Boeken / Non-fictie

Witte onschuld

recensie: Bret Easton Ellis - Wit (vertaald door Robbert-Jan Henkes)

In Wit maakt de Amerikaanse enfant terrible van de literatuur korte metten met de gevestigde orde in het algemeen en de linkse in het bijzonder. Eén van zijn troeven is vloeken in de kerk en er vervolgens mee wegkomen. Min of meer.

Wie de social media kanalen van Ellis bijhoudt, zal menig onderwerp en relletje in Wit bekend voorkomen. Ellis brak in de jaren ’90 door met American psycho, een expliciet meesterwerk waarover de meningen nog altijd verdeeld zijn. Zijn handvol overige romans worden wisselend beoordeeld, maar over één ding zijn critici het eens: Ellis is ongeëvenaard in het creëren van verdorven personages die het slachtoffer zijn van onze kapitalistische en hedonistische samenleving. Wit is het eerste non-fictiewerk van zijn hand, maar is qua thematiek niet ver verwijderd van zijn eerdere werk.

Persoonlijke vetes

Vermoeiend is Ellis’ obsessie met Twitter. Voor iemand die claimt dit weinig serieus te nemen besteedt hij veel ruimte aan zijn beslommeringen op dit medium. Interessanter en meer onderbouwd zijn de cultuurkritische passages, waarin hij onder andere de film Moonlight door het slijk haalt en afzet tegen het volgens hem betere Weekend.

Het lijkt alsof Ellis nog een appeltje te schillen had met…tja, met wie niet eigenlijk? De auteur lijkt het vooral op Links gemunt te hebben, ooit zijn kant van het spectrum maar volgens hem nu ‘onherkenbaar’. Ook millenials moeten het bekopen; Ellis (als vertegenwoordiger van generatie X) hekelt hun zelfverkozen slachtofferschap. Ze zijn zo snel beledigd dat ze een werkelijke discussie praktisch onmogelijk maken. En Ellis kan het weten want zijn eigen partner is een millenial..

Halfbakken werk

Met Wit heeft Ellis een knuppel in het hoenderhok gegooid en dat is an sich geen slechte zaak. Sommige kwesties bieden stof tot nadenken. Zijn we inderdaad sneller op onze teentjes getrapt tegenwoordig? Of dienen we in (online) discussies meer rekening te houden met elkaars opvattingen of gevoel?

Helaas zijn de passages die weten te boeien spaarzaam en bestaat het gros uit een ongestructureerd beklag over alles dat ook maar naar politieke correctheid ruikt. Het is daarom lastig een echte kern aan te wijzen. Ellis weet de vinger op een aantal zere plekken te leggen, maar het is aan de lezer om hier een boodschap uit te destilleren.

Boeken / Fictie

De paradox van authenticiteit

recensie: Ilja Leonard Pfeijffer - Grand Hotel Europa

Ilja Leonard Pfeijffer is in Grand Hotel Europa niet bang grote thema’s aan te snijden: toerisme, kunst, authenticiteit en de toekomst van Europa (of het gebrek daaraan). Pfeijffer bewijst dat intellectueel probleemloos aan te kunnen, maar slaagt er niet in er een goed verhaal van te maken.

Nadat zijn relatie is stukgelopen neemt het hoofdpersonage, die net als de schrijver Ilja Leonard Pfeijffer heet, intrek in Grand Hotel Europa. In het hotel, waar de sfeer heerst van het adellijke Europa van een jaar of 200 geleden, wil hij zijn relatie overdenken en werken aan zijn nieuwe boek  over het oude continent in tijden van massatoerisme. Dat boek is Grand Hotel Europa.

Doordat het schrijfproces van dat boek onderdeel is van het verhaal zelf, vervaagt de scheidslijn tussen feit en fictie. Dat is ook meteen het centrale thema van Pfeijffers boek. Of het nu gaat over de zoektocht naar een schilderij van Caravaggio (is het een vervalsing?), de kunstshow van Damien Hirst of het verschijnsel toerisme, het steeds terugkerende thema is de spanning tussen ‘nep’ en ‘echt’.

Authenticiteit

De toerist is bij uitstek de belichaming van die spanning. De toerist is namelijk op zoek naar het échte, het authentieke. Ze noemen zichzelf liever reizigers om zich te onderscheiden van alle anderen. De toerist, dat is de ander. Dat ergens nog nooit toeristen zijn geweest, is voor de reiziger een aanbeveling. ‘Daar vind je het nog het echte (vul in: elk willekeurig exotisch land) is een verzuchting die kenmerkend is voor menig toerist/reiziger.

Maar toerisme is big business. Net als bij elke andere business geldt dan: de klant is koning. U vraagt, wij draaien. En dus krijgt de toerist wat hij wil: een zo authentiek mogelijke setting (of in ieder geval een setting waarvan de klant denkt dat die authentiek is). Authenticiteit is een product geworden – en daarom niet meer authentiek. Dat is de paradox van authenticiteit.

Openluchtmuseum

Geheel toepasselijk speelt een groot deel van het verhaal zich af in het toeristische Venetië, waar het hoofdpersonage met zijn vriendin Clio gaat wonen. De paar bewoners die nog niet zijn vertrokken, kunnen nauwelijks meer de dagelijkse boodschappen doen, maar toeristen prullaria worden overal verkocht. De stad die ooit tot een van de hoogste inwonersaantallen van Europa kende, is verworden tot een pretpark.

Wat voor Venetië geldt, zo benadrukt Pfeijffer, geldt voor heel Europa. Het continent heeft het geloof in haar toekomst verloren en heeft de wereld daarom alleen nog maar haar verleden te bieden. Het enige wat Europa nog rest is om net als Venetië een openluchtmuseum te worden voor toeristen.

Ongeloofwaardig

Door Venetië als decor te nemen, verbindt Pfeijffer de thematiek met het verhaal. Maar het verhaal – het stuklopen van Ilja’s relatie met kunsthistorica Clio – komt nauwelijks tot leven. Dat komt onder andere doordat alle personages ongeloofwaardig of wandelende clichés zijn. Zo ongeveer elke vrouw in het boek is bloedmooi en wil met Ilja naar bed. Dat gebeurt dan meestal ook, waarbij het dan gaat over squirten, kale kutjes en spuiten over gezichten en tieten. Dat is anders wanneer het niet om lust maar om liefde gaat, zoals bij Clio. Dan trekt Pfeijffer ter contrast het ‘literaire’ register open en gaan pikken in kutjes als geweren in hun foedraal.

