Film / Films

Bodemloze put van nihilisme

recensie: Paranoid Park

Paranoid Park is de overtreffende trap van de hele ‘death’-trilogie van Gus Van Sant. Veel is hetzelfde als in Gerry (2002), Elephant (2003) en Last Days (2005): het morele zwarte gat waarin Amerikaanse jongeren gevallen zijn, de fragmentarische verhaalstructuur, Van Sants weigering oorzakelijke verbanden te leggen. Maar de kale, minimalistische stijl heeft plaatsgemaakt voor een uitbundige en postmoderne potpourri, waarin Hitchcock-citaten de boventoon voeren.

Van Sant wordt steeds radicaler en avant-gardistischer. Hield Elephant het nog bij spaarzaam gedoseerde shots van impressionistische wolkenluchten, Paranoid Park barst haast uit zijn voegen van de filmische en muzikale vernieuwingsdrang. Eén stijl kiezen en die consequent doorvoeren is echt iets van het verleden. En al kan de eigentijds-eclectische aanpak grandioos mislukken, zoals in Erik de Bruyns Nadine, lefgozer Van Sant komt er op virtuoze wijze mee weg. Haast achteloos schakelt hij heen en weer, met hulp van de meesterlijke Christopher Doyle (vaste cameraman van Kar-Wai Wong) en het fröbelende muzikale wonder Ethan Rose.

Douchescène

~

En zo begeleiden melancholische gitaarakkoorden van de dode singer/songwriter Elliott Smith slow motion beelden van de slenterende puber Alex, en dromerige soundscapes grofkorrelig Super-8 materiaal van skatende jongeren. Af en toe klinkt er jazzy muziek, zo speels dat ze herinneringen oproept aan de oerritmische stadssymfonieën uit de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw. Van Sant verbouwt de douchescène uit Psycho – de beeldje voor beeldje-remake (1998) kwam ook uit zijn koker – zonder gene, tot een ware psychologische climax waarin Alex’ gezicht steeds donkerder wordt en bijna met de achtergrond vervloeit. Een priemende, snerpende toon vult de geluidsband.

Al dat geëxperimenteer zorgt geregeld voor een ‘wow’-gevoel. Iedere stemming krijgt een ander kleurtje. Het onderstreept ook Van Sants terughoudendheid om heldere keuzes te maken. Het verhaal, over de toevallige(?) moord van skateboarder Alex op de bewaker van een rangeerterrein, vertelt hij non-lineair. Het blijkt een meesterzet, omdat we het nu krijgen voorgeschoteld in de associatieve structuur van diens herinneringen aan het voorval. Net als in Elephant keren sommige scènes in een ander verband terug, en wordt er gespeeld met mogelijke oorzaken voor de moord – zijn het Alex’ ouders die op het punt staan te scheiden, is het de moeizame relatie met zijn vriendinnetje? Of regeert de willekeur, en had die avond evengoed heel anders kunnen lopen?

Breuk

~


Een duidelijke verklaring komt er niet, zodat een moreel oordeel over Alex’ daad achterwege blijft. Net als in de ‘death’-trilogie vormt het een gewaagde breuk met wat we gewend zijn van Hollywood, en de narratieve cinema in het algemeen. Die moet duiding geven aan het bestaan. Of ze nu functioneert als morele gids of de kijker sommige gaten in het verhaal zelf laat invullen, altijd is er het vervullende gevoel van een betekenisvolle ervaring. Bij een Van Sant overheerst na afloop echter de leegte. Ik denk niets, ik voel niets. Ja, alsof mijn hart en ziel gestort zijn in een bodemloze put van nihilisme.

Hoe gek het ook mag klinken, ergens werkt dat bevrijdend. Paranoid Park werkt verlossend op die eeuwige menselijke neiging tot projecteren, interpreteren, oordelen. De enige betekenis van de film mag zijn dat het beter is niets in het leven ook maar enige betekenis te geven, de klepel slaat terug als je je realiseert dat je inderdaad op alles altijd meteen een label plakt. Ook op wat je in films ziet. De bewustwording daarvan is de confrontatie van Van Sant. Het maakt hem tot één van de meest belangwekkende en tegendraadse filmmakers, in een wereld die het van de daken schreeuwen van meningen over andere mensen steeds meer tot hoogste norm heeft verheven.

Film / Films

Kleine meisjes, grote kwesties

recensie: Persepolis

.

Dat een animatiefilm aan emotionele overtuigingskracht niets onderdoet voor een live-action speelfilm, dat stripboeken wel degelijk verfilmd kunnen worden, dat regering en volk niet over een kam te scheren zijn en dat kleine meisjes groot worden, bewijst de van oorsprong Iraanse Marjane Satrapi in de prachtige, gelijknamige verfilming van haar autobiografische stripboek Persepolis. De samenwerking met de Franse cartoonist Vincent Paronnaud, die meeschreef aan het scenario en de film met haar regisseerde, resulteert in een indrukwekkend debuut dat tegelijkertijd trouw blijft aan de originele versie en de mogelijkheden van het filmmedium optimaal benut.

