De Habsburgers kwamen oorspronkelijk uit Zwaben. In de dertiende eeuw verdienden ze veel geld met tolheffing. Na de val van de Hohenstaufers werd Rudolf I (1218-1291) in 1273 in Aken zelfs tot rooms-koning van het Heilig Roomse Rijk gekozen. Door een uitgekiende huwelijkspolitiek wist Rudolf bovendien Oostenrijkse gronden in bezit te krijgen. Toch werden de Habsburgers in 1356 buiten het belangrijkste document uit de geschiedenis van het Heilige Roomse Rijk, de Gouden Bul, gehouden. Daardoor mochten ze niet meebeslissen wie tot koning werd benoemd. Uit nijd schudden de Habsburgers hun Zwabische verleden af en werden Oostenrijkers.
Verzonnen verleden
Daarvoor moesten deze parvenu’s zichzelf wel opnieuw uitvinden. Met behulp van vijf oorkondes vervalste Rudolf van Habsburg (1339-1365) de familiestamboom. Daarin stond de totale macht van de nieuw gecreëerde functie van de aartshertog van Oostenrijk centraal, was de kerk ondergeschikt aan hem en werden zijn functie en goederen erfelijk. Om een link met de Romeinen te kunnen leggen, beweerde Rudolf van de Romeinse senatoren-familie Colonna af te stammen. Op die manier konden de Habsburgers zichzelf als de ware erfgenamen van de keizerlijke titel presenteren.
Humanisten deden daar in de zestiende eeuw nog een schepje bovenop. Ze dichtten de Habsburgers een uitzonderlijke status van ‘universele monarchen’ met de daarbij behorende keizerstitel toe. Uit de hofbibliotheek van Wenen (gebouwd in de jaren 1720) blijkt de grenzeloze ambitie van de Habsburgers. Op de pilaren van de bibliotheek, die staan voor de zuilen van Hercules, prijkt het motto van de familie Plus Ultra (steeds verder). Op het fresco daarboven staan drie godinnen die een vaandel dragen waarop AEIOU staat geschreven. Dit acrostichon staat hoogstwaarschijnlijk voor Alles Erdlich Ist Österreich Untertan: het is aan Oostenrijk de gehele wereld te beheersen. Overigens vond de beroemdste humanist Erasmus dergelijke pretenties maar onzinnig: ‘koningen en gekken worden geboren en niet gemaakt.’
Huwelijkspolitiek
Net als prins Fortinbras waren de Habsburgers er als de kippen bij om bezittingen van uitgestorven adellijke families te ‘claimen’. Daarnaast waren ze gelukkig in het sluiten van politieke allianties door het uithuwelijken van hun kinderen. Die huwelijken waren niet zonder risico. Frederik III (1415-1493) smeedde het over Europa versnipperde erfgoed aaneen. Zijn opvolger Maximilaan (1459-1519) nam een gok door het sluiten van huwelijken met het Huis van Jagiello (Hongarije en Bohemen) en het Huis van Aragón (Spanje). Doordat beide huwelijken geen mannelijke erfgenaam opleverden, kregen de Habsburgers grote delen van Midden-Europa én de Spaanse bezittingen in de Nieuwe Wereld in de schoot geworpen. Niet voor niets was een bekende uitspraak uit de zeventiende eeuw: ‘Terwijl anderen oorlog voeren, trouw jij, Gelukkig Oostenrijk.’
Maximiliaan I en zijn familie
Onder keizer Karel V (1500-1558), gezegend met de door inteelt veroorzaakte terugwijkende bovenkaak en vooruitgeschoven kin, groeiden de Habsburgers uit tot een wereldmacht met een nieuwe missie. In de visie van Karel moest de dynastie op één lijn worden gebracht met de verdediging van het katholieke geloof. Opmerkelijk genoeg streefde Karel ernaar boven de partijen te staan. Karel droomde aanvankelijk van vrede met alle christelijke vorsten en zocht naar een theologische formule om de verschillen tussen katholicisme en het opkomende protestantisme te overbruggen. Rady stipt deze episode jammer genoeg slechts summier aan, zoals alle Habsburgers in sneltreinvaart worden behandeld. Overigens toonde Karel zich na de overwinning op protestantse vorsten mild: krachtens de Vrede van Augsburg van 1555 mochten vorsten en heren zelf bepalen welk geloof ze aanhingen.
Keizer Karel V
Don Juan
Na de dood van Karel in 1558 vielen de Habsburgse bezittingen uiteen. Zijn zoon Filips II (1527-1598) erfde het Spaanse deel inclusief de Nederlanden, terwijl Karels broer Ferdinand (1503-1564) over het Midden-Europese deel regeerde. Filips ontpopte zich in zijn gebieden tot een onverzoenlijke geloofsfanaticus. Om de band tussen de dynastie en het katholieke geloof te onderstrepen liet Filips buiten Madrid het Escorial bouwen, compleet met een mausoleum waarin hij familieleden liet (her)begraven. Ferdinand was pragmatischer. Hij accepteerde dat protestanten in verschillende landdagen in de meerderheid waren en zette protestanten op sleutelposities van het steeds verder uitdijende overheidsapparaat.
Escorial
Toen in de Nederlanden in de jaren 1560 het protest van edelen tegen aangekondigde hervormingen uitmondde in de eis om godsdiensttolerantie, reageerde Filips door Alva te sturen. Rady beschrijft het allemaal als een wervelwind, waarbij je af en toe snakt naar een smeuïge anekdote. Gelukkig staan die sporadisch ook in het boek. Toen Filip’s halfbroer Don Juan in oktober 1578 na een mislukt avontuur als landvoogd van de Nederlanden stierf, maakten de Engelsen en de opstandelingen op zee de dienst uit. Om te voorkomen dat de vijand Don Juan in handen kreeg, werd zijn lijk daarom niet per schip vervoerd, maar in stukken gehakt, in zadeltassen gestopt en via Frankrijk naar Madrid gestuurd. Daar werden de delen samengevoegd en in het Escorial begraven.
Bureaucratische botanisten en verzamelaars
Maria Theresia (1717-1780) en haar zoon Jozef II (1741-1790) zagen de staat als een machine waarin alle tandraderen precies op elkaar ingrijpen. Orde, regelmaat, observatie, verantwoording en bestuur van bovenaf werd de nieuwe bestuursstijl. Om de staatsbureaucratie optimaal te laten draaien hervormden zij het leger en de belastingen, maar ze innoveerden ook. Onder hun bewind professionaliseerde het ambtenarenapparaat door de instelling van vaste werktijden (8-19 uur). Tevens hielden ze in verband met de rekrutering van het leger volkstellingen, al snel gevolgd door een andere noviteit, het nummeren van huizen.
Daarnaast waren de Habsburgers verwoede verzamelaars van dieren, medailles, munten en planten. Het verzamelen en verspreiden van (wetenschappelijke)kennis werd een nieuwe missie van de Habsburgers. Vandaar dat hun verzamelingen – volgens de laatste wetenschappelijke inzichten zorgvuldig werden gecatalogiseerd en toegankelijk waren voor het publiek. Zo stond de echtgenote van Maria Theresia, Frans Stefan (1708-1765), aan de wieg van het Museum van Natuurlijke Historie in Wenen en was de dierentuin van Schönbrunn (1752) de grootste van Europa. Ook hier trakteert Rady de lezer op een aandoenlijk verhaal. Toen in 1775 een Oostenrijkse Oost-Indische Compagnie werd opgericht en Oostenrijk kortstondig over een zeemacht beschikte, deed Jozef II (1741-1790) dat niet vanuit commerciële motieven. Eigenlijk was hij slechts geïnteresseerd in het vervangen van zijn botanische collectie, die door een ongeluk in zijn kassen verloren was gegaan.