Clio is de liefde van zijn leven, zo herhaalt Pfeijffer meerdere keren. Dat herhalen is ook wel nodig, want merken doe je het als lezer niet. Behalve wat passionele seks in het begin hebben ze vooral ruzie. Daarin is Ilja de redelijkheid zelve, terwijl Clio continu onredelijk is en ruzie zoekt. Ze is vrijwel vanaf het begin zo vervelend en hysterisch dat je je afvraagt waarom hij überhaupt iets in haar ziet.

Karikatuur

Dat karikaturale geldt voor zo ongeveer elk personage in het boek. Zo spreekt Ilja een Nederlands stel dat zó graag de authentieke cultuur wil beleven dat ze gaan kijken naar een door dorpsoudsten verordende groepsverkrachting in Pakistan – alles om maar niet als toerist versleten te worden. De kauwgomkauwende Amerikaanse gasten in het Grand Hotel Europa zien roze plastic schoenen van de outlet aan voor Europese haute couture. Ze klagen over de Italiaanse restaurants omdat ze nergens spaghetti with meatballs serveren en de pizza’s zoveel kleiner zijn dan in Amerika.

De oudere Europese hotelgasten daarentegen zijn, net als Ilja zelf, stuk voor stuk intellectuelen die spreken in pagina lange zinnen. De dialogen tussen deze vaste hotelgasten zijn eerder doorwrochte essays dan werkelijke dialogen. Merkwaardig is dat ook de piccolo van het hotel (een uit Afrika gevluchte tiener) en de pubers in een zigeunerwijk in Zagreb als 19e-eeuwse literatoren spreken.

Interessant of irritant?

Pfeijffer blijft tot in den treuren verwijzen naar het schrijfproces van het boek. Karakters zeggen dat een bepaalde gebeurtenis wel of juist niet in het boek moet (‘schrijf dit op in je boek hoor, ik wil niet dat lezers denken ik zomaar wat zeg’). Pfeijffer schrijft dat hij plotwendingen in het verhaal compositorisch niet zo sterk vind, maar dat hij ze toch opschrijft omdat het nu eenmaal echt zo gebeurde. Hiermee wordt het thema nep versus echt nog extra benadrukt.

Maar de vraag is: werkt het?

Het werkt vooral op je zenuwen. En dat komt doordat hij het zo vaak doet. Pfeijffer legt het er zo dik bovenop dat het irritant wordt. Hij heeft er geen vertrouwen in dat het verhaal (de liefdesgeschiedenis met Clio) de beschouwende ideeën in zijn boek versterkt. Dat wantrouwen is terecht, maar de oorzaak daarvan is een andere dan Pfeijffer lijkt te denken. Dat hij tot in den treuren benadrukt dat een bepaalde gebeurtenis symbool staat voor het grotere thema van zijn boek, doet vermoeden dat hij denkt dat zijn ideeën te vergezocht zijn en dat hij de lezer wat op weg moet helpen. Maar het probleem is niet de vergezochtheid van zijn beschouwende ideeën, maar het feit dat het verhaal gewoon erg matig is. In plaats van de lezer continu uit te leggen wat hij bedoelt, had hij gewoon een beter verhaal moeten schrijven. Grand Hotel Europa is een gemiste kans.

Boeken / Non-fictie

Gray bokst met denkbeeldige tegenstanders

recensie: Zeven vormen van atheïsme: een zoektocht om het mens-zijn te begrijpen - John Gray

Dat atheïsten rationeler zijn dan gelovigen is een groot misverstand, schrijft filosoof John Gray. Atheïsten hebben gewoon de ene god ingeruild voor een andere. Gelovigen en ongelovigen hebben meer gemeen dan ze zelf toe willen geven.

Zelf is hij atheïst, maar van religie-bashen moet John Gray niets hebben. Mensen zijn volgens hem ongeneeslijk irrationeel en dat verdwijnt niet zodra mensen van hun geloof vallen. Het vacuüm dat door God wordt achtergelaten, wordt simpelweg opgevuld door een ander geloof. Surrogaatgoden noemt Gray ze.

Meestal is dat surrogaat een vorm van geloof in de vooruitgang van de mensheid – een vooruitgang die vaak eindigt in een of andere universele staat van ‘verlossing’. De door Gray behandelde denkers zagen de geschiedenis als een strijd die uiteindelijk een winnaar zou kennen – de strijd, en daarmee de geschiedenis, zou dan ‘opgelost’ zijn en daarmee ten einde komen. Sommige verlichtingsdenkers gingen ervan uit dat de successen die Isaac Newton voor de natuurwetenschappen had betekend, herhaald zouden worden in de wetenschap van de politiek. De geschiedenis kent net zo goed wetten, zo dachten zij, en zodra die worden ontdekt, kan Utopia worden gesticht. Volgens communisten was dat de klasseloze, communistische heilstaat. Liberale democraten voorzagen dat de hele wereld democratisch zou worden, waarna de eeuwige vrede zou uitbreken.

Christelijk atheïsme

Ondanks het vaak expliciete anti-christelijke van deze ideologieën, namen zij (onbewust) veel van het christendom over. Net als het christendom brengen deze ideologieën een boodschap voor de hele mensheid, voorzien ze een soort verlossing (hetzij op aarde in plaats van in het hiernamaals) en zijn ze doorspekt met dogma’s.

Deze kenmerken, zo beweert Gray, zijn een regelrechte erfenis van het christendom. Waar het jodendom vooral een levenswijze was voor een specifiek volk, werd het christendom een missionaire ideologie met leerstellingen waartoe christenen de hele mensheid trachtten te bekeren. Gray: ‘Christenen hebben het idee van religie zoals dat tegenwoordig gewoonlijk wordt opgevat ontwikkeld. Zij verwierpen de tradities van de oude wereld die zij beschouwden als afgodenverering en stelden voor het eerst in de geschiedenis religie gelijk aan een leerstellig geloof.’

Alles is geloof

Gray is altijd van de grote lijnen, maar in dit boek gooit hij wel erg veel op een hoop. Elke politieke overtuiging, elke toekomstverwachting weet hij te verdraaien tot een geloof. Het beroemde essay en boek ‘The End of History’ van Francis Fukuyama is volgens hem een voorbeeld van geloof in een evolutionair proces van verspreiding van het democratisch kapitalisme. Wie het essay en boek goed leest, leest dat Fukuyama bepaalde ontwikkelingen constateert die de verbreiding van democratisch kapitalisme aannemelijker maken. Fukuyama’s these (!) houdt in dat hij een bepaalde richting denkt te ontwaren in de moderne tijd. Nergens beweert hij dat ‘de geschiedenis’ zich onherroepelijk in die richting beweegt, alsof dat een vooraf bepaald proces zou zijn.

