Muziek / Achtergrond
special: Dankzij Aphex Twin volle bak

State X New Forms Festival

.

Met een knipoog vermeldde de organisatie van het festival State X New Forms dit jaar in hun programmaboekje hoeveel MySpace-vrienden de geboekte artiesten hadden verzameld. Mogwai uit Schotland: 81.000 vrienden; Appie Kim uit Nederland: 200 vrienden; Aphex Twin uit Cornwall: “Geen MySpace, geen website (geen vrienden).” Juist ja. Maar waarom is het Haagse Paard dan al meer dan een maand uitverkocht en verdrongen zich rond twee uur ’s nachts honderden nerdy fans voor het podium van de uitpuilende grote zaal?

Aphex Twin was de grote publiekstrekker van het jaarlijkse festival voor experimentele en vernieuwende muziek dat de gekunstelde naam State X New Forms (de erfenis van een fusie vier jaar terug) draagt en het dit jaar met foeilelijke posters moest doen. Tussen alle onbekende namen van opkomende artiesten uit Noorwegen, Australië en IJsland was de mensenschuwe Richard D. James (zoals Aphex Twin voor z’n moeder heet) de opvallendste en bekendste.
 

Scandinavische beloften

Zonder dat hij er zichzelf van bewust is, trekt Aphex Twins aanwezigheid een zware wissel op de vierde editie van het avontuurlijke festival. Alles draaide vrijdagavond om het vooraf veelbesproken optreden van de ‘Windowlicker’. Het was immers jaren geleden dat de oppergod van het elektronische dansmuziekgenre live in Nederland te zien is geweest. Je zou bijna vergeten dat er nog veertig andere artiesten op de rol stonden. De nadruk lag dit jaar op experimentele rock en folk, waarbij een blik in het programmaboekje onmiddellijk de grote rol van Scandinavië blootlegde. Daar gebeurt veel spannends op het ogenblik, vindt de organisatie.

KilllKilll

Naast de felle rock van Motorpsycho (de hoofdact van zaterdag), de elitaire jazzpunk van Shining en het overrompelende noise-gezelschap Killl was er ook ruimte voor moderne klassieke muziek. De piepjonge IJslandse Olafur Arnalds kreeg op vrijdagavond met zijn prachtige pianospel en vier begeleidende strijkers de gehele kleine zaal muisstil, al moest hij de roezemoezende Hagenezen wel eerst tot de orde roepen. “Ik weet dat ik niet goed in de rest van het festival pas, maar ik zou het fijn vinden als jullie even je mond willen houden.” Hetgeen iedereen vervolgens deed, simpelweg omdat het prachtig was wat er van het podium de zaal in zweefde.

Witte hoed

Een dag later flikte Michael Gira hetzelfde kunstje in de kleine zaal. De voormalige voorman van de legendarische noiseband Swans (loodzwaar trommelvliesterrorisme uit de jaren tachtig) maakt tegenwoordig singer/songwriter-materiaal. We zien een grijze man die boos wordt als de rookmachine aangaat en woest met zijn witte hoed begint te wapperen, voordat ‘ie op de barkruk plaatsneemt en de akoestische gitaar ter hand neemt. Toch was er verder ten opzichte van die rumoerige jaren-tachtigperiode niet zoveel veranderd. Gira’s teksten (handig geplastificeerd op A4-tjes) zijn nog altijd inktzwart, de venijnig aangeslagen akkoorden nog altijd dwingend en repetitief. En die stem, wow! Of hij nou met lage stem bromt of met hoge stem uithaalt, het klinkt altijd loepzuiver. Zodoende was het optreden van Michael Gira een hoogtepunt van het festival.

Je leven een nieuwe muzikale wending geven is ook de heren van Jesu niet vreemd. Zo komt zanger Justin Broadrick uit de bepaald niet gevoelige band Napalm Death en ook drummer Ted Parsons schuwt het muzikale geweld niet en speelde eerder samen met Michael Giara in Swans. Jesu klinkt als postmetal op een zonnige dag, postrock met donderslagen en shoegazer wanneer de ochtenddauw is opgetrokken. Oftewel: ISIS-meets-Red Sparowes en My Bloody Valentine, en dat zonder onder te doen voor een van hen. Met name de energieke en strakke drums in combinatie met fantastisch geluid zorgden ervoor dat Jesu zich na zaterdag dè State-X New Formsband mag noemen in diens uitgekiende en doeltreffende mix van genrepioniers, bewezen klasse en lonkend toekomstperspectief voor nieuwe bands.

Fysieke ervaring

Michael GiraMichael Gira
Ook het optreden van het Amerikaanse gezelschap Sunn O))) (uit te spreken als Sun) was gedenkwaardig. De groep rond Stephen O’Malley brengt muziek terug tot een zuiver fysieke ervaring. Er is in het universum van Sunn O))) geen ruimte voor songstructuren, intro’s of melodie. Laat staan zang. Vier heren in monnikspij doken op in de blauwe mist. Ze sleepten zich voort over het podium, sloegenn af en toe hun gitaren aan in slow motion of bliezen op een in echo en delay gedrenkte trombone. Uit de Chinese muur van huizenhoge versterkers op podium en uit de indrukwekkende PA van het Paard klonken langgerekte ‘drones’: loeiharde brom- en zoemtonen die je ingewanden langzaam verpulveren, die je handen naar je oren doet grijpen en die de glazen op de bar doen omkukelen. Niet geschikt voor zwangere vrouwen, zeg maar. Maar wat een trip!
 
Het zijn dit soort verrassingen waar het publiek van State X New Forms voor komt. Vooral de zaterdag was wat dat betreft een succesvolle dag. Het Japanse YMCK groeide met hun doldwaze kostuums en ‘antieke’ spelcomputer-instrumenten uit tot publiekslieveling, de Deense blondine Alice Rose liet met haar pieterpeuter-electropop horen dat er niet alleen maar loeiharde gitaarmuziek uit het hoge noorden komt en de Britse zangeres Scout Niblett pakte rond middernacht met haar sobere maar felle songs de bovenzaal in.

Dubstep is hip. Burial, Kode9 en Kromestar gelden al als helden in het genre en op zaterdag maakte State-X New Forms ruim baan voor de relatief onbekende Moving Ninja. Opvallend genoeg is hij een Australiër in een genre dat wordt gedomineerd door Britten; hij maakt dan ook geen dubstep zoals wij die van de andere kant van de sloot kennen, maar geeft er een geheel eigen draai aan door diepe subbassen te vermengen met schelle hectische IDM. En met succes. Hij deed wat Aphex Twin de dag ervoor had moeten doen en uiteindelijk te laat voor elkaar kreeg: mensen aan het dansen brengen en in totale vervoering aan het dansen houden met fraaie hoekige en complexe beats.

