Film / Films

Niet helemaal geslaagd

recensie: I'm Not There

Bob Dylan. Man, muzikant, akoestisch, elektrisch, geliefd, gehaat, mysterie, legende. Een persoon die zeker niet makkelijk op autobiografisch beeld te vangen is, maar Todd Haynes (Velvet Goldmine) deed toch een poging. Met zes acteurs die verschillende personages spelen die allemaal een fase uit het leven van Dylan moeten verbeelden, maakt hij een caleidoscopisch portret. Dichter, profeet, misdadiger, bedrieger, acteur en muzikant: ze komen allemaal voorbij.

~

Opvallend in de casting van deze film is dat, naast een hele reeks blanke, mannelijke acteurs (Ben Wishaw, Christian Bale, Richard Gere en de recentelijk overleden Heath Ledger), ook een vrouw (Cate Blanchett) en een klein zwart jongetje (Marcus Carl Franklin) onderdelen van Dylans leven verbeelden. De film wordt aangeduid als een reis door het leven van Bob Dylan, en bestaat uit een onchronologisch geheel van beelden en verhalen. Tesamen moeten die een inzicht geven in de verscheidenheid van het leven van de muzikant. Arthur is een symbolische poëet die vooral de uitspraken van Dylan verzorgt, Woody representeert zijn jeugdige aspiraties, Jack de politiek activistische folkzanger, Robbie een acteur die de rol van Jack in een film speelt, Jude geeft gestalte aan Dylan in zijn elektrische jaren en Billy the Kid is het symbool voor de jaren als oudere man.

Te hip

Maar of dit een geslaagd resultaat oplevert? Hoewel het uitgangspunt van de film ontzettend interessant is zorgen de fragmentarische sequenties het eerste kwartier vooral voor veel verwarring. Hoe poëtisch het er ook uit mag zien, het ontbreken van een duidelijke lijn heeft als resultaat dat het allemaal niet altijd even makkelijk te volgen is. Het is alsof Haynes net iets te hip heeft willen zijn, met flitsen van oorlogsbeelden afgewisseld door quotes en korte, surrealistische verhaalfragmenten. Daarbij rijst het gevoel dat deze film – voor de Bob Dylan-leken onder ons – uitspraken, gebeurtenissen en personages bevat die totaal aan je voorbij gaan.

~

De film van Haynes roept voornamelijk vragen op. Dat de vraag wie Bob Dylan nou eigenlijk is onbeantwoord blijft is niet eens zo storend, maar wat wil Haynes dan wel met deze film? I’m Not There weet zeker te boeien, maar het gebrek aan samenhang vormt toch echt een struikelblok. Beeldend werkt het wel, maar het geheel wekt toch vooral irritatie op. En omdat het plot dus niet altijd even makkelijk te volgen is, is dit een film die niet voor ‘iedereen’ is weggelegd. Een ander element dat grote vraagtekens oproept is waarom ervoor gekozen is om de acteurs de gebruikte nummers te laten playbacken. De overduidelijke nepheid hiervan leidt enorm af en is gewoonweg vervelend. Aangezien Haynes ervoor heeft gekozen om zijn personages iemand ‘anders’ te laten zijn dan Dylan, had hij ze beter ook met hun eigen stem kunnen laten zingen.

Origineel

Een nobele poging dus om het leven en het mysterie van Bob Dylan in beeld te brengen, maar een poging die niet op alle vlakken even goed werkt. Toch is I’m Not There zeker wel een originele en interessante film. En dat levert in elk geval toch wat punten op in de tijd van remakes, boekverfilmingen en sequels.

Theater / Achtergrond
special: Festival CEMENT

‘s-Hertogenbosch is the place to be

.

Lees nu de recensies van:
Theater Artemis – ’n Bossche Ziel | Productiehuis Brabant – Allemaal 37 | Nanna Tieman (Proeflokaal Theater) – Thuis | Het Huis van Bourgondië/Jibbe Willems – Antigone | Julia Riera – Nah bei dir | Powerboat – Poldertango | Erik Willems – Lieve Abcdefghijklmnopqrstuvwxyz | Peerke Malschaert – Stormval XAPMC | Het Zuidelijk Toneel/Marcel Osterop – Bloedjeuk | 8WEEKLY zag eerder

Fotograaf: Darrin Klimek
Fotograaf: Darrin Klimek

Festival CEMENT is een initiatief van Productiehuis Brabant en Het Huis van Bourgondië en speelt zich ieder jaar af in een stad in Brabant of Limburg. Dit jaar is het de beurt aan Den Bosch. De Verkadefabriek vormt het festivalhart, maar ook op diverse andere locaties in de stad valt er van alles te zien.

Naast de tientallen voorstellingen, waaronder verschillende premières, zijn er de Proeflokalen tekst en theater. Deze Proeflokalen bieden makers de mogelijkheid om hun gloednieuwe teksten uit te proberen op het publiek en het publiek krijgt een uniek kijkje in de keuken van het maakproces. Ook de speciale CEMENT Routes zijn interessant. De routes gaan langs diverse locaties, makers, gezelschappen, projecten en voorstellingen binnen en buiten ‘s-Hertogenbosch. Een nieuwe route is de Halve Zolen Lijn van ‘s-Hertogenbosch naar Tilburg en terug. In de Verkadefabriek vind je ten slotte een uitvoerig randprogramma waarin de makers elkaar en het publiek kunnen ontmoeten. Zo worden er inhoudelijke debatten gevoerd, is er een makerslunch en zijn er nabesprekingen.

Meer informatie over het programma en de makers is te vinden op Festivalcement.nl

Spelen onder schooltijd
Theater Artemis – ’n Bossche Ziel
Theater Artemis, ‘s-Hertogenbosch • 16 maart 2008

 

Fotograaf: Joep Lennarts
Fotograaf: Joep Lennarts

Als er tijdens de Bossche editie van Festival Cement een naam niet mag ontbreken, is het Theater Artemis wel. Het Bossche gezelschap onder leiding van Floor Huygen maakt eigenzinnig jeugdtheater, dat eigenlijk gewoon voor alle leeftijden interessant is. Naast haar eigen voorstellingen weet Huygen ook iedere keer weer interessante jonge makers te vinden om bij Artemis een voorstelling te maken. Zo ook ’n Bossche ziel, een voorstelling van Jeroen de Man, Peter Vandemeulebroecke en Vincent Rietveld (regie). Jeroen de Man, initiator van het project, speelt een sterke hoofdrol.

Computerspellen, bordspellen, het maakt niet uit: spellen beheersen het leven van een jonge Bossche brugklasser. Hij is geschorst van school, maar durft het niet tegen zijn moeder te vertellen. Daarom gaat hij iedere ochtend om half negen weg en is om half vier weer terug, alsof hij gewoon naar school gaat. Ondertussen bedenkt hij, om de tijd in de stad door te komen, zijn eigen spel. Jeroen de Man speelt de jonge puber op een uiterst ontroerende manier. Tegelijk sterk en onzeker en jong en volwassen. En dat zonder dat de jongen karikaturaal of gek lijkt. Het is mooi en schrijnend om te zien hoe de puber door middel van het spelen vat probeert te krijgen op de wereld, maar zich er tegelijkertijd voor probeert te verschuilen.

Ook de stad Den Bosch heeft een belangrijke rol in de voorstelling. De stad vormt namelijk het decor van het spel van de jongen. Jeroen de Man neemt ons aan de hand van zijn monologen mee op ontdekkingsreis door de stad, waarbij hij de historische adem van Den Bosch voelbaar weet te maken. En of je Den Bosch nu wel of niet goed kent maakt eigenlijk niet uit. Je kunt je er altijd iets bij voorstellen. ’n Bossche ziel is een ontroerende voorstelling over het grote spel van het leven waarmee je als puber geconfronteerd wordt en waarin je zelf de spelregels moet ontdekken. Origineel en herkenbaar voor tieners en iedereen die een tiener is geweest. (Suzanne Groenland)
Terug naar boven

 

Generatiekloof in Allemaal 37
Productiehuis Brabant – Allemaal 37
Verkadefabriek, ‘s-Hertogenbosch • 15 maart 2008

 

Fotograaf: Joep Lennarts
Fotograaf: Joep Lennarts

Marcel Lenssen, die de tekst van Allemaal 37 schreef, en regisseuse Lenneke Maas werken nu voor de vierde keer samen aan een project. Schrijver en regisseuse nemen het publiek mee naar het jaarlijkse etentje van een groep vrienden die elkaar in de loop der jaren kwijt zijn geraakt. Alle standaard onderwerpen (aandelen, de lease auto, het nieuwe huis in de nieuwe nieuwbouwwijk, de vreugd van het hebben van kinderen, wie de boodschappen doet, etc.) komen aan bod, maar onderliggende spanningen zorgen voor complicaties.

Allemaal 37 begint erg langzaam. Na een half uur van semi-filosofische gesprekken en hoogdravend taalgebruik, vraag je je af of de voorstelling nog ergens heen gaat. Dan blijkt dit slechts een masker te zijn dat, naarmate de avond verstrijkt en de alcohol vloeit, steeds meer barstjes vertoont. Dit masker slaagt er niet in om de teleurstelling en verslagenheid te verbloemen die de personages zo wanhopig van elkaar proberen te verbergen. Het is alsof ze het vuur kwijt zijn geraakt. Het enige moment waarop het vuur weer een beetje oplaait, is wanneer er echt over vroeger gesproken wordt en met name wanneer de muziek van toen het oude gevoel weer aanwakkert. Afgezien daarvan zit de groep in een zich jaarlijks herhalende sleur. Dit wordt kracht bijgezet doordat tegen het einde van de voorstelling, een jaar later, exact hetzelfde gesprek plaatsvindt over de traditie van het etentje en de vraag of iedereen wel echt bij elkaar terecht kan als dat nodig zou zijn.

Maas zegt van contrasten te houden en die zijn er zeker in Allemaal 37 waar de zes 37-jarige personages worden gespeeld door tieners tussen de 13 en 17 jaar, zeg maar de ultieme generatiekloof. Het is wrang maar ook lachwekkend om een jong meisje te zien kolven en haar te horen praten over de teleurstelling van het moederschap of de drie cognac drinkende mannen te horen keuvelen over snel en traag vlees. Het heeft iets absurds en het is dan ook onmogelijk om de spelers serieus te nemen als 37-jarigen. Hierdoor wordt echter juist het punt over verlies van dromen en idealisme extra benadrukt omdat het zo onnatuurlijk is om tieners in deze situatie te zien. Allemaal 37 heeft dus niet als doel om uit te halen naar volwassenen, maar eerder om hen een soort van vervormde spiegel voor te houden waarin zij zichzelf, en hopelijk ook een deel van hun jongere zelf zullen herkennen. (Linda Mous)
Terug naar boven

 

Op weg naar Thuis
Nanna Tieman (Proeflokaal Theater) – Thuis
Studio Verkadefabriek,’s-Hertogenbosch • 15 maart 2008

 

Fotograaf: Ruud Pos
Fotograaf: Ruud Pos

Vorig jaar stond Nanna Tieman al op CEMENT met haar voorstelling Honger. Honger was de eerste voorstelling in een drieluik dat gaat over het vinden van je eigen plekje. In Honger was het een asielzoeker die zijn plek niet kon vinden en nu, in Thuis, is Tieman zelf op zoek naar haar plekje in haar nieuwe woonplaats Schiedam.

Theatermaakster en actrice Tieman en dramaturgisch adviseur Arthur Kneepkens gunnen het publiek letterlijk een kijkje in de theaterkeuken tijdens een repetitie van de voorstelling Thuis. Een vijftiental geïnteresseerden neemt plaats op evenzoveel gammele stoeltjes om te proeven van deze voorstelling in wording. Het is even adembenemend stil totdat Tieman met een “nou, dan begin ik maar” de stilte doorbreekt en haar verhaal begint te vertellen over haar vaders Argentijnse importbruid.

Afgezien van de setting die niet bepaald theatraal is (de repetitieruimte van De Wetten van Kepler) zonder podium, rekwisieten of verlichting en een enkele “tekst?” richting Kneepkens, lijkt het alsof Thuisal een echte voorstelling is. Het publiek luistert dan ook aandachtig naar Tiemans verhaal en lijkt erin op te gaan. Pas aan het einde van haar eerste monoloog, wanneer Kneepkens wat advies geeft en Tieman het laatste stuk tekst opnieuw doet, wordt echt duidelijk dat de voorstelling nog midden in het repetitieproces zit. Na de tweede poging wordt ook het publiek erbij betrokken en ontstaat er een korte discussie over welke interpretatie nu beter was en meer indruk maakte.

Er is nog tijd voor de tweede monoloog – over bejaarden en slagroomsoesjes – die Tieman nog niet uit het hoofd kent en van blad voorleest. Het heeft een beetje weg van een schrijver die uit eigen werk voordraagt, maar wel met zeer veel overgave en humor. Ook hierop komen aan het einde enkele opmerkingen van oplettende toeschouwers die zich langzaamaan ook de rol van kunstcriticus hebben aangemeten. Hoe de voorstelling er uiteindelijk uit komt te zien, is nog erg de vraag. “Het einde is nog niet geschreven,” vertrouwt Tieman het publiek toe, “en er zijn op het moment nog vier verschillende eindes mogelijk.” Toch was zelfs een repetitie al erg interessant en de ingrediënten voor een leuke voorstelling lijken allemaal aanwezig. En zeg nou zelf, hoe vaak krijg je als publiek de kans om over de schouder van de chef te kijken voordat het eindproduct aan je wordt voorgeschoteld? (Linda Mous)
Terug naar boven

 

Serieus speels familiedrama
Het Huis van Bourgondië/Jibbe Willems – Antigone
Theater Artemis, ‘s-Hertogenbosch • 12 maart 2008

 

Foto: Wildvlees
Foto: Wildvlees

De jonge schrijver/regisseur Jibbe Willems kleedde in opdracht van het Huis van Bourgondië de antieke Antigone helemaal uit om haar in 21e-eeuwse gedaante te laten zien. Hij bracht daarvoor Sophokles’ klassieker terug naar een invoelbare, begrijpelijke kern en hertaalde het complexe Grieks naar een beeldende, bloemrijke taal vol knallende metaforen.

Om met het belangrijkste nadeel van zijn make-over te beginnen: Willems drong zo ver door tot de van alle tijden zijnde kern van het verhaal, dat er erg weinig argumenten overbleven; eigenlijk te weinig om ruim vijf kwartier mee te vullen. Af en toe vallen de drie overgebleven hoofdrolspelers in herhaling, het stuk duikt vrijwel nergens echt de diepte in. Neemt niet weg dat het, ondanks het niet overal even scherpe spel op deze première, weet te raken en meesleept tot het bittere eind. Soms akelig zwartgallig, soms aandoenlijk poëtisch en geregeld zelfs – ja, Willems krijgt het voor elkaar in dit serieuze drama! – erg grappig. En het maakt complexe materie kraakhelder, de andere kant van de ‘kern’medaille.

De verse koning Kreon van Thebe bewaakt uit alle macht de wankele vrede met de scherpe tegenstelling vriend-vijand, wij-zij, oftwel: zijn dode tweelingneven, de wel begraven Eteokles en de onbegraven Polyneikes. Kreon wil liefst alle ellende in de doofpot stoppen en is, zeker in de eerste helft, in een vrolijke, zelfverzekerde bui; naarmate hij zijn eigen drogredeneringen doorziet en de onvermijdelijke toekomst zich opdringt, wordt hij wankeler en angstiger. Zijn aanstaande schoondochter Antigone ziet geen vriend of vijand, maar slechts een dode die niks meer verkeerd doet en nog steeds haar broer is, zelfs al stroomt zijn bloed (dat ook haar bloed is) niet meer en staat zijn hart (dat ook haar hart is) stil. Zij uit zich aanvankelijk alleen als iedereen slaapt, is een klein, bang diertje dat alles kwijt is wat ze liefheeft, aan niets anders kan denken en laat steeds roekelozer dat wat dood is prevaleren boven dat wat leeft.

Foto: Wildvlees
Foto: Wildvlees

Hemon, Kreons zoon en Antigones vriendje, staat tussen twee vuren en zegt wel alles voor z’n melancholieke meisje te willen doen, maar komt niet bepaald over de brug. Willems maakt geen keus voor een van de personages, ze zijn niet bijzonder sympathiek of onsympathiek. Er is voor alles wat te zeggen, zelfs voor de ontzettende eigenwijsheid van het meisje en het bangige opportunisme van de koning en de blijige variant van zijn zoon.

De scène bestaat uit een enorme steiger die symbool staat voor een land in opbouw na een periode van afbraak – de stilte na de storm, in Kreons woorden. Door een tafel, een kroonluchter en drie stoelen doet deze steiger heel hip en huiselijk aan, heb je echt het gevoel dat je binnenkijkt en wordt het een waar familiedrama, dat op momenten akelig dichtbij komt en heel af en toe zelfs dwars door je heen gaat. Dat komt zeker ook door de taal, die om van te smullen is. Serieus speels. Met een omweg recht op z’n doel af. De ene poëtisch-prachtige zin nog niet weggestorven of de volgende doemt al op, afgewisseld met mooie metaforen, eyeopenende oneliners, wisse wijsheden en melige moderniteiten. “Alle koetjes zijn op, de kalfjes zijn dood.” Die Willems komt er wel. (Moon Saris)
Terug naar boven

 

Echt dichtbij komt Nah bei dir niet
Julia Riera – Nah bei dir
Verkadefabriek, ‘s-Hertogenbosch • 12 maart 2008

 

Foto: René den Engelsman
Foto: René den Engelsman

Wie de publiciteitstekst vooraf niet leest, ziet in Julia Riera’s Nah bei dir een dansvoorstelling zonder kop of staart, met veel verschillende bewegingsstijlen – van klassiek tot clownsact – en met een grillig, onduidelijk verloop dat pas over de helft een beetje richting krijgt. En dan blijft hangen in ’twee jongetjes willen één meisje en bevechten elkaar’, terwijl het meisje allang voor een van de twee heeft gekozen.

Maar ook met de aankondigingstekst in je achterhoofd kom je niet heel veel verder. Nou ja, je weet dan dat het over intermenselijke relaties gaat. Maar de ‘kleine ruimte’ die wordt beschreven, is in dit geval een lel van een zaal, zonder enige opsmuk, die zowat van zijdeur tot zijdeur wordt gebruikt. Erin slechts drie neutraal geklede mensen en twee multifunctionele, witte halve cirkels, die, dat moet gezegd, prachtig worden gebruikt op alle mogelijke manieren – en dat zijn er nogal wat. Opgedrongen aan elkaar zijn deze mensen beslist niet, al zou de onvermijdelijkheid van de nabijheid wel het uitgangpunt van de voorstelling zijn.

Neem niet weg dat er beslist wel wat te genieten valt in Nah bei dir, want de dansers hebben beslist kwaliteit en ook de choreografe kan heus wel wat. Vooral in het tweede deel, als er expliciete solo’s en duetten worden gedanst, als de drie dansers in maniëristische constellaties om elkaar heen draaien, als de nabijheid en de confrontatie worden opgezocht, wordt spanning opgeroepen. Sommige scènes zijn heel mooi; gevoelig, krachtig, grappig soms ook; op z’n tijd is het wel spannender om naar de geweldige schaduwen op de grijze muren te kijken dan naar wat er op de vloer gebeurt. Maar het blijven scènes, zonder duidelijk verband, en met een inhoud die zich maar moeilijk laat raden. De videobeelden van lichamen zijn mooi om naar te kijken en beschijnen de dansers prachtig, maar lijken niet zo veel te zeggen.

Nah bei dir is bij vlagen prettig om naar te kijken, maar wil nergens echt dichtbij komen. (Moon Saris)
Terug naar boven

 

Groeivoorstelling over landverhuizers
Powerboat – Poldertango
Loods 2, ‘s-Hertogenbosch • 12 maart 2008

Foto: René den Engelsman
Foto: René den Engelsman

Powerboat is een club theatermakers/ontwerpers uit Rotterdam wier voorstellingen eigenlijk nooit echt af zijn. De interactie tussen acteurs en publiek en tussen de bezoekers onderling helpt mee met het scheppen van vorm en inhoud. Vaak al voor de officiële speelrondes, door de powerlabs die bedoeld zijn voor onderzoek naar de mogelijkheden en effecten van de Powerboat-vondsten. Maar vaak ook daarna, omdat het publiek nergens hetzelfde is en je tijdens het spelen steeds tegen nieuwe grenzen en kansen oploopt. Groeivoorstellingen, zou je ze kunnen noemen, niet in de breedte, maar in de diepte.

Bezoekers van Powerboat-voorstellingen mogen nooit zo maar op een tribune gaan zitten en afwachten wat er gebeurt. Ze ‘spelen’ mee en bepalen zo deels wat er gebeurt. In de nieuwste aanzet tot een voorstelling, Poldertango, draait het om landverhuizers die een geblinddoekte barre tocht moeten doormaken, met veel vertrouwen in elkaar aankomen op nieuwe grond en daar hun huizen mogen bouwen – totdat een ‘storm’ ze probeert te verwoesten.

Festival Cement is vooral een festival waar jonge, innovatieve makers zich kunnen presenteren. Dat trekt een publiek aan dat wel in is voor experiment. En dat speelt Powerboat in de kaart. Want de meeste gasten blijven na afloop van hun landverhuizing lekker nog even nakeuvelen bij de typisch Hollandse hapjes en vertellen wat ze ervan vonden en waarom. De makers van Powerboat verwerken hun nieuwe inzichten de volgende dag al in het stuk, waardoor het hopelijk telkens een beetje beter wordt. En ergens onderweg krijgt Poldertangovast de rode draad die het nu nog mist. (Moon Saris)
Terug naar boven

 

Brief aan geliefde over alles en niks
Erik Willems – Lieve Abcdefghijklmnopqrstuvwxyz
Pand 18, ‘s-Hertogenbosch • 12 maart 2008

Foto: René den Engelsman
Foto: René den Engelsman

Erik Willems schrijft een brief aan zijn geliefde. Wat er met haar is en waar ze is, weten we niet, en dat hoeft ook niet. Hij schrijft haar aan een lange, brede tafel op schragen waarop een flinke stapel potten merkloze pindakaas en aardig wat gesmeerde boterhammen. Waarom weet niemand, een verwijzing blijft uit. Naast hem zit zijn meisje, of althans: zijn gefantaseerde meisje, een minimeisje aan zijn (te ver) naar beneden gerichte blik te zien. En aan het andere eind van de tafel fantaseerde hij twee muzikanten, die het publiek overigens ook ziet en die voor een komische noot zorgen.

De tekst van de monoloog Lieve Abcdefghijklmnopqrstuvwxyz zwalkt niet onprettig van surrealisme naar realisme; van dromerig, vaak zelfs nachtmerrie-ig, naar realistisch. Willems weet aardig zijn weg met woorden. Die gaan over het nuttigen van worstjes en koffie, over huilen naar de maan, over zijn donkerder wordende woonruimte, over een binnenvliegende vogel, over het verwarren van Jezus en Stalin, over Magere Hein met een brandende voet, over rennende negers op het vliegveld die meegaan naar huis om te eten en te dansen en de hoeren aan de overkant te beklimmen – over alles en niks en dat soms zelfs tegelijkertijd.

Willems is een wat haastige prater, waardoor de snellere switches niet altijd goed te volgen zijn. Ook wordt niet duidelijk wie hij zelf eigenlijk is en waarom hij zo doet als hij doet. In de korte, gekke liedjes daarentegen komt hij met z’n rasperige zangstem heel goed uit de verf; een welkom kleinkunstelement, zoals ook het betrekken van de muzikanten.

Al met al heeft Lieve Abcdefghijklmnopqrstuvwxyz iets te veel losse eindjes om een logische voorstelling te vormen. Dat mag op Festival Cement, zeker omdat het gaat om een vooronderzoek voor een grotere muziektheatervoorstelling van Erik Willems die komende zomer in première gaat op Theaterfestival Boulevard. Tijd genoeg dus om nog wat eindjes aan elkaar te knopen. (Moon Saris)
Terug naar boven

Daniil Charms in optima forma
Peerke Malschaert – Stormval XAPMC
Artis, ‘s-Hertogenbosch • 11 maart 2008

Fotograaf: René den Engelsman
Fotograaf: René den Engelsman

Ze maakte de voorstelling ooit voor haar afstuderen van de opleiding aan de Fontys Academie voor Drama in Tilburg en kreeg de kans die voor Festival Cement opnieuw te maken. Een goede keus, want met haar open blik op het werk van de Russische dadaïst Daniil Charms doet Peerke Malschaert (1983) een verrukkelijk schepje bovenop het al heerlijk absurdistische karakter ervan. Wie veel inhoud wil, moet die niet in, bijvoorbeeld, Charms’ Ruzie (onderdeel van Drie linkse uurtjes) zoeken. Toch koos Malschaert deze passage, over een prins en een vrouw die soep in zijn gezicht wil gooien. En diverse andere, over een sprinkhaan die door het raam naar binnen vliegt en een man zonder haar, zonder armen, zonder iets eigenlijk. De teksten zijn dada-snoepjes van de bovenste plank, maar vergen wel een spannende aanpak om er iets pruimbaars van te maken.

De jonge actrice/theatermaker koos met de inbreng van muziek en klassieke zang geen voor de hand liggende oplossing, maar wel eentje die werkt. In de industriële zaal van galerie Artis staat een kleine tribune. Die kijkt uit op een zaal vol stalen pilaren met rechts op de vloer een tafel, een ouderwets fornuis en ietsje verder een kast – een klein speelveld in een verder lege zaal. Een man in winteroutfit speelt trombone, twee dames in dikke kleiding warmen hun handen aan de kookplaat. Af en toe werpen ze een smekende, angstige blik de zaal in. De toon wordt gezet als de man zijn blaasvocht laat uitdruipen in de pan op het fornuis; die hebben het arm, zo veel is duidelijk. Komt de grommende gast wel gelegen?

Fotograaf: René den Engelsman
Fotograaf: René den Engelsman

De blikken en bewegingen zijn traag en overdreven, popperig bijna. Ze houden de aandacht perfect vast, ook als er weinig tot niets gebeurt. Op een paar momenten brengt een open deur, fornuis of koffer leven in de brouwerij met een plotseling licht, gevolgd door bibberende kou; de storm komt overal dwars doorheen. De herhaling van deze ‘verschijning’ en de reactie van de spelers erop maken het, samen met wat andere bewegingen over de vloer, bijna tot een choreografie.

De onlogische teksten komen er veelal (goed!) gezongen uit, of soms met een opera-achtige articulatie. Dat trekt hoe dan ook de aandacht naar de nietszeggende woorden en maakt de inhoud belangrijk en aantrekkelijk, al is die dat eigenlijk niet. Het gaat nergens over en toch wil je blijven kijken en luisteren. De wereld op z’n kop. Daniil Charms in optima forma, met dank aan Peerke Malschaert en vier prachtige conservatoriumstudenten met een opmerkelijk acteertalent. (Moon Saris)
Terug naar boven

Stoelendans voor collega’s
Het Zuidelijk Toneel/Marcel Osterop – Bloedjeuk
Verkadefabriek, ‘s-Hertogenbosch • 11 maart 2008

Fotograaf: Thomas Schoots
Fotograaf: Thomas Schoots

Vorig jaar in Maastricht verraste de jonge acteur Marcel Osterop (1979) de bezoekers van Festival Cement met zijn gevoelige, rake tekst voor: Een soort van mooi. Het stuk werd opgepikt door Het Zuidelijk Toneel (HZT), waarvoor hij eerder geregeld als acteur werkte, en maakte een tour door het land. Met zijn tweede tekst, Bloedjeuk, laat hij zien dat het geen toevalstreffer was. Voor Bloedjeuk schreef hij niet alleen de tekst, hij regisseerde de voorstelling ook zelf. Het stuk gaat over collega’s die in een stoelendans hun plek zoeken. De tekst is minder poëtisch, minder filosofisch ook dan zijn vorige, maar schetst wel een minstens even scherp beeld van intermenselijke verhoudingen.

Op de kale vloer staat een wachtkamerbankje. Erop zitten vier mensen, strak in het pak, de haren strak achterover, met strakke gezichten. Eronder hangt een lampjesslinger die slechts af en toe aanflitst, als was er kortsluiting. Dat gebeurt als de vier eenmaal beginnen te praten, zich redelijk rap de verhoudingen aftekenen en de misverstanden zich opstapelen.

Deze mensen zijn collega’s. De geveinsd joviale met een T-shirt onder z’n pak is de chef; een borrelpratende man die alle clichés van de opgewerkte leidinggevende in zich heeft. De andere drie zijn collega’s zoals iedereen die wel eens op een kantoor heeft gewerkt ze kent. Ze zoeken erkenning, spelen politieke spelletjes of slijmen zich een weg door het werk. Ze hebben één ding gemeen: ze willen eigenlijk weg, maar kunnen niet anders dan blijven – totdat ze horen hoe onmisbaar ze zijn? En dat laten Osterop (die tijdens Cement Sanne den Hartogh vervangt) en collega’s pijnlijk grappig zien in geloofwaardige, soms misschien net iets te expliciete, dialogen, met overwegend kleine gebaren en blikken. Wat deze mensen doen, weten we niet, waar ze het over hebben evenmin. Mooi, dan leidt dat niet af van de wisselende ‘relaties’ in wisselende situaties die hier centraal staan.

De naam Olivier Provily, met wie Osterop als acteur samenwerkte in onder meer Fragmenten en Lichaam bij HZT, dringt zich op, en niet alleen door de keuze van het onderwerp. Ook de kale scène; de koude aanpak; de dingen die tussen de regels door gebeuren doen aan Provily’s werk denken. Met één groot verschil: Osterops kijk op groepsdynamica is luchtiger van toon en vloeiender, swingender en jonger van taalgebruik. Niet minder raak, wel herkenbaarder en makkelijker om naar te kijken. In de uitvoering mag het her en der nog wat strakker, maar Osterops nummer 2 mag er zijn. Geschikt voor iedere collega met een beetje zelfbewustzijn/zelfspot én bewust collegalozen. (Moon Saris)
Terug naar boven

8WEEKLY zag eerder Suza van Hanna Jansen, Sing van De Wetten van Kepler en Bar Bob van Jef van Gestel.

Boeken / Fictie

Veelvormige helderheid

recensie: Robert Gray (vert. Maarten Elzinga) - Grasschrift

De poëzie van de Australische dichter Robert Gray kenmerkt zich door veelvormigheid, zonder dat die afdoet aan de stilistische eenheid van zijn werk. Met Grasschrift ‘introduceert’ vertaler Maarten Elzinga deze natuur- en landschapsdichter voor het Nederlandstalige publiek. Naast gedichten uit verschillende publicaties van de dichter is ook ongebundeld werk vertaald. Zowel de poëzie zelf als de vertaling zijn een sterk staaltje schrijfkunst.

De consciëntieuze werkwijze van Maarten Elzinga, hij had bij het vertalen regelmatig contact met Robert Gray zelf, heeft geresulteerd in een 260 bladzijden dikke tweetalige uitgave. Elzinga heeft hier bovendien een even zorgvuldig naschrift aan toegevoegd dat op een informatieve wijze het leven en de poëtica van Gray uiteenzet.

Jeugd

De in Nederland nog goeddeels onbekende Gray moet een zware jeugd gehad hebben. Zijn vader was een door de oorlog getraumatiseerde dronkaard en onfortuinlijke gokverslaafde. Zijn moeder werd door alle ellende een godsdienstwaanzinnige. Zelf verliet Gray voortijdig de middelbare school en begon hij als leerling-journalist een arbeidzaam leven dat hem langs tal van verschillende beroepen leidde. Hij publiceerde 5 bundels en verschillende (steeds herziene) edities van zijn Selected Poems. Zijn literaire voorbeelden zijn ondermeer William Carlos Williams en D.H. Lawrence. Ook de Bijbel heeft een zekere invloed op zijn werk.

De gedichten van Gray kenmerken zich door hun uitgelezen stijl. Veelal vind je in Grasschrift gedichten als uitgebeende en noodzakelijke observaties terug. Niet de roes of het barokke, maar helderheid en scherpte kenmerken Grays poëzie. Mogelijk is daarin het zenboeddhisme terug te vinden, waar Gray al sinds zijn jeugd sterk door is beïnvloed. In zijn veelvormige gedichten – van haiku’s tot meer prozaïsch werk – worden sterke beelden opgeroepen die van een sublieme eenvoud zijn. Bijvoorbeeld: ‘Chopping wood,/ I strike about at mosquitoes/ with an axe.’ Er zijn weinig dichters die zo ‘mager’ en toch zo betekenisvol schrijven als Gray. Een mooi voorbeeld van Grays beeldende kracht komt uit het gedicht ‘Beach shack’:

A slanted fence, where magpies fall.
The east is tar, paint-slapped thickly,
and the scalloped surf keeps passing
along the heads, radiantly.

Je ziet het voor je, tuimelende eksters bij een scheef hek, in de verte de zee waarvan de golven gelaten op de kapen breken, onaangedaan door de naderende zware, antraciete lucht.

Chiasme

Grays poëzie is overwegend met een dusdanige distantie geschreven dat je het idee hebt vanaf dezelfde afstand als de dichter de taferelen gade te slaan. Niet zelden is er bovendien het vermoeden dat er meer gaande is dan slechts de waarneming: ‘a black sea/ a small white sail// a white sea/ a sail become black’. Observeer je hier hoog vanaf de kust de veranderlijke oceaan en het contrasterende zeil erop, of toont zich hier een talige Ying en Yang? Je zou kunnen zeggen dat dit slechts een chiasme is van maar vier regels. Maar je zou het gedicht te vluchtig lezen als je geen oog hebt voor de drie erin vervatte tegenstellingen: het met waarde doorwasemde zwarte en witte, het grootse en het minieme én het tijdloze en kwetsbare. Dat zich meer afspeelt dan slechts een optekening van een tweetal waarnemingen, wordt nog eens bevestigd door Elzinga’s omzetting van ‘become’ in ‘afstekend’: ‘een zwart afstekend zeil’. Hij had ook het voor de hand liggende ‘geworden’ kunnen schrijven.

Deze keuze voor ‘afstekend’ is een voorbeeld van het uitmuntende vertaalwerk dat Elzinga geleverd heeft. Toch pakken niet alle keuzes even goed uit. Vooral de onzorgvuldige omgang met enjambementen is hier en daar storend, omdat het in tweeën hakken van zinnen grote veranderingen teweeg kan brengen in de betekenis en de leeservaring. Het ‘You are the digits of nature’s prodigality./ You slip’ van Gray heeft Elzinga vertaald met ‘Jullie vormen de cijfers van de overvloed/ der natuur. Jullie glijden’. Waar de originele regel een vrij eenduidige uitspraak is, geldt dat niet voor de vertaling. Bovendien is niet duidelijk waarom Elzinga voor het archaïsche ‘der’ gekozen heeft. Helaas glippen er wel vaker verouderde woorden in de vertaling. Wie anno 2007 het woord ‘nozems’ gebruikt, gaat niet mee met zijn tijd.

‘Poetry is what is lost in translation’, meende de Amerikaanse dichter Robert Frost. Dit geldt gelukkig niet voor Grasschift. De schoonheidsfoutjes in de vertaling daargelaten, is de bundel een verrijking, pure winst, voor het Nederlandstalige culturele landschap. Gray is een uniek en inspirerend dichter en Elzinga heeft de toon van zijn gedichten goed weten te behouden: de afstand die in Grays poëtische observaties zit, de zinsstructuren, de rake en compacte bewoordingen van Grays taal. Wie slechts de vertaling voor zich zou hebben, zou een Nederlandstalige dichter kunnen vermoeden.

Theater / Voorstelling

Angels in America stijgt boven zichzelf uit

recensie: Toneelgroep Amsterdam - Angels in America

.

De joodse Tony Kushner schreef het tweeluik Angels in America in 1992. Destijds gold het stuk als controversieel, want het verhaalde onomwonden over de Aids-epidemie, de homogemeenschap en het faillissement van een conservatieve regering die haar ogen te lang gesloten en haar lippen te stijf op elkaar hield. De twee delen, elk goed voor een avondvullende voorstelling, worden hier achter elkaar gespeeld.

Aftakeling

~

Gedurende de vijf uren op het toneel lopen de levenslijnen van een groep inwoners van Manhattan, New York dwars door elkaar heen. De rode draad is de aftakeling. Enerzijds de aftakeling van de met HIV besmette homoseksuele Prior en anderzijds de achteruitgang van de reputatie van de oerconservatieve advocaat Roy Cohn en van het huwelijk van griffier Joe, die zijn ware geaardheid negeert omwille van zijn afkomst en omgeving.

Homohaat
Prior (Eelco Smits) wordt, terwijl zijn ziekte hem langzaam sloopt, in de steek gelaten door zijn vriend Louis (Fedja van Huêt), die bang is dat hij de aftakeling niet aankan. Hij loopt de naïeve Joe (Barry Atsma) tegen het lijf, die door zijn aan valium verslaafde vrouw gedwongen is te bekennen dat hij – een blonde, conservatieve, mormoons, Reagan-stemmende griffier – op mannen valt. Daartussendoor laveert de vuilgebekte, invloedrijke advocaat Cohn (Hans Kesting), die homohaat predikt maar achter de schermen wordt besmet met Aids tijdens een van zijn vele (homo)seksuele escapades.

Hallucinaties

~

Gedateerd is de voorstelling absoluut niet. De feiten die op het toneel worden getoond, nemen je weliswaar mee naar een periode die weinigen van ons zich helder voor de geest kunnen halen. Maar het is de verdienste van schrijver Kushner dat de kern van dit stuk uitstijgt boven de tijdsgebonden ontwikkelingen. Door zijn personages te laten wegvluchten in dromen en hallucinaties, door ze te laten bezoeken door engelen, worden universele thema’s als hoop, angst, aftakeling en vriendschap aangeboord. Heel fijn zijn ook de spitsvondige dialogen, de uitgebalanceerde afwisseling tussen drama en luchtigheid en vooral de humor, die deze vijf uur toneel geen minuut te lang doen aanvoelen – integendeel.

Subtiel
Kushner laat bovendien op subtiele, maar niets ontziende wijze zien dat angst voor homo’s onterecht is. Hij gaat de associatie tussen de homogemeenschap en het HIV-virus geen moment uit de weg. Het zijn juist deze mannen die het leven zoveel beter lijken te begrijpen dan welke rechtschapen mormoon dan ook. Dankzij hun overgave aan leven en liefde, leren ze genoeg van de wereld om zichzelf niet voor de gek te houden met conventies en vooroordelen.

Topniveau

~

Het zijn vooral de acteurs die dit stuk op een hoger niveau tillen. Vooral Hans Kesting als Cohn en Eelco Smits als de doodzieke ex-drag queen Prior leveren prestaties van topniveau. Kesting, sjouwend met een veelvoud aan infusen en op zijn ziekbed geplaagd door plaaggeesten uit zijn verleden, behoudt zijn cynische karakter tot het bittere einde. Smits maakt van Prior een sympathiek personage, fladderend tot hij vleugellam wordt gemaakt. Ook de rest van de acteursploeg, waaronder Hadewych Minis en Roeland Fernhout, zijn stuk voor stuk goed op dreef.

David Bowie
Mede dankzij het uiterst kale decor van de vaste scenograaf van TGA, Jan Versweyveld, komen hun acteerprestaties goed tot hun recht: kale muren, een abstracte videoprojectie op de achterwand en alleen een draaitafel vol platen van David Bowie. Toch slaat de twijfel even toe of Van Hove zijn stempel niet te vaak en te duidelijk op zijn stukken heeft gezet. Het gebruik van video, het tempo van het stuk, het strakke hoekige en kleurloze decor, de vele (en harde) popmuziek, de snelle dialogen; we hebben het allemaal eerder gezien. Het doet even verlangen naar een nieuw soort enscenering van de regisseur, met ingrepen die je wat minder bekend voorkomen. Maar zeuren mag in dit geval niet, want Van Hove’s bekende stijlgrepen tonen ook hier hun kracht. Angels in America is nu al een van de topstukken van dit seizoen, en verdient eigenlijk een uitgebreidere speellijst dan nu gepland is.

Angels in America is te zien tot en met 31 mei. Klik hier voor meer informatie en de speellijst.

Film / Films

Kort maar krachtig

recensie: The Spiderwick Chronicles

.

Als Jared een door Arthur geschreven boek vindt neemt zijn leven een andere wending. Het boek bewijst namelijk het bestaan van allerlei magische wezens. Opeens moet hij het opnemen tegen goblins en ander gespuis, om het belangrijke boek uit de handen te houden van Mulgarath, het meest slechte wezen dat er bestaat. The Spiderwick Chronicles is gebaseerd op de (vooral in Engeland en Amerika) populaire kinderboeken van Holly Black en Tony DiTerlizzi. Flinterdunne boekjes met prachtige tekeningen die lekker weglezen vanwege de fijne schrijfstijl en het leuke verhaal.

Spannende situatie

~


Regisseur Mark Waters (Mean Girls, Just Like Heaven) houdt de vaart er van begin tot einde in, en dat is een van de sterkste punten van deze fantasyfilm voor kinderen. Hoewel er zeker ruimte is om de personages te introduceren, is er weinig tijd voor ellenlange karakterstudies of diepgaande gesprekken zoals dat bij genregenoten Harry Potter en Narnia des te meer zo is. Waters houdt het vlot en bondig, waardoor er geen moment van verveling is tijdens de anderhalf uur die de film duurt. Ook al een verademing: eindelijk eens geen fantasyfilm van ruim twee uur. Het boek in kwestie wordt lekker snel gevonden, en vanaf dat moment komen de tweeling Jared en Simon en hun zus Mallory van de ene spannende situatie in de andere.

Een ander sterk punt van Spiderwick is de casting, en in het bijzonder die van Freddie Highmore. De jonge Britse acteur lijkt een alleskunner, na mooie rollen in Finding Neverland en Charlie and the Chocolate Factory speelt Highmore zonder moeite zowel Jared als Simon Grace. Hij geeft elke tweelingbroer zijn eigen kenmerken, karakter en eigenaardigheden mee en doet dat op zodanige wijze dat je bijna zou geloven dat er naast Freddie nog een tweelingbroer van hem rondloopt. Dat alles ook nog eens met een geloofwaardig Amerikaans accent. Ook de rest van de cast, waaronder Sarah Bolger als Mallory en Seth Rogen als vogeletende hobgoblin, mogen er zijn.

Sfeervol

~


Het verhaal is redelijk anders dan die in de boeken, maar de sfeer is behouden en dat is het belangrijkste. De film is wel duidelijk op kinderen gericht, voor volwassenen is het verhaal toch te voorspelbaar en zeker minder spannend. Toch is dit anderhalf uur fijn besteed voor beide partijen. Spannend voor de kinderen, mooi om naar te kijken voor de volwassenen, en grappig voor allebei.

Kunst / Expo binnenland

Niet onder de indruk

recensie: Triotentoonstelling Minerva Cuevas - Aernout Mik - Mladen Stilinović

.

Alsof je de werkkamers van een bioloog, een cultureel antropoloog en een ontwikkelingspsycholoog doorwandelt. In de zalen die binnen de trio-tentoonstelling in het Van Abbemuseum ingericht zijn met recent werk van Minerva Cuevas (Mexico City, 1975) hangt een sfeer van lang vervlogen tijden en minutieus onderzoek. In combinatie met het werk van Aernout Mik (Groningen, 1962) en Mladen Stilinović (Belgrado, 1947) worden verbindingen gelegd tussen werelden die zowel in tijd, afstand als opvattingen ver uiteen liggen.

Zodra je via plastic flappen de eerste ruimte binnenstapt van Cuevas’ presentatie, bevind je je in een wereld vol geuren en ritmische insectengeluiden. Centraal in de zaalvullende installatie Social Entomology (2007) staat een fel uitgelichte serie tafeltjes, waarbij de insectoloog zojuist lijkt te zijn weggelopen. Ze liggen vol met opengeslagen boeken met illustraties van deze beestjes, microscoopplaatjes met vreemde kleuren in houten doosjes en een grote diversiteit aan op spelden geprikte vliegen, torren, kevers en andere insecten. Op de vloer staan vijf microscopen die de kleinste soorten onder hun lenzen gevangen houden en deze bijna onzichtbare schatten op de wand projecteren; minuscule ledematen worden omgetoverd in grote harige poten.

Minerva Cuevas, Installation Social Entomology, Room view in Van Abbemuseum, Foto Peter Cox,2008
Minerva Cuevas, Installation Social Entomology, Room view in Van Abbemuseum, Foto Peter Cox,2008

Niet alleen het dierenrijk valt ten prooi aan deze zichtbare behoefte aan categorisering en controle, ook de mensheid wordt schaamteloos onderworpen aan observatie. In het werk Dreamlike I, II, III (2007) maakt Cuevas de toeschouwer door middel van series oude zwart-wit filmpjes uit de jaren zestig getuige van fascinerende evolutionaire motorische en gedragsexperimenten met kleine kinderen. Angstaanjagend is het onderdeel waarbij baby’s botweg in het water worden gekukeld en soms echt akelig lang onder water blijven, voordat ze wonderbaarlijk genoeg op eigen kracht de kant bereiken en zich optrekken.

Botsen van werelden

Aernout Mik, Convergencies, 2007, Room view in Van Abbemuseum, 2 screen video installation, courtesy carlier, gebauer, Foto Peter Cox
Aernout Mik, Convergencies, 2007, Room view in Van Abbemuseum, 2 screen video installation, courtesy carlier, gebauer, Foto Peter Cox

Van Aernout Mik zijn Training Ground (2007) en Convergencies (2007) te zien, die een onderdeel vormden van zijn presentatie in het Rietveld Paviljoen in de Giardini van de Venetiaanse Biennale van 2007. Zijn monumentale projecties van realistisch ogende situaties lijken zich in een soort parallelle wereld te voltrekken, die noch onder fictie noch onder werkelijkheid te rangschikken is. De toeschouwer wordt meegenomen in een spel van gevoelens van onveiligheid door de onoverzichtelijke en onvoorspelbare situaties die zich op het scherm afspelen. De opstelling van de schermen ten opzichte van de zitbankjes en looproutes draagt hieraan bij.

Mythes van beschaving

De toeschouwer krijgt in het Van Abbemuseum de gelegenheid zelf te bepalen of en in hoeverre hij verbanden wil leggen. Het is namelijk niet de eerste keer dat het museum een triotentoonstelling organiseert; van die in 2006 zijn de muurtekeningen van Dan Perjovschi bij de ingang van de nieuwbouw nog steeds te zien. Het concept werkt goed, omdat het nadrukkelijk om een serie van drie solotentoonstellingen gaat. Ze zijn prima apart te bekijken, maar de combinatie voelt natuurlijk aan.

Mladen Stilinoviæ, Drawings from the cycle Exploitation of the Dead, 1984 - 1990, Installation: drawings on paper and on cardboard, 100 elements, different sizes, Courtesy of the artist
Mladen Stilinovic, Drawings from the cycle Exploitation of the Dead, 1984 – 1990, Installation: drawings on paper and on cardboard, 100 elements, different sizes, Courtesy of the artist

Volgens de zaaltekst bij het werk van Stilinovic stelt hij keer op keer ‘mythes van de beschaving’, waaronder geld, tijd, macht, aan de orde. Cuevas en Mik voegen daar nog een beschavingsmythe aan toe; die van het afdwingen van gevoelens van veiligheid door controle en ordening. Hoewel er een hele generatie verschil zit tussen Stilinović en Cuevas lijkt hun werk eigenlijk nog het meest op elkaar. Ze zijn beiden, met een sterk relativerende en wat humoristische ondertoon, bezig met systemen van economie en kapitalisme, met politiek en geschiedenis, gecommuniceerd in uiteenlopende media; van (muur)schilderingen tot performances. Want hoewel nu in een museale setting, positioneert ook Cuevas zich graag middenin de samenleving. Zo richtte ze in 1998 de eenmans-, non-profit organisatie Mejor Vida Corp (Better Life Corporation). Het bedrijfje dat tot 2003 kantoor hield in de Latino-American Tower in Mexico City, heeft zich tot doel gesteld allerlei producten en diensten gratis aan te bieden en deze te promoten en distribueren onder iedereen ‘ongeacht ras, geslacht, religie, seksuele voorkeur of economische status’. Hiermee onderbreekt én negeert ze het kapitalistische systeem.

Mik vormt met zijn letterlijk centrale presentatie ook figuurlijk een soort point of reference. Cuevas’ en Stilinović’s werk met de abstracte, poëtische en associërende beeldtaal en veel verwijzingen naar het verleden, worden door Mik’s projecties in een hedendaagse, herkenbare context geplaatst. Dit maakt dat je allerlei verschillende onderdelen van de tentoonstelling opeens in verbinding brengt met jezelf en je nadrukkelijk het product voelt van een beschaving die niet bestaat.

And so the story continues

Voor Minerva Cuevas eindigt de samenwerking met het Van Abbe nog niet op 4 mei. In het najaar van 2008 verschijnt, in samenwerking met de Kunsthalle Basel, haar eerste monografie. En dat is een prettige gedachte. De tentoonstelling maakt namelijk ook vooral nieuwsgierig naar Cuevas’ buitenmuseale werk. De presentatie in Eindhoven heeft ze overigens wel aangegrepen om een klein stapje buiten het museum te doen. Tijdens de opening werd, in samenwerking met het publiek, de performance Sky Laterns for Stanislaw Lem uitgevoerd. De lantaarns die werden opgelaten, worden door hun vorm en lichtgevendheid nog wel eens aangezien voor ufo’s. Zou Minerva Cuevas hier doelbewust hebben aangestuurd op een kleine, fictieve botsing van twee werelden? Het feit dat de performance bedoeld is als een hommage aan de in 2006 overleden Poolse filosoof en sciencefiction schrijver Lem zegt misschien genoeg. Lem was kritisch op de toepassing van moderne technologie en een van zijn onderwerpen was de plaats die de mensheid inneemt in het universum.

Mocht Cuevas met deze hommage niet expliciet genoeg zijn geweest, dan is er altijd nog de boodschap van de megagrote muurschildering op de buitenmuur in de binnentuin van het museum: Not impressed by civilization. Ik kan natuurlijk niet voor Mik en Stilinović spreken, maar het lijkt er op dat alle deelnemers aan deze triotentoonstelling zich hier graag bij aansluiten.

Boeken / Fictie

Briljante groeipijnen

recensie: Vladimir Nabokov - De Russische romans (deel 1)

De meeste mensen associëren Vladimir Nabokov (1899-1977) met Lolita, de schandaalroman uit 1955 waarin een oudere heer gevoelens krijgt voor een schoolkind. In literaire kringen wordt hij dan weer geroemd omwille van zijn fenomenale beheersing van de Engelse taal, waar hij op een weelderige manier mee omsprong – Nabokov werd drietalig opgevoed en kon zelfs eerder Engels dan Russisch praten. Zijn eerste negen romans, waarin zijn latere thema’s reeds voorzichtig komen piepen, schreef hij echter in zijn officiële moedertaal. Deze zogenaamde ‘Russische romans’, die Nabokov overigens vanaf de jaren zeventig eigenhandig in het Engels vertaalde, werden nu in twee lijvige banden verzameld.

~

De levensloop en interesses van Nabokov weerspiegelen zich behoorlijk letterlijk in zijn eerste romans. De hoofdpersonages zijn bijvoorbeeld net als hij steevast Russische emigrés, gevlucht voor de Russische Revolutie en zich bij voorkeur Berlijn bevinden (waar de schrijver zelf ook jarenlang vertoefde). Nabokov gebruikte daarom zeer vaak het motief van de herinnering, want tijdens zijn eigen ballingschap dacht hij vaak na over zijn kindertijd en jeugd en merkte hij daarbij dat hij zich de dingen, zelfs kleuren, geuren en gesprekken, haast feilloos kon herinneren. Hij gaat hier overigens in zijn autobiografie Geheugen, spreek dieper op in.

Herinneren
In zijn romans uit zich de herinnering niet alleen in personages die terugblikken, maar ook en vooral in een haast fanatiek beschrijven van details. Bijvoorbeeld in deze passage uit zijn debuutroman Masjenka, waarin het hoofdpersonage Lev Glebovich Ganin, een Russische vluchteling in Berlijn, mijmert over Masjenka, zijn geliefde die hij heeft moeten achterlaten.

[Ganin] herinnerde zich hoe hij aan een riviertje zat, dat in dunne stroompjes over gladde, witte stenen vloeide, en hoe hij door de ontelbare fijne, zich scherp aftekenende kale takjes van een appelboom staarde naar het zachte roze van de hemel, waaraan de nieuwe maan glansde als een doorzichtige afgeknipte nagel, met ernaast, bij de onderste punt, een bevend druppeltje licht: de eerste ster.

Meteen wordt duidelijk dat hier een melancholische schrijver aan het woord is die wordt geconfronteerd met een messcherp geheugen en dat in zijn literatuur probeert te verwerken. Dat gebeurt in het begin nog iets te onbehouwen, maar in zijn vijfde roman, Glorie, wordt dit gegeven al op een veel evenwichtiger en meer tedere manier uitgewerkt, in de persoon van de gevoelige Martin, die de wereld omzwerft in de hoop ooit een glorieuze daad te kunnen verrichten. Beschrijvingen zijn hier mooi ingebed in de verzuchtingen van de protagonist:

Af en toe sprak hij hardop een vrouwennaam uit – Isabella, Nina, Margarita – een naam die nog koud en onbewoond was, een leeg, galmend huis waar de bewoonster nog steeds niet was ingetrokken.

Een ander gevolg van Nabokovs verbanning is het nadenken over de eigen identiteit, hetgeen zeer expliciet wordt behandeld in Het oog, de nauwelijks 100 pagina’s tellende en wellicht minst gelezen roman van Nabokov: hierin overlijdt de mysterieuze Smurov, maar observeert zijn ‘oog’ enkele Russische emigrés en hun mening over hem. De centrale vraag is duidelijk: in hoeverre ontleen ik mijn identiteit aan mezelf dan wel aan (de mening van) mijn omgeving?

Schaken
Een andere obsessie van Nabokov, schaken, zette hij dan weer om in een vernuftig spel met zijn personages, die altijd in een zekere verhouding tot elkaar worden gezet en verplaatst – hierbij maakt de auteur vooral gebruik van reizen en relaties om zijn personages in een bepaalde ‘schaakpositie’ te krijgen. Vooral in de twee opeenvolgende romans, Heer, vrouw, boer (1928) en De verdediging (1930), wordt dat schaakthema uitgewerkt, zij het op een verschillende manier. De eerste behandelt een driehoeksrelatie, waarbij de personages, na dezelfde startpositie (ze leren elkaar in een treincoupé kennen) voortdurend anders ten opzichte van elkaar komen te staan. De verdeding, dat in 2001 door de Nederlandse Marleen Gorris werd verfilmd als The Luhzin defense, gebruikt het schaken als centrale thema: het hoofdpersonage raakt er zodanig door geobsedeerd dat hij volledig geïsoleerd raakt, met dramatische gevolgen.

Zoals bij veel grote schrijvers getuigen de vroege werken reeds van meesterschap, maar maken ze ook groeipijnen voelbaar, evenals een zoeken naar evenwicht. Wie het sowieso al niet kon vinden met Nabokov – zij die hem wollig en kitscherig vinden – kan hier beter in een grote boog omheen wandelen. Anderen, die houden van een heel eigen stijl en een rijk gearrangeerde beeldspraak, hebben aan dit eerste deel een hele vette kluif.

Theater / Voorstelling

Pure flamenco

recensie: El ultimo café

.

~

Een café in Andalusië, een paar mannen spelen een spelletje dobbel, ze lachen en drinken. Dan komt Andrés Marín het podium op en het rumoer verstilt. Marín kijkt geconcentreerd de zaal in en begint met dansen. Hij is gekleed in het zwart en danst met passie en trots, trots op de flamenco, de dans die een manier van leven is voor vele mensen in het zuiden van Spanje.

In het begin maakt Marín veel korte schakels van danspassen, waarna hij in lijnen over het podium loopt. De passen gaan snel en worden met grote nauwkeurigheid uitgevoerd. Door het decor simpel te houden vestigt Marín de aandacht op zijn uitstekende kwaliteiten als flamencodanser.Marín is lenig en met de grootse soepelheid gaat hij over het toneel. Hij wordt begeleid door twee zangers, een percussionist, een pianist en een gitarist. Ondanks dat het een dansvoorstelling is, speelt de muziek een minstens even belangrijke rol in El ultimo café. De traditionele volksliederen worden begeleid door projecties van beelden uit het oude Spanje.

~

Naarmate de voorstelling vordert wordt de spanning verder opgevoerd. Marín gaat de confrontatie aan met de zangers en er volgt een dialoog in zang en dans. Uiteindelijk verdwijnt de serieuze blik van Marín van zijn gezicht en kan het publiek zien hoe veel plezier hij beleeft aan het dansen. Door deze verandering in houding wordt het publiek merkbaar enthousiaster. Het geeft het einde van de show een extra dimensie en met een indrukwekkende slotscène laat Marín grote indruk achter.

El ultimo café is nog tot 15 maart in Nederland te zien.

Muziek / Album

Perfecte Route 66-soundtrack

recensie: Triggerfinger - What Grabs Ya?

’t Is hartje zomer. Een strakblauwe lucht boven, en een ellenlange tweebaansweg voor en achter je. Links en rechts bergpartijen die over uitgestrekte zandvlaktes regeren. Ik heb altijd al eens over de Route 66 willen rijden in mijn vierdehands Chevy Camaro uit 1969. Raampjes open, poot op het gas, tegen overkoken aan. Ronkend en rokend stevenen wij voort, de auto en ik. Stief tachtig mijlen per uur. Verzengende hitte en ineens de fata morgana die voor ons op het asfalt verschijnt. Die luchtspiegeling blijkt de perfecte muzikale soundtrack bij deze trip. De Belgische band Triggerfinger zorgt met What Grabs Ya? namelijk voor een extra dimensie aan deze rit. En we gaan nog lang niet naar huis, want deze heerlijk geile en moddervette stonerrock klinkt veel te lekker uit die ietwat krakkemikkige speakers.

Het Belgische powertrio Triggerfinger weet zonder al te veel moeite het bovenstaand sfeertje te kweken. Al een tijdje overigens, want het titelloze debuut stamt uit 2004. Maar goed, vanaf heden is de definitieve doorbraak niet ver meer. Dit album van Triggerfinger rockt en rollt kneitershard. Op een waanzinnig lekkere, vuige manier. En zelfs Excelsior Recordings helpt een handje om hier zo veel mogelijk mensen mee in aanraking te laten komen. De Amsterdamse platenmaatschappij heeft tegenwoordig een goed neusje ontwikkeld voor andere muziekstijlen dan de meerstemmige gitaarpopliedjes, waarmee ze hun terechte bekendheid hebben vergaard.

Tien donderende tracks

~


De tien donderende tracks van Triggerfinger hebben soms iets weg van hun Belgische wapenbroeders El Guapo Stuntteam. Hun muziek is rechtlijniger dan Queens of the Stone Age, het wordt allemaal net iets meer zompig en langzaam gespeeld dan bij Danko Jones of Peter Pan Speedrock. Men freakt en vogelt minder dan bij Wolfmother. Het schurkt aan tegen Led Zeppelin, Deep Purple en de zang lijkt af en toe een Ian Astbury-kloon. Maar bovenal klinkt het fris (Short Term Memory Love), eigenzinnig (Is It) en springen de accuvonken (All My Floating) er vanaf. Zelfs de alom bekende ‘jaren zeventig-schreeuw’ (First Taste) wordt waanzinnig vertolkt. En als blijkt dat ook met rustiger werk zeer goed uit de voeten kunnen (Halfway Town, Lines), dan is dit zomaar een zeer compleet album te noemen dat een onverwachts groot muzikaal spectrum verkent. Last but not least is er de verrassende, galmende bluesjam No Teasin’ Around.

Het eerder genoemde gelijknamige debuutalbum van Triggerfinger zette al een hele duidelijke muziekkoers in. Maar die koers vaart de band op hun tweede volwaardige album nog vastberadener. Ze doen feitelijk dat waar ze als live-act al lange tijd om geroemd worden. Daarom bracht de band (op verzoek van die, inmiddels vele, fans) vorig jaar waarschijnlijk ook een live-plaat uit (Faders Up). Maar, nu blijken zanger/gitarist Ruben Block, drummer Mario Goossens (ook bandlid van Hooverphonic (!), Noordkaap en Monza) en bassist Paul van Bruystegem dat rauwe live-sfeertje ook in de studio perfect te kunnen vertolken.

De weg op!

En juist om al die hierboven genoemde redenen, stuur ik mijn stinkende Chevy graag uit de garage. De weg op! Al regent het pijpenstelen door de opengedraaide raampjes naar binnen. Al schijnt die verrekte zon hier nog lang niet en is de temperatuur ijzig laag. Ik wil nú enkel heerlijk en ellenlang rondcruisen. En waan me daarbij door dit Triggerfinger-album binnen de kortste keren ergens ter hoogte van Santa Fé op de Route 66. Genieten.

TriggerFinger is de komende weken ook in Nederland te zien:
26 maart in Utrecht, 29 maart in Den Bosch en 1 mei in Hellendoorn.

Muziek / Album

Liefhebbende knutselaar vergroot zijn publiek

recensie: Throw me the Statue - Moonbeams

Een van de projecten die is komen bovendrijven uit de energieke scene van Seattle is Throw Me The Statue, een eenmansproject dat met Moonbeams zichzelf vorig jaar in die contreien al behoorlijk in de kijker speelde. Niet alleen doormiddel van de hoes, die in het thuisland nog veel stof kan doen opwaaien, maar vooral vanwege de dertien inspirerende songs.

Throw Me The Statue is de naam waaronder multi-instrumentalist Scott Reitherman zijn muziek maakt. Live doet hij het, bijgestaan door een aantal bevriende muzikanten waaronder stille kracht Casey Foubert (o.a. Pedro the Lion), ook goed. Wat heet, Reitherman is al een tijdje een klein fenomeen in en rondom Seattle. Daar verscheen afgelopen zomer via zijn eigen piepkleine, maar daardoor niet minder leuke label Baskerville Hill, de plaat Moonbeams.

Labels en scouts

~


Maar zoals dat gaat in bruisende indie scenes, zitten de scouts van de grotere labels als gieren te azen op alles wat de moeite waard is. Secretly Canadian – overigens een evenzo fijn label, met hoogstaande releases van Songs: Ohia, Danielson en I Love You But I’ve Chosen Darkness – kocht het door hun gespotte project op. Het bereik van Throw Me The Statue is door de overname veel groter geworden; Moonbeams is nu ook in Nederland te horen.

Gelukkig maar, want Throw Me The Statue maakt frisse lo-fi knutselpop, grotendeels ondersteund met tonen uit een oud keyboard. Reitherman doet dat soms nogal boud, waarbij hij doet denken aan de manier waarop Centro-matic of de eendagsvlieg Jack Drag het instrument in hun muziek gebruikten. Ook Throw Me The Statue bedient zichzelf hier en daar van de standaard drumbeats uit de Casio. Daarnaast zoekt Reitherman af en toe de emotie van My Morning Jacket, werkt veel met de soundeffectjes en andere invloeden van Guided By Voices en heeft veel weg van het geknutsel van Grandaddy. Losjes komen de bliepjes, belletjes en blazers langs, storen nergens maar vullen elkaar perfect aan.

Intrigerend

~


Moonbeams is gevuld met een groot scala aan emoties, stijlen en instrumenten, maar is bovenal gevuld met kekke songs. Lolita bijvoorbeeld, maar ook het schitterende Moonbeams (let op de mooie blaaspartijtjes) of het o zo fijne About to Walk. Songs die zich schots en scheef met elkaar lijken te verhouden, maar in het geheel allemaal heel soepel klinken. Throw Me The Statue slaagt er daardoor met Moonbeams in om dertien nummers lang te boeien, en dat zegt tegenwoordig veel. Het is op dit moment het meest intrigerende uit de creatieve scene van Seattle. En ook dat zegt veel.