Wie grote lijnen uit de geschiedenis wil zien, moet onherroepelijk generaliseren en abstraheren. Maar Gray lijkt elke abstractie een mythe te vinden. Zoals de abstractie de mensheid: ‘De enige waarneembare realiteit is het veelvoudige menselijke dier met zijn tegenstrijdige doelstellingen, waarden en levenswijzen.’ Maar het is juist menselijk om in abstracties te (kunnen) denken. De mensheid, de geschiedenis, cultuur: het zijn abstracties, maar daarom niet minder reëel. Een dier kent geen geschiedenis en cultuur. Dat geldt niet voor de mens: die bouwt voort op – of vernietigt – wat de generatie(s) voor hem hebben achtergelaten.

Slavernij en foltering

Maar met ontwikkeling (‘vooruitgang’) in de geschiedenis heeft Gray moeite. Zo zet hij zich af tegen de bewering dat de mensheid er moreel op vooruit is gegaan: ‘Het is waar dat slavernij en foltering gebreken waren van premoderne samenlevingen. Maar deze praktijken zijn niet verdwenen. In de twintigste eeuw werd slavernij op grote schal heringevoerd in nazi-Duitsland en in de goelags in de Sovjet-Unie en het China onder Mao. Slavenveilingen in het ‘kalifaat’ van Islamitische Staat in delen van Syrië en Irak werden bekendgemaakt via Facebook. In grote delen van de wereld bloeit de mensenhandel. Martelen is weer normaal geworden.’

Er wordt nog steeds gemarteld en slavernij is ook niet compleet verdwenen. Maar om te zeggen dat het weer normaal is geworden? Wat een paar eeuwen geleden algemeen geaccepteerd werd, wordt nu algemeen verworpen. Wat toen de regel was, is nu de uitzondering. In plaats van zijn ogen te sluiten voor die evidentie, zou het interessanter zijn als Gray zich af zou vragen hoe dat komt.

De makkelijke weg

Gray lijkt liever te volharden in zijn gelijk. Hij schuift fictieve tegenstanders standpunten in de schoenen en valt deze vervolgens aan.  ‘Wat deze seculiere gelovigen echter niet kunnen verteren is dat vooruitgang op ethisch of politiek gebied komt en weer verdwijnt, een feit dat een domper zet op elk verhaal van continue menselijke vooruitgang.’ Maar wie beweert dat vooruitgang betekent dat er nooit meer iets slechts gebeurt?

Gray zet zich af tegen mensen die een grond zoeken voor ethiek en moraal, maar waar haalt Gray zijn eigen morele overtuigingen vandaan? Gray noemt slavernij en foltering slecht en hij spreekt over ethische vooruitgang die komt en gaat. Maar wat is ethische vooruitgang als de mens slechts een dier is? Is de mens die een ander mens martelt gewoon onze variant van de kat die speelt met de muis? Helaas waagt Gray zich niet aan dat soort vragen.

Illusies afpellen

Gray zet aan tot denken. Hij valt populaire opvattingen aan en gaat daarbij nogal eens kort door de bocht. Grays stijl, die literair criticus Carel Peeters eens omschreef als de ‘zo-zit-het-en-niet-anders-stijl’, maakt dat zijn werk toegankelijk en goed leesbaar is. Maar het zorgt er ook voor dat je als lezer op een gegeven moment onherroepelijk in opstand komt. Gray kegelt denkbeelden omver, maar uiteindelijk kunnen deze (tot een zekere hoogte) weer worden opgebouwd. Het resultaat is dat er wat illusies vanaf zijn gepeld.

Heilzaam, zeker, maar tot op zekere hoogte. Want de enorm productieve Gray zegt in veel van zijn boeken hetzelfde. Hij mag dan met rake opmerkingen gangbare opvattingen vloeren, op een gegeven moment worden ze voorspelbaar. Nadat die paar rake klappen zijn geïncasseerd en de lezer zich heeft herpakt, wordt duidelijk dat Gray vooral staat te boksen met denkbeeldige tegenstanders.

Muziek / Concert

Schitterende tourafsluiter

recensie: Lori Lieberman @ Doornroosje te Nijmegen

Lori Lieberman startte haar tournee met het Nederlandse Matangi Quartet in Carnegie Hall in New York en sloot het in Nijmegen af. De reeks bijzondere concerten na het verschijnen van haar nieuwste album The Girl and The Cat bereikte haar eindbestemming in Doornroosje.

De intieme zaal van Doornroosje is het toneel van het voorlopig laatste optreden van Lieberman in Nederland. Met haar man achter de mengtafel is het geluid in vertrouwde handen en dat is merkbaar.

Intiem en persoonlijk

Ondanks dat het podium gevuld is met een grote vleugel, drie violisten, een cellist, een contrabassist en een percussionist die ook nog grote pauken tot zijn beschikking heeft, is het nergens te hard en zijn alle instrumenten prima in het geluidsspectrum waar te nemen. Het publiek zit de muzikanten letterlijk op de lippen. Het licht baart af en toe wat zorgen, omdat de muzikanten hun muziek niet kunnen lezen of omdat Lieberman de gang van de piano naar de kruk met haar gitaar op het randje van het podium in het donker wel heel spannend vindt. Maar voor het publiek is het licht naast de verdere techniek prima in orde.

Lieberman maakt haar optreden tot een heel intieme sfeer. Ze geeft veel uitleg over haar liedjes: inhoudelijk of over de ontstaansgeschiedenis van de composities. Centraal staan natuurlijk de liedjes van haar jongste album, maar er zijn ook uitstapjes naar composities van lang geleden of naar covers van anderen. Zo speelt ze ook het Hollies nummer ‘Busstop’ in een fraaie eigen interpretatie. Alle prijsnummers van het album komen langs in de bijna twee uur durende show. Na de show blijkt ze heel graag een praatje te maken en is uiterst toegankelijk.

Hoogtepunten te over

Het concert kent een aaneenschakeling van hoogtepunten. Wel raken sommige van de composities het luisterend publiek dieper dan andere. Dat laatste komt dan door het verhaal achter het liedje of door de projectie van het bezongen onderwerp op je eigen situatie. Lieberman geeft op het album The Girl and The Cat een kijkje in haar gevoelsleven. Op het podium gaat ze daarin zelfs nog een stapje verder dan de teksten zelf, waardoor ze soms diep weet te raken. Ze heeft gewoon een persoonlijk album gemaakt over gebeurtenissen in haar leven die haar raakten. Zo horen we haar in het titelnummer zingen over de pijn bij de verwijdering van haar dochter toen deze verslaafd was aan drugs.