~

Hoofdpersoon van zowel het stripboek als de verfilming is de nieuwsgierige en aandoenlijke Marjane. Vanuit haar belevingswereld ontvouwt zich een vertelling over de Iraanse geschiedenis, waarin historische feiten een plaats krijgen naast persoonlijke herinneringen en universele kwesties. De film gaat over de strijd tegen de sjah, de islamitische revolutie, het opkomende fundamentalisme, de oorlog tussen Iran en Irak en de rol van het Westen daarin. Maar bovenal gaat het over een klein meisje dat in de jaren tachtig opgroeit, droomt van een leven als profeet en als verzetsstrijder, stiekem verboden muziek koopt en vrouw wordt in een tijd waarin de bewegingsvrijheid aanzienlijk werd beperkt.

Relativering

Bijna inherent aan het onderwerp – oorlog, onderdrukking en groeipijnen – is de inhoud niet bepaald luchtig. Maar net wanneer de emotie je bij de keel grijpt, de tranen bijna uit je oogkassen rollen, weet Satrapi met een flinke dosis gortdroge zwarte humor er een verlichtende wending aan te geven. De kracht van de film ligt hier, in deze exact uitgemeten balans tussen lach en traan, tussen aangrijpendheid en relativering. Tussen grote universele problemen en de gesimplificeerde belevingswereld van een opgroeiend kind.

~

Evenzo mooi is de stijl die de regisseurs voor deze verfilming hebben gekozen: die is tegelijkertijd realistisch en vervreemdend. In de hoofdzakelijk zwart-witte beelden lijkt de geanimeerde wereld soms net echt, vooral in de intieme interpersoonlijke momenten. Andere elementen, zoals de uitgerekte lichamen, de houtskoollucht en de scheve gebouwen, zijn veelzeggende expressionistische aanvullingen op de realistische beeldtaal. Deze combinatie maakt de film in vergelijking met de gemiddelde animatiefilm niet alleen erg gedurfd, maar ook indrukwekkend.

Persepolis is niet voor niets een publiekslieveling en prijswinnaar. De film is een prachtig vormgegeven animatie waarin de tekeningen uit het stripboek daadwerkelijk tot leven komen. Het verhaal is een geslaagde les in geschiedenis en opgroeien. En Marjane is even grappig als ontroerend. Kleine meisjes kunnen een verassend frisse kijk op de wereld hebben. En dat wij daar anderhalf uur van mee mogen genieten is te danken aan de succesvolle samenwerking tussen deze twee speelfilmdebutanten.

Film / Films

Huwelijkse politiek op hoog niveau

recensie: The Other Boleyn Girl

The Other Boleyn Girl speelt als een moderne soap rond de relatieperikelen van de Engelse koning Hendrik VIII (1491-1547). Het verhaal is gebaseerd op de historische bestseller van Philippa Gregory en focust op de fatale romance tussen de Engelse koning en zijn tweede vrouw Anne Boleyn. De schrijfster haalt in haar roman zuster Mary Boleyn uit de vergetelheid en geeft de geschiedenis daarmee een nieuw perspectief. Regisseur Justin Chadwick zag daarin ook een nieuwe uitdaging.

Geheel in de geest van de tijd behandelt vader Boleyn (Mark Rylance) zijn dochters Anne (Natalie Portman) en Mary (Scarlett Johansson) als het wisselgeld van de familie en probeert ze zo goed mogelijk te exploiteren. Als zijn zwager, de hertog van Norfolk (David Morrissey), een bezoek van koning Hendrik (Eric Bana) aan zijn huishouden regelt ziet hij zijn kansen groeien. De koning, wanhopig over het uitblijven van een zoon in zijn huwelijk met Katharina van Aragon, is op zoek naar een maîtresse. Achter gesloten deuren spoort vader Boleyn de jonge Anne aan de koning te behagen om de positie als koninklijke bijzit te vervullen. Maar tegen de verwachting in verkiest de koning de pasgetrouwde Mary boven Anne.

Naar de troon

~


Hendriks afwijzing en voorkeur valt de ambitieuze Anne zwaar. Na een mislukt avontuur wordt Anne verbannen naar Frankrijk terwijl Mary, met de rest van de familie, naar het hof wordt gesommeerd. De fragiele de positie van Mary komt in gevaar als zij zwanger aan bed gekluisterd raakt. “The king will no longer bed her“, klinkt het koninklijk besluit omtrent Mary, en Anne wordt door vader en oom opgetrommeld om Mary’s plek te verzekeren. Maar Anne heeft zo haar eigen plannen. Gedreven door rivaliteit en wraak begint ze haar eigen weg naar de troon uit te stippelen.