Zwanenzang
Na de val van Napoleon creëerden de grootmachten van Europa tijdens het Congres van Wenen (1814-1815) een nieuw machtsevenwicht. Metternich, de Oostenrijkse minister van Buitenlandse Zaken, zorgde ervoor dat de status-quo stand hield. Toen in 1848 Europa in de ban raakte van revolutionaire omwentelingen, bleven de Habsburgers dankzij het leger in het zadel. Frans Jozef (1830-1916) voerde weliswaar een eigen grondwet in, maar moest niets hebben van politieke inspraak. Voor zijn bureaucratische absolutisme vertrouwde hij alleen op ambtenaren. Na de verpletterende nederlaag tegen Pruisen in 1862 ontstond in 1867 de ‘dubbelmonarchie’ Oostenrijk-Hongarije, een multinationaal gedrocht. Hongarije werd onafhankelijk maar bleef wel binnen het Habsburgse Rijk.
Congres van Wenen (1814 – 1815)
Rady laat goed zien hoe deze constructie een voedingsbodem bleek voor het nationalisme dat in alle Habsburgse gebieden sluimerde. De status aparte van Hongarije wekte de jaloezie van andere volkeren, zoals de inwoners van Bohemen, die zich achtergesteld voelden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog, die begon met de moord op de Oostenrijkse troonopvolger Frans Ferdinand – over wie Rady opvallend mild oordeelt – schaarden de verschillende nationaliteiten van het rijk zich nog één keer achter de keizer. Desondanks was het lot van de Habsburgers verbonden met dat van het Duitse keizerrijk. Waar eerder na een verloren slag een verdrag kon worden gesloten en eventuele gebieden werden prijsgegeven, moest de blanco cheque van 1914 aan Duitsland worden terugbetaald. Door de nederlaag van Duitsland spatte het Habsburgse rijk uiteen.
Habsburgers wilden vooral boven de partijen staan
Als in de laatste scène van Shakespeare’s Hamlet alle helden dood op de grond liggen, verschijnt plotseling prins Fortinbras uit Noorwegen op het toneel om de vacante troon op te eisen. De Habsburgers, die tussen 1273 en 1918 vrijwel onafgebroken heersten over grote delen van Midden-Europa, handelden precies zo. In zijn vlot vertaalde boek De Habsburgers. De opkomst en ondergang van een wereldmacht beschrijft Martyn Rady mooi hoezeer de Habsburgers in de beginperiode afhankelijk waren van het leed van anderen.
De Habsburgers kwamen oorspronkelijk uit Zwaben. In de dertiende eeuw verdienden ze veel geld met tolheffing. Na de val van de Hohenstaufers werd Rudolf I (1218-1291) in 1273 in Aken zelfs tot rooms-koning van het Heilig Roomse Rijk gekozen. Door een uitgekiende huwelijkspolitiek wist Rudolf bovendien Oostenrijkse gronden in bezit te krijgen. Toch werden de Habsburgers in 1356 buiten het belangrijkste document uit de geschiedenis van het Heilige Roomse Rijk, de Gouden Bul, gehouden. Daardoor mochten ze niet meebeslissen wie tot koning werd benoemd. Uit nijd schudden de Habsburgers hun Zwabische verleden af en werden Oostenrijkers.
Verzonnen verleden
Daarvoor moesten deze parvenu’s zichzelf wel opnieuw uitvinden. Met behulp van vijf oorkondes vervalste Rudolf van Habsburg (1339-1365) de familiestamboom. Daarin stond de totale macht van de nieuw gecreëerde functie van de aartshertog van Oostenrijk centraal, was de kerk ondergeschikt aan hem en werden zijn functie en goederen erfelijk. Om een link met de Romeinen te kunnen leggen, beweerde Rudolf van de Romeinse senatoren-familie Colonna af te stammen. Op die manier konden de Habsburgers zichzelf als de ware erfgenamen van de keizerlijke titel presenteren.
Humanisten deden daar in de zestiende eeuw nog een schepje bovenop. Ze dichtten de Habsburgers een uitzonderlijke status van ‘universele monarchen’ met de daarbij behorende keizerstitel toe. Uit de hofbibliotheek van Wenen (gebouwd in de jaren 1720) blijkt de grenzeloze ambitie van de Habsburgers. Op de pilaren van de bibliotheek, die staan voor de zuilen van Hercules, prijkt het motto van de familie Plus Ultra (steeds verder). Op het fresco daarboven staan drie godinnen die een vaandel dragen waarop AEIOU staat geschreven. Dit acrostichon staat hoogstwaarschijnlijk voor Alles Erdlich Ist Österreich Untertan: het is aan Oostenrijk de gehele wereld te beheersen. Overigens vond de beroemdste humanist Erasmus dergelijke pretenties maar onzinnig: ‘koningen en gekken worden geboren en niet gemaakt.’
Huwelijkspolitiek
Net als prins Fortinbras waren de Habsburgers er als de kippen bij om bezittingen van uitgestorven adellijke families te ‘claimen’. Daarnaast waren ze gelukkig in het sluiten van politieke allianties door het uithuwelijken van hun kinderen. Die huwelijken waren niet zonder risico. Frederik III (1415-1493) smeedde het over Europa versnipperde erfgoed aaneen. Zijn opvolger Maximilaan (1459-1519) nam een gok door het sluiten van huwelijken met het Huis van Jagiello (Hongarije en Bohemen) en het Huis van Aragón (Spanje). Doordat beide huwelijken geen mannelijke erfgenaam opleverden, kregen de Habsburgers grote delen van Midden-Europa én de Spaanse bezittingen in de Nieuwe Wereld in de schoot geworpen. Niet voor niets was een bekende uitspraak uit de zeventiende eeuw: ‘Terwijl anderen oorlog voeren, trouw jij, Gelukkig Oostenrijk.’
Maximiliaan I en zijn familie
Onder keizer Karel V (1500-1558), gezegend met de door inteelt veroorzaakte terugwijkende bovenkaak en vooruitgeschoven kin, groeiden de Habsburgers uit tot een wereldmacht met een nieuwe missie. In de visie van Karel moest de dynastie op één lijn worden gebracht met de verdediging van het katholieke geloof. Opmerkelijk genoeg streefde Karel ernaar boven de partijen te staan. Karel droomde aanvankelijk van vrede met alle christelijke vorsten en zocht naar een theologische formule om de verschillen tussen katholicisme en het opkomende protestantisme te overbruggen. Rady stipt deze episode jammer genoeg slechts summier aan, zoals alle Habsburgers in sneltreinvaart worden behandeld. Overigens toonde Karel zich na de overwinning op protestantse vorsten mild: krachtens de Vrede van Augsburg van 1555 mochten vorsten en heren zelf bepalen welk geloof ze aanhingen.
Keizer Karel V
Don Juan
Na de dood van Karel in 1558 vielen de Habsburgse bezittingen uiteen. Zijn zoon Filips II (1527-1598) erfde het Spaanse deel inclusief de Nederlanden, terwijl Karels broer Ferdinand (1503-1564) over het Midden-Europese deel regeerde. Filips ontpopte zich in zijn gebieden tot een onverzoenlijke geloofsfanaticus. Om de band tussen de dynastie en het katholieke geloof te onderstrepen liet Filips buiten Madrid het Escorial bouwen, compleet met een mausoleum waarin hij familieleden liet (her)begraven. Ferdinand was pragmatischer. Hij accepteerde dat protestanten in verschillende landdagen in de meerderheid waren en zette protestanten op sleutelposities van het steeds verder uitdijende overheidsapparaat.