Ze vertelt ook over haar invloed op de wereldhit van Roberta Flack: ‘Killing Me Softly’ en wat haar inspireerde om het nummer te schrijven. Dat was een optreden van Don McLean en specifiek het liedje ‘Empty Chairs’, dat ze ook opnam voor haar laatste album. Ze werd getipt naar het concert van McLean te gaan in 1969 maar had niet zoveel zin. Toch ging ze en werd gevangen door de pracht van het nummer, waarbij ze het gevoel had dat McLean over haar leven zong. Ze zette dit gevoel om in een gedicht, wat uiteindelijk resulteerde in de opname van het prachtige lied.

Tijdens haar optreden in Doornroosje plakt ze beide nummers aan elkaar in een geweldige uitvoering. Een fantastische onthulling, net als de eerste ontmoeting met Roberta Flack van slechts drie weken geleden. Lieberman bewijst tijdens het afsluitende concert met het Matangi Quartet van heel grote klasse te zijn.

 

Theater / Voorstelling

Strijdbaarheid voert de boventoon in indrukwekkende Mixed Bill

recensie: Alvin Ailey Dance Company i.s.m Holland Dance Festival - Mixed Bill

Het Alvin Ailey American Dance Theatre in Rotterdam, wanneer gebeurt dat nou? In het Nieuwe Luxor Theater konden dansliefhebbers hun hart ophalen aan een mooi gevarieerd programma: van een nieuwe creatie als Ounce of Faith (2019) tot Revelations, de klassieker uit 1960.

 

Het gerenommeerde gezelschap gaat dit jaar haar zestigste seizoen in. In de jaren ’60 vestigde het Alvin Ailey Dance Theatre zich als eerste grote dansgezelschap waarin dansers en choreografen van kleur op de voorgrond staan. Die nalatenschap en de verbondenheid met de burgerrechtenbeweging uit de zestiger jaren is verstrengeld in het DNA van de Mixed Bill die in Nederland vertoond wordt.

 Technicolor visitekaartje van Amerika

Het zijn vier werken van wisselende omvang die we deze avond te zien krijgen. In de eerste helft is er een opmerkelijke tegenstelling: Darrell Grant Moultrie’s Ounce of Faith is een van de nieuwste werken van het gezelschap, maar voelt als een Technicolor visitekaartje uit de jaren ’60. Het is op en top Amerikaans: uitgesproken kleurencombinaties, uitbundige dans, een American Dream uit een tijd waarin er nog geloofd werd in die mythe. Dat dit midden in het Trump-tijdperk gemaakt is, en het inclusieve Amerika laat zien dat nu onder hoogspanning staat, geeft de dans een aura van weerbarstigheid.

De tekstfragmenten in de dans, waarin ons op het hart wordt gedrukt dat levens veranderd kunnen worden als iemand vertrouwen in je heeft, maken de performance onnodig prekerig. Jammer dat er zo een boodschap op geplakt wordt. Grant Moultrie kan erop vertrouwen dat dit werk prima voor zichzelf spreekt.

Centrifugale beweging

Na de uitbundigheid van Ounce of Faith volgt de soberheid van Robert Battles Juba. Het toneelbeeld kenmerkt zich nu door meer aardetinten, terwijl drie mannen en een vrouw een doorlopende centrifugale beweging maken. De constante in deze op volksdans geïnspireerde choreografie is contact: de dansers vinden voortdurend steun in elkaar. Een frase waarin ze hun armen hooghouden, elkaars handen vasthouden en zo door de ruimte bewegen vormt het leitmotif van deze performance. Hier en daar soleert een danser, maar het duurt niet lang voordat zij of hij weer wordt opgenomen in een groepschoreografie. De kracht van saamhorigheid komt hier mooi naar voren.

Nog zo’n centrifugale bewegingstaal, eveneens gemaakt door Robert Battle, zien we in In/Side, een solo van Yannick Lebrun op het melancholieke Wild is the Wind van Nina Simone. Het is een introspectieve, en dan weer heftig emotionele dans in circulaire, wervelwind-achtige bewegingspatronen. Battle en Lebrun laten hier een technisch verbluffende solo zien, al werkt de muziek van Nina Simone hen soms ook tegen. Het versterkt de emotionele lading van de dans, maar is op zichzelf ook zo’n sterk lied dat de verleiding om af te dwalen groot is.

 Revelations

Het beste van de avond wordt vanzelfsprekend bewaard voor de finale: Revelations, de choreografie die Alvin Ailey in 1960 gemaakt heeft en inmiddels geldt als het gezichtsbepalende werk van Alvin Ailey Dance Theatre. Revelations laat verschillende fragmenten zien, ieder ondersteund door gospel, spirituals en blues, die reflecteren op de levens van Afro-Amerikanen in het Amerika waarin Ailey opgroeide.

Het spirituele lied Take me to the Water ondersteunt een scene waarin een doopceremonie wordt verbeeld. De dansers gaan gekleed in maagdelijk wit, terwijl vloeiende doeken om hen heen rivieren voorstellen. Als Sinnerman wordt gezongen, wordt het decor rood en de bewegingen sneller groter en energieker: de angst voor zonde en verdoemenis die een kerkelijke opvoeding met zich meebrengt.

Het meest indrukwekkende fragment is echter te vinden aan het begin. Begeleid door het lied Pilgrim of Sorrow zien we de groep dansers, in aardkleurige kostuums, die langzame, omhoog reikende en uitstrekkende bewegingen maken. Het laat de kracht zien van een groep mensen die uit de aarde naar de hemel reiken, geleden hebben, maar desondanks nog steeds strijdbaar zijn. Het is dezelfde soort kracht en weerbarstigheid die in alle stukken van deze Mixed Bill terugkeert.

 

Theater / Voorstelling

Weg met hommelhaat!

recensie: De Alex Klaasen Revue - Showponies 2

Acceptatie. Dáár draait Showponies 2 van Alex Klaassen om. Aangezien diens eerste coming out tegenviel, komt hij nu voor de tweede keer uit de kast als homoseksueel. Dat gaat gepaard met het voordragen van ontroerende brieven, hartstochtelijke liederen met rake woordspelingen en tja, héél veel roze en glitter.

Van 4 tot 12 oktober was Klaassen de baas in het De La Mar Theater in Amsterdam. Wie het knusse theater binnenstapt, ziet meteen: de man achter Showponies  en tal van uitzonderlijke producties van het Ro Theater  heeft alles uit de kast getrokken om van het theaterbezoek een heuse beleving te maken.