Video in verdomhoekje

Sunn O)))Sunn O)))
Naast muziek was er op State X New Forms ook ruimte voor videokunst en live cinema. Maar je moest er wel naar zoeken, want de visuele kunst was weggestopt in de foyer en op de balkons van het Paard van Troje. Op de matig bezochte zaterdag sloot de organisatie die balkons al voor middernacht af, waardoor de indruk ontstond dat de videokunst er voor de vorm was bijgedaan.  

De mensen die zaterdag thuis bleven kregen ongelijk. Het programma pakte op de tweede dag een stuk beter uit dan op vrijdag, toen eigenlijk alleen die kleine IJslandse pianist voor een regelrechte verrassing zorgde. Zelfs het optreden van Aphex Twin bevredigde niet helemaal. Maar dat kan ook aan de hoog opgeschroefde verwachtingen hebben gelegen, want het was beslist geen slecht weerzien met de illustere Brit die zeven jaar geleden voor het laatst in Nederland optrad. Tijdens de anderhalf uur durende set (die het in het midden hield tussen een dj-gig en een liveding) bewoog Aphex Twin zich over het hele spectrum van elektronische dansmuziek. Via donkere acid en techno naar house en rave, en via bonkige breakbeats naar regelrechte gabber en drum ’n bass. Kraftwerk kwam voorbij, oude acid van 808 State en eigen werk uit de Analord serie. Zogezegd werd er haast niet gedanst, iedereen staarde naar een roerloze, op een kruk zittende kerel met een koptelefoon op, slechts beschenen door een rood gloeilampje; een surrealistische ervaring.

Na twee dagen van uitersten, ontdekkingen en tegenvallers lijkt de tolerantiegrens van de gemiddelde bezoeker bereikt. The Strange Death of Liberal England (TSDOLE) speelt aan het eind van de dag dan ook slechts voor zo’n honderd man. Ook al spelen deze jonkies een kek mengsel van meerstemmige harmonieën a la Arcade Fire en shoegazer van My Bloody Valentine, ze kunnen niet voorkomen dat de meeste mensen hun behaaglijk bed verkiezen boven de warme muziek van TSDOLE. En niemand zal ook maar een seconde minder geslapen hebben over de vermeende eenzaamheid van Aphex Twin. Die heeft namelijk stiekum toch een MySpace; je moet er alleen even zoeken en de vele alter ego’s van Richard D. James kennen. Bijna 3000 mensen zijn al vriendjes met hem.

Theater / Voorstelling

Lessen in kijken

recensie: NNT - Dantons dood

.

In hoeverre is politiek theater nog relevant? Hebben we alles al niet een keer gezien en meegemaakt op het toneel? In deze tijd waarin de politieke arena zelf in een, bij tijd en wijlen, Griekse tragedie is veranderd. Waarin wij, het volk, de helden van de democratie, louter toeschouwer zijn geworden en dansen naar de pijpen van de goden. Weliswaar door ons verkozen, maar toch zetelend op hun Olympus en nog steeds beschikkend over hun almacht.

Wat zijn wij er in de loop van de tijd wel op vooruit gegaan? Hebben al die revoluties, die een omverwerping van de macht en een nieuw dagorde in het vooruitzicht stelde, wel iets opgeleverd? Sinds 2005 onderzoeken regisseur en artistiek leider Koos Terpstra en zijn gezelschap, het Noord Nederlands Toneel, dat spanningsveld.

Kruisbestuivingen

~

Na Jeanne d’Arc, Het Licht en De vrouw met de baard voegt Koos Terpstra Dantons dood dus een vierde loot aan zijn stam toe. Er zijn niet alleen overeenkomsten qua thematiek, qua stijl hoort het eveneens bij elkaar. Koos Terpstra is een zelfverklaard omnivoor op het gebied van theater, film, boeken en muziek en die invloeden zijn in zijn stukken dan ook in belangrijke mate aanwezig. In een gestaag tempo zien we van alles voorbij komen. De voorstelling begint met een korte uiteenzetting over de tijd waar we het stuk zich afspeelt, namelijk ten tijde van de Franse Revolutie, op een dezelfde manier dat de films uit de Star Wars-cyclus beginnen. Een kippetje op een chique schaal verandert in een hoofd. Er wordt een poppenspel opgevoerd. Straatenquêtes worden gehouden en het tv-debat is niet compleet zonder de sms-ende kijker. We krijgen beelden te zien van de beëindiging van de Molukse treinkapingen.

Maar wat vormt de ruggengraat van de voorstelling? In dit stuk uit 1835 komen de twee kopstukken van de Franse Revolutie, Georges Danton (gespeeld door Ludo Hoogmartens) en Maximilien Robespierre (gespeeld door Yorick Zwart), tegen over elkaar te staan. Zij aan zij hebben zij gevochten voor dezelfde idealen, maar na 1789, waarbij het oude regime ten val werd gebracht, konden ze het niet eens worden over de te volgen weg. Robespierre schuwt het geweld niet om tot dat vurig verlangde ideaal van een volksdemocratie te komen, terwijl Danton juist waarschuwt voor de gevaarlijke kanten van deze denkwijze. Danton wordt van verraad beschuldigd en ter dood veroordeeld. Met opgeheven hoofd gaat hij zijn dood tegemoet.

Pure poëzie

~

In deze wervelende kruisbestuiving van klassieke tekst met hedendaagse vondsten komt uiteindelijk het besef waar het werkelijk om draait in deze voorstelling. Toen had je politici die niet deugden, maar in het hier en nu zijn ze eveneens sporadisch te vinden. Dat zal altijd wel zo blijven. In die zin hebben al die revoluties niet veel opgeleverd. Terpstra is echter niet al te pessimistisch ingesteld, hij gelooft in de kracht van de mens, van de menselijke vindingrijkheid en veerkracht. De kracht om elkaar verhalen te vertellen, elkaar te ontroeren. Danton stelt dat mensen geen theoretische constructies zijn, maar gewoon mensen. En hoe leer je een mens kennen? Door eerst eens te kijken, gewoon kijken. Niet meteen oordelen, maar naar elkaar kijken.

En daarmee wordt een lijn voortgezet. In Jeanne d’Arc en De vrouw met de baard was er evenzeer een belangrijke rol weggelegd voor het kijken naar de ander. Toch is er in Dantons dood een accentverschuiving te zien. Was het kijken in de vorige voorstellingen confronterend, in deze voorstelling is het eerder kijken met een gevoel van oprechte compassie. Compassie met de mens met al zijn hebbelijkheden en ónhebbelijkheden. Illustratief is het verhaal, dat je – samen met een paar andere toeschouwers – opgedist krijgt, nog voor de voorstelling begint. Een verhaal dat misschien wel helemaal niets met de voorstelling te maken heeft en tegelijkertijd toelicht waar het omgaat. Actrice Guus Boswijk, in het stuk Dantons vrouw, vertelde dat ze altijd zwaaide naar een voor haar vreemde vrouw, waarop deze vrouw terugzwaaide en dat zij er op een dag niet meer was.

Een ogenschijnlijk simpel verhaaltje, maar met een ontegenzeggelijk onderliggende kracht. Dezelfde kracht die Terpstra in zijn voorstellingen vorm weet te geven. Hij laat zien waar onze zwakheden liggen – vooral op het politieke vlak -, maar hij biedt eveneens een oplossing en weet dat in een mooi en ontroerend jasje te gieten.

Dantons dood van het Noord Nederlands Toneel is nog te zien tot en met 22 december 2007. Klik hier voor meer informatie en speellijst.

Film / Films

Een sensuele polemiek

recensie: Une Vieille maîtresse

.

Catherine Breillats Une Vieille maîtresse bewijst dat deze controversiële regisseuse zich ook kan schikken naar de formele eisen van genre-oefening. Haar nieuwste film is een Frans kostuumdrama met een decadent romantisch tintje in de traditie van Dangerous Liaisons (1988) en La Dame aux camélias (1980). Breillat weet de stijl van het genre meesterlijk te beheersen, terwijl er onder de koele oppervlakte thematische fascinaties doorschemeren.

~

De film gaat over romantische intriges die zich afspelen in de betere kringen van Parijs anno 1835. De jonge Ryno (een geslaagd debuut van Fu’ad Ait Aattou) maakt zich klaar voor een huwelijk met de adellijke Hermangarde (vaste Breillat-actrice Roxane Mesquida), maar is nog steeds gebonden aan zijn voormalige maîtresse Vellini (vol agressieve passie gespeeld door Asia Argento). Hij wordt door zijn toekomstige schoongrootmoeder verhoord over zijn verleden. De film toont vervolgens in flashback de romance die plaatsvond tussen Ryno en Vellini. Als Ryno eenmaal getrouwd is, is de burgerlijke zekerheid van zijn nieuwe situatie niet bestand tegen de wispelturige natuur van zijn passie en de inmenging van Vellini.

Romantische kwelling

Une Vieille maîtresse is een bewerking van de gelijknamige roman van Jules-Amédée Barbey d’Aurevilly. Deze negentiende-eeuwse romanticus begaf zich met dandyachtige trots in de duistere regionen van de menselijke ziel en was een tijdgenoot van Charles Baudelaire en Gustave Flaubert. Breillat weet de door Barbey d’Aurevilly beschreven periode perfect tot leven te wekken en de heldere monologen, die ongetwijfeld dicht bij de originele tekst zijn gebleven, bieden een rationeel commentaar op die discrete gekte die liefde wordt genoemd.

Het verhaal doet deels denken aan de intriges uit Les Liaisons dangereuses, en de film begint dan ook met een verwijzing naar Choderlos de Laclos. De oude graaf van Prony (sluw gespeeld door Michael Lonsdale), die het verhaal van een introductie en een coda voorziet, zet met zijn cynische visie op de dwalingen van het hart een kader voor de amoureuze intriges van het paar. Hij is een éminence grise die weet dat gevoelens makkelijk gemanipuleerd kunnen worden en dat mensen het slachtoffer kunnen worden van hun tegenstrijdige lusten.

Calculerende kilte

~

Deze calculerende kilte vormt samen met de beheerste visuele stijl van de film een contrast met het gepassioneerde en gekwelde spel van Aattou en Argento. Zo is Une Vieille maîtresse in visueel opzicht perfect gerealiseerd. Stanley Kubricks Barry Lyndon moet een duidelijke referentie zijn geweest. Vaste Breillat-cameraman Giorgios Arvanitis weet in bepaalde scènes ook de gloed van kaarslicht nauwkeurig te vangen zoals de Amerikaanse meester dat probeerde te doen. Verder heeft Breillat goed gekeken naar de schilderkunst uit de periode, waarbij haar keuzes meer zijn dan alleen een visuele invulling. Breillat weet Ryno te modelleren naar de portreten van de Franse neoclassicist Ingres. Vellini is een Spaanse courtisane die zo door Goya geschilderd had kunnen zijn. Breillat weet met die keuze het koele en geordende Frans classicisme tegenover de duistere en temperamentvolle Spaanse romantiek te plaatsen. Vellini is niet mooi vanuit de heersende esthetische mores. Ze is eerder lelijk en ook een buitenstaander die de conventies van het stijve Franse hof tart. Dat maakt haar voor Ryno des te meer een vrouw om te veroveren.

Deze romantische en sensuele spanningen zijn een terugkerend element binnen het oeuvre van Breillat, die liefde vaak portretteert als een slagveld tussen de seksen. Ryno’s hofmakerijen zijn extreme vormen van onderwerping, waar Vellini afgunstig op ingaat. Maar vanaf het moment dat ze voor hem valt, zijn de rollen omgedraaid, totdat duidelijk wordt dat ze niet met of zonder elkaar kunnen leven. Breillat shockeerde in haar eerdere films met pornografische scènes, die door veel critici werden gezien als een gimmick. In deze film maakt ze geen gebruik van deze optie. De liefdesscènes in de film zijn wel intiem en wrang, maar passen perfect binnen het strakke genrekader dat Breillat voor ogen heeft. Uiteindelijk toont de regisseuse met Une Vieille maîtresse dat ze in staat is om geslaagde variaties op haar vaste thema’s te maken, die visueel weten te imponeren en een sterke emotionele lading behouden.

Muziek / Concert

Onzekere ritmes en grootse gebaren

recensie: Tweemaal het Rotterdams Philharmonisch

De programmering van het Rotterdams Philharmonisch Orkest is een van de meest interessante van ons land. 8WEEKLY bezocht in één week twee concerten die elkaars tegenpolen vormden: een ‘authentieke’ Beethoven werd gevolgd door de romantische zwelgbravoure van Brahms’ vriend Joseph Joachim.