Escorial
Toen in de Nederlanden in de jaren 1560 het protest van edelen tegen aangekondigde hervormingen uitmondde in de eis om godsdiensttolerantie, reageerde Filips door Alva te sturen. Rady beschrijft het allemaal als een wervelwind, waarbij je af en toe snakt naar een smeuïge anekdote. Gelukkig staan die sporadisch ook in het boek. Toen Filip’s halfbroer Don Juan in oktober 1578 na een mislukt avontuur als landvoogd van de Nederlanden stierf, maakten de Engelsen en de opstandelingen op zee de dienst uit. Om te voorkomen dat de vijand Don Juan in handen kreeg, werd zijn lijk daarom niet per schip vervoerd, maar in stukken gehakt, in zadeltassen gestopt en via Frankrijk naar Madrid gestuurd. Daar werden de delen samengevoegd en in het Escorial begraven.
Bureaucratische botanisten en verzamelaars
Maria Theresia (1717-1780) en haar zoon Jozef II (1741-1790) zagen de staat als een machine waarin alle tandraderen precies op elkaar ingrijpen. Orde, regelmaat, observatie, verantwoording en bestuur van bovenaf werd de nieuwe bestuursstijl. Om de staatsbureaucratie optimaal te laten draaien hervormden zij het leger en de belastingen, maar ze innoveerden ook. Onder hun bewind professionaliseerde het ambtenarenapparaat door de instelling van vaste werktijden (8-19 uur). Tevens hielden ze in verband met de rekrutering van het leger volkstellingen, al snel gevolgd door een andere noviteit, het nummeren van huizen.
Daarnaast waren de Habsburgers verwoede verzamelaars van dieren, medailles, munten en planten. Het verzamelen en verspreiden van (wetenschappelijke)kennis werd een nieuwe missie van de Habsburgers. Vandaar dat hun verzamelingen – volgens de laatste wetenschappelijke inzichten zorgvuldig werden gecatalogiseerd en toegankelijk waren voor het publiek. Zo stond de echtgenote van Maria Theresia, Frans Stefan (1708-1765), aan de wieg van het Museum van Natuurlijke Historie in Wenen en was de dierentuin van Schönbrunn (1752) de grootste van Europa. Ook hier trakteert Rady de lezer op een aandoenlijk verhaal. Toen in 1775 een Oostenrijkse Oost-Indische Compagnie werd opgericht en Oostenrijk kortstondig over een zeemacht beschikte, deed Jozef II (1741-1790) dat niet vanuit commerciële motieven. Eigenlijk was hij slechts geïnteresseerd in het vervangen van zijn botanische collectie, die door een ongeluk in zijn kassen verloren was gegaan.
Zwanenzang
Na de val van Napoleon creëerden de grootmachten van Europa tijdens het Congres van Wenen (1814-1815) een nieuw machtsevenwicht. Metternich, de Oostenrijkse minister van Buitenlandse Zaken, zorgde ervoor dat de status-quo stand hield. Toen in 1848 Europa in de ban raakte van revolutionaire omwentelingen, bleven de Habsburgers dankzij het leger in het zadel. Frans Jozef (1830-1916) voerde weliswaar een eigen grondwet in, maar moest niets hebben van politieke inspraak. Voor zijn bureaucratische absolutisme vertrouwde hij alleen op ambtenaren. Na de verpletterende nederlaag tegen Pruisen in 1862 ontstond in 1867 de ‘dubbelmonarchie’ Oostenrijk-Hongarije, een multinationaal gedrocht. Hongarije werd onafhankelijk maar bleef wel binnen het Habsburgse Rijk.
Congres van Wenen (1814 – 1815)
Rady laat goed zien hoe deze constructie een voedingsbodem bleek voor het nationalisme dat in alle Habsburgse gebieden sluimerde. De status aparte van Hongarije wekte de jaloezie van andere volkeren, zoals de inwoners van Bohemen, die zich achtergesteld voelden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog, die begon met de moord op de Oostenrijkse troonopvolger Frans Ferdinand – over wie Rady opvallend mild oordeelt – schaarden de verschillende nationaliteiten van het rijk zich nog één keer achter de keizer. Desondanks was het lot van de Habsburgers verbonden met dat van het Duitse keizerrijk. Waar eerder na een verloren slag een verdrag kon worden gesloten en eventuele gebieden werden prijsgegeven, moest de blanco cheque van 1914 aan Duitsland worden terugbetaald. Door de nederlaag van Duitsland spatte het Habsburgse rijk uiteen.
De Habsburgers. De opkomst en ondergang van een wereldmacht.
Schrijver: Martyn RadyUitgever: Spectrum
Prijs: 34,99
Bladzijden: 444
ISBN: 9789000359899
Misschien ook iets voor u
Een zelfmoord in zeer korte verhalen
In de nieuwste roman Waar ik liever niet aan denk (2020) van Jente Posthuma verliest de naamloze ik-figuur haar tweelingbroer door zelfmoord. Met haar observerende schrijfstijl die schijnbaar aan de oppervlakte blijft maar intussen scherp is georkestreerd, toont Posthuma de grillige contouren van een eenzaam en pijnlijk rouwproces.
Posthuma die in 2012 de A.L. Snijdersprijs voor het beste Zeer Korte Verhaal won, etaleert datzelfde talent ook in Waar ik liever niet aan denk. De hoofdstukken in de roman zijn kort, soms maar een halve bladzijde, en niet-chronologisch opgesteld. In weinig woorden weet Posthuma subtiele scenes uit het dagelijks leven van de ik-figuur neer te zetten die vaak verrassend in elkaar zijn gevlochten.
Waar ik liever niet aan denk gaat over familie, volwassen worden en de magnetische werking van de dood. Het verhaal maakt met name indruk door de rauwe relatie tussen de ik-figuur en haar tweelingbroer. Geen romantisch beeld van een onafscheidelijke tweeling, maar juist de strijd staat centraal, het tot elkaar veroordeeld zijn. Ze schipperen tussen afstand en nabijheid, begrip en onbegrip, alleen-zijn en samenzijn, met – voor de lezer – de continue schaduw van de zelfmoord van de broer: het definitieve afscheid.
Waar ik liever niet aan denk is een menselijke roman waarin de details de boventoon voeren: een voorliefde voor wollen truien, samen lachen om een piklapje en dromen over New York. De ik-figuur slijt haar dagen in ‘een stad vol poppetjes’, waarvan ze er zelf een is, waarvan haar broer er een was, maar waarin die miniatuurlevens ontegenzeggelijk groot kunnen zijn, vooral in hun afwezigheid. De ogenschijnlijk onbenullige details – van hele mensenlevens tot favoriete bekers, tv-series en een Suske & Wiske – worden door de dood verheven. Posthuma weet dat kwetsbare mechanisme raak te beschrijven.
Waar ik liever niet aan denk
Schrijver: Jente PosthumaUitgever: Uitgeverij Pluim
Prijs: €21,99
Bladzijden: 239 pagina's
ISBN: 9789492928481
Misschien ook iets voor u
Toch nog een ‘nieuwe’ roman van Joseph Roth
Alle romans van Joseph Roth leken al vertaald te zijn, maar Tarabas, een gast op deze aarde uit 1934, het jaar waarin met het vooruitzicht op de Tweede Wereldoorlog wordt teruggeblikt op de Grote Oorlog en de Russische burgeroorlog, leek over het hoofd gezien.