Het script van Peter Morgan is een sterke mix. Het stipt in vogelvlucht de historische feiten aan en werkt alle relaties rondom de koning uit vanuit persoonlijk gewin of verlies. De onderliggende verhoudingen binnen de familie Boleyn voeden de rivaliteit tussen de zusters, maar tegelijkertijd is de band tussen de koning en de zusters illustratief voor een wereld waarin alles draait om een autoritaire monarch. Eric Bana speelt de rol als Hendrik VIII erg sterk: neutraal maar toch tonend dat hij zeer bewust is van zijn macht. De zusters krijgen extra dimensie door de sobere maar schilderachtige stilering van het hof, geïnspireerd op de schilder Hans Holbein. Door geveinsde frivoliteit en onschuld weet Anne in een spel van onthouding en politieke intrige Hendrik richting scheiding te drijven. Portman zet Anne neer als een sterke vrouw op weg naar de top. De intimiteit in de film is vooral toe te schrijven aan Johansson. In haar rol als Mary vult ze alle bij Anne afwezige emoties aan en contrasteert daarmee subliem zonder een weekdier te zijn.

Modern

~


Het is een besloten wereld waar de moderne kijker zich makkelijk in kan verplaatsen. Zonder overdreven grootsheid of meeslependheid worden de wisselde emoties en menselijke motieven tussen het trio Anne, Mary en Hendrik binnen het keurslijf van het hof krachtig weerspiegeld. Dit maakt de film helder en vertaalt de verhoudingen naar de juiste menselijke schaal. Dankzij uitstekende bijrollen krijgt de bekende geschiedenis ook een moderne familiaire twist.

Als in een soap worden alle troeven uitgespeeld vanuit dubbel perspectief, in een nieuwe jas op weg naar de bekende cliffhanger: Anne’s onthoofding. Dat de makers met dat in het achterhoofd naar de juiste balans hebben gezocht is duidelijk. Juist in het eindspel triomfeert Scarlett Johansson als karakter en baken van de ontwrichte familie. Het is dan ook niet de film maar de bekende uitkomst van de geschiedenis die de film te zwak maakt om echt lang in grote zalen te draaien. Op dvd zal deze sappige, verzorgde en krachtige vrouwenfilm in elk geval nog lang kijkers met zakdoeken in de hand halen.

Muziek / Album

Hot Chip deelt de lakens uit

recensie: Hot Chip - Made in the Dark

Wordt muziek beter als je het licht uit doet? Een vreemde gedachtegang wellicht, maar je zou haast gaan denken dat het donker de band Hot Chip vleugels heeft gegeven. “We were made in the dark” zingen frontmannen Alexis Taylor en Joe Goddard op het derde studioalbum van deze Londense electropopgroep, Made in the Dark. Een smulplaat van de eerste orde, (nog) beter dan hun voorganger en misschien wel een van de beste danceplaten van het jaar.

Het fijne aan Hot Chip is dat deze vijfmansband dansmuziek maakt die niet minutenlang nodig heeft om tot een climax te komen. De band komt direct terzake, zoals iedereen die Hot Chip’s doorbraakalbum The Warning in de platenkast heeft staan allang weet. Met de overheerlijke nummers Over And Over, Tchaparian, en Careful is deze plaat dan ook een ‘must have’ voor de liefhebber van dansbare popmuziek.

Experimenteerdrift

~


Balanceerde Hot Chip op The Warning geregeld op het randje van kunst en kitsch (luister maar eens naar And I was a Boy from School), op Made in the Dark is de band veel meer aan het experimenteren geslagen. Zo zijn de eerste twee nummers van het nieuwe album, Out at the Pictures en Shake a Fist, zó apart en sterk tegelijk dat deze songs nu al tot klassiekers binnen het genre mogen worden gerekend. Het eerste nummer vanwege de heftige beats en breaks, het hectische refrein en de lekkere gitaarriffs; Shake a Fist door de heerlijke, gelaagde Oosterse beat en de rare switch middenin het nummer, waar na twee minuten Todd Rundgren’s Intro voorbijkomt en een monsterachtige beat (met kraaiengeluiden) het nummer nog verder doet vervreemden. Ook het vierde nummer, Bendable Poseable, behoort tot de categorie ’totale gekte’ maar klinkt tóch retestrak en retegoed.

