rug hadden. De combinatie van toneel en dans werken ze in deze woordloze voorstelling helemaal uit. Het verhaal oogt simpel: een lege ruimte, een hoop hout, een man en een vrouw. Ze worden buren, rivalen, en uiteindelijk geliefden. Het hout gaat met de verschillende stadia in hun relatie mee: van ieder zijn eigen huisje naar het huisje voor ons samen.

Vliegend hout

~

Juist met deze simpele middelen weten de Fantasten in een uur een hele wereld op te roepen. Zonder het gebruik van woorden, dus feitelijk met hun lichaam, weten zij knap de verschillende stadia van een relatie uit te beelden. Hoe je elkaar vindt, hoe je naar elkaar toegroeit, zowel fysiek als mentaal, het vertrouwen in elkaar en dat het dan toch ergens mis kan gaan. Ergens gaat de een alleen verder, en vergeet, als het ware, de ander daarover in te lichten. Tot tweemaal toe wordt dat prachtig verbeeld door Bart Rijnink die helemaal opgaat in zijn dansje, nadat de spelers eerst zo mooi met zijn tweeën aan het dansen waren. Maar de avond brengt meer dan dans alleen. Die huisjes moeten natuurlijk gebouwd worden, hetgeen Rijnink en Brouwer alle ruimte geeft alle mogelijke andere facetten van bewegingstheater in te passen in deze voorstelling. Ze weten, over het algemeen, goed te timen: het hout vliegt letterlijk over het toneel heen. Het lijkt soms pure slapstick.

Fantasten is een originele voorstelling, op het oog simpel, maar met daaronder schuilt des te meer. Alleszins dus de moeite waard om eens een Blind Date aan te durven.

Fantasten door Fantasten is nog te zien tot en met 3 november 2007. Klik hier voor meer informatie en speellijst.