De Rus Nikolaus Tarabas is uitzonderlijk gewelddadig. Dat komt van pas als hij revolutie predikt tegen de tsaar, meehelpt bij een bomaanslag in een Oekraïense havenstad en zeker ook als hij voorop gaat in de oorlog tegen het Oostenrijk-Hongaarse rijk en in de Russische burgeroorlog. Waarom gaat hij volledig op in wreedheden? Vanwaar zijn woede, zijn angsten?
Hij weet er weinig raad mee als de vrede is aangebroken en hij als kolonel een regiment mag bestieren. Een joodse stadswijk wordt wreed bestormd door zijn laveloze soldaten en een menigte christelijke boeren, een pogrom die de kolonel volkomen lazarus (bewust?) aan zich voorbij laat gaan, maar in feite had moeten voorkomen.
Omslag
Na alle geweld volgt Tarabas’ extreme omslag naar berouw en boetedoening. Je vraagt je, spannend genoeg, tot op de laatste bladzijde af hoe dat afloopt en hoe dat kan. Dat laatste wordt niet inzichtelijk gemaakt, zeker niet door Tarabas: die geeft uitsluitend blijk van een eendimensionaal innerlijk. Verteller Roth lijkt er principieel voor te passen dat innerlijk alwetend op te vullen. Uit een brief d.d. juli 1934 blijkt dat hij op zijn opus uitgekeken begon te raken.
Iemand die radicaliseert van een slecht tot een goed mens is een zeldzaamheid. Veel vaker is goedheid, van brave huisvaders tot gezagsgetrouwe ambtenaren, ontaard in kwaad, vaak naar eigen zeggen niet uit eigen wil. Misschien gaf Roth in de gestalte van Tarabas lucht aan zijn bij voorbaat ijdele hoop dat er niet wéér een wereldoorlog ontketend zou worden. In 1933 omschreef Roth zijn Tarabas als ‘Glänzender Stoff [gevonden in Oekraïense krant], fern von Deutschland [speelt in Oost-Europa], aber mit deutlicher Beziehung dazu.’
Autistisch
Getrouw aan zijn heersende inborst overheerst Tarabas als personage het hele verhaal. Zijn alleenstaande positie zou je autistisch kunnen noemen. Hij bestaat alleen in zijn botsende zelf. In het bijzijn van zijn ondergeschikten is hij onmachtig tot conversatie en vrijwel altijd zit hij alleen aan tafel aan de brandewijn. Anderen brengen het toch verder dan schetsmatige figuren. Roth geeft in puntige trekken weer wat in ze omgaat. Zijn schrijfstijl ontvouwt zich in vrij korte, opvallend modern klinkende zinnen, in niet te lange beschrijvingen met trefzekere details. Roth schrijft nuchter, soms met een spottende wending, maar met voelbaar onderliggende deernis. Ondanks het monomane geweld kent het verhaal een goed tempo, ook dankzij het per hoofdstuk verspringen van de tijd. Voor Roths doen is Tarabas als karakter en als verhaal aan de monothematische kant, al weet hij behendig voor afwisseling in de plot te zorgen.
De roman werd in 1934 vertaald door Nico Rost. In datzelfde jaar, na Roth’s vlucht uit Duitsland, zag de oorspronkelijke exilroman het licht bij Querido. De vertaling werd in 1937 en in 2006 heruitgegeven en is nu door Elly Schippers glansrijk overtroffen.
Tarabas. Een gast op deze aarde
Schrijver: Joseph Roth (vertaald door Elly Schippers)Uitgever: L.J. Veen Klassiek
Prijs: €10,-
Bladzijden: 223 pagina's
ISBN: 978 90 204 16190
Misschien ook iets voor u
Themamaand: de waarde van kunst
/ 0 Reactiesdoor: Roos Wolthers0 SterrenNa drie maanden zonder theatervoorstellingen, bioscopen en musea mogen we eindelijk weer op pad. Het leek ons een mooi moment om de balans op te maken: wat betekent kunst precies voor ons? Deze maand publiceren we daarom een serie artikelen over de waarde van kunst.
Onze hoofdredacteur Roos Wolthers wordt na een lange treinreis overvallen met een lastige vraag. Ze probeert hem te beantwoorden terwijl ze met een toevallige reisgenoot door galeries in München dwaalt.
Het is zes uur ’s ochtends en ik loop door München met Erik, een jongen die ik net heb ontmoet toen we de nachttrein uitstapten. Het is meteen duidelijk dat hij geen fan is van smalltalk. Als ik vertel dat ik kunstwetenschappen studeer, vraagt hij: ‘Wat denk jij dat het nut is van kunst?’ Die vraag kreeg ik eerder, van docenten, klasgenoten, kennissen en familieleden die het onverstandig vonden dat ik in de culturele sector wilde gaan werken. Dit keer is het echter geen retorische vraag, Erik vraagt het vanuit oprechte interesse. Ik heb geen antwoord paraat (in mijn verdediging: het was zes uur ’s ochtends en ik had de nacht op een krappe stoel in een felverlichte treincoupé doorgebracht). Erik geeft me zijn mening: kunst is nuttig, omdat het een boodschap overbrengt.
De volgende dag lunchen we samen en daarna sleep ik hem mee naar de galerie van Kristina, een meisje dat ik eerder in Berlijn heb leren kennen. Ze vraagt ons mee naar een opening in een andere galerie diezelfde avond en laat ons de expositie zien. We zien metalen kaders die rondom de hoeken van muren zijn gevouwen. Erik bekijkt de werken en knikt beleefd. Hij wil mij niet in verlegenheid brengen door een spervuur aan vragen over de betekenis van de werken op Kristina af te vuren, maar barst los zodra we buiten staan. Wat is de boodschap van deze werken? Wat is de bedoeling van de kunstenaar? Als je hedendaagse kunst als een communicatiemiddel probeert te zien, besef ik, loop je er al snel tegenaan dat die communicatie vaak niet bepaald efficiënt is. Ik geef mijn interpretatie van het werk en mompel iets over aandacht vestigen op elementen van architectuur die makkelijk over het hoofd worden gezien. Hij lijkt er genoegen mee te nemen, maar ik ben zelf niet tevreden met mijn antwoord. Natuurlijk kun je nadenken over de betekenis van een kunstwerk, maar ik ga nu mee in zijn idee dat kunstwerken altijd één concrete boodschap hebben en dat het jouw taak is om die eruit te destilleren, terwijl ik dat idee eigenlijk te simplistisch vind.
De galerie waar ’s avonds de opening plaatsvindt blijkt nog abstracter werk te tonen. Er hangen lange, gekleurde stroken papier aan de muren. Dit keer heb ik niet direct een coherente interpretatie van de werken klaar. Ik probeer uit te leggen dat ik ze ook kan waarderen zonder dat ik ze volledig begrijp, maar Erik blijft de werken zien als een puzzel die hij niet kan oplossen.
We zijn hier nu toch, dus ik vraag aan een vrouw wie de tentoonstelling gecureerd heeft. Ze wijst naar een jonge man die druk aan het praten is. Zodra zijn gesprekspartner een drankje gaat halen, stap ik op hem af en vraag hem of hij ons iets meer over de expositie kan vertellen. Hij biedt ons een rondleiding aan en vertelt enthousiast over de werken en hoe ze zijn gemaakt. We raken in gesprek en Erik vraagt hem wat de boodschap is die de kunstenaar ons met deze werken wil vertellen. De curator kijkt hem aan en antwoordt:
“Art should not give you answers and make your life more simple. It should make your life more fucked up and complicated and leave you with more questions.”