Geschuifel
Na het eerste gedeelte van de plaat, met ook nog het kitscherige, maar ijzersterke Ready for the Floor, neemt de band gas terug. Wat volgt is een razendknappe combinatie van popliedjes, discodreuntjes (speciale vermelding: Don’t Dance en knaller Hold On) en zelfs ballades. Zo staan er op Made in the Dark drie zoetgevooisde schuifelplaatjes (We’re Looking for a Lot of Love, Made in the Dark en In the Privacy of Our Love), die allen goed te pruimen zijn dankzij de prettige samenzang van Taylor en Goddard en de sfeervolle klanken die de songs omringen. De band komt er gewoon mee weg; iets wat respect verdient, want hoeveel dance-acts kunnen het zich veroorloven slijpmuziek te maken?

Hot Chip deelt de lakens uit in het landschap van de dance. Want er valt zoveel te beleven op Made in the Dark dat je stiekem zou wensen dat deze mannen voor altijd onder de lakens bleven zitten om nog meer van zulk soort platen af te leveren.

Muziek / Album

Grote belofte, halve zegen

recensie: Los Campesinos! – Hold on now, Youngster…

Internet brengt de belofte van succes voor jonge bandjes dichterbij dan ooit. Er is helaas een keerzijde, want wanneer een jonge band eenmaal door de blogosfeer is opgeworpen tot grote belofte, is er geen ontsnappen meer aan de spotlights. De basis van het jonge succes is vaak nog zo smal dat een band geen keuze heeft dan die vaak kleine bron uit te putten om te kunnen voldoen aan de plotselinge immense vraag om meer van hetzelfde. In het geval van Los Campesinos! blijkt de bron inderdaad te klein te zijn, en het succes te snel gekomen: ten opzichte van hun eerste EP Sticking Fingers Into Sockets hebben ze op dit volledige debuut te veel water bij de wijn moeten doen om aan een vol album te komen.

Hoe snel het met bandjes kan gaan bewijst Los Campesinos! In mei 2006 traden de dames en heren uit Wales voor het eerst op, om een paar maanden later al in het voorprogramma van ‘oude rotten’ Broken Social Scene te staan. In 2007 wierp de EP Sticking Fingers Into Sockets, vooral dankzij de hit You! Me! Dancing!, de band in de maalstroom van de muziekblogs. Nu ligt in februari dit jaar al een volledig debuut klaar. En tja, persoonlijk vind ik die hoge productiviteit op zich al verdacht, maar ik was absoluut bereid om deze jongelingen het voordeel van de twijfel te geven. Puur op basis van de EP zou je immers verwachten dat alle sceptici (mijzelf incluis) door Los Campesinos! als zure zeurders opzij geschoven zouden worden in hun zegetocht naar de grote podia.

Maar al bij het voorgerecht schiet meteen iets in het verkeerde keelgat. Opener Death to Los Campesinos! klinkt nog steeds wel zoals, jawel, Los Campesinos!, maar er lijkt iets veranderd ten opzichte van hun eerdere werk, en dat gevoel gaat niet weg met het verstrijken van de speeltijd. Na wat heen en weer gewissel tussen deze langspeler en de EP valt op dat de productie veel gepolijster is, en dat er wat onbevangenheid teloor lijkt gegaan ten koste van doelgerichtheid. Het verbaast me dat muziek zo anders kan klinken, terwijl de ingrediënten gelijk zijn gebleven: de aanstekelijke gitaarrifjes, puntige teksten en ongecompliceerde energie van een band met het motto anything goes, het is er nog allemaal. Of misschien is het juist niet gek, als de muziek zo afhankelijk is van de vorm. De rammeligheid en luchtigheid van de EP zijn vervangen door een volwassener popgeluid, terwijl de nummers juist sneller en simpeler lijken geschreven.

Gemaakte simpelheid

~


Op hun single You! Me! Dancing!, die ook op dit album staat, is het allemaal nog zo aardig. Een leuke zanglijn, een (bewust) knullig melodietje, typische popaccentjes (glockenspiel, viool): net als de meeste nummers van de EP is Los Campesinos! hier overtuigend. Vooruit, het is wel wat netjes gegoten in de mal van de huidige indie-pop, en ik moet eerlijk bekennen dat ik er hun zelfverklaarde voorbeeld Pavement niet in terughoor. Het is te hi-fi, te vrolijk en argeloos om in de buurt te komen van die luiïge alt-rockers van weleer. Maar op de kortspeler klinkt Los Campesinos! tenminste nog als een groep jonge honden die per ongeluk in een studio terecht komt en daar – geheel niet gehinderd door al te veel kennis van zaken – een leuke dag heeft. Die ongeremdheid, die naïviteit is weg op Hold on now, Youngster…. De onbedachtzaamheid is nu gespeeld, de simpelheid bewust gecreëerd mét kennis van zaken.