Vier dagen lang speelde het Rotterdams Philharmonisch Orkest werken van Beethoven. Onder leiding van gastdirigent Frans Brüggen werd onder de noemer ‘Spelen met Ritmes’ het ritmische aspect van Beethovens werk onderzocht. De Egmont-ouverture, het Derde Pianoconcert en de Zevende Symfonie moesten ritmische verbanden bloot leggen.

Frans Brüggen
Frans Brüggen

Voor het pianoconcert en de ouverture was de Canadase pianiste Angela Hewitt uitgenodigd. Zij bleek echter door omstandigheden verhinderd en werd vervangen door de jonge en talentvolle Severin von Eckardstein. De wisseling in bezetting leidde ook tot een wisseling in programmering. In plaats van het derde werd het gevoelige vierde pianoconcert gespeeld, waarmee het overkoepelende thema van ‘ritmes’ in het werk Beethoven vertroebelde. Niet alleen het thema van de middag was wat troebel, ook de uitvoering mist scherpte. Ondanks de bijna bruuske directie van Brüggen kwamen zowel de ouverture als het pianoconcert niet echt uit de verf. Von Eckardstein leek nerveus; zijn spel nét niet helemaal onder controle. Het totaalgeluid bleef ook wat onzeker en daardoor vlak. In de korte toegift door Von Eckhardstein vlak voor de pauze leek zijn nervositeit eindelijk overwonnen. Geen geschuifel en gefriebel meer, maar een geconcentreerde en gevoelige uitvoering van een jammer genoeg onbenoemd werk.

Beheersing

Beethovens Zevende Symfonie, die na de pauze op het programma stond, is al vele malen door Brüggen uitgevoerd. Hierin werd ook eindelijk het thema van de dag duidelijk. Vooral het energieke laatste deel stond als een huis. Allerlei mars- en andere militaire motieven komen voorbij, opvallend emotievoller en rijker dan de uitvoering voor de pauze. Niet gewelddadig, maar wél vol overtuiging.

Brüggen heeft een enorme reputatie op het gebied van achttiende- en negentiende-eeuwse muziek. Zijn inmiddels vijfendertig jaar oude, nieuwe benadering van oude muziek is een fenomeen. Werken moeten in de originele bezetting, met de orginele bedoeling en waar mogelijk op originele instrumenten worden gespeeld. Dat levert een heel eigen geluid op. Veel minder grof geweld, meer beheersing, vergeleken met de meer gangbare uitvoeringen. Maar uiteindelijk blijft het een kwestie van smaak. Desondanks kon je, met je ogen dicht – om de grote fysieke en emotionle afstand in de Doelen te vergeten – je uiteindelijk door de Zevende Symfonie toch nog mee laten slepen.

Joseph Joachim
Joseph Joachim

Joachim

Joseph Joachim was zonder twijfel de meest bekende violist uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Maar in tegenstelling tot instrumentgenoot Paganini, wiens duivelskunstenaarachtige snelheid slechts berekend leek op het oproepen van ontzag, stond Joachim voor iets verfijnders. Wanneer bijvoorbeeld Sherlock Holmes aan het einde van een van zijn avonturen een Joachim-concert bezoekt, is het de negentiende-eeuwer meteen duidelijk dat hij zich met ‘hoge cultuur’ gaat bezighouden.

Christian Tetzlaff, nooit te beroerd om iets bijzonders aan te pakken, had dat ook duidelijk tot zijn inzet gemaakt. Maar aan het einde van zijn ademloze uitvoering van Joachims ‘Hongaarse’ Tweede Vioolconcert waren twee dingen duidelijk: Tetzlaff is een nog grootser violist dan we al dachten – en het Rotterdams Philharmonisch Orkest kan best als een tweederangs orkest klinken als het zijn best maar doet.

En dat, terwijl het prima begon. Anatol Ljadovs Kikimora, een symfonisch gedicht in de traditie van de Russische fin-de-siècle-gedichten van Rimski-Korsakov en Balakirev, werd vlekkeloos afgewikkeld. Een merkbaar gevolg van zoveel jaren Gergiev?

Christian Tetzlaff (foto: Alexandra Vosding)
Christian Tetzlaff (foto: Alexandra Vosding)

Andere kost

Joachims concert is andere kost: ‘dik’ georkestreerd, met lange spanningsbogen, soms adembenemend snel en vol pathos. Het inleidende eerste deel – dat met zijn ruim twintig minuten langer duurt dan de overige twee delen bij elkaar werd nog met enige souplesse genomen, maar in de toch hectische finale was het orkest meerdere malen het spoor bijster. Een paar uurtjes extra repeteren had geen kwaad gekund.

Die orkestrale off-day was des te spijtiger omdat de solist straalde van het zelfvertrouwen en zichtbaar genoot van het besef dat dit concert een veertig minuten durende schijnwerper van geluid op de solist is. Tetzlaff maakte daar optimaal gebruik van zonder toe te geven aan de verleiding van het overtrokken pathos en gebruikte een (voor dit repertoire) opvallend lichte toets. Ondanks de slordigheden die achter hem plaatsvonden was de staande ovatie van het Rotterdamse publiek dan ook welverdiend. Ik hoop dat de lezer me het overslaan van Stravinski’s Le Baiser de la Fée na de pauze vergeeft, maar Tetzlaffs uitvoering verdiende het om nog even in mijn hoofd te blijven zitten.

Maar alle kanttekeningen terzijde, een concertweek als deze doet je wel hopen dat het Rotterdams Philharmonisch deze stijl van programmeren volhoudt. Temidden van de (uit commercieel oogpunt deels onvermijdelijke) sluier van het ‘groot-romantisch’ ijzeren repertoire valt er veel te winnen bij eigenzinnige benaderingen en het af en toe uitproberen van iets ‘raars’.

Concerten:

De Doelen, 9 december
Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Frans Brüggen; Severin von Eckardstein, piano. Beethoven: Ouverture Egmont, Pianoconcert nr.4 en Symfonie nr.7

De Doelen, 14 december
Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Hans Graf; Christian Tetzlaff, viool.
Liadov: Kikimora; Joachim: Vioolconcert Nr. 2; Stravinsky: Le Baiser de la Fée (niet besproken)

Muziek / Album

Een verzameling genredefinities

recensie: Soulwax - Most Of The Remixes

.