Ik vond het knap dat hij zo’n duidelijke visie had over wat kunst voor hem betekent en wist meteen dat ik ook zo zelfverzekerd mijn eigen antwoord klaar wilde hebben. Sindsdien heb ik er veel over nagedacht, terwijl ik onderzoek deed voor mijn opleiding, een expositie bezocht of napraatte over een film.
Natuurlijk zijn alle mogelijke antwoorden al eens gegeven, door kunstenaars, filosofen, wetenschappers. Door Heidegger, die vond dat kunst waardevol is omdat je er anderen beter door gaat begrijpen. Door Brecht, die vond dat kunst mensen wakker moest schudden en hen aan moest sporen tot actie. Door Aristoteles, die schreef dat kunst voor catharsis zorgt.
Op de vraag: ‘Wat is het nut van kunst?’ zou ik nu antwoorden dat ze allemaal gelijk hebben – kunst kan je perspectief verbreden, je activeren en je raken – maar tegelijkertijd ook allemaal niet. Kunst is nuttig op allerlei verschillende manieren, maar heeft geen direct nut zoals een flesje water, een winkelwagentje of een topografieles dat wel hebben. Kunst wel een direct doel toeschrijven zorgt er al snel voor dat je het tot dat ene doel reduceert. Toen Halbe Zijlstra grote bezuinigingen op de kunstensector aankondigde in 2010, schreef toenmalig Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr:
“ik was van plan een heldenstuk te schrijven
over het belang van kunst
haar grote nut
maar mijn blad zweeg indrukwekkend
en alle muzen weken
de waarheid is
zij heeft geen nut
kunst is maar een bijproduct
zij is niet nodig om te kunnen
eten, neuken, ademen”
Dat kunst geen nut zou hebben, klinkt oneerbiedig, maar in werkelijkheid geeft het juist aan wat kunst zo onmisbaar en uniek maakt. Het bijzondere aan mensen is dat ze dingen maken die geen direct nut hebben, dat ze dingen maken omdát ze dingen willen maken: omdat die dingen mooi zijn of wonderlijk of verontrustend, omdat ze iets willen achterlaten of omdat ze een verhaal willen vertellen. Kunst is een viering van menselijkheid, juist omdat de vraag naar het nut ervan geen eenduidig antwoord heeft.
Ik ben er nog steeds niet helemaal over mijn antwoord uit, maar ik ben er nu ook niet meer van overtuigd dat ik zelfverzekerd een antwoord klaar moet hebben. Het mooie aan kunst is juist dat er geen simpel antwoord is op de vraag wat haar nut is en dat die vraag er, net als sommige kunstwerken, meestal voor zorgt dat je met meer vragen achterblijft.
Foto’s: Expositie Energy Stains van de Australische kunstenaar Conor O’Shea, die in 2018 te zien was in galerie Loggia in München.
Een viering van menselijkheid
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Zo fragiel en breekbaar als een reiger
/ 0 Reactiesdoor: Els van Swol0 SterrenIn onze rubriek Blikopeners schrijven redacteuren over een kunstervaring die hun leven op een kleine of grote manier veranderde. Els van Swol vertelt over een mobile van Alexander Calder, die de manier waarop ze naar kunst kijkt voorgoed bepaalde.
Ik herinner het me als de dag van gisteren. Mijn moeder nam mij mee naar het Amsterdamse Stedelijk Museum. Wat de aanleiding was, weet ik niet meer. Misschien had ze er zomaar, opeens zin in. Onder aan de grote, statige trap bleef zij stokstijf staan, de knieën recht, het hoofd achterover en de blik omhoog, naar het eind van de trap: daar hing een mobile van Alexander Calder, wiegend zijn evenwicht zoekend. Een mobile van een verstilde schoonheid, zowel langzaam en statig bewegend gelijk een zwaan, zo fragiel en breekbaar als een reiger, die schokschouderend zijn weg zoekt.
Het was een overweldigende ervaring, dat voelde ik aan de stilte die ons omringde, aan alles eigenlijk. Een immanent én transcendent kunstwerk, wat je ziet én wat daar bovenuit stijgt, vorm en inhoud, materie als idee ineen aan het hoge plafond en wij met beide benen op de grond, pogend, zo naar boven reikend, om zelf ook ons evenwicht te bewaren, bijna figuurlijk omver geblazen door dat lichte kunstwerk.
‘Als je het begrijpt’, schreef Calder in zijn autobiografie over kunst in het algemeen, ‘kan het je heel erg aangrijpen’. Mijn moeder begreep het in één oogopslag en droeg die kennis, dat gevoel ervoor, woordloos op mij over. Vanaf dat moment keek ik naar kunst als iets dat zowel aardse materie als bovenaardse sfeer is. In die kwetsbaarheid geldt dat niet alleen voor de mobile van Calder, maar bijvoorbeeld ook voor de tere stillevens van een Dick Ket of Jan Mankes. Ook de liefde daarvoor gaf mijn moeder mij mee.
‘Al zou je honderd versies van je scriptie schrijven’, tekende mijn scriptiebegeleider tientallen jaren later in de kantlijn ervan aan, ‘het thema transcendentie en immanentie zal er altijd in terugkomen’. Tot vervelends toe, dacht ze er waarschijnlijk bij. Zo is het maar net, want de ervaring ervan gaat spreken en zwijgen te boven, en is volgens de filosofe Susan Neiman – waar mijn scriptie onder meer over ging – ‘extremely important and indeed a good, sometimes the only, alternative to speaking or silence.’
Toen, onder aan die trap, heb ik voor eens en altijd begrepen, dat die combinatie van immanentie en transcendentie, innerlijk en uiterlijk, de basis vormt van elk groots kunstwerk, hoe klein en fragiel soms ook. De mobile van Calder heb ik later nog vele malen teruggezien en telkens moet ik aan die eerste keer denken. We zeiden niets tegen elkaar en liepen stil door, maar voelden op dat moment een verbondenheid die mij, zo klein als ik was, altijd is blijven vergezellen.
Column over de impact van kunst
Misschien ook iets voor u
Cultureel survivalpakket
/ 0 Reactiesdoor: Roos Wolthers0 SterrenHet lukt een schilderij nog net niet om je zoekgeraakte sleutels te vinden, maar kunstwerken kunnen veel ander gemis verzachten. Of je na drie maanden quarantaine nu verlangt naar een knuffel, een feestje of een wonder: er bestaat een kunstwerk dat je ervan voorziet.
In dit culturele survivalpakket zetten wij die kunstwerken voor je op een rijtje. Je hoeft alleen te beslissen waar jij na drie maanden quarantaine het meeste behoefte aan hebt, en dan helpt de film, voorstelling of tentoonstelling die wij aanraden je de zomer door.
Een knuffel
Iemand die even je schouder aanraakt, je hand vastpakt of je een high five geeft: nu fysiek contact uit den boze is, valt het opeens op hoeveel we elkaar in het dagelijks leven aanraken. Theatermaker Emke Idema miste al die fysieke aanrakingen zo erg dat ze een omhelzingspakket samenstelde, vol met gedetailleerde omschrijvingen van knuffels die ze ooit kreeg. Luisteren naar haar verhalen is niet helemaal hetzelfde als aangeraakt worden, maar veel dichterbij het echte werk kun je niet komen.
Werk van Ank Daamen, die illustraties maakte bij de verhalen van Idema
Een luisterend oor
2020 is tot nu toe vooral een jaar waarin heel veel dingen niet doorgaan of niet kunnen: we kunnen niet naar een festival, niet naar ons werk, niet naar een feestje. Dan kun je vol goede moed focussen op wat er wél kan, maar soms wil je gewoon even bij de pakken neer zitten en lekker klagen. Theatergroep Nineties Productions begrijpt dat als geen ander en opent een online rouwresort voor iedereen die het gezellig een avondje wil hebben over hoe zwaar alles is.