Die kennis zit ‘m in de productie (door Dave Newfeld van Broken Social Scene), die de muziek meer richting mainstream pop duwt dan zij hebben kan. De band heeft voor Hold on now, Youngster… een midden gekozen tussen de hi-fi gekkigheid van Architecture in Helsinki en de lo-fi van, vooruit, Pavement. Daar ligt echter een zee van ruimte, en eerlijk gezegd verzuipt de muziek daar ergens tussen wal en schip. Goede pop mag een pastiche zijn, maar Los Campesinos! is te bewust op zoek naar ‘zichzelf als indie-band’, en blijft steken in die poging. Kon je eerst nog tegenwerpen dat de charme van een band als Los Campesinos! juist is dat ze niet nadenken over dit soort dingen, dan is dat nu juist het probleem: ze hebben meer nagedacht dan goed voor ze is.

Muziek / Album

Zelfs E’s b-nummers zijn de moeite

recensie: Eels - Useless Trinkets

.

Begin dit jaar zijn twee releases van de Amerikaanse band Eels uitgekomen; Meet the eels en de hier besproken Useless Trinkets. De eerste is een cd met hoogtepunten inclusief een dvd met twaalf clips. Useless Trinkets is een verzameling van b-sides, soundtracks, rarities en een aantal niet eerdere uitgebrachte nummers op twee cd’s. Bijgevoegd is een dvd met zes nummers van het optreden van Eels op Lollapalooza in 2006.

Wisselend geluid en niveau

~


Op Useless Trinkets krijgen we een vijftigtal (50!) nummers te horen met een nogal wisselend geluid en niveau. Een groot deel van de nummers zijn tracks die eerder hun weg vonden als b-kantje van een single. Nummers als Fucker en Dog’s Life zijn geweldig en hadden niet misstaan op een van de reguliere Eels albums. Naast deze b-sides treffen we op Useless Trinkets een groot aantal live nummers aan. De akoestische, tijdens de BBC-sessies opgenomen nummers zijn door hun subtiele karakter een waar genot. Ook zijn er op de dubbelaar een aantal covers te vinden, waarvan Can’t Help Falling In Love, een prachtige gevoelige cover van Elvis, een prachtig voorbeeld is.

Naast deze grote schat aan pareltjes treffen we ook een aantal twijfelachtige nummers aan. Zo is van een aantal nummers een alternatieve versie te horen welke niet in elk geval de moeite blijkt te zijn. Souljacker part 1, bijvoorbeeld, is omgevormd tot een irritant en sloom nummer. Ook de remix van Novocaine For The Soul door Moog Cookbook is grenzeloos vervelend. Een elektronische, robotachtige verkrachting van een prachtig nummer.

Experimenteren

~


Als deze verzamelaar iets aantoont is het wel het experimentele karakter van Eels. Want boven alles blijkt wel dat E het experiment niet schuwt. Al is het resultaat af en toe ‘oneelswaardig’, waardering kan ik er altijd voor vinden. Het experimentele karakter blijkt ook uit de dvd. Hierop vinden we zes nummers live gespeeld op Lollapalooza 2006. In overalls gehesen bewijst de groep live zeer zeker de moeite waard te zijn. De nummers worden overtuigend op het publiek afgevuurd.

Vijftig nummers is misschien wat lang om aan te tonen dat het meeste materiaal van Eels de moeite waard is. Toch ben ik van mening dat het aanschaffen van Useless Trinkets zeer zeker het geld waard is. Wellicht minder voor diegenen die onbekend zijn met het werk van Eels, voor hen zal dit werk misschien te experimenteel zijn.

Muziek / Album

De wildernis van een eigen sound

recensie: Thee Silver Mt. Zion Memorial Orchestra and Tra-La-La Band - 13 Blues for Thirteen Moons

.

Aan het eind van de jaren negentig verliet gitarist en zanger Efrim Menuck de post-rock band Godspeed You! Black Emperor. Hij wilde meer vrijheid bij het maken van muziek, maar dacht die bij Godspeed niet te kunnen vinden. Samen met de violiste en bassist richtte hij Thee Silver Mt. Zion Memorial Orchestra and Tra-La-La Band op. Daarmee wilde Menuck meer experimenteren, om zo zíjn sound te vinden. Hij verdiepte zich in de theorie achter de muziek, maar ontdekte dat alles wat hij deed op gevoel berustte. En zo ging Silver Mt. Zion verder. Op gevoel. Langzaam ontwikkelde zich de sound waar Menuck naar op zoek was.

De weg naar het SMZ-geluid

~


Tot Born into Trouble as the Sparks Fly Upward, het tweede album, zijn de nummers nog echte composities, soundscapes bijna. Waar je in wegzakt terwijl je languit op je bed ligt. Een beetje een voortzetting van Godspeed You! Black Emperor. Maar bij de derde plaat, This Is Our Punk-Rock Thee Rusted Satellites Gather + Sing, zijn er meer popinvloeden. Meer zang, meer drum en meer structuur. Dat leverde schitterende nummers op als Babylon Was Built on Fire/ Starsnostars. Op de vierde plaat, Horses in the Sky, zet de band die mix van het oude Godspeed-werk met popinvloeden verder door. Het resultaat: parels als de openingstrack God Bless Our Dead Marines en titelnummer Horses In The Sky.