Soulwax en 2ManyDJs: waar ligt het verschil, zo het er überhaupt is? David en Stephen Dewaele zijn het creatieve brein achter beide, dat moge duidelijk zijn. Maar de broers zijn de lulligsten niet en laten graag hun Soulwax-maatjes meegenieten van het succes waar die met hun traditionele metier slechts van konden dromen. Most Of The Remixes is dan ook de definitieve koppeling van de twee identiteiten, want gemaakt als kanonvoer voor de sets van 2ManyDJs, maar uitgebracht onder de noemer Soulwax. Hoe dat er in de praktijk uit gaat zien? Op 3 en 4 januari 2008 presenteerden de broers beide gedaantes in Amsterdam: eerst werden de remixen live door het vierkoppige Soulwax nagebouwd, om vervolgens als ingrediënten te dienen voor een dj-set van de twee bloedverwanten.

~

Most Of The Remixes is zoals de naam al doet vermoeden een verzamelalbum, dat ervoor moet zorgen dat niets van het werk uit de Gentse studio tussen 2001 en 2007 in de vergetelheid verdwijnt. Dat daarbij weinig nieuws te horen valt is waarschijnlijk geen verrassing, maar evenmin is het een groot probleem. Soulwax-remixen blinken niet bepaald uit in diversiteit, maar zijn de ultieme synthese van rock en dance, een genre op zich. Effectbejag is daarbij geen probleem, het is zelfs hoofdmoot van de Soulwax-doctrine. Typische trucjes daarbij zijn het draaien aan de pitch-knop zodat de frequenties elkaar lekker in de haren vliegen; nog een is de kinderlijk eenvoudige maar óh zo effectieve rauwe rockdrum die de nummers hun energie geeft. Elk origineel verandert in de handen van Soulwax tot een weinig verhullende dansvloerkraker: de Dewaele-broers vliegen als Peter Pan door de muziekwereld en laten zien dat het leven leuker is als je niet al te serieus bent.

Pater familias

Gepolijst is het nooit, en dat is mede wat Soulwax tot de beste remixers van het moment maakt. Ook al zijn ze niet de meest gevarieerde ambachtslui, dat wát ze doen is onovertroffen. Neem Robbie Williams’ Lovelight. Wanneer de heren deze track even stil leggen om er een bijna twee minuten lang crescendo (werkt altijd) in te kunnen gooien hoor je hoe zompig en ruw het materiaal is waarmee gewerkt wordt: de sirene is zo vies en gecomprimeerd dat je hem hoort ploppen alsof hij vastzit in je oorsmeer. Die vunzigheid staat volgens mij model voor de leer van Soulwax: de rauwe levendigheid van rockmuziek vertaald naar de wetten van de dance. In die zin is Soulwax de pater familias van een genre met acts als LCD Soundsystem, Digitalism en Justice.

~

Over LCD Soundsystem gesproken, diens voorman James Murphy zit met zijn DFA-label vaak in het vaarwater van de Belgen: niet alleen hebben beiden Dare van de Gorillaz geremixt, ook nemen ze elkaar in hoogst eigen persoon onder de loep (Daft Punk Is Playing At My House in ruil voor Another Excuse). Daarbij valt op hoe de Amerikanen steevast voor een meer genuanceerde – en daardoor wellicht wat artistiekere – benadering kiezen, in tegenstelling tot de shock and awe-strategie van Soulwax. Hun Dare wordt namelijk, hoe kan het ook anders, een donkere technoversie. Zulke wederdiensten en gedeelde bronnen geven echter ook aan hoe in dit genre snel bijziendheid optreedt; wellicht een teken dat de grenzen van deze crossoverstijl bereikt zijn en hij daardoor in rap tempo overbevolkt raakt.

Blote essentie

Niet alle remixen zijn overigens pure dansvloervullers. Zo lag Daft Punks Robot Rock bijvoorbeeld al zwaar op de maag, maar de Dewaele-broeders frituren dat beslag in kerosine; dansen kan, blind rondstuiteren past beter. Gek genoeg slaagt Most Of The Remixes als album juist des te meer in dergelijke momenten van ondansbaarheid; waar ze het hebben aangedurfd om het origineel te strippen tot op zijn blote essentie – ‘muzikale monotonie’ in het geval van Robot Rock – laten de heren zien dat Soulwax niet alleen maar een briljant trucje is, en dat ze begrijpen dat er meerdere wegen naar Rome zijn als het gaat om het creëren van een hoogtepunt. Maar dan, als het even wat minder toegankelijk dreigt te worden, is daar de Soulwax-versie van de ‘van-ritme-naar-ronkende-motor’ versnelling die Daft Punks Prime Time Of Your Life afsluit; te leuk om níet te doen, en bovendien een mooie ode aan diens terugkerende metafoor voor het spanningsveld tussen mens en machine.

Sommige nummers, zoals Standing In The Way Of Control van Gossip, hebben van oorsprong al dusdanig latente dancetrekjes dat er weinig eer valt te behalen met een remix. De toegevoegde waarde van Soulwax blijft in die gevallen mijns inziens beperkt tot het versterken van de dansbaarheid; deze al te voordehand liggende clubversies zijn over het geheel genomen niet echt boeiend, en lijken vooral gemaakt voor de platenkoffer van de dj die niet vies is van een paar rauwe hoogtepuntjes. Logischerwijze komen die nummers dan ook beter tot hun recht op de bijgeleverde 2ManyDJs mix-cd. Het zijn juist de meer gewaagde remixen die, hoewel minder dansbaar, de spanningsboog van begin tot einde kunnen vasthouden en Most Of The Remixes leuk genoeg maken voor thuisgebruik.

Film / Films

Hoe een verbeterde versie minder swingt

recensie: Interview

Er zijn twee manieren om de film Interview van Steve Buscemi, die onlangs op dvd is uitgebracht, te bekijken. Gewoon als een kleine, onafhankelijke Amerikaanse film, of in vergelijking met het origineel van Theo van Gogh (Interview uit 2003). Naar dat laatste gaat in Nederland natuurlijk de voornaamste belangstelling uit. Een onbekende Nederlandse filmregisseur met een beroemde achternaam wordt vermoord door een moslimterrorist, waarna er internationaal opeens interesse ontstaat in zijn werk. Het Amerikaanse publiek zou Interview echter simpelweg als de vierde speelfilm van acteur Steve Buscemi kunnen zien, of als een leuk tussendoortje van sterretje Sienna Miller.

Laten we om te beginnen eens vergeten dat er ooit een Nederlandse versie is geweest. We zien dan een gewaagd klein project dat geheel bouwt op de relatie tussen twee personages, grotendeels op één locatie opgenomen. Buscemi speelt zelf de hoofdrol van een wat arrogante politiek journalist die er door zijn hoofdredacteur op uit is gestuurd om een B-filmsterretje (Sienna Miller) te interviewen dat vooral bekend is om haar uiterlijk en liefdesleven. Zijn slechte voorbereiding en openlijk geuite dédain irriteren haar, maar dankzij een ongelukje komt hij toch in haar appartement terecht. Hier ontstaat een intrigerend spel van aantrekken en afstoten, waarbij ze zich beiden van hun meest manipulatieve kant laten zien. Een mooie, zeer goed geacteerde film, die je ondanks het kleinschalige karakter een groot publiek toewenst.

Origineel

Pierre en Katya
Pierre en Katya

Maar nu het origineel. De al even kleinschalige film van Van Gogh, naar een idee van cabaretier Hans Teeuwen en een scenario van Theodor Holman, komt in grote mate overeen met de Amerikaanse versie. Veel dialogen en soms zelfs de mise-en-scène zijn letterlijk overgenomen. Het grootste inhoudelijke verschil is dat Pierre Bokma al vanaf het begin bij Katja Schuurman in huis is, terwijl Buscemi het interview met Miller in een restaurant hield en pas later bij haar thuis komt. Dat is voor een Amerikaans publiek geloofwaardiger.

De film van Buscemi als geheel is ook geloofwaardiger. De openingsdialoog loopt lekkerder, een dansje komt niet meer uit het niets maar heeft een logische aanleiding en er wordt minder geouwehoerd over siliconen. Hier is sprake van een leerproces: de fouten uit het origineel zijn ongedaan gemaakt, het is een betere film geworden.

Puntje van je stoel

Pierre en Katja (origineel)
Pierre en Katja (origineel)

Of toch niet? De film van Theo van Gogh klopte weliswaar niet helemaal, er zaten een paar gaten en overbodige dialogen in, hij schuurde hier en daar, maar hij swingde wel. Het dreinen en verleiden van Katja, de mix van achterbaksheid en charme van Pierre, het deed je op het puntje van je stoel belanden. Dit werd nog versterkt door de hoge mate van authenticiteit: tv-babe Katja Schuurman speelde, in haar eigen appartement, een uitvergrote versie van zichzelf (of van haar imago), terwijl toneelgrootheid Pierre Bokma als grachtengordeljournalist op haar neerkeek. Toch bleken de twee, zowel de personages als de acteurs, aan elkaar gewaagd. Inside jokes als een GTST-ringtone verhoogden de pret, terwijl de schrijnende plotwending aan het slot de film nog boven zichzelf deed uitstijgen.

Minder chemie

Niets van dat al in Buscemi’s versie. Het begint er al mee dat de hoofdpersonages in een ode aan het origineel Katya en Pierre heten, terwijl Sienna en Steve een veel beter en consistenter idee zou zijn geweest. De horrorfilms waarin het personage Katya gespeeld heeft zijn fictief en staan niet werkelijk in Sienna Millers filmografie. Ook hier doen beide acteurs uit tegengestelde spectra van de filmwereld niet voor elkaar onder, maar er is minder chemie. De inside jokes (een Van Gogh-verhuiswagen!) zijn ditmaal vergezocht. En misschien nog het ergste: de plotwending is een stuk zwakker uitgewerkt en krijgt nauwelijks gevolg. Misschien moeten we Interview van Steve Buscemi toch maar als op zichzelf staande film beschouwen.

Als making of is een aardige Nova-reportage van Twan Huys opgenomen. Let vooral op een zeer ontregelende Hans Teeuwen.

Film / Films

Mooi gecomponeerd luchtkasteel

recensie: My Blueberry Nights

.

Uiteindelijk droomt iedere regisseur ervan: een film maken in Amerika. Het is de kans op een ontsnapping aan het grauwe arthousecircuit van te kleine, muffige zaaltjes en slecht zittende stoelen, op eeuwige roem bij het grote publiek. Veel filmauteurs probeerden het, maar evenzovelen sneuvelden in het walhalla van de cinema. De hoop werd voor hen een illusie, het in eerder werk zo zorgvuldig opgebouwde kwaliteitsstempel veranderde in een struikelblok.

Ook Kar-Wai Wong, de gelauwerde Hongkonger die meesterwerken als In the Mood for Love (2000) en Fallen Angels (1995) op zijn naam schreef, gaat jammerlijk onderuit. Zijn ‘Amerika’-debuut My Blueberry Nights bevat alle elementen die zijn eerdere films zo onontkoombaar en hartverscheurend maakten, maar verkeerd en overmatig gedoseerd. Altijd al lag bij hem het gevaar op de loer van mooifilmerij, van sfeervolle, oogstrelende beelden zonder diepere betekenis. Zijn vorige films bleven op de been juist door een extra laag achter al die filmische erotiek, waarin Wong subtiel de emoties blootlegde die gepaard gaan met verloren of onbereikbare liefdes. Een pijnlijk gevoel in de onderbuik hield je eraan over.

Lege huls

~

Helaas is My Blueberry Nights een lege huls. Weer is er de thematiek van de ongrijpbare ander, de begeerde man of vrouw die je soms voor even bezit maar uiteindelijk ongenadig uit je handen glipt. Waar Wong zijn stokpaardje eerder bereed in losjes om elkaar dwarrelende verhaallijnen, is het plot deze keer Amerikaans strak. In de scenariovorm van de roadmovie zit een platte symboliek verstopt: op de rondreis die Elizabeth (Norah Jones) door de Verenigde Staten maakt, verwerkt ze het leed dat haar met een ander weggelopen geliefde heeft achtergelaten. De ontmoetingen met verwante zielen, zoals de drankverslaafde, gefrustreerde politieagent (David Strathairn) die bij de entree van zijn ex nog altijd vervalt in een diva-achtige verering, hebben een louterende werking. Zodanig dat ze bij thuiskomst een nieuwe start kan maken – een voor Wong ongewoon optimistisch slotakkoord.

Bovendien is het nogal een open deur, een gevoel dat versterkt wordt door de houterige dialogen en voice-overs, die vaak uitleggen wat zo wel valt op te maken. De Aziatische stilte heeft plaatsgemaakt voor de Westerse neiging alle emoties uit te spreken en te schreeuwen. Dat past cultureel misschien beter – de film speelt immers in de VS – het doet afbreuk aan de onuitgesprokenheid van Wongs vorige films, die de kijker zelf aan het werk zette.

Kitsch

~

Alleen in de vormgeving doet My Blueberry Nights op het eerste gezicht niet onder voor Wongs eerdere films. De zachte kleuren en het warme, goudgele licht roepen die typische sfeer op van een dromerige nachtclub. Toch wringt ook hier iets. Wat bij Wongs vaste cameraman Christopher Doyle sensueel was, verandert in handen van Darius Khondji in pure kitsch. Zodanig dat het onbedoeld bijna een pastiche wordt op die eerdere films. Hetzelfde geldt voor de muziek, die wel jazzy is maar geen jazz – popartiesten als Norah Jones en Cat Power vulden de soundtrack.

De tragiek van deze mislukking is dat ze je dwingt Wongs hele oeuvre in een nieuw daglicht te stellen. Waren In the Mood for Love en Fallen Angels soms ook niet meer dan mooi gecomponeerde luchtkastelen? We moeten Kar-Wai Wong voorlopig maar het voordeel van de twijfel geven. Het is al pijnlijk genoeg te constateren dat een van de belangrijkste filmauteurs van deze tijd ergens de juiste afslag heeft gemist.

Muziek / Album

Gouwe nieuwe?

recensie: Duran Duran - Red Carpet Massacre

Toen we er middenin zaten vonden we het maar niets. Nog nooit was er zo weinig kwalitatief goede muziek gemaakt. Maar naar gelang de jaren verstreken kwam er steeds meer waardering voor deze muzikale periode. En steeds meer namen uit die tijd maken vandaag de dag een soort van comeback. We hebben het over de jaren tachtig in het algemeen en Duran Duran in het bijzonder.

Duran Duran had zijn grootste successen met albums als Seven and the ragged tiger (1983), Notorious (1986) en de daaruit voortvloeiende singles zoals The Reflex, New moon on Monday, Union of the snake en Notorious. Duidelijke componenten van een tijdgeest met bombastische synthesizers en opgestoken haren.
Een stijl die tegenwoordig nogal gedateerd aandoet. Is een nieuw album van deze band dan nog wel van deze tijd? Een vraag die Duran Duran zich ook gesteld moet hebben en het antwoord moet dan ook nee zijn geweest.

Producer

Wat doet een band die na twintig jaar weer mee wil tellen in het nieuwe millennium? Die laat z’n plaat produceren door de Black Eyed Peas of Timbaland. In onderhavig geval dus door Timbaland en Justin Timberlake. En zo verzeker je jezelf na twintig jaar weer van een fris eigentijds geluidje. Maar is daarmee de authenticiteit van de band nog wel gewaarborgd? Hebben we nog wel te maken met de oorspronkelijk zo populaire muziek van de ‘oude’ Duran Duran? Gitarist Andy Taylor vreesde waarschijnlijk van niet en kwam bij de opnames niet opdraven. Hij en de overige leden Nick Rhodes, Simon Le Bon, John Taylor en Roger Taylor waren muzikaal uit elkaar gegroeid.

Sound

~


Maar heeft Andy Taylor gelijk gekregen? Zodra we het nieuwe album Red Carpet Massacre in onze speler stoppen en de eerste klanken onze oren bereiken is in ieder geval direct de invloed van Timbaland hoorbaar. De eerste tonen worden gevormd door typische drumcomputergeluiden en je eerste gedachte is inderdaad: “Hier heeft Timbaland een behoorlijke vinger in de pap gehad.” Een eigentijds uptempo sound stroomt uit speaker of koptelefoon. Pas bij het tweede nummer, het titelnummer Red Carpet Massacre begint ook een beetje het Duran Duran geluid door te dringen. Voornamelijk doordat Simon Le Bons stemgeluid hier wat prominenter naar voren komt. Maar ook hier ligt de Timbaland sound direct aan het ritme ten grondslag. Het is wellicht het meest jaren tachtig klinkende nummer van het album, maar ik had hier eerder een Bananarama gevoel dan een Duran Duran déjà vu.

Zodra je bij het derde nummer bent aangeland (Nite runner) is het duidelijk: dit is een lekkere co-productie tussen Timbaland en Justin Timberlake met gebruik van jaren tachtig iconen Duran Duran. Andy Taylor had gelijk: Duran Duran is Duran Duran niet meer.

Eigen geluid

~


Maar de vraag is of dat erg is. Met Red Carpet Massacre heeft het samenwerkingsverband namelijk wel gewoon een prima album afgeleverd. De goed geproduceerde en eigentijdse nummers klinken goed en verzorgd. Kwalitatief niets mis mee. De nummers met Justin Timberlake klinken lekker als swingende Justin Timberlake-nummers en de nummers die meer de Duran Duran-stijl benaderen zijn over het geheel genomen goede wat rustigere balladachtige nummers. En afwisselende mix dus van rustige en uptempo nummers.

De vraag is dus wat je wil. Wil je oude tijden laten herleven, dan moet je dit album niet aanschaffen. Maar wil je een eigentijdse plaat met kwalitatief goed geproduceerde nummers dan kun je jezelf aan Red Carpet Massacre geen buil vallen. Het is misschien juist door de tweeslachtigheid (wel of geen Duran Duran, wel of geen jaren tachtig) niet direct een instant classic, het is wel degelijk een lekker plaatje waarbij je voet onwillekeurig mee begint te bewegen op de beat.

Theater / Voorstelling

Toonloze waas

recensie: Het Vervolg - King Lear

.

King Lear spelen is voor een acteur wat kaviaar is voor de meesten onder ons: onhaalbaar en onbetaalbaar. Maar als het geluk je ten deel valt, dan weet je niet wat je beleeft. Een zinderend gevoel op de tong dat nog een tijdje na blijft gloeien. Zo zou het met de heerlijk theatrale rol van King Lear – van potentaat naar oude dwaas – ook moeten zijn.

Het is daarom ook niet verwonderlijk dat theatergezelschappen meestal gelauwerde acteurs inzetten voor de rol van de koning die zijn land wil verdelen onder zijn drie dochters, op voorwaarde dat ze hem vertellen hoeveel ze van hem houden. De jongste dochter weigert en dat stuwt de hele zaak naar een onvermijdelijk tragisch einde.

Dement

~

Om meteen maar met de deur in huis te vallen: Rik van Uffelen, onder andere bekend van televisie en in deze voorstelling de koning, is geen kaviaar. Zelfs in de verste verte nog niet. In de bewerking van regisseur Léon van der Sanden is hij meteen, vanaf het begin, een seniele oude man die de hele tijd in zijn onderbroek en badjas over het toneel heen schuifelt. Wat dat betreft heeft Van Uffelen zich waarschijnlijk aan de regieaanwijzingen gehouden, maar intrigerend en tragisch wordt het nergens. Rik van Uffelen spreekt toonloos, waardoor het inzicht dat hij aan het einde van zijn leven verkrijgt geen indruk maakt. Het is al even vlak als in het begin, toen hij nog die ijdele koning was.

Behalve Eva van der Gucht, die naast een wat stijve Cordelia ook een ordinaire, maar grappige, nar speelt, weet geen van de acteurs ook maar iets over te brengen. Het toneelspel van de anderen vervalt in het opzeggen van eindeloze lappen tekst zonder enige helderheid of emotie en die zodoende maar niet willen beklijven. Je hebt het idee dat de andere personages al even dwaas zijn als King Lear zelf.

Slordig

~

Het is best begrijpelijk dat regisseur Léon van der Sanden eens een andere King Lear wilde opvoeren en derhalve is zijn idee – de koning is reeds bij het verdelen van zijn rijk dement – best het navolgen waard. Echter door dit concept stagneert de hele voorstelling. Wat een King Lear tot een King Lear maakt, is de dramatische en tegelijkertijd tragische ontwikkeling van dit personage. Als je bij voorbaat die man al reduceert tot een warrige slaapwandelaar, dan moet je er ook niet raar van staan te kijken dat het met de rest ook niet wil vlotten. Van der Sanden had het dan ook beter kunnen kiezen voor een afgeslankte versie van dit drama. Hij heeft echter voor de volledige versie gekozen, compleet met het parallelle plot rond de graaf van Gloucester, die het te verduren krijgt met zijn zoon en bastaardzoon. Ook hier zijn alle personages verworden tot (d)wazige, nietszeggende karakters zonder enige interne ontwikkeling dan ook.

Léon van der Sanden heeft, naast de regie, ook de hele tekst vertaald en heeft het duidelijk naar het hier en nu willen optrekken. Er wordt gesproken over management, culturele identiteit en de liedjes van de nar zijn tevens doorspekt met talloze moderne scheldwoorden. Zelfs verwijzingen naar en letterlijke citaten van het hedendaagse politieke klimaat ontbreken niet. Maar ook dat mag niet baten. De kracht van Shakespeare is voor een groot deel gelegen in zijn poëtische taal en in deze voorstelling boet die dermate in tot dat er uiteindelijk niets meer overblijft dat de moeite van het citeren waard is.

Deze King Lear is het slachtoffer geworden van een vernieuwingsdrang waarbij het kind echt met het badwater is weggegooid. Misschien maar een geluk voor de oude koning dat hij zich de smaak van kaviaar toch niet kan herinneren.

King Lear van Het Vervolg is nog te zien tot en met 18 december. Klik hier voor meer informatie en speellijst.

Theater / Voorstelling

Communiceren door dans

recensie: Erwin van Lambaart & Joop van den Ende - Zes danslessen in zes weken

.

Iedere relatie heeft een bepaalde basis, net zoals de basispassen van een dans. In het geval van Zes danslessen in zes weken is de relatie tussen Lily Harrison (Trudy Labij) en Michael Minetti (Peter Lusse) gebaseerd op leugens en beledigingen. Het zijn echter niet de basispassen die tellen, maar de dans zelf, want “wat je communiceert in een dans is de ziel” en dat is precies wat er langzamerhand gebeurt met Lily en Michael in Zes danslessen.

~

Gekleed in een nette broek, zwart overhemd en een giletje en gewapend met een CD speler, flaneert Michael Minetti de huiskamer binnen van Lily Harison, een 72-jarige weduwe van een predikant.
Terwijl hij zwarte en witte voetjes in het basispatroon van de Swing op de grond legt, geeft Michael wat achtergrondinformatie over de dans: geile soldaten die voor ze richting oorlog gaan nog even een meisje in hun armen willen hebben. Het botst onmiddellijk tussen de keurige Lily en de cynische Michael en binnen vijf minuten worden er al beledigingen heen en weer geslingerd. Maar met iedere les en iedere dans komen de twee dichter bij elkaar en ontstaat er een speciale vriendschap die op beide personages diepe indruk maakt.

Boeiend cliché

Zes danslessen in zes weken is een tragikomedie waarin het tragische er soms erg dik bovenop ligt en het komische grenst aan het banale. Familiedrama’s, ziekte, dood en dramatische liefdesgeschiedenissen vliegen je om de oren en hetzelfde geldt voor de voorspelbare grapjes. Echter, ondanks het onverrassende plot, blijft je aandacht bij het verhaal en het spel zonder dat het al te grotesk of afgezaagd overkomt. Ja, je ziet de grappen mijlenver aankomen, maar toch lach je erom. Ook het einde is erg cliché met een laatste dans in de ondergaande zon, maar hierover ligt wel een dunne sluier van authenticiteit en oprechtheid, waardoor de scène toch weet te raken.

~

Humor en ernst

Zes danslessen is duidelijk een voorstelling die het moet hebben van de chemie tussen de hoofdrolspelers en de manier waarop zij de tekst tot leven laten komen. Peter Lusse doet het perfect in de rol van de sarcastische, homoseksuele dansleraar Michael. Zolang het spel niet al te serieus wordt tenminste, want dan verliest hij zijn geloofwaardigheid. Trudy Labij heeft daar geen last van. Zij verandert moeiteloos van een starre weduwe met een droog gevoel voor humor in een levenslustige vrouw die ongegeneerd ruzie maakt met de onderbuurvrouw en alle stadia daar tussenin. Beiden weten de soms bombastische taal van toneelschrijver Richard Alfieri met een zekere flair te brengen waardoor zinnen als: “jij hebt het meten met twee maten tot ongekende hoogtes verheven en het gekroond met een aureool van onfeilbaarheid” de juiste combinatie van humor en ernst meekrijgen.

Wat van Zes danslessen uiteindelijk een boeiende voorstelling maakt, ondanks alle clichés, zijn waarschijnlijk de onderliggende thema’s spijt, leven met de pijn van het verleden en eenzaamheid. Het dansthema, waar we na seizoenen van programma’s als Dancing with the Stars en Sterren dansen op het ijs intussen wel genoeg van hebben, is van tijdelijke aard, maar menselijke emoties zullen altijd hun aantrekkingskracht behouden.
Want waar een voorspelbaar plot de basis vormt voor de voorstelling, zijn het de emoties die communiceren met de ziel.

Zes danslessen in zes weken is nog te zien t/m 15 februari 2008 in verschillende theaters in Nederland. Voor een gedetailleerde speellijst, zie www.toneel.nl