Foto door Julian Maiwald
Een dutje
Toen columniste Japke D. Bouma schreef dat ze sinds de coronacrisis zo moe is, kreeg ze vele honderden reacties van mensen die zich in haar stuk herkenden. De stress en het schakelen van de afgelopen maanden zorgden ervoor dat we ons massaal uitgeput voelen. Geen wonder dat Dries Verhoeven zijn succesvolle installatie U bevindt zich hier weer uit de kast haalde. Als bezoeker krijg je tijdens deze voorstelling over anonimiteit en eenzaamheid je eigen slaapkamer, en je wordt uitgenodigd om de hele voorstelling lang in bed te liggen.
Ideaal dus voor als je even je ogen dicht wil doen, maar of je echt in slaap kunt vallen is nog maar de vraag. Het werk van Verhoeven zit namelijk meestal zo vol met verrassingen dat je constant op het puntje van je stoel (of, in dit geval, bed) zit.
Foto door Anna van Kooij
Een wonder
Goed nieuws: dit mag dan een jaar vol ellende zijn, maar de wonderen zijn de wereld nog niet uit. Het is ook niet lastig om ze te vinden, want ze hebben zich allemaal opgehoopt in Museum Catherijneconvent. In de huidige tentoonstelling Allemaal Wonderen zie je geen alledaagse kost, maar wonderbaarlijke genezingen, mensen die vliegen en zelfs een hostie die een stukje gaat wandelen. Of je nu in wonderen gelooft of niet, na een bezoek aan deze tentoonstelling voelt het even alsof alles mogelijk is.
Detail uit De profeet Elisa wekt de zoon der Sunamitische vrouw tot leven van Jan Sluijters
Een feestje
In de Chileense film Ema gaat de platinablonde Ema gewapend met een vlammenwerper op zoek naar haar adoptiezoon Pablo. Klinkt nog niet als een hele feestelijke film, denk je misschien, maar dat heb je mis. Ema en haar man Gaston zijn dansers, en samen met hen duik je het uitbundige nachtleven van Santiago in. De film heeft zo’n pompende, opzwepende reggaeton-soundtrack en zulke wilde dansscenes dat het zelfs voor een standbeeld onmogelijk is om niet mee te bewegen. Gelukkig kunnen we je garanderen dat zelfs als het feest compleet uit de hand loopt, je de dag erna geen kater hebt.
Still uit Ema
Deze kunstwerken helpen je de zomer door
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Een sprookjesachtig avontuur
Sophie Anderson bouwt met Het meisje dat met beren praatte (2020) verder aan de wereld uit haar debuut Het huis met de kippenpoten (2018). Geïnspireerd door de sprookjes die haar oma vroeger vertelde, creëert Anderson nu haar eigen sprookjeswereld. Een veelbelovend verhaal dat de belofte net niet waarmaakt.
Het meisje Yanka voelt zich anders dan haar dorpsgenoten. Als kind is ze gevonden bij een berenhol en sindsdien woont ze bij haar Mamotsjka (‘koosnaampje voor moeder’) en de wezel Muizenval. Haar gevoel anders te zijn krijgt op een dag fysiek vorm. In de nacht na de jaarlijkse poppenshow veranderen haar benen in berenpoten en kan ze plotseling met dieren praten:
‘Je wandelt gewoonlijk niet ’s nachts.’ Ik schrik van Muizenval, die op mijn schouder springt. (…)
‘Hoe komt het dat ik je kan verstaan?’ antwoord ik verbaasd. (…)
‘Als je bedenkt hoelang we al samenleven is het erg onbeleefd dat je dat nu pas doet.’
Ze heeft geen idee wat er aan de hand is. Omdat een goede vriend, de kluizenaar Anatoli, haar altijd sprookjes vertelde over het bos, denkt ze dat ze daar antwoorden kan vinden. Samen met Muizenval gaat ze op zoek naar haar eigen verhaal.
Tijd en plaats
Aanvankelijk is het niet helemaal duidelijk waar en wanneer het verhaal zich afspeelt. De karakters hebben Russisch klinkende namen, en hoewel het dorpje eerst wat ouderwets lijkt, is er toch sprake van een modern ziekenhuis in een stad in de buurt. De vervreemding wordt versterkt door het perspectief, het verhaal is in de ik-persoon verteld. Een verteller op afstand had de lezer meer het verhaal in kunnen begeleiden en meer context kunnen bieden.
Deze vervreemding verdwijnt wanneer Yanka en Muizenval het bos in gaan. Yanka snapt nu zelf ook niet altijd wat er gebeurt, zodat je het verhaal samen met haar kunt ontdekken. Je kunt zelfs de kaart erbij pakken die voorin het boek staat, waarop te zien is welke route ze aflegt.
Sprookjes
De sprookjes in het boek zijn bijzonder mooi. Ze beginnen traditiegetrouw met ‘Er was eens…’ en zijn verfraaid door illustrator Kathrin Honesta.
Een van de sprookjes gaat over een timmerman die een magische boom ontmoet. Om te voorkomen dat hij de boom omhakt, biedt deze Lindenboom aan een wens te vervullen. Eerst wenst de man om gezondheid en voldoende eten voor zijn familie, maar hij wordt steeds gretiger. Zelfs wanneer hij in een gouden paleis woont is het nog niet genoeg. Verblind door hebzucht hakt hij een tak van de boom af, waarop de boom de timmerman en zijn gezin vervloekt. De volgende ochtend worden ze wakker als beren.
Deze sprookjes blijken het ware verhaal van Yanka te vertellen. Ze ontdekt dat de timmerman uit het sprookje haar grootvader is en dat ze daarom in een beer verandert. Hoe meer ze deze sprookjeswereld in trekken en hoe meer ze ontdekken, des te meer het verhaal tot leven komt. Anderson beschikt over de gave om de fantasie geloofwaardig te maken, met als mooiste voorbeeld een huis op kippenpoten waar een heks in woont die doden naar het hiernamaals begeleidt.
Levenslessen
De sprookjes zijn prachtig, maar op een punt slaat Anderson de plank mis. Yanka maakt onderweg nieuwe vrienden en samen met hen wil ze de vloek van de Lindenboom verbreken. Tijdens deze reis leert Yanka dat ze alleen kunnen slagen wanneer ze samenwerken, want elk van hen heeft een eigen talent. Wat volgt is een Disney-waardige moraal:
Ik dacht altijd dat je sterk werd door dingen alléén aan te pakken, maar misschien vergiste ik me. Misschien word je ook wel sterk als je met anderen samenwerkt.
Dit soort levenslessen ligt er behoorlijk dik bovenop, wat afbreuk doet aan het spannende verhaal én aan het mooie sprookje dat Anderson wil neerzetten. Een belangrijk kenmerk van het genre is immers de impliciete moraal die de lezer er zelf in kan ontdekken.
Anderson heeft in Het meisje dat met beren praatte, en eerder al in haar debuut, een intrigerend sprookjesbos gecreëerd met interessante en sympathieke karakters. Je voelt dat er meer verhalen in dit bos schuilen. Als sprookje is dit kinderboek veelbelovend maar door de moralistische aard wordt het geheel wat gekunsteld. Hopelijk durft ze in de toekomst de lezer wat meer los te laten, zodat die zelf op avontuur kan in deze magische wereld.