Maar op 13 Blues for Thirteen Moons ontwikkelt de sound zich niet verder. Hij is constanter geworden. Nummers van ongeveer een kwartier, herkenbare meerstemmige delen, herkenbaar plukken op de cello en het inmiddels vertrouwde overslaan van de stem van zanger-gitarist Efrim Menuck. Zeker het nummer BlindBlindBlind is typerend voor het werk van de band. Wel nieuw zijn de rauwe gitaarpartijen op de eerste helft van de plaat. Met een smerige distortion die wat klank betreft doet denken aan de grunge van de jaren negentig en het afgrijzen dat uit de teksten spreekt benadrukt.

De politiek van Silver Mt Zion

Ook wat inhoud betreft zijn er weinig verrassingen. De wereld krijgt er ouderwets van langs en al in de eerste track moeten multinationals en technologische ontwikkeling het ontgelden. De luisteraar wordt opgeroepen te staan voor zijn idealen want “Our dreams / deserve it“. Doormiddel van hun teksten verzet de band zich al albums lang tegen onrecht in de wereld, tegen anarchistische groeperingen en uiteraard tegen de oorlog van Bush. Toch beweren de bandleden zelf dat zij zich niet met politiek bezighouden.

Het einde van de plaat verdient wat extra aandacht. Zanger Menuck zet een bars gezongen “but some hearts aren’t hardly true” in, maar dat slaat over naar een overtuigd, meerstemmig “some hearts are true”. En met die boodschap eindigt het album.

Kippenvel gegarandeerd

Stijlvernieuwing hoeft niet, blijkt wel door 13 Blues for Thirteen Moons. Bij Silver Mt. Zion is nog altijd kwaliteit verzekerd, kippenvel gegarandeerd. Uitgebalanceerde composities op een uitgebalanceerde cd; ruige nummers aan de ene kant, rustiger werk aan het einde. Een album dat de moeite van het ontdekken waard is en inspanning vergt van de luisteraar. Want in de wildernis van ruis, zitten vaak schitterende melodielijnen en prachtige teksten verborgen. Toch is het moeilijk tippen aan het vorige werk.

Godspeed You! Black Emperor ging uit elkaar toen zanger Menuck het stramien van de band te vast vond. En het lijkt erop dat ook Silver Mt. Zion nu ook een vast stramien heeft gekregen. De vraag is dus of deze plaat wordt opgevolgd door een experiment. Of was dit het laatste album van deze formidabele formatie.

Boeken / Fictie

Een liefdesverhaal?

recensie: Ben Faccini - De afwezige man

.

De Nederlandse titel past ook minder goed bij de bloemrijk taal van Faccini. In De afwezige man beschrijft hij het liefdesverhaal tussen Elena en Riccardo. Ze leren elkaar kennen op jonge leeftijd en Elena is gefascineerd door de reislust van haar knappe minnaar. Het liefst reist hij de wereld over en hij wil zich in de toekomst vestigen in Argentinië. Wanneer Elena zwanger wordt, lijkt deze droom erg ver weg voor het jonge stel. Toch zet Riccardo door en reist hij af naar Zuid-Amerika, om hier een bestaan voor zijn gezin op te bouwen. Drie jaar later krijgt Elena het bericht van zijn broer Giacomo dat haar man in Parijs is omgekomen bij een ongeluk. Samen met haar zoontje Marco vertrekt ze naar de Franse stad en wordt er door Giacomo opgevangen. Ze trouwt met hem en het gezin vestigt zich in een toeristische streek in Frankrijk. Riccardo blijft echter een grote rol spelen in hun leven, vooral Elena kan en wil hem niet vergeten.

Grote stappen
Het verhaal begint met de ontluikende liefde tussen Elena en Riccardo, beschreven vanuit het perspectief van Elena. Op die manier kan de lezer zich goed in haar verplaatsen. Dat verandert wanneer Faccini de vertelde gebeurtenissen met grote tussenposen weergeeft. Elena’s karakter ondergaat ondertussen een metamorfose. Na iedere grote stap zie je een andere kant van haar: ze is eerst verliefd, dan verdrietig, hoopvol, verbitterd en depressief. Door die grote veranderingen in karakter en emoties komt het personage Elena ook steeds verder van de lezer af te staan.

Dit wordt versterkt wanneer het verhaal niet langer vanuit Elena wordt belicht. Ook de gevoelens en acties van Giacomo en Marco worden beschreven en later in het verhaal lijkt het alsof ieder personage dat geïntroduceerd wordt zijn of haar zegje kan doen. In vogelvlucht wordt bijvoorbeeld de geschiedenis van de hulp en de winkeleigenaar uit de doeken gedaan. Al deze verschillende personen hebben de overeenkomst dat ze geëmigreerd zijn naar Frankrijk, waardoor migratie een erg opvallend thema in het boek wordt. Te opvallend, want juist door deze veelvoud aan verhalen legt Faccini dit thema er wel erg sterk bovenop.

Na de dood van je man trouwen met zijn broer, het is een interessant onderwerp voor een roman. Jammer dat Faccini dit niet in zijn eenvoud benaderd heeft en zich niet alleen blijft richten op de emoties en gedachten van Elena. Door andere thema’s in het verhaal te verweven en secundaire verhaallijnen zo nadrukkelijk op de voorgrond te plaatsen, mist het verhaal de eenvoud en kracht van een succesvol vervolg op zijn debuut.

Film / Films

Episch drama met een avant-gardistisch randje

recensie: There Will Be Blood

Vroeger werden ze vaker gemaakt, van die epische films die een heel tijdperk overspannen en die draaien om de ontwikkeling van een familie of één enkel sterk karakter. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk Citizen Kane, waar There Will Be Blood veel van wegheeft. Net als in deze klassieker draait There Will Be Blood om een eigenzinnige man die rijkdom nastreeft, maar die de vervulling van zijn wens met gekte moet bekopen.

Op het tweede gezicht verschilt There Will Be Blood echter behoorlijk van zijn voorgangers, en wel omdat Paul Thomas Anderson aan het roer staat. Anderson, regisseur van eigentijdse hoogtepunten als Magnolia en Boogie Nights, heeft vooral met Orson Welles gemeen dat hij niet volgens de geijkte regels werkt.

Avant-garde

~


There Will Be Blood begint dan ook met ijselijke, avant-gardistische muziek van Radioheadgitarist Johnny Greenwood. De snerpende electronica begeleidt een scène waarin Daniel Day-Lewis in een provisorische zilvermijn zijn been breekt en zichzelf aan een wankele trap omhoog moet trekken. In de eerste twintig minuten van de film wordt er bovendien praktisch niet gesproken. Op geheel eigen wijze spint Anderson een verhaal rondom de twee fundamenten van de Verenigde Staten: geld en geloof.

Day-Lewis speelt Daniel Plainview, een mensenhater die als enige doel in zijn leven heeft om rijk te worden. Na het debacle in de zilvermijn stort hij zich met meer succes op de oliehandel. Met behulp van zijn schattige zoontje weet hij de grond van arme Texaanse boerengezinnen op te kopen. Alleen de gelovige familie Sunday reageert terughoudend. Als Plainview vervolgens welbewust vergeet om de nieuwe oliepomp te laten inzegenen door Eli Sunday, die als predikant een grote invloed heeft op de dorpsgemeenschap, vangt de echte rampspoed al snel aan.

Day-Lewis

~


Voor acteurs moet het geweldig zijn om in There Will Be Blood te spelen. Voor mannelijke acteurs althans, want de vrouwen komen er zeer bekaaid van af. Het barst van de fascinerende mannelijke personages, waarvan Daniel Plainview natuurlijk de meest opzienbarende is. Nietsontziend baant hij zich een weg door het leven. Daniel Day-Lewis heeft zich naar verluidt een jaar voorbereid op de rol. Het resultaat is ernaar. De stem die hij zich heeft aangemeten, de houding en de gezichtsuitdrukkingen zijn zo overtuigend, dat je het gevoel hebt dat Plainview een onaardige oom van je is, of op zijn minst erg lijkt op die onaardige oom van je.

Ook Eli Sunday, de rol waar acteur Paul Dano, in contrast met Day-Lewis, maar een week voorbereiding voor kreeg, is zo’n personage dat je niet meer vergeet. De levenslange haat die de twee mannen voor elkaar koesteren, mondt uit in een eindscène die misschien niet naar ieders smaak zal zijn, maar die in ieder geval memorabele cinema oplevert.

Hoogtepunt

~


Voor Paul Thomas Anderson geldt There Will Be Blood als het voorlopige hoogtepunt van zijn oeuvre. De combinatie van een historisch verhaal met een avant-gardistische soundtrack zou als omschrijving de film tekort doen, Magnolia meets Citizen Kane zou in dat geval beter passen.

Theater / Achtergrond
special: Interview met Samba Schutte

Een verrassend leuke streber

.