Op maandag 7 oktober begroeten dragqueens en een knalroze geverfde man, met niets meer om het lijf dan een string, hakken en een paarden-masker, het publiek. Links staat een tafel vol snoepgoed. Voor de zaaldeuren wemelt het van de roze ballonnen, spellen en gebak op de statafels. Het is al één groot feest, voordat de voorstelling begonnen is. Onder daverend applaus betreed Alex Klaassen vervolgens het podium en start een ‘luchtig’ gesprek met medespeler Daniel Cornelissen.

Vanaf tel één gaat het enkel en alleen om Alex Klaassen en nee, dat verveelt nooit. Niet alleen zijn Klaassens acht tegenspeler kritisch over zijn tweede coming out, ook werpen ze enkele grappige sneren naar het hoofd van Klaassen, waarmee de toon wordt gezet.

Bekend staat Klaassen om zijn spitsvondigheid. Trefzeker en doelbewust weet hij actuele maatschappelijke thema’s te verpakken in hilarische woordenwisselingen en liedjes. Het publiek is er zich pijnlijk bewust van dat er nog heel veel heilige huisjes omlaag moeten worden gehaald, wil de  LHGBTQIAP-beweging zich eindelijk gewaardeerd en erkend voelen. Klaassen laat zien dat onze hedendaagse samenleving nog veel vooroordelen voorkomen jegens personen met iets anders dan een heteroseksuele geaardheid.

De eerste scène gaat hier meteen scherp op in. Freek Bartels is als ‘homo’ op bezoek in een kleuterklas. Hij blijkt een diepe teleurstelling te zijn voor de kleuterjuf (Klaassen) en de kleuters, omdat hij niet voldoet aan het idee dat zij hebben van een homo (‘Jullie hebben toch allemaal een SM-kelder?’ vraagt Klaassen met sterk Twents accent). In razendsnel tempo volgt de ene na de andere imponerende scène.

Klaassen legt zich niet alleen toe op het genre musical, ook andere genres passeren de revue. Zo wordt de kinderlijke onschuld versus het onderwerp homoseksualiteit op zéér expliciete en grappige wijze geïllustreerd aan de hand van poppen. De handpoppen Kriebel, Stijfje en Hormonia  staan precies voor de geslachtsdelen, die de namen doen vermoeden. De pluizige vagina- en piemelknuffels en de sekspop ‘spelen’  onschuldig op het schoolplein, totdat de grote piemel Swaffel begint in te beuken op de anderen (tot groot genot van Stijfje).

Flauw? Dat is de voorstelling zeker, maar door de afwisseling met meer beschaafde liedjes als ‘Het genderneutrale toilet is altijd bezet / Is altijd bezet’ kun je de show beslist niet als oppervlakkig wegzetten. Het bewonderenswaardige is juist de diepgang die naar voren komt in ieder lied en iedere dans. Zo komen we op de melodie van het lied Catootje (van wijlen Wim Sonneveld) te weten waar LHBTQIAP nu eigenlijk voor staat.

Daarnaast neemt Klaassen het publiek meerdere malen op de hak. Bijvoorbeeld door de maatschappij in hokjes te plaatsen. In onze hedendaagse samenleving lopen niet alleen nog maar perfecte ‘Barbies’ en ‘Kens’ rond, maar tegenwoordig hebben we ook radicale barbies, rolstoelbarbies en ecobarbies.

Ook ijzersterke is het lied Hommelhaat, waarin queen Klaassen zingt over het fysieke en verbale geweld dat de homogemeenschap wordt aangedaan. Dit alles wordt telkens afgewisseld met kleine intermezzo’s, waarin een ontroerende brief van eerdere toeschouwer en Klaassens eigen vader worden voorgelezen en waarin het tot een grappige of kritische woordenwisseling met een van zijn tegenspelers komt.

Dat is dé kracht van Klaassen: hij weet je keer op keer te verrassen en hij weet zichzelf keer op keer te overtreffen. Dat hij hierin wordt bijgestaan door eveneens creatieve breinen is overduidelijk. Achter deze man schuilt een groots artistiek team, dat ervoor zorgt dat de regie gelikt is, de groepsdansen vermakelijk en immens enthousiasmerend en dat het decor zo prachtig inmengt met het spel. Hoewel de voorstelling een erg lange zit is, ga je met een uiterst tevreden en gelukkig gevoel de zaal uit. Er gaat maar één gedachte door je hoofd: wanneer kan ik weer gaan?

Muziek / Album

De experimentele ontdekkingen van Stefanie Janssen

recensie: STASJ - 'Little Girl'

Na het debuutalbum Soft Forces van maart 2018 is STASJ nu weer terug met een kunstige muziekvideo. In samenwerking met Sjaron Minailo werd vorige week de video uitgebracht van ‘Little Girl’. Hiermee tracht STASJ de toch al niet bestaande muzikale grenzen van haar werk nog verder verleggen.

Als een soort trance stuwen rauwe beats en elektronische geluiden een surrealistisch muziekbeeld voort. Met haar iele stem smelt Stefanie Janssen abstracte woorden en haast improvisatorische muzikale uitbarstingen samen om tot een verruiming van de geest te komen. Ze laat geen enkele mogelijkheid onbenut om nieuwe artistieke wegen te ontdekken.

Existentialistisch

Door de jaren heen werkte de Nijmeegse zangeres en multi-instrumentalist al aan diverse projecten die zich niet tot één discipline beperkten. De samenwerking met Minailo komt daardoor niet uit de lucht vallen. Sjaron Minailo is opera- en muziektheaterregisseur en artistiek leider van Studio Minailo, een laboratorium voor experimentele muziektheater en opera. De experimentele artistieke uitlatingen in electropop en klassiek geschoolde stem van Janssen vormen een goede combinatie met de reflecties op sociale en politieke ontwikkelingen van Minailo’s werk.

De video, die opent met gefluister van Janssen en elektronische geluiden op de achtergrond, is volledig zwart-wit. Naarmate meer bliepjes en elektronische beats de soundscape maken, zien we het ontblote lichaam van Janssen haast roerloos op de grond liggen. De dissonante intervallen van de lage bastonen ondersteunen de lugubere setting in een achtbaan van negatieve emoties en kritische gedachten. Alleen in het refrein is er wat harmonische stabiliteit, terwijl juist hier verschillende beelden tegelijk gemonteerd zijn. Alsof we hallucineren of buiten het bewustzijn getreden zijn. Met de zijdezachte, fluwelen stem van Janssen schijnt alles op z’n plek te vallen. Door de keuze van haar om in het Engels te zingen, en met veel echo-geluid waardoor ze nauwelijks te verstaan is, geeft de tekst toch weer een vrije interpretatie.

Voor wie trek heeft in iets veelzijdigs en niet alledaags, is dit een mooie hap. Waan je in een spannende, intrigerende en tegelijk obscure electrowereld dat het aardse bestaan in twijfel trekt. Met de muziekvideo van ‘Little Girl’ vertelt STASJ weer een nieuw verhaal. Welke dat is, zul je zelf al experimenterend en onderzoekend moeten ontdekken …

 

Theater / Voorstelling

Anastasia, een sprookje waarin je wilt geloven

recensie: Stage Entertainment – Anastasia

Altijd al door de prachtige straten van St. Petersburg willen lopen? Dat kan nu met de musical Anastasia, in het AFAS Theater in Scheveningen. Tegen een sprookjesachtig decor, ontwaar je hier de meest sprankelende en romantische musical die in jaren is opgevoerd. Hoewel het bekende verhaal over de vermiste tsarendochter Anastasia Nikolajevna Romanova niet echt wordt uitgediept, is deze musical zó gelikt dat hij je de adem beneemt. Hier kun je horen, zien en proeven wat perfectie is.

Overleefde Anastasia Nikolajevna Romanova, de jongste dochter van tsaar Nicolaas II van Rusland en tsarina Alexandra Fjodorovna, het vuurpeloton van de bolsjewieken? Na de executie van de laatste tsarenfamilie van Rusland op 17 juli 1918 ontbraken de lichamen van Anastasia en haar broertje Aleksej. Geruchten over haar grootse ontsnapping leidden ertoe dat honderden ‘neppe’ Anastasia’s zich meldden aan de deur van Anastasia’s grootmoeder, de Keizerin-moeder Maria Fjodorovna, die de bolsjewieken jaren eerder was ontvlucht.

Fictie boven waarheid

Foto: Annemieke van der Togt/Roy Beusker Fotografie

Voor deze broadway musical – die voor het eerst het licht zag op 27 mei 2016 op de planken van Broadway – verkoos toneelschrijver Terrence McNally fictie boven waarheid. De treurige waarheid is namelijk dat de 17-jarige Anastasia, tezamen met al haar familieleden, haar dood tegemoet ging in de nacht van 16 op 17 juli. Dat Russische onderzoekers in 2008 uitwezen dat restanten uit een nabijgelegen graf van de overige Romanovs toebehoorden aan Anastasia en Aleksej, wordt omwille van de nostalgie en romantiek maar even vergeten. Hiermee borduurt de voorstelling verder op de animatiefilms over Anastasia uit 1997, Anastasia en The secret of Anastasia.

De musical begint met een moment dat cruciaal zal zijn voor de verdere verloop van het verhaal. Keizerin-moeder Maria Fjodorovna neemt afscheid van haar jongste kleindochter Anastasia in diens slaapkamer en geeft haar als afscheidsgeschenk een speeldoos. Het is een ontroerend duet tussen Gerrie van der Klei (Maria) en de jonge versie van Anastasia, dat een écht prinsessenkind is met haar witte pyjamaatje en lange lokken gestrikt in een grote, blauwe strik. Als tsarina Alexandra Fjodorovna ook aan het bed komt staan om Anastasia op te dragen haar gebeden op te zeggen, zal menig Downtown Abbey-liefhebber stilvallen van de schoonheid van Anastasia’s moeder. Of, eerder gezegd, van diens belachelijk mooie en groteske jurk die is afgezet met wat lijkt een triljoen kleine diamanten.

Pracht en Praal

Foto: Annemieke van der Togt/Roy Beusker Fotografie

Wanneer het slaapkamerdecor in rap tempo verwisselt voor een sierlijke balzaal en alle lenige leden van het ensemble opkomen, is het puur genieten. Je voelt hoe de zaal stilvalt bij het zien van zoveel pracht en praal: het paleis, de prachtige jurken en broekpakken, het engelachtige gezang en de imponerende choreografieën. Met zulk een bombastisch begin rijst de vraag of de rest van de musical een slap aftreksel zal worden. Niets is minder waar: tot aan de laatste minuut van deze show wordt de zaal meegezogen in het fictieve verhaal over Anastasia.

De aantrekkingskracht van deze musical is vooral te danken aan de prachtige videoanimaties van Aaron Rhyne. Aan weerszijden van het podium staan twee enorme ramen die telkens kunnen draaien en worden omgetoverd tot andere decorstukken. Hierop wordt bovendien het ene na het andere mooie vergezicht getoond: wanen we ons eerst in paradijselijke sferen (van het paleis tot aan St. Petersburg en Parijs), later resteert alleen nog maar de vergane glorie (beelden van een smerig Leningrad en een grauw hoofdkantoor van het bolsjewistisch regime). De duizelingwekkend fascinerende projecties sluiten precies aan op de emoties die de voorstelling teweegbrengt. Na de vreselijke executie, vervolgt het verhaal zich zo’n tien jaar later verder. De twee meesteroplichters Vlad (Ad Knippels) en Dmitri (Milan van Waardenburg) ontmoetten straatveegster Anya, die haar geheugen kwijt is. Aangezien zij in Anya wel heel opmerkelijke prinsessentrekjes zien, besluiten ze om haar om te toveren tot haar ware zelf: hoogvorstin Anastasia.

Van Rusland naar roaring twenties Parijs

Foto: Annemieke van der Togt/Roy Beusker Fotografie

Met gevaar voor eigen leven – de gedreven Russische generaal Gleb (René van Kooten) zit het trio op de hielen – ondernemen ze de reis van Rusland naar Parijs om de keizerin-moeder op te zoeken. De treinreis belooft een van de meest memorabele scènes uit de musical te worden: in een ronddraaiend treintoestel bezingen de drie gelukszoekers hun lot en de hoop die ze hebben. Als ze eindelijk aankomen in Parijs, is er alleen nog maar ruimte voor glitter en glamour. We strijken neer in de roaring twenties en met een opzwepende charleston-dans maken we kennis met het humoristische karakter Lily, een verloren liefde van Vlad én dienaar van de Keizerin-moeder. De nimmer gestilde kriebels voor elkaar, borrelen bij Lily en Vlad weer op, wat leidt tot een komische rendez-vous.

Dat er ook zijpaden worden ingeslagen, zoals het liefdesverhaal van Vlad en Lily en de worsteling van Gleb met zijn missie (de laatste Romanov uitschakelen), geeft het verhaal iets meer body. De scènes met de hoofdrolspeelster (ditmaal geen Tessa Sunniva van Tol, maar een erg sprankelende en innemende Lois van der Ven), zijn echter het meest betoverend. Lang ronddwalend in het geheugen, blijft zeker de scène waarin zowel Anastasia als haar grootmoeder de balletvoorstelling Het Zwanenmeer bezoeken. Het ensemble heeft intussen al heel wat gedaanteverwisselingen doorgemaakt – van arme sloeber in Rusland, tot leden van de tsarenfamilie tot ferme bolsjewieken – en toont zich op dat moment in zijn meest bekoorlijke gedaante: die van de balletdansers van Het Zwanenmeer. Dit toneelstuk binnen een toneelstuk zorgt voor een zekere gelaagdheid, waardoor je almaar ‘bravo’ wilt blijven scanderen.

Met deze musical heeft Albert Verlinde wederom een succes behaald. Een American dream die – komisch genoeg – gesitueerd is in een Russische setting en mensen doet geloven dat sprookjes écht bestaan. Een musical met ietwat te overdreven dramatisch spel en soms schreeuwerige dialogen, maar met ongeëvenaarde prachtige solo’s en een ijzersterk visueel decor. Namens alle liefhebbers van sprookjes: spasiba!

Theater / Voorstelling

Mormoonse zaligheid

recensie: Tray Parker en Matt Stone - The Book of Mormon

De grondlegger van The Book of Mormon, Joseph Smith, zou zich in zijn graf omdraaien bij het zien van de broadway-musical The Book of Mormon. De geestelijk vaders van South Park, Tray Parker en Matt Stone, hebben hun zwaarste geschut – humor – ingezet en zo een fenomenale, uitzonderlijke musical op poten gezet, waarin ieder heilig huisje wordt neergehaald.

Toen de Amerikaanse Joseph Smith in 1823 bezoek kreeg van de engel Moroni, die hem Gods Gouden Platen liet vertalen tot Het Boek van Mormon, werd het mormoonse geloof geboren. Opmerkelijk is de eigen, christelijke geschiedenis waarover wordt verhaald in The Book of Mormon én de focus op de Amerikaanse cultuur. Zo’n ver doorgevoerd patriottisme in boekvorm is voor de makers van South Park, dankbaar materiaal geweest om de goedbedoelende, maar naïeve gelovigen flink te kakken te zetten.

De musical begint zoeter dan zoet. Hoofdrolspeler Kevin Clay (in de rol van Elder Price) is dé ideale Amerikaanse schoonzoon, met stralende witte tanden die hij continu showt door uitbundig te glimlachen. Als een scout die koekjes aan zijn buren wil slijten, belt hij aan bij bewoners om het woord van God door te geven. ‘Hello! My name is Elder Price!’ zingt hij als een boer met kiespijn, waarna een heel mannen-ensemble inzet om eveneens met het blauwe Book of Mormon langs de deuren te gaan. Eendrachtig in hun nette broeken, witte bloezen en stropdassen zingen ze vrolijk door elkaar keurig en christelijk een begroeting.

Na hun harde werken in vaderland Amerika, worden de jongens in tweetallen uitgezet als missionaris naar andere landen. Met kinderlijk enthousiasme springen de jongens in de lucht bij het horen van namen als ‘Noorwegen’ en ‘Frankrijk’. Tot het de beurt is aan Elder Price die, na te worden opgescheept met de mollige nerd Arnold Cunningham (Conner Peirson), te horen krijgt dat hij naar Oeganda moet.

‘Fuck you, God!’

Aldaar komen de twee brave jongens in aanraking met een armoedige bevolking. Hun oren staan niet naar het christelijke geloof of de Bijbel, gezien de dagelijkse bak ellende. Van de bakker tot de slager: niemand ontkomt aan aids. Daarom zingen de Oegandezen vrolijk in het Afrikaans: ‘Fuck you, God!’, wat overigens een geweldig lied oplevert tegen een decor van krakkemikkige huisjes. Arnold laat zich echter niet uit het veld slaan en vertrouwend op zijn veel te grote fantasie, besluit hij dat een leugentje of drie, vier, vijf geen kwaad kan om de Afrikanen de kerk in te lokken.

Deze musical is in de eerste plaats een grootschalige parodie op het genre musical, aangezien de hoofdpersonages zo belachelijk vrolijk doen over álles. ‘Having certain feelings that just don’t seem right?’ vraagt elder McKinley, de ‘leider’ van de kerk in Oeganda. Daar is maar één remedie voor: ‘Turn it off, like a light switch. Just go click! It’s a cool little Mormon trick!’ Een musical, waarin met heel veel conservatieve, typisch Amerikaanse idealen wordt afgerekend. Het verlangen om andere gebieden te indoctrineren met het ware geloof staat centraal, maar ook op andere terreinen wordt een grens overgegaan. Zo worden irrealistische vooroordelen over de Afrikanen uitvergroot: ze worden neergezet als beesten, die baby’s willen verkrachten en geweld als de enige oplossing zien.

Hilarische uitspattingen in knalroze glitter

Ook zijn de ‘elders’, de zendelingen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, niet bepaald de ideale schoonzonen voor de reeds erg conservatieve, niet-open minded Amerikanen. Met veel omhaal proberen ze hun homoseksualiteit te verbergen, maar zo hier en daar vindt er een hilarische uitspatting plaats waarbij ze trots – gehuld in een knalroze glitter giletje – hun echte innerlijke zelf kunnen tonen. Ook vervult het mannenensemble vele kleine rolletjes en kruipen ze meerdere keren in de huid van vrouwen, wat voor groot vermaak zorgt.

Ook tussen de twee elders wordt een strijdmacht uitgevoerd en dit escaleert wanneer Arnold, in tegenstelling tot Price, de Afrikanen de kerk binnen weet te lokken. Hierbij krijgt Arnold hulp van de knappe Nabulungi, gespeeld door Nicole-Lily Baisden, die graag weg wil uit haar gewelddadige dorp. Bij hun gezamenlijke plan om de andere burgers ook enthousiast te maken voor de mormoonse kerk, groeien ze steeds dichter naar elkaar toe. De scène waarbij Arnold Nabulungi gaat ‘dopen’ is overladen met dubbelzinnige metaforen naar seks en hierbij krijgen de twee, meer dan verdiend, de lachers op de hand.

Duizelingwekkend tempo

Overmatige seksgrappen, grootse wartaal over de ontstaansgeschiedenis van het geloof en homoseksuele christenen: alles wat ook maar enigszins contrasteert met het christelijke geloof zie je in deze musical voorbijkomen. Zowel door het ijzersterke spel als door de geweldige choreografie, het duizelingwekkende doch briljante tempo en de uitzonderlijk goede zangsolo’s is het een voorstelling die nog lang zal rondwaren in je hoofd.

Het kan zijn dat je na de voorstelling met de werkelijkheid wordt geconfronteerd. Buiten Carré hebben enkele mormonen zich verzameld om flyers van hun kerk uit te delen. ‘Was het leuk?’ vragen ze goedwillig, al wapperend met de stapels flyers. Hoe erg hun geloof ook wordt geteisterd in de musical, vol moed zullen deze zendelingen hun werk verrichten. Feit is wel: iedereen die The Book of Mormon heeft gezien, denkt wel twee keer na voordat ze ook maar overwegen om zich bij deze geloofsgroep aan te melden…

Kunst / Achtergrond
special: Special: De Toorop Dynastie – Drie kunstenaarsgeneraties en Edgar Fernhout – Licht in kleur

INVLOED, VERWANTSCHAP EN EIGENHEID

Meteen aan het begin van de tentoonstelling De Toorop Dynastie in het Stedelijk Museum Alkmaar krijgt de bezoeker als het ware een opdracht mee: ‘Zijn de overeenkomsten tussen Jan Toorop, Charley Toorop en Edgar Fernhout groter dan de verschillen?’ Een opdracht die ook opgaat voor de expositie Licht in kleur met werk van Fernhout in Museum Kranenburgh in Bergen.

In het begin van de expositie in Alkmaar wordt stilgestaan bij de tentoonstelling Drie generaties die in 1937 was georganiseerd door de Haagse Kunsthandel Nieuwenhuizen Segaar. Ook hier stonden de drie generaties centraal. Op het gelijknamige portret heeft Charley (1891-1955), dochter van Jan (1858-1928) en moeder van Edgar (1912-1974) de wenkbrauwen van haar zoon extra aangezet, zodat ze op die van vader Jan lijken. Een statement van samensteller Marjan van Heteren: let vooral op de overeenkomsten?

Zaaloverzicht Stedelijk Museum Alkmaar met schilderijen van Edgar Fernhout. Foto: Roel Backaert

Verschillende stijlen

Natuurlijk zijn er ook verschillen, en die worden niet verdoezeld: het realisme en symbolisme van Jan Toorop, het expressionisme en de Nieuwe Zakelijkheid van Charley Toorop en de invloed daarvan op Edgar Fernhout. Kijk bijvoorbeeld eerst naar de overeenkomsten tussen het portret dat Fernhout in 1929 maakte met het zelfportret van zijn moeder uit dezelfde tijd: invloed en verwantschap qua stijl en thematiek, maar daarna ook naar de eigenheid van beide portretten. Zonder meer.
Het is met name dát en de stijlontwikkelingen die de drie kunstenaars doormaakten, die op deze fraaie, overzichtelijke tentoonstelling centraal staan, geplaatst in de context van hun tijd. De expositie houdt op met het late werk van Fernhout.

Bruggetje

Impressie tentoonstelling Edgar Fernhout – Licht in kleur in Museum Kranenburgh (Bergen). Foto: Aad Hoogendoorn.

Museum Kranenburgh gaat daar verder, maar eigenlijk zou je, alvorens de zalen op de begane grond met het late werk van Fernhout te bekijken, als bruggetje eerst een kijkje in het souterrain moeten nemen. Daar is de tentoonstelling Onder Vrienden – De Bergense school in kaart te zien. Hier hangt namelijk een prachtig portret van Charley Toorop door Matthieu Wiegman (1915): een zakelijke dame. Dat was zij ook, zakelijk en sturend.
Zou dat Rudi Fuchs, de samensteller van de expositie Licht in Kleur er mede toe hebben aangezet om in het begeleidende boekje te concluderen dat de zoon ‘pas na het overlijden van zijn moeder (…) zijn eigen stijl vond en koos voor abstractie, met de natuur rond Bergen als onuitputtelijke bron van inspiratie’? Een uitspraak die de nadruk legt op de verschillen en een psychologische duiding daaraan geeft.

Atmosferisch abstract

Impressie tentoonstelling Edgar Fernhout – Licht in kleur in Museum Kranenburgh (Bergen). Foto: Aad Hoogendoorn.

Je zou de keuze van Fuchs, bestaande uit schilderijen van Fernhout uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, kunnen scharen onder de overkoepelende term ‘atmosferisch abstract’.
De zaal op de begane grond begint met Zee uit 1959, dat Fernhout vier jaar na de dood van zijn moeder schilderde en dat duidelijk verwant is aan Jan Toorops De zee (1887) in Alkmaar.

Mooi zijn de doorkijkjes die worden geboden: van Fernhouts laatste schilderij naar dit eerste en van Lichte Nacht (1970) naar Nacht (1971).
Het zijn niet alleen atmosferische werken, maar ook heel voorstelbare en invoelbare schilderijen. Met name het werk van Fernhout dat na de Tweede Wereldoorlog ontstond, was immers expressiever dan zijn eerdere werk. Op Strenge vorst (1973) zie je het ijs, hoor je het kraken en voel je de kou er vanaf komen.
Zee en Strenge vorst – je zou het met wat fantasie een voortzetting met eigentijdse middelen kunnen noemen van de atmosferische effecten die zo kenmerkend zijn voor een Nederlandse schilder als Matthijs Maris. Dat komt misschien dichterbij dan een psychologische duiding zoals Fuchs die gaf. Hoe je het ook wendt of keert, je kunt Fernhout echter ook zien als een schilder in de Nederlandse traditie, met alle overeenkomsten van dien.

De drie generaties, Charley Toorop, Museum Boijmans van Beuningen, Maskerkop Jan Toorop, John Rädecker, Museum Boijmans van Beuningen. Foto: Roel Backaert

Het verhaal gaat verder

Een schilder die eveneens wolkenluchten en de rimpelingen van het water schildert, is Esther Tieleman (1976). Op de begane grond is een zaal met een serie schilderijen van haar ingericht. Op een tekstbord staat te lezen dat zij met de jaren steeds abstracter werk maakt. Is dit niet ‘gewoon’ een gangbare ontwikkeling? Zowel in haar werk als in dat van Fernhout en heel veel andere kunstenaars? Een doorgaande lijn dus in plaats van een breuk na de dood van zijn moeder. Een andere manier van ernaar kijken, maar op z’n minst even gerechtvaardigd. Alkmaar bewijst dat, zodat het antwoord op de vraag die daar wordt gesteld, eigenlijk luidt: ja, de overeenkomsten zijn, alle eigenheden natuurlijk in acht nemend, uiteindelijk groter dan de verschillen.