Het meisje dat met beren praatte (10+)
Schrijver: Sophie AndersonUitgever: Uitgeverij Volt
Prijs: 17,50
Bladzijden: 374
ISBN: 978 9021 4216 05
Misschien ook iets voor u
Dulle Griet, goed of kwaad?
Antwerpen is een stad die belang hecht aan kunst en geschiedenis. De oude en historische gebouwen die je ziet terwijl je door de straten van de stad loopt, fascineren je. Maar er valt tussen alle moderniteit sowieso een klein en vriendelijk gebouw op, het Museum Mayer van den Bergh.
Musea onthullen de ervaringen uit het verleden van die stad. Oorlogen, vrede, pijn, vreugde, prestaties, overwinningen, enzovoort. Ze zijn allemaal met elkaar verweven. Je voelt en ervaart ze allemaal tegelijkertijd op één plek tijdens je museumreis. Na het verlaten van het museum ben je niet meer dezelfde persoon. Je begint de genetische codes van de stad in je lichaam te voelen. Je bent nu deelgenoot geworden van de pijn en vreugde van de stad.
Bewonderenswaardige schildertechnieken
Mayer van den Bergh en zijn familie worden in de eerste werken afgebeeld. Deze zijn bij de ingang te zien. De schilderijen aan de muren en de afgebeelde mensen zijn ongelooflijk levendig. Het is alsof de mensen op de portretten even uit de schilderijen willen springen om je te verwelkomen. Daarnaast fascineren de donkerbruine houten meubels en open haard van het museum, de sierlijke kroonluchters die aan het plafond hangen de bezoekers en maken ze deel uit van het bezit van de familie Van den Bergh.
Dulle Griet (detail) , Museum Mayer van den Berg, Foto: Van Acker, Katrien, KIK
Dulle Griet
Op de bovenste verdieping hangt het prachtige werk van ‘Dulle Griet’ een van de belangrijkste werken van het museum. Het is een meesterwerk, gemaakt in 1563 door Pieter Breughel de Oude. Er zijn veel ongeloofwaardige details in het schilderij verwerkt, maar de meest opvallende figuur is ‘Dulle Griet’, die het schilderij zijn naam geeft.
‘Dulle Griet’ is groter afgebeeld dan de andere mensen op het schilderij. Terwijl die krachtige vrouw in harnas naar links rent naar de mond van de hel, zijn de vrouwen achter haar druk aan het plunderen. Op dat moment betreden mannelijke soldaten het podium aan de rechterkant. Er staan allerlei vreemde monsters, rare wezens en bizarre structuren op het schilderij. Het is net een horrorfilm. De horizon brandt rood. Op dit moment vervlochten dromen en werkelijkheid zich met elkaar.
Het schilderij toont een behoorlijk chaotische omgeving… Oorlog, vuur, vreemde wezens, een vrouw die naar de mond van de hel rent, plunderaars, soldaten… Waar is deze plaats? Waarom wordt ‘Dulle Griet’ in gigantische dimensies afgebeeld? Waarom is de horizon karmozijn? Waarom bestaan er rare wezens en wat willen ze doen? Wie vertegenwoordigt wie en wat? Zal het goede of het kwade overwinnen? Gedachten… Gedachten… Gedachten…
Opstandig
‘Dulle Griet’ wordt afgeschilderd als een mannelijk monster met een schubbig gezicht en scherpe tanden, botsend met wezens zonder haar koelbloedige houding te verliezen. De kostbaarste voorwerpen van ‘Dulle Griet’ zijn haar helm, harnas en het zwaard dat ze nam van de patriarchale hegemonie. Terwijl haar haar onder haar helm naar achteren wuift en haar gespannen gezicht richting de mond van de hel is gericht, lijkt ‘Dulle Griet’ vastbesloten om de hel te vernietigen.
Dulle Griet (detail), Museum Mayer van den Berg, Foto: Van Acker, Katrien, KIK
Zij en haar leger van vrouwen zijn in de hel; misschien hebben zij gezondigd en iemand gedood of verbrand. Misschien is de wereld waarin ze leven in een hel veranderd. Misschien rebelleerden ze voor veel dingen die ze nooit hebben meegemaakt. Misschien hebben zij allemaal het vrouwenleger bij elkaar gebracht.
Daarom belichaamt dit schilderij hoe de wereld werd veranderd in een hel voor vrouwen door licht te werpen op de patriarchale en hegemoniale staat van die periode, haar mannelijke wetten en haar seksistische opvatting van die samenleving.
Afscheid
Als het 17.00 uur is gaat het museum dicht. Je wilt nooit afscheid nemen van ‘Dulle Griet’, maar je moet wel. Een deel van je geest en hart blijft bij haar.
Als je ooit voorbij Antwerpen komt, vergeet dan niet om langs het Mayer van den Bergh Museum te gaan. Het is ook heel gemakkelijk te bereiken omdat het in het stadscentrum ligt. Het historische gebouw van het museum, de innerlijke ambiance, prachtige artefacten zijn zeer uitnodigend en ze zijn zeker het bekijken waard.
'Dulle Griet' in de doorlopende tentoonstelling in het Museum Mayer van den Bergh
Gezien in: Museum Mayer van den Bergh, AntwerpenMisschien ook iets voor u
8WEEKLY staat te trappelen
/ 0 Reactiesdoor: Redactie, Joost Festen, Roos Wolthers0 SterrenElke maand zijn er zoveel mooie albums, voorstellingen en boeken te beluisteren, zien en lezen dat het soms lastig is om de parels ertussenuit te vissen. Daarom vertelt onze redactie in 8WEEKLY staat te trappelen waar zij zich de komende maand het allermeest op verheugen. Deze maand kijken we uit naar het nieuwste album van een jazz-grootheid en naar grote hoeveelheden Bossche bollen.
Gregory Porter: een warme stem om van te watertanden
Door Joost Festen
Het is nog bijna tot eind augustus wachten op het nieuwe album van Gregory Porter. Op 28 augustus zal All Rise verschijnen. Porter debuteerde in 2010 op negendertigjarige leeftijd en werd toen al een laatbloeier genoemd. Vanaf zijn debuut Water levert deze jazz-grootheid alleen maar kwaliteitsalbums af. All Rise zal daar naar verwachting geen verandering in brengen. Inmiddels verschenen er wel al wat smaakmakers op de verschillende streaming-platformen. Zo verschenen achtereenvolgens ‘Revival’ (in diverse mixen), ‘If Love Is Overrated’, ‘Thank You’, ‘Phoenix’, ‘Mister Holland’ en ‘Concorde’.
Porter is ruim door het grote publiek ontdekt. Hij won inmiddels twee Grammy’s voor twee verschillende studioalbums. Dit zesde studiowerk zal wederom om te watertanden zijn. De stem en ook de muziek van Porter zijn zeer herkenbaar geworden en roepen direct warmte, vertrouwen en blijdschap in je hart op. De warme, diepe stem zuigt mij als jazzliefhebber direct naar binnen, maar ook als je jazz niet hoog in het vaandel hebt staan, kan je bijna niet om hem heen.
Theaterfestival Boulevard: heel veel voorstellingen en heel veel Bossche bollen
Door Roos Wolthers
Vorig jaar was ik voor het eerst een dag op Theaterfestival Boulevard. Ik had van tevoren niet verwacht dat ik drie Bossche bollen zou eten, dat ik samen met een ouder echtpaar zelf het script van een voorstelling zou voorlezen of dat ik met een grote doos vol spiegels op mijn hoofd mijn weg zou moeten vinden over het drukke festivalterrein. Maar dat was juist waarom ik er na een lange, chaotische en vrolijke dag met zoveel enthousiasme op terugkeek. Op Boulevard maak je dingen mee die je nergens anders meemaakt, je ziet bijzondere voorstellingen op nog bijzonderdere locaties (ik belandde o.a. in een verlaten kantoorpand en de kleedkamer van een theater) en je hebt achteraf gegarandeerd een hoofd vol verhalen en indrukken.