~

De zaal in het Comedy Theater zit vol. Het is de derde avond dat de 25-jarige cabaretier op dit Amsterdamse podium het publiek entertaint. Op de eerste rij zit een groepje giechelende meisjes van de Utrechtse Hogeschool voor de Kunsten, toevallig dezelfde opleiding die Samba ooit volgde. Al is het natuurlijk niet helemaal toevallig en komen ze waarschijnlijk hun succesvolle voorganger bewonderen in zijn eerste avondvullende voorstelling Hakili Jambar. Een voorstelling over het leven van Samba; een jongen met een Nederlandse vader en een Afrikaanse moeder. Een jongen die opgroeide in Ethiopië en op zijn achttiende van Afrika naar Nederland verhuisde. “Het Nederlands heb ik mij eigen gemaakt in vijf jaar,” vertelt Samba. “Ik sprak daarvoor alleen Frans en Engels. Het is een hele uitdaging om humor te brengen in een vreemde taal en daarom ben ik ook heel fysiek op het podium. Ik heb hele lange armen en benen en die gebruik ik om mijn verhaal te ondersteunen. Doordat ik Afrikaanse kunstvormen combineer met het sarcasme en cynisme van Nederlanders is er blijkbaar een unieke show ontstaan, zo concluderen de recensenten.”

Strak thema, goede rode lijn

“Mijn show is spetterend, maar waarom, dat weet ik niet precies. Ik maak mijn programma op mijn eigen manier. Ik heb een strak thema en een goede rode lijn, ik doe het gewoon op z’n Samba’s. Wat ik precies ‘anders’ doe weet ik dus niet, maar ik heb wel duidelijk mijn eigen stijl en dat spreekt een breed publiek aan.”

Ingeleid door meeslepende Afrikaanse muziek verschijnt Samba op het podium; een lange sierlijke donkere jongen met een speer in zijn hand. Met soepele bewegingen draait hij hem razendsnel rond terwijl zijn oranje T-shirt met sliertjes vrolijk wappert. Met zijn getrainde lichaam, zijn lichtbruine teint, zijn donkere zwarte krullen en grote bruine ogen is hij een charismatische verschijning. In rap Nederlands vertelt hij het publiek over de grapjes die in Nederland over zijn naam worden gemaakt. “De voorstelling gaat over mijn komst naar Nederland,” legt Samba uit, “en daarom zou ik deze show niet in Afrika kunnen spelen. Ze kennen daar ook helemaal geen cabaret. Als ik daar zou uitleggen wat ik doe, dan zouden ze in het meest gunstige geval denken dat ik een clown ben.”

“Ik ga in de voorstelling op zoek naar mijn innerlijke kracht en dat is ook het hoofdthema. Je moet je angsten loslaten en stil durven staan voor je iets kunt bereiken. Ik betrek het publiek er ook heel erg bij. Ik laat hen stilstaan bij hun eigen angsten. Ik vind het heel belangrijk dat het publiek onderdeel is van mijn verhaal, van mijn voorstelling. Ik neem ze mee op reis en daardoor gaat de tijd voor hen heel snel. Ze hebben het niet door als de 80 minuten om zijn.”

“Be the warrior that you are”

Als de 80 minuten om zijn, heeft het publiek Samba zien dansen, zingen, lachen, huilen en converseren. Er is veel gelachen, maar meestal bleef het publiek ademloos naar hem luisteren. En hoewel Samba het net als velen over de smaak van zoute drop heeft, weet hij dit soort clichés leuk te combineren met iets als een klompendans of zijn adoratie voor de mini-playbackshow. Samba Schutte is ‘eigen’, ook in de benadering van het publiek. Hij vertelt over zijn opa die hem op het hart drukte: “Be the warrior that you are” en hij wil deze ervaring met het publiek delen. Samba: “Mensen laten me ook wel eens weten dat ze inderdaad meer stil zijn gaan staan bij de krijger in zichzelf. Zelf heb ik me als een krijger gedragen door hier in Nederland al vrij snel het podium op te gaan. Mijn omgeving zei tegen me: ‘Jij bent gek! Je beheerst de taal nog maar zo kort en dan ga je al het podium op.’ Maar ik had zoveel zelfvertrouwen dat ik het gewoon deed! De eerste keer was op een stand-up comedy avond. Ik was zo zenuwachtig, ik wist totaal niet wat ik kon verwachten. Ik ging staan en zei: ‘Pick-up line for a nerd: O, you’re so hot… you must be the reason for global warming.’ De zaal ging uit zijn dak en toen wist ik dat ik goed zat met mijn gevoel.”

‘Hoewel ik verschillende kunstvormen in mijn show gebruik, is mijn doel vooral om mensen te vermaken en aan het lachen te maken. Ik ben dus een cabaretier. Voorlopig ben ik dat in Nederland, maar ik ben nog lang niet klaar met de wereld. Ik weet nu al dat ik over een paar jaar vertrek om ergens anders weer een doel te verwezenlijken.’

De voorstelling Hakili Jambar van Samba Schutte is nog t/m mei te zien in verschillende theaters. Kijk op: www.sambaschutte.nl