Dat het festival dit jaar doorgaat, is een cadeautje, zeker omdat er prachtige voorstellingen op het programma gaan. Ik ga in ieder geval naar Spectrum, U bevindt zich hier en In order of disappearance. Als mijn ervaring van vorig jaar echter iets zegt, zijn die drie voorstellingen nog maar het begin van de bijzondere dingen die ik dit jaar mee ga maken.
Waar kijkt onze redactie deze maand naar uit?
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Robin Borneman Folklore special
Deze Americana update is een special rond onze Nederlandse Robin Borneman. Hij verraste ons op Record Store Day 2020 NL Releases met de enige cd uit deze limited edities worp. Echoes bevat een aantal demo’s die zijn drieluik rond de verzamelnaam Folklore voorafgingen in de tijd.
Robin Borneman is in Nederland helaas minder bekend dan in de USA. Toch verdient deze Brabantse artiest ook in ons land de nodige aandacht. De aandacht zal niet komen met de RSD2020 release. Dat zijn maar 250 exemplaren, maar als het de aanleiding zou kunnen zijn om aandacht naar zijn werk te trekken dan is dat mooi. Het is in ieder geval de trigger voor deze special.
Echoes
Het album Echoes heeft als ondertitel A Home Recording Collection 2006-2009. Aan de binnenflap van het digi-pack lezen we dat we hier te maken hebben met een collectie diep persoonlijke liedjes uit de kluis van Borneman. Persoonlijke verhalen verpakt in liedjes uit zijn vroege jaren. Ze geven soms het beeld van alledag, van liefde en ook van worstelen met het leven als artiest. Het album opent met ‘Lost Recall’, dat het gevoel van Christelijke kerkmuziek in zich heeft. Datzelfde gevoel met de link naar het geloof horen we nog een keer terug bij ‘Turn Around’, als Borneman zingt over Jezus de timmerman. Het zijn liedjes die Borneman samenpakt onder de subtitel ‘Mirrorfountain’, samen met een song die midden op de cd staat met de titel ‘Hope’.
Het begin van de Folklore reis
In 2015 startte Borneman zijn verhaal van de reiziger op Folklore I: The Waving Days met een verhaal, dat vooral borrelt van het avontuur. In ‘Land of Amok’ lijken we zelfs ergens tussen de Indianen en Cowboys verzeild te raken. Het is de start van een avontuur dat – zoals we dan al weten – drie albums zal duren. Wat de reis voor ons in petto heeft weten we dan nog niet. Hetzelfde geldt voor de reiziger die het onderwerp is van het verhaal. De parallel met de reis van het leven van ieder mens is makkelijk te maken en misschien is het wel de reis van Borneman zelf, zo kunnen we als luisteraar vermoeden. ‘The Waving Days’ verhaalt van een liefde waarvan afscheid genomen wordt, omdat de reis verder moet. De drang van de hoofdpersoon is duidelijk voelbaar. En we staan nog maar aan het begin van de reis.
Op Folklore II: The Phantom Wail maken we kennis met het meest duistere deel van de reis. Een reis waar de reiziger ook de blues aandoet in ‘Woebegone Blues’. Wat over de hele trilogie overeind blijft, is de meeslepende manier waarop Borneman ons meevoert langs en vooral in zijn verhaal. De artiest weet je gedurende het hele album te binden. En nu de drie delen compleet zijn is het heel verleidelijk om het hele verhaal in zijn geheel te blijven beleven door album één tot en met drie in een ruk tot je te nemen. Het wordt nergens saai, dit verhaal en de afwisseling is groot genoeg om keer op keer door andere details in de muziek van Borneman verrast te worden. De schakering van de verschillende instrumenten, geluiden, het verhaal en de boeiende verhalende zang van Borneman maakt deze muzikale reis bijna net zo’n memorabele reis als we ooit lazen in de boeken van Tolkien’s In de ban van de ring. De Hobbit is misschien net zo’n reiziger als de naamloze reiziger van Borneman.
Folklore trilogie compleet
Robin Borneman is een verhalenverteller met een fijne stem die soms licht klinkt en op een ander moment – als het liedje het vraagt – ook wat donkerder kan klinken, zoals Jackie Leven en Nick Cave. Wie Folklore III: The Cradle Tree luistert, wordt direct meegesleept naar de wereld van Bornemans reis. Op reis van ‘Tell The Wind’ naar ‘Stormcrow’, dat eindigt met het geluid van regen en donder naar het heel fijne ‘The Boatman’, dat meteen bij een van de eerste regels als een hoogtepunt voelt. Zonder echt naar de tekst te luisteren voelt het als een keerpunt op het album met zang die je oren streelt en trompetgeluid halverwege het liedje. Als we echt luisteren horen we echter dat Borneman zingt van wortels, die diep in zijn ziel steken en van belevenissen, die de hoofdpersoon niet meer zal vergeten zo lang hij leeft.
In het volgende liedje komen engelen voorbij, terwijl het liedje opent met fijn gitaarspel en het verhaal dat het bitterzoet smaakt om jezelf tegen te komen. Tussen alle zware beproevingen heeft de reiziger inmiddels geleerd dat de liefde steeds een veilige haven is gebleken en een plek om te schuilen. In ‘The Latter Mile’ gaat het verhaal duidelijk richting zijn eindpunt, terwijl de reiziger verhaalt over het gevoel van thuiskomen om uiteindelijk te beseffen dat zijn thuis de eindeloze weg is die ligt tussen de wieg en het graf. De reiziger volgt de bomen.
Folklore historie
Robin Borneman is zanger bij het Trans Siberian Orchestra in de USA en vertoeft daar dan ook veelvuldig. De shows aldaar trekken gemiddeld zo’n 15.000 liefhebbers per concert. De carrière van Borneman voltrekt zicht dan ook voornamelijk aan de andere kant van de grote plas. Zijn creatieve output vinden we echter terug in zijn oeuvre, dat in Nederland wordt uitgebracht op Kroese Records label. Het is een oeuvre dat inmiddels een fraai creatief hoogtepunt kent in de vorm van de Folklore I t/m III (trilogie). Het drieluik werd vorig jaar afgerond met misschien wel het fraaiste deel. Folklore III: The Cradle Tree luistert als de werkelijke kroon op het werk van Borneman’s werkstuk. Dat roept natuurlijk direct de vraag op: en wat gaat deze muzikant daarna brengen? Dat is afwachten natuurlijk, maar vooraleerst duiken we nu in dit prachtige werkstuk, dat over een periode van vier jaar is verschenen.
Wie de reis van Borneman wil maken heeft twee opties. Je kunt chronologisch door de trilogie gaan of je kiest weg van wat minder weerstand. De laatste optie start met het laatste deel, wat makkelijker in het gehoor zal liggen. Folklore III: The Cradle Tree is niet alleen het sluitstuk, maar hier gaat het licht ook helderder schijnen in het leven van de naamloze reiziger die het onderwerp is van het drieluik. Wie de hoesjes van de drie albums bekijkt, ziet ook aan deze creatieve uiting de warmte stralen van de afbeelding. Wat dat betreft kunnen we met een gerust hart ons gevoel volgen als we het artwork van de albums zijn werk laten doen.
Robin Borneman
Album: FolkloreMisschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur: