Kunst / Expo binnenland

De vele gezichten van Paul Citroen

recensie: Paul Citroen: Tussen Modernisme en Portret

.

Hoewel een tentoonstelling gewijd aan het werk van Paul Citroen (1896-1983) -25 jaar na zijn dood – natuurlijk wel gepast is, is het eigenlijk toeval dat deze nu plaatsvindt in Zwolle. Het was namelijk dankzij een statenlid van de provincie Overijssel, een vriend van de kunstenaar, dat de kale muren van het provinciehuis werden gevuld met in bruikleen genomen werk van Citroen. Deze bruiklenen werden later aangekocht. Van daaruit was het een kleine stap naar de museumcollectie van Museum De Fundatie in Zwolle dat deze en andere werken nu tentoonstelt. Paul Citroen: Tussen Modernisme en Portret geeft een goed beeld van het oeuvre van een veelzijdig kunstenaar die ook publiceerde, tekenonderwijs gaf aan de Haagse kunstacademie en oprichter was van de Nieuwe Kunstschool in Amsterdam.

Paul Citroen, Portret van Albert Mol Syberisch krijt op papier, 197

Paul Citroen, Portret van Albert Mol Syberisch krijt op papier, 197

Paul Citroen studeerde in de jaren twintig van de vorige eeuw onder andere aan het Bauhaus in Weimar, een opleiding voor beeldend kunstenaars, ambachtslieden en architecten. Het Bauhaus richtte zijn pijlen vooral op toegepaste kunst en architectuur. Citroen legde zich echter toe op het portret. Wat dat betreft was hij op het Bauhaus een vreemde eend in de bijt. Ook op stilistisch gebied ging hij altijd zijn eigen weg.


Paul Citroen, Portret van Heinz Aron, olieverf op board, 1922
Paul Citroen, Portret van Heinz Aron, olieverf op board, 1922

Mazdaznan
De ontwikkeling van Paul Citroens werk is in de tentoonstelling verbonden aan fases in zijn leven, en soms aan onderwerpen of thema’s uit zijn oeuvre. Vaak werkt dit uitgangspunt goed: de tekeningen van zijn oude Bauhaus-vrienden en de zelfportretten zijn prachtig. De zaal gewijd aan de periode dat Citroen aanhanger was van de Mazdaznan-beweging, een levensovertuiging gericht op volmaaktheid en zelfbeheersing, had geschrapt kunnen worden. Deze stroming heeft maar een kleine rol gespeeld in Citroens leven en in feite hebben de meeste werken in deze zaal een ander onderwerp, namelijk de onbereikbare liefde van de kunstenaar voor zijn medestudente Lotti Weiss. Ook andere thema’s zijn soms wat onlogisch verbonden. Zo is de overgang van de zaal met getekend werk naar die met foto’s wat abrupt. Afgezien daarvan is de tentoonstelling toch zeker de moeite waard.  

 

 

 

Muziek / Achtergrond
special: Dansen op de vulkaan

Iceland Airwaves

Voor alweer de 10e keer is er deze 3e week van oktober het IJslandse muziekfeestje Iceland Airwaves. Wat in 1999 begon met een paar bandjes die optraden in een hangar, is uitgegroeid tot een volwassen festijn waar zo’n 4500 bezoekers in 5 dagen – van woensdag 15 tot en met zondag 19 oktober – een kleine 150 bands uit binnen- en buitenland kunnen zien. Vreemd is het wel, om te feesten in een land dat praktisch bankroet is. Het is letterlijk dansen op de vulkaan. Maar de IJslanders zijn blij dat de bankencrisis zich pas voordeed nadat de bands geboekt waren en de kaartjes praktisch uitverkocht. Naar verwachting zijn de Iceland Airwavesgangers goed voor het uitgeven van zo’n 300 miljoen IJslandse kronen (ongeveer 2 miljoen euro) in het land en dat is in deze barre tijden mooi meegenomen.

Zeven uitgaansgelegenheden in Reykjavik vormen het hart van het festival. Dagelijks zijn er daar vanaf acht uur ’s avonds tot diep in de nacht bands uit binnen- en buitenland te zien en te horen. De locaties bevinden zich op loopafstand van elkaar en dus zou je in theorie heel veel kunnen zien – als de rijen voor de deur tenminste in de loop van de avond niet steeds langer zouden worden.

Dag vijf | Dag vier | Dag drie | Dag twee | Dag een

Dag vijf • 19 oktober 2008

Het is een dag van afscheid nemen. Nog één avond met bijzondere optredens en dan is het gedaan. Iceland Airwaves 2008 sluit af met alle denkbare muziekgenres.

Het Iceland Airwaves-festival zit er praktisch op, zondag 19 oktober. Gelukkig kunnen festivalgangers aan het eind van de middag nog terecht in bioscoop Regnboginn om op vertoon van hun festivalpolsbandje gratis Electronica Reykjavik te zien. Dat is een documentaire over de technoscene in IJsland, met onder meer aandacht voor de bands Gus Gus en Ghostigital. Hilarisch door de vele filmbeelden uit begin jaren negentig en het commentaar van de betrokkenen.

Vissers en boeren

En dan is het op naar Nasa, de enige plek waar ’s avonds optredens zijn en dat is wel zo prettig. Niemand heeft haast en er is geen rumoerige in- en uitstroom van bezoekers als er een band aan het spelen is.

Fjallabræður, fotografie: Ellen de Jong
Fjallabræður, fotografie: Ellen de Jong

De eerste act van de avond is het vijftig man sterke koor Fjallabræður, afkomstig uit het dorpje Flateyri. Met hun komst naar Reykjavik zijn er momenteel geen mannen meer in het piepkleine dorp, grapt de dirigent en hij zit er niet ver naast. Er wonen namelijk zo’n driehonderd mensen in Flateyri. Het hoofdzakelijk uit vissers en boeren bestaande koor besluit hun ijzersterke optreden met de ontroerend ode aan IJsland: ‘Ísland er land Þítt’, wat ‘IJsland is jouw land’ betekent.

Iedereen knuffelen

Daarna betreedt Dr. Spock het podium, de IJslandse rockband die er een theatraal spektakel van maakt. Toch stellen ze wat teleur, zeker in vergelijking met Boys In A Band, afkomstig van de Faröer-eilanden, dat erna speelt. Deze jongens spelen met zó enorm veel enthousiasme en vinden het net als alle aanwezigen zó jammer dat het festival er bijna opzit. De bandleden zouden het liefst in het publiek gesprongen zijn om iedereen te knuffelen, als daar de mogelijkheid voor was geweest. Tegelijkertijd zijn de poses die Boys In A Band continu aanneemt, ontzettend grappig. Ja, deze jongens lijken goed naar Spinal Tap te hebben gekeken. Eigenlijk verwacht je elk moment dat er dwergen op het podium rond een miniatuur Stonehenge komen dansen.

Retro-muziek

Retro Stefson, de band uit Reykjavik die daarna komt, bestaat uit zeer jonge, uitstekend spelende muzikanten. Ze zijn zo jong dat ze waarschijnlijk zelf niet eens kaartjes voor Iceland Airwaves hadden kunnen krijgen; de leeftijdsgrens hiervoor is namelijk twintig jaar. Maar deze band speelt hun zelf geschreven retro-muziek alsof ze jarenlang niets anders gedaan hebben. Disco, reggae, alle genres passeren de revue – soms zelfs in één nummer. Extra gezellig wordt het als de zangeres van Hjaltalín ook nog mee komt doen.

Groots gebaar

En dan is het bijna voorbij. Aan dj Margeir en een zeven man tellend strijkorkest de eer Iceland Airwaves 2008 af te sluiten. Rond middernacht beginnen zij aan een ruim één uur durende set van een prima dansbeat aangevuld met diverse klassieke variaties van de strijkers. Het is een perfecte combinatie die de bezoekers als in trance laat dansen. Eén van de violisten heeft er zoveel plezier in dat hij af en toe in bulderend gelach uitbarst, waarna hij steeds weer door dirigent Samuel Samuelsson tot kalmte moet worden gemaand. Het publiek vindt het allemaal geweldig en als Samuelsson na afloop zijn bladmuziek met een groots gebaar de zaal inwerpt, duikt iedereen erop af. Een prachtig einde van een bewogen festival.
Terug naar boven

Dag vier • 18 oktober 2008

Dag vier van Iceland Airwaves is er één van hoge verwachtingen. Niet alle bands kunnen die waarmaken, zo blijkt. Maar de grote internationale acts maken alles goed.

Het is de laatste dag van Iceland Airwaves met een overvloed aan bands; morgen zijn er alleen nog enkele verrassingsoptredens in Nasa. Maar vandaag staan er nog meer dan vijftig acts op het programma. Op dag vier beginnen bands en bezoekers te beseffen hoe hoog de muzikale lat hier ligt. Een aantal bands kan simpelweg niet lang boeien. De IJslandse bands Jan Mayen en Lights On The Highway, die allebei aan het begin van de avond spelen in respectievelijk het Reykjavik Art Museum en Organ, kunnen daardoor niet op veel bezoekers rekenen. Jan Mayen maakt solide rock, maar daarvan hebben we al teveel gezien en gehoord. En ook Lights On The Highway zou met zijn seventies-rock en harmonieuze zang op een willekeurige avond een geweldig concert hebben gegeven, maar de festivalgangers willen meer.

Viking Giant Show, fotografie: Höskarinn
Viking Giant Show, fotografie: Höskarinn

En er is niet alleen die honger naar spektakel, maar ook het besef dat Iceland Airwaves er bijna op zit en de IJslanders een lange, barre winter te wachten staat. Het gerucht gaat dat het moeilijk zal worden alle bands uit te betalen. De IJslandse band Viking Giant Show noemt zijn muziek dan ook maar bankrupt blues, de eerste referentie op het festival aan de economische crisis. De band speelt heel toepasselijk in theater Iðnó, de locatie waar de IJslandse premier Geir Haarde de afgelopen weken bijna dagelijks een persconferentie moest houden over de financiële situatie in zijn land. De vette blues van Viking Giant Show kan slechts rekenen op de aandacht van zo’n vijftig mensen.

Alles geven

Veel voller wordt het daarna ook niet bij Sprengjuhöllin, dat voor deze avond versterking heeft gekregen van vier blazers. De muziek van Sprengjuhöllin is vrolijke harmonieuze pop, met teksten die afwisselend in het IJslands en in het Engels zijn. Het is moeilijk voor de band om de aandacht vast te houden, het blijft nogal een tamme bedoening. Dat hebben ze op het podium zelf ook in de gaten en daarom belooft de zanger het publiek dat Sprengjuhöllin bij de laatste twee nummers alles, maar dan ook alles, zal geven. En zo gebeurt.

Uitstekende clubmuziek

CSS, fotografie: Sigurður Ástgeirsson
CSS, fotografie: Sigurður Ástgeirsson

Bij het Reykjavik Art Museum wordt inmiddels duidelijk waar alle festivalgangers waren gebleven. Voor de ingang staat een rij mensen van wel tweehonderd meter lang. Iedereen wil naar het Braziliaanse CSS. Binnen is het stampvol, en de kans dat de wachtenden buiten een glimp van de band zullen opvangen, is miniem. Niemand gaat nu weg. Ongeduldig scandeert de menigte de naam van de band en als CSS dan eindelijk wat verlaat het podium opkomt, is duidelijk dat heel IJsland hierop heeft gewacht. CSS hoeft dan ook weinig moeite te doen om met uitstekende clubmuziek de al aardig benevelde bezoekers aan het dansen te krijgen. En voor het eerst zijn er crowdsurfers. Twee!

Laatste kronen

CSS is het voorlopige hoogtepunt van de avond en de afsluiter, Vampire Weekend uit New York, moet er alles aan doen om daaraan te kunnen tippen. Ze werken zich letterlijk volledig in het zweet en worden daarvoor ruimschoots beloond door het dankbare publiek. Iedereen kent uiteraard ‘A-Punk’ en bij ‘One (Blake’s got a new face)’ brult de hele zaal mee. Om twee van zulke topacts op rij hier in Reykjavik te kunnen zien, daar zijn de IJslanders ontzettend blij mee.

Bij de bar is de fooienpot inmiddels nog niet tot de helft gevuld met de toch al waardeloze IJslandse muntstukken. De oproep in het Engels om toch vooral te geven aan de ‘economically challenged’ achter de bar vond weinig gehoor. Glijdend op de door drank spekglad geworden vloer gaat iedereen richting uitgang, de vrieskou in, om vervolgens in de vele bars die tot het ochtendgloren open zijn, die laatste kronen uit te geven.
Terug naar boven

Dag drie • 17 oktober 2008

Dag drie van Iceland Airwaves was een avond van verrassingen en herkansingen. Meerdere bands traden voor een tweede keer op, maar herhaalden zichzelf niet.

De vrijdagavond zou een lange, lange uitgaansavond worden. Traditioneel is dat aan het begin van het weekend altijd al zo in Reykjavik, maar met Iceland Airwaves geldt dat helemaal. De laatste dj, de Deen Kasper Björke, begon om half vijf ’s nachts aan zijn set. Maar voordat dat zover was, waren er meer dan vijftig optredens verdeeld over zeven locaties te gaan.

Benni Hemm Hemm speelde aan het begin van de avond opnieuw, in Nasa dit keer. Deze IJslandse band was in vergelijking met het concert van woensdag behoorlijk uitgebreid met maar liefst zes violistes, twee klarinettisten en acht blazers. Eigenlijk is dat precies wat deze muziek nodig heeft: volume. Alleen pasten de muzikanten nog maar net op het normaal gesproken alleszins riante podium. Benni Hemm Hemm speelde wederom vooral nummers van de laatste twee cd’s Kajak en Murta St. Calunga, maar in deze bezetting klonk alles een stuk voller dan een paar dagen geleden. En gelukkig was er ook opnieuw gekozen voor de supergrappige meezinger ‘I can love you in a wheelchair, baby’.

Lieve liedjes

~

Sindri Mar Sigfusson (Seabear), fotografie: Ellen de Jong

De IJslandse band Seabear speelde aansluitend in het Reykjavik Art Museum. De band heeft net een slopende maar succesvolle Europese toernee achter de rug van 25 concerten in 26 dagen, samen met de ook op Iceland Airwaves spelende IJslander Björn Kristjánsson, alias Borko. Seabear bracht vorig jaar zijn debuutalbum The Ghost That Carried Us Away uit, een cd vol ontzettend lieve liedjes met aandoenlijke Engelse teksten. Hield de band het op toernee vooral bij de nummers van hun cd – althans bij het optreden in Den Haag was dat het geval – in het museum probeerde de band ook nieuwe nummers uit. Gelukkig, aan een tweede cd wordt gewerkt. Op het laatst liet ook Borko zich nog even op het podium zie. Zijn aanwezigheid werd met gejuich begroet door zowel de band als het publiek.

Steeds dansbaarder

Valgeir Sigurðsson, fotografie: Julia Staples
Valgeir Sigurðsson, fotografie: Julia Staples

In het oude theatertje Iðno, prachtig gelegen aan de vijver in het hart van de stad, liep het hele programma intussen door technische problemen flink uit. Een uur later dan gepland stond Valgeir Sigurðsson, boegbeeld van label Bedroom Community, dan eindelijk met een bont gezelschap op het podium. Sigurðsson, die vooral in de weer was met computers die allerlei elektronische klanken produceerden, was onder anderen omringd door een drummer, een celliste en een trombonist. Aanvankelijk klonk het allemaal behoorlijk experimenteel, maar naarmate de set vorderde werd zijn muziek steeds dansbaarder en daar maakten de aanwezigen dankbaar gebruik van waardoor het steeds benauwder werd, daar in Iðno.

Sprookjesachtige symfonieën

Afsluiter in Iðno was de Canadees Owen Pallett, artiestennaam Final Fantasy. Pallett had flinke pech gehad; zijn instrumenten waren tijdens de vlucht zoekgeraakt en dus moest hij met geleende spullen aan de slag. Maar dat ging hem voortreffelijk af. De virtuoze violist streek met de strijkstok, tokkelde met zijn vingers, drumde met zijn hand op de leenviool en bracht door het maken van samples van alle klanken sprookjesachtige symfonieën waarbij hij met zuivere stem zijn bizarre teksten zong. Zijn flinke schare fans konden er geen genoeg van krijgen, schreeuwden tussen de nummers door om verzoekjes en hoewel ze daarbij niet altijd hun zin kregen, waren er gelukkig wel meerdere toegiften.

Waanzinnige verrassing

Toch was het absolute hoogtepunt van de avond al eerder gekomen. Hjaltalín – ook al zo’n IJslandse band die dezer dagen niet van het podium is af te slaan – speelde na Seabear in het Reykjavik Art Museum. Hjaltalín is op IJsland een populaire band die aan de lopende band aanstekelijke, vrolijke meezingers produceert. De band was tot aan het laatste nummer bezig aan een op zich prima, gedegen set, maar bleken het beste voor het laatst bewaard te hebben. Het afsluitende nummer, hun nieuwe single ‘Þu komst við hjartað í mér’,  is namelijk een cover van de IJslandse koning van de kitsch, Páll Oskar. En niemand minder dan deze oud-songfestivalsuperster rende het podium op om het nummer op zijn eigen, spectaculaire manier te vertolken. Voor het voornamelijk IJslandse publiek een waanzinnige verrassing: camera’s en mobieltjes kwamen massaal tevoorschijn om dit unieke moment vast te kunnen leggen. De menigte sprong, klapte en zong uitzinnig mee. Wat een verrassing en wat een geweldige show. Hier zullen ze op IJsland nog lang over napraten.
Terug naar boven

Dag twee • 16 oktober 2008

Een enorm muziekaanbod, stromende regen, volle zalen en drank, drank, drank. Op de tweede dag van muziekfestival Iceland Airwaves komt de stemming er in Reykjavik goed in.

Sam Amidon, fotografie: Ellen de Jong
Sam Amidon, fotografie: Ellen de Jong

Dag twee van Iceland Airwaves begon nog rustig met flink wat off venue activiteiten. Het IJslandse label Bedroom Community bijvoorbeeld heeft vier middagen geclaimd in Kaffibarinn, een kroegje vlakbij winkelstraat Laugavegur. De Amerikaan Sam Amidon beet om een uurtje of vier het spits af. Amidon, die twee jaar geleden nog met het klamme zweet op de rug speelde in platenzaak 12 Tónar, was in de tussentijd muzikaal behoorlijk gegroeid. Moest hij in 2006 nog eigenhandig zijn zelfgebrande cd’s (elk met unieke tekening op de cover, dat wel) zien te slijten, inmiddels heeft hij bij Bedroom Community zijn tweede album All is well uitgebracht. Afwisselend spelend op de banjo en de gitaar bracht hij zijn traditionals, waarbij het niemand – hemzelf nog het minst – uitmaakte dat hij af en toe enigszins vals zong.

Gekleurde doeken

The Mae Shi, fotografie: Sigurður Ástgeirsson
The Mae Shi, fotografie: Sigurður Ástgeirsson

De donderdagavond was de eerste avond met concerten in het Reykjavik Art Museum. Deze betonnen kolos heeft een belabberde akoestiek, maar dat kon de eerste band van de avond, het Amerikaanse The Mae Shi, niet deren. Vol vaart speelde de band een explosieve set die helaas maar net een half uur mocht duren. Hun muziek is een mix van ijle elektronica, stevige gitaren en een kolkende junglebeat, waarbij niemand kon blijven stilstaan. Twee gigantische gekleurde doeken die The Mae Shi halverwege het optreden de zaal instuurde, verhoogden het plezier bij het publiek dat er onder ging staan en ze al dansend in de lucht hield.

Florence & The Machine is een Londense band die draait om de roodharige zangeres Florence Welch. Welch is in het gelukkige bezit van een prachtig, krachtig stemgeluid en een enorme podiumpersoonlijkheid. In het half uurtje dat ze ter beschikking had, wist ze niet alleen een geweldige theatrale show neer te zetten, maar ook haar toetseniste-met-viking-helm te verleiden tot een achtervolging, inclusief schijngevecht op het podium. Tenslotte verlokte ze de zaal tot het zingen van ‘happy birthday’ voor haar jarige harpist. Het deed een van de vrouwelijke bezoekers in extase verzuchten: ‘I love her.’

Semi-kunstzinnig

El Perro Del Mar, fotografie: Höskarinn
El Perro Del Mar, fotografie: Höskarinn

Op een paar minuten loopafstand van het museum was in nachtclub Nasa inmiddels de Zweedse Sarah Assbring, ofwel El Perro Del Mar, aan haar concert begonnen. Terwijl mensen buiten in de stromende regen moesten wachten om naar binnen te kunnen, brachten Assbring en haar begeleider op gitaar, beiden gekleed in semi-kunstzinnige zwart-wit gestreepte outfits, hun enigszins melancholieke lo-fi muziek. Helaas kwam die op het grote podium niet zo goed tot haar recht. Bij sommige kleine intermezzo’s begon het beschonken publiek al spontaan te applaudiseren, niet wetende dat een nummer nog niet afgelopen was.

Lay Low, fotografie: Hörður Sveinsson
Lay Low, fotografie: Hörður Sveinsson

Met de luidruchtigheid van de zaal had ook de IJslandse Lovísa Elísabet Sigrúnardóttir, alias Lay Low, te kampen. De zangeres, die op deze dag haar tweede album Farewell to Goodnight’s Sleep presenteerde, had gelukkig meer volume in de vorm van een band met driekoppig achtergrondkoor meegebracht om de zaal te overstemmen. Haar prachtig eenvoudige country & westernmuziek, die gemaakt leek voor haar hese stemgeluid, kon dan ook op veel bijval van het publiek rekenen.

Breekbare liedjes

Inmiddels begon de vermoeidheid bij het publiek toe te slaan. Zoveel drank en zoveel muziek hakte er zelfs bij de meest verwoede Iceland Airwavesgangers in. De Noorse Ane Brun, die speelde in het kleine Organ, had daar tijdens haar optreden behoorlijk wat last van. Waren het eerst technische problemen die haar parten speelden, later waren dat de dronken mensen aan de bar die door haar breekbare maar wel krachtig gezongen liedjes heen blèrden. Waarop andere, minstens zo aangeschoten, aanwezigen zich geroepen voelden hierop commentaar te leveren en er scheldpartijen richting de bar klonken. Brun wist er gelukkig allemaal wel raad mee, en besloot het slaapliedje ‘Lullaby for Grown-Ups’ op te dragen aan de mensen aan de bar. Een mooie afsluiter van de tweede dag.
Terug naar boven

Dag een • 15 oktober 2008

De eerste avond van muziekfestival Iceland Airwaves draait om het hebben van een eigen geluid. Daarin blijken vooral IJslanders sterk. Dag een wordt zo een echt lokaal feest.

Hypnotiserende waterval

Maar de charme van Iceland Airwaves zit ‘m ook in het kleinschalige off venue programma. Overdag kun je namelijk op verschillende kleine plekken als een boekwinkel of een kroegje alvast muzikale voorproefjes krijgen. Enkele jaren geleden trad bijvoorbeeld de Canadese band Patrick Watson op voor een handjevol mensen in platenzaak 12 Tónar. Deze woensdagmiddag was daar de Amerikaan CJ Boyd. Zittend op een stoel speelde hij bas en mondharmonica en met zijn blote voeten bediende hij de loop pedal. Daarmee herhaalde en vervormde hij het zojuist gespeelde, vulde met zijn instrumenten en zijn stem de muziek aan en liet weer elementen weg. Het resultaat was een hypnotiserende waterval van muzikale variaties die op enthousiasme bij het publiek kon rekenen. Zelf leek hij een beetje beduusd van alle aandacht.

Múgsefjun, fotografie: Sigurður Ástgeirsson
Múgsefjun, fotografie: Sigurður Ástgeirsson

Deze kleine optredens zijn natuurlijk opwarmertjes voor het avondprogramma. Een van de eerste artiesten die woensdag met zo’n honderd bezoekers op een volle bak in etablissement Hressó kon rekenen was Bob Justman. Deze IJslander brengt bluesrock van de zuiverste soort, maar kon de aandacht van zijn publiek niet lang vasthouden. Was zijn muziek dan toch te doorsnee? Daar heeft het alle schijn van, want even verderop lukte het Múgsefjun wel in het afgeladen Organ. Vorig jaar al speelde deze IJslandse band op Airwaves de sterren van de hemel met zijn vrolijke bruiloften-en-partijen-folk en na het uitkomen van het succesvolle debuutalbum Skiptar skoðanir afgelopen zomer kan Múgsefjun in IJsland niet meer stuk.

Fanfare aan geluid

Hjaltalín, fotografie: Viktor Örm
Hjaltalín, fotografie: Viktor Örm

In het naastgelegen intieme Tunglið was het ook al zo’n feest. De band Benni Hemm Hemm had het eerste van vier optredens tijdens het festival. Zij zijn vernoemd naar de voorletters van boegbeeld Benedikt Hermann Hermannsson en bekend door de vele blazers die een fanfare aan geluid produceren. Ook Benni Hemm Hemm lapt net als Múgsefjun alle hipheid aan zijn laars en die eigengereidheid kan het locale succes verklaren. Gewoon uitgaan van jezelf en je eigen talent in plaats van meegaan met de internationale trends. Vervolgens was het de beurt aan Hjaltalín, ook al zo’n getalenteerd IJslands gezelschap dat graag een accordeon, viool, cello of harmonium gebruikt om unieke klanken te produceren.

Even later begon in de grootste uitgaansgelegenheid van Reykjavik, Nasa, de Schotse band Biffy Clyro. Normaal gesproken zou dit het hoogtepunt van de avond moeten zijn, althans, zo deed de programmering vermoeden. Maar na een avond met drie bijzondere IJslandse bands klonk dit gezelschap ineens behoorlijk middelmatig. En door het hanteren van een dusdanig volume dat permanente gehoorschade onvermijdelijk leek, was wegvluchten de enige optie.

Rode konen

For A Minor Reflexion
For A Minor Reflection

Terug maar weer naar Organ, waar het absolute hoogtepunt van de avond, For A Minor Reflection, net was begonnen. Vier jongens die speelden of hun leven ervan af hing. In zekere zin zal dat ook zo zijn – het festival staat bekend om de vele deals die de mensen van de muziekindustrie hier sluiten en er zijn naar schatting vierhonderd popjournalisten uit de hele wereld in de stad. Vier jongens van achttien, negentien jaar maakten opperst geconcentreerd met rode konen hun instrumentale muziek. Het publiek hield de adem in en de ogen dicht. Waarmee valt dit te vergelijken? Stel je Dick Dale voor, die samen met de IJslandse band Sigur Rós op het podium staat. Zoiets. Dat laatste gaan deze jongens trouwens volgende maand doen, want ze mogen met Sigur Rós mee op toernee door Europa. Niet te missen.
Terug naar boven

Film / Achtergrond
special: In gesprek met Marion Bloem

Nog lang niet uitgeschreven

.

2008 kan niet anders dan een bijzonder jaar zijn voor schrijfster, beeldend kunstenaar en cineaste Marion Bloem. Onlangs ging haar speelfilm Ver van familie in première en dit jaar is het ook vijfentwintig jaar geleden dat haar veelbesproken romandebuut Geen gewoon Indisch meisje verscheen. 8WEEKLY sprak Marion Bloem aan de vooravond van de vertoning van Ver van familie in de Nederlandse filmhuizen.

‘Ik liep al jaren rond met plannen om een Indische speelfilm te maken. Van het filmfonds kreeg ik hiervoor geen geld los. Toen duidelijk werd dat ik dankzij de Stichting het Gebaar Ver van familie kon maken, wilde ik niet zomaar een Indisch verhaal vertellen. Het moest veel meer zijn dan dat. Van al mijn Indische boeken leende Ver van familie zich nog het beste om te verfilmen’, vertelt Marion Bloem.

Marion Bloem

Marion Bloem

Misschien lag het meer voor de hand om Geen gewoon Indisch meisje of Vaders van betekenis te verfilmen. De keuze voor Ver van familie was voor Bloem duidelijk: ‘Naast de zoektocht van hoofdpersoon Barbie (Terence Schreurs) naar haar stervende oma Em (Anneke Grönloh), wilde ik de geschiedenis van de Indische Nederlander vertellen. Dat doe ik aan de hand van een expositie, die een andere kleindochter van oma Em in de film voorbereidt. Ik herken mijzelf sterk in het personage van Astrid, een bezeten kunstenares die met haar werk mensen wil interesseren voor de Indische geschiedenis.’ Door deze tweede verhaallijn was het voor Bloem mogelijk een typische migrantenfamilie met al haar geheimen en taboes te belichten, maar ook een stuk (vergeten) Nederlandse geschiedenis een plek te geven. De film valt op door het ontroerende verhaal, het overwegend sterke spel van de acteurs, geslaagde art direction en fraaie muziek, die het geheel een melancholische sfeer meegeeft.

Afstand

Marion Bloem regisseerde niet alleen de film, gebaseerd op haar boek uit 1999. Zij schreef ook het scenario en de songteksten in de film en nam ook de casting voor haar rekening. Had Bloem de film niet liever door een andere regisseur willen laten maken?

‘Ik ben gewoon te huiverig om mijn werk door een ander te laten verfilmen. Wilde ook geen concessies doen. Ik vind dat ik genoeg afstand kan nemen van mijn werk. Er was bovendien nog geen echte Indische film gemaakt. Films die daar voor doorgaan, zijn een Nederlandse interpretatie van de geschiedenis, ondanks Indische acteurs die erin meespelen.’ Bloem doelt hier op My Blue Heaven (Ronald Beer) en De Gordel Van Smaragd (Orlow Seunke).

‘Van de art direction tot aan de acteurs en figuranten toe: voor mij was het van belang dat alles aan de film Indisch zou zijn, om zo een herkenbare atmosfeer te creëren. Ik kon me gewoon niet voorstellen dat een ander deze film zou maken’, aldus Bloem.

Migranten

Marion Bloem op de set van <i>Ver van familie</i>

Marion Bloem op de set van Ver van familie

Indische Nederlanders zien zich zelf niet als migrant. Toch noemt Marion Bloem zichzelf nadrukkelijk een dochter van Indische migranten en Ver van familie een migrantenfilm. ‘Ik vind het belangrijk om Indische Nederlanders migranten te noemen. Ze repatrieerden weliswaar naar Nederland, maar de meesten waren hier nog nooit eerder geweest. Kenden het land niet, ook al waren ze trouw aan de vlag. Ze konden bovendien niet terugkeren, want Nederlands-Indië bestond niet meer. Na de Tweede Wereldoorlog en de Bersiaptijd (de Indonesische revolutie) heeft de regering lange tijd geprobeerd om Indo’s uit het hoofd te praten om naar Nederland te komen. Nederland wist natuurlijk ook niet wat het aan moest met al die Indische mensen, begreep ook niet wat zij hier kwamen doen. Ook al spraken ze dezelfde taal, verstaan deden ze elkaar niet.’

Bloem heeft wel een punt. De Indische Nederlanders waren de eerste grote minderheidsgroep in Nederland na de Tweede Wereldoorlog. Vandaag de dag wordt de Indische gemeenschap beschouwd als een voorbeeld van een goed aangepaste en geïntegreerde minderheden: ‘Ook al hadden de Indo’s de Nederlandse nationaliteit, Nederland wilde in de jaren vijftig en zestig niets van ze weten. De eigen cultuur moest maar zo snel mogelijk worden vergeten. Deze film is ook gemaakt als erkenning van hun cultuur. Opvallende reacties kreeg ik juist vooral van migranten: zij herkennen zich in mijn film.’

Geen gewoon Indisch meisje
In 1983 debuteerde Marion Bloem met Geen gewoon Indisch meisje, een roman over een jonge vrouw, die zichzelf en haar culturele achtergrond verloochende. De kritieken waren lovend. Met haar roman werd de Nederlandse literatuur verrijkt met een Indisch geluid.

Geen gewoon Indisch meisje is een boek geworden dat ik zelf wilde lezen, maar niet bestond. Ik wist dat het een goed boek was en dat er genoeg publiek voor zou zijn. Ik ben blij dat ik heb volgehouden, erin geloofde en dat het toch nog is uitgegeven.’

Marion Bloem op de set van <i>Ver van familie</i>

Marion Bloem op de set van Ver van familie

Bloem werd (soms tegen wil en dank) spreekbuis van de tweede generatie Indische Nederlanders. Gaf stem aan dat wat veel (jonge) Indische mensen voelden en dachten. De speurtocht naar wat iemand Indisch maakt loopt als een rode draad door haar werk. In haar boeken, beeldende kunst en films is het resultaat van die zoektocht te vinden. De film Ver van familie voegt daaraan een nieuw hoofdstuk toe. Bloem: ‘Ik hoop dat mensen worden geraakt door de film. Nu de film klaar is, gun ik mezelf de tijd om alles los te laten. Momenteel ben ik bezig met een ander filmscript en sinds de zomer werk ik verder aan de roman die ik door de film moest laten liggen. Over Indische mensen ben ik nog lang niet uitgeschreven.’

Ver van familie draait vanaf 23 oktober in de bioscopen en werd hier gerecenseerd.

Muziek / Album

Soft rock

recensie: The Veronicas - Hook Me Up

.

Vrouwen zijn niet recht en hoekig, zoals een oude reclame ons moet doen geloven. Rockmuziek is dat juist wel. Vandaar wellicht dat de combinatie rock en vrouwen niet altijd even goed uitpakt? Uitzonderingen daargelaten, uiteraard. The Veronicas vormen echter duidelijk niet zo’n uitzondering.

The Veronicas is de tweeling Lisa Marie en Jessica Origliasso uit Brisbane, Australië. De achternaam getuigt van hun Italiaanse achtergrond. Ze schrijven hun liedjes zelf en schreven eerder ook al voor t.A.T.u. (‘All About Us’). Na hun debuut The Secret Life of… komen ze nu met de opvolger Hook Me Up.

Niet hoekig

~


Als het album Hook Me Up aftrapt bekruipt je het gevoel dat je hier te maken hebt met twee dames die stoere rocknummers willen maken, maar daar schromelijk in falen. De lieve vrouwenstemmen doen afbreuk aan het stoere imago dat je automatisch aan rockmuziek verbindt. De in de inleiding genoemde uitzonderingen, zoals bijvoorbeeld Anouk, ondersteunen met hun stem juist het wél het beeld dat je normaliter bij rockmuziek hebt: rauw en direct.

The Veronicas zijn dus helemaal niet rauw, recht of hoekig. Hun muziek is eerder lief en soft. Maar is Hook Me Up daardoor een slecht album? Nee. Hoewel de eerste verwachting bij het horen van de plaat dus niet helemaal uitkomt. Maar verder zijn het gewoon prettig in het gehoor liggende nummers die Hook Me Up te bieden heeft. Niet al te lastige popliedjes met een vleugje rock. Geen hoogvliegers, maar zeker ook niet slecht.

Populair

Hoewel de nummers niet direct een grote indruk maken bij de eerste luisterbeurt kruipen ze hierna wel langzaam in je systeem. De vrolijke dansbare poprock werkt uiteindelijk best aanstekelijk en levert een vrolijk album op. Jammer dus dat The Veronicas de rockelementen niet optimaal benutten (zoals ze op hun eerste album veel meer deden), want dan had het allemaal nog iets sterker kunnen overkomen. Het enige nummer dat wel direct de aandacht op zich vestigt is ‘Popular’. Een lied met sterke Nelly Furtado-invloeden. Deze ‘stijl’ lijkt veel geschikter voor de stemmen en dynamiek van de twee dames. ‘Popular’ is dan ook het beste nummer van de cd.


Voor altijd?

~


Over de gehele breedte bekeken is Hook Me Up echter niets meer of minder dan een aangenaam album met aardige liedjes. Met nummers zoals ‘Popular’ en hun uiterlijk zouden de zusjes Origliasso dan misschien nog gelijk kunnen hebben als ze zingen: ‘I hate to say it but they play this dance song in every club (…) And when I walk into the room people stop and stare as if nobody else is there.’

Maar dat geldt bij lange na niet voor de meeste nummers op de plaat. Hook Me Up is niet slecht, maar is zeker ook geen klassieker in de dop. Een album dat waarschijnlijk zal verdwijnen in de grijze middenmoot. Aardig, maar niet bijzonder. The Veronicas werden populair dankzij hun single ‘4ever’, van het vorige album. Maar zullen ze ‘voor altijd’ in de annalen van de popgeschiedenis bijgeschreven worden met de nieuwe single ‘Popular’? Waarschijnlijk niet. Het album in zijn geheel zal zeker geen eeuwige roem vergaren. Zelfs niet ‘in another life‘, ook al zou het gelijknamige slotnummer op Hook Me Up dat wellicht nog kunnen suggereren. Ach, het kan geen kwaad te blijven hopen, dames.

Film / Films

Soldaat der Wrake

recensie: Dead Man's Shoes

.

‘God vergeeft ze vast. Hij vergeeft ze en verwelkomt ze in de hemel. Daar kan ik niet mee leven.’ Aan het woord is paramilitair Richard, die na lange tijd terugkeert naar zijn geboortestreek in de Engelse Midlands. Samen met Anthony, zijn onafscheidelijke en verstandelijk gehandicapte jongere broer, trekt hij over glooiende velden en langs treurigmakende arbeiderswoningen. Vanaf de eerste heftige – dan nog verbale – confrontatie tussen hem en een lokale drugdealer wordt duidelijk dat Richard een man met een missie is.

~

Een bende dealers in het stadje blijkt namelijk tijdens Richards afwezigheid de kwetsbare en beïnvloedbare Anthony als speelbal te hebben gebruikt, waarbij de pesterijtjes – zo zien we in flashbacks – van kwaad naar erger gaan. Het wordt al snel duidelijk dat grote broer gaat zorgen dat ze hier niet mee weg komen, op inventieve en (in toenemende mate) meedogenloze wijze.

Mix

Dead Man’s Shoes werd geschreven door regisseur Shane Meadows (This is England en hoofdrolspeler Paddy Considine (In America, The Bourne Ultimatum). Het is hun gelukt een originele en verrassende mix te maken van gootsteendrama en onvervalste wraakfilm. Zo ontbreekt bij de plattelandscriminelen die het mikpunt zijn van Richards wraak elk greintje glamour of coolheid; schlemielig is in hun geval een betere omschrijving. Ze wonen in troosteloze arbeiderswoningen, verplaatsen zich in een Eend, en hun lullige bewapening (een minikruisboogje of klein mesje) maakt ook al geen indruk.

Flashbacks

~


De kracht van de film zit niet alleen in de originele mix van genres, maar zeker ook in de ijzersterkte casting en het zonder uitzondering bijzonder sterk en naturel acteren. En dat door een cast die voor het grootste deel bestaat uit onbekende en niet-professionele acteurs. Maar ook stilistisch weet Meadows indruk te maken. Een fraai voorbeeld zijn de flashbacks die in de loop van de film duidelijk maken welk lot Anthony in handen van de bende onderging. Het gebruik van zwart-wit beelden hiervoor mag niet bijster origineel zijn, maar in combinatie met de stemmige muziek en vooral het ‘wegdraaien’ van de dialogen (waardoor slechts flarden van gesprekken hoorbaar zijn) werken ze bijzonder effectief. Wat er precies wordt gezegd doet er niet zo toe: de meedogenloze groepsmentaliteit en de ontzetting en angst op het gezicht van Anthony spreken boekdelen.

~

Met de flashbacks wordt Richards handelen ook steeds duidelijker, hoewel het excessieve gehalte hiervan pas op het allerlaatst inzichtelijk wordt gemaakt. Het resultaat is een cinematografische mokerslag van de eerste orde. Dead Man’s Shoes, die een bioscooprelease verdiende maar die niet kreeg, wordt nu bij deze Nederlandse dvd-uitgave helaas geplaagd door kaalheid. Verwacht dus niet – zoals bij de Britse uitgave – een audiocommentaar, verwijderde scènes, een alternatief einde en nog meer extra’s. Een trailer is alles.

Theater / Voorstelling

Rammelend anti-oorlogsstuk

recensie: Toneelgroep Amsterdam - Ifigeneia in Aulis

.

De Griekse toneelschrijver Euripides schreef zijn Ifigeneia in Aulis in ballingschap in Macedonië, oud geworden en cynisch over zijn stadsgenoten die al jaren een zinloze strijd voeren tegen aartsvijand Sparta. Hij beschrijft in zijn stuk hoe het Griekse leger in zijn opmars naar Troje wordt gestuit, omdat de godin Artemis de wind heeft weggenomen. Het blijkt dat de wind alleen dan opsteekt, wanneer legerleider Agamemnon Ifigeneia, zijn dochter, offert. Onder valse voorwendselen lokt hij zijn dochter en (onbedoeld) echtgenote Klytaimestra naar Aulis. Vaderlief begint te twijfelen, maar de manschappen morren, want ze willen vechten. Het is uiteindelijk de naïeve Ifigeneia zelf die, voor de glorie van haar vaderland, zich vrijwillig aanbiedt om op het offerblok te gaan liggen.

De opvatting van Ifigeneia als een anti-oorlogsstuk waarin vooral de mannen op dubieuze gronden en door angst voor een muitend leger nog veel dubieuzere praktijken goedpraten, is een logische. Het zijn die mannen voor wie het inderdaad goed uitkomt dat de naïef-patriottistische Ifigeneia zelf haar hoofd op het hakblok legt, zodat ze zichzelf niet schuldig hoeven te voelen over dat onschuldige bloed. Dat is een zeer heldere opvatting en volgens de voorpublicaties is dat ook de insteek van regisseur Woodruff. Het is dan ook opvallend hoe volslagen onhelder die visie is in zijn enscenering. Dat komt vooral door de onsamenhangende invulling van de personages die, hoe verdienstelijk ook gespeeld, vooral eendimensionaal zijn. Hun huichelachtige gedraai om onder hun schuldgevoel uit te komen, raakt daardoor ondergesneeuwd. Van die huichelaars is held Achilles het ergst van allemaal. Hij zweert dure eden aan Klytaimestra dat hij Ifigeneia zal redden, maar als puntje bij paaltje komt is hij in geen velden of wegen te bekennen. Toch speelt Marwan Kenzari hem als een oprechte meneer die uit goeder trouw deze arme vrouwen wel eens eventjes zal helpen. De enige die meer lagen in haar spel weet aan te brengen is Chris Nietveld als Klytaimestra. Zij brengt haar teksten met een flinke dosis ironie die de mannen volledig in hun hemd zet. Met als mal gevolg dat Achilles met zijn oprechte stoere-mannenpraat volledig onderuit gehaald wordt, zonder dat het personage, de acteur of de regisseur dat door lijken te hebben.

~

De eendimensionale emoties van de personages zijn verder vooral groot (lees: GROOT). Er wordt gekrijsd, gehuild en gesnotterd dat het een lieve lust is. En als bij een actrice als Nietveld de sluizen opengaan, dan gaan ze ook goed open. Weg is de mooi opgebouwde ironie. De onevenwichtige karakteropbouw fnuikt zich vooral bij Ifigeneia (Karina Smulders). Haar personage vraagt om genuanceerde ontwikkeling, maar het komt nauwelijks uit de verf hoe ze als lief meisje in een martelaarsrol wordt gemanoeuvreerd. Smulders speelt haar rol zo rechttoe rechtaan, dat het bijna schijnt of Woodruff serieus een pleidooi voor martelaarschap lijkt te willen houden. Zeker als hij Ifigeneia, serieus en zonder commentaar of tegenspel door het koor als een soort heilige laat behandelen. Dit was toch een anti-oorlogsstuk? Helemaal raadselachtig is het koor. Een groepje jonge operazangeressen dansen en voeren riten uit met lavendel, terwijl ze in oud-Grieks de atonale koorzangen zingen. De functie hiervan is volslagen onduidelijk. Het ging toch niet over religie?

Er zijn maar weinig momenten waarop Woodruffs visie en dramaturgie niet rammelen of onhelder zijn. Zo is er niets onhelders aan de vormgeving van talent Dries Verhoeven, die achter de handeling een leger van kleedpoppen opstelde. Keurig in het gelid en met identificatieplaatjes leggen zij een altijd aanwezige stille dreiging van een gewelddadige massa onder de teksten. Ook krachtig is het moment waarop het hele leger wordt opgebroken wanneer Ifigeneia sterft. Het leger kan weer verder en Klytaimestra blijft alleen achter op een leeg toneel. Zonder kind. Zonder man. Eindelijk een eenduidig, krachtig beeld. Glorieus verpest, doordat de lichttechnicus de blackout timede op het moment dat Nietveld haar hoofd tegen de muur bonst. Lelijk, mal en onnodig.

Theater / Voorstelling

Nooit meer Alex?

recensie: D'Electrique - Lex

.

Lex slaat graag mensen in puin met een tuinkabouter van hoogwaardige kwaliteit. Het liefst heeft hij een betonnen kabouter met een kruiwagentje voor extra slagkracht. Daarna gaat hij naar huis, maakt smeuïge stamppot en filosofeert wat over Tao en Nietzsche. Of voert hij zijn gehandicapte vrouw die hij daarna liefdevol afdept met een keukenpapiertje.

De poëtisch gewelddadige verlicht banale filosoof-van-de-koude-grond Lex is het allerlaatste personage dat schrijver en regisseur Ko van den Bosch schiep voor zijn gezelschap D’Electrique (voorheen Alex D’Electrique). Lex is daarmee ook de laatste voorstelling. Van den Bosch vertrekt met zijn vrouw Ola Mafaalani naar Groningen om artistiek leider te worden van het Noord Nederlands Toneel. Daarmee komt er toch een beetje een einde aan een toneeltijdperk van 28 jaar, waarin Van den Bosch een bijzonder oeuvre heeft opgebouwd. Zijn voorstellingen waren poëtisch en banaal tegelijk. Fysiek, ontregelend en altijd geestig met teksten vol scherpe observaties, hoekige taal en lekkere oneliners uitgesproken door vaak lichtmaniakale, explosieve personages die eerder antihelden dan helden waren in een wereld die ze niet begrijpen. In die zin is Lex een archetypisch Van den Bosch-personage of misschien wel de ultieme samenvatting van alle personages die Van den Bosch creëerde. Misschien is Lex daarmee ook wel een beetje Van den Bosch zelf, al zal je hem misschien niet snel woest zwaaiend met een tuinkabouter in de Kalverstraat aantreffen. Maar zowel Van den Bosch en Lex vinden wat van de wereld, zijn geëngageerd en poëtisch, kunnen na een scherpe observatie weer woest om zich heen slaan, zijn sympathiek en onberekenbaar tegelijk.

~

Lex wordt gespeeld door Frank Lammers. Ook al iemand die dat sympathiek onberekenbare om zich heen heeft hangen. Dat spelen doet Lammers met een zichtbaar plezier dat aanstekelijk werkt. Energiek schiet hij door Lex’ sjofele huiskamer op en neer, met veel gevoel voor humor vuurt hij Van den Bosch’ teksten het publiek in. Maar toch mist er iets aan Lammers’ vertolking. Lammers is teveel Lex en hij speelt eigenlijk zichzelf. Hij doet vooral zijn best om de teksten zo geestig mogelijk te brengen. Er missen extra lagen in zijn personage die door Van den Bosch wel gesuggereerd, maar door Lammers niet gespeeld worden. Iemand die eerst een willekeurige voorbijganger in elkaar stampt, dan geëngageerd met Nietzsche aankomt en vervolgens voor zijn gehandicapte vrouw zorgt, moet een erg complexe binnenwereld hebben. Die komt er in Lammers’ spel helaas niet uit.

Lammers wordt ook niet heel erg geholpen door een structuur in de tekst. Die is er bij Van den Bosch wel vaker niet en dan is het aan de toeschouwer om er maar chocola van te maken. Vaak levert dat een lichte ontregeling op die prettig werkt, maar nu vertonen alle losse gebeurtenisjes, observaties en monologen wel heel erg weinig samenhang. Het lijkt er soms een beetje op dat Van den Bosch alle aantekeningen die hij nog had liggen, wilde opmaken aan deze laatste voorstelling en ze toen maar in een personage heeft gestopt. Dat levert, zoals gezegd, het ultieme Van den Bosch-personage op, maar ook weinig substantie om je als toeschouwer aan vast te houden. De diepgang die Van den Bosch vaak in een zo’n prettig papiertje weet te verpakken ontbreekt.

~

De verpakking gelukkig niet en die maakt van Lex alsnog een leuke voorstelling. Niet alleen Lammers’ spel is – zij het dus wat oppervlakkig – aanstekelijk komisch, dat geldt ook voor het spel van Anna Schoen, die Lex’ gehandicapte vrouw speelt. Regisseur Aat Ceelen weet bovendien door alle fysieke en visuele grappen (koffie zetten gaat prima met een stofzuigerzak en wijn giet je bij een gehandicapte met een trechtertje naar binnen) en het langzaam steeds chaotischer wordende decor de juiste D’Electrique sfeer op te roepen.

De laatste vraag is dan of we die fijne chaos ooit weer terug zien in het theater. Terwijl Lex aan het slot nog in volle borst meezingt met zijn platen, ruimt Schoen in elk geval alvast symbolisch het decor op. Nooit meer Alex? Of toch? Dag Lex, dag Ko. Tot in Groningen.

Film / Films

Degelijk drama

recensie: Bride Flight

De terugkeer van Rutger Hauer in de Nederlandse filmwereld duurt helaas niet lang. Het blijft bij een kort optreden in de proloog van Bride Flight, de nieuwe film van Ben Somboogaart. In de volgende twee uur is Hauer niet meer te zien. Des te knapper dat hij met dit korte optreden een schaduw over de film weet te werpen waar de jongere versie van zijn personage, gespeeld door Waldemar Torenstra, niet meer tegenop kan boksen.

~

Bride Flight is gebaseerd op de roman van Marieke van der Pol, die ook het scenario schreef, en vertelt het verhaal van drie bruiden die in de jaren vijftig wilden ontsnappen aan het verstikkende klimaat van het naoorlogse Nederland en emigreerden naar Nieuw-Zeeland. Hun verloofdes, die van de Nieuw-Zeelandse regering eerst moesten emigreren voordat hun vrouwen mochten worden overgevlogen, staan al klaar aan de overkant van de oceaan. Eenmaal aangekomen aan de andere kant van de wereld moet het naïeve idealisme van de jonge bruiden plaatsmaken voor de harde realiteit.

Miljoenenbudget

Bride Flight is met een budget van 6 miljoen euro een van de duurdere Nederlandse films van de afgelopen jaren. Als een van de weinige Nederlandse regisseurs slaagt Ben Somboogaart er met regelmaat in zulke, voor Nederlandse begrippen, hoge budgetten bij elkaar te sprokkelen. Zijn vorige film Kruistocht in Spijkerbroek mocht 10 miljoen euro kosten en voor zijn volgende project over de watersnoodramp van 1953 is wederom een miljoenenbudget beschikbaar. Daarmee is de naam van Somboogaart garant komen te staan voor relatief grootschalig kwaliteitsamusement. Bride Flight is daar geen uitzondering op. Hoewel de kwaliteit van De Tweeling, waar de film nadrukkelijk mee wordt geafficheerd, niet gehaald wordt, is Bride Flight een professioneel gemaakte speelfilm die alle juiste snaren bij de (vrouwelijke) doelgroep moeiteloos zal raken.

~

Toch heb je na afloop het idee dat er meer in had gezeten. Het verhaal van Marieke van der Pol barst van de interessante ontwikkelingen, zoals de moeizame integratie van de vrouwen in een andere cultuur, de worsteling van Esther (Anna Drijver) met haar joodse identiteit, een onwettig kind dat voor de omgeving verborgen wordt gehouden en een verboden relatie tussen Ada (Karina Smulders) en Frank (Waldemar Torenstra). Het probleem is dat de toeschouwer in een twee uur durende speelfilm op den duur murw wordt gebeukt door al het drama dat zich blijft opvolgen, en in een tv-serie hoogstwaarschijnlijk beter op zijn plaats zou zijn geweest. Ook de aanzwellende violen die veel te nadrukkelijk aanwezig zijn, zijn een ernstige misrekening.

Nederlandse diva

~

Dat neemt niet weg dat er voldoende te genieten valt in Bride Flight. De acteerprestaties zijn uitstekend, waarbij het te prijzen is dat de jonge en oude versies van de personages opvallend veel gelijkenissen vertonen. Uitschieters zijn te vinden in Karina Smulders als Ada en vooral in Willeke van Ammelrooy als de oudere Esther. Van Ammelrooy weet dat zij de enige, echte Nederlandse diva is en gebruikt dat gegeven in deze film op schitterende wijze. Ook het camerawerk van Piotr Kukla is uitstekend en zeer passend bij de romantische sfeer van de film. Deze aspecten maken van Bride Flight een, zeker voor Nederlandse begrippen, degelijke speelfilm, maar het meeslepende, epische drama dat Somboogaart voor ogen stond, is het helaas niet geworden. Met De Storm krijgt hij volgend jaar een nieuwe kans.

Theater / Voorstelling

Werkelijke Vreemde Eend komt bovendrijven

recensie: Project Sally - Vreemde Eend

.

~

De straat van Buuf en Buur ziet er keurig uit. Logisch dat er met enige argwaan wordt gekeken naar de nieuwe buurman. Vreemde Eend is een vrolijke voorstelling waarin wordt gezongen, gespeeld en vooral veel gedanst. De dansers, Gideon Poirier, Caroline Ribbers en Jaan Ulst, spelen herkenbare figuren: een nieuwe buurman die zijn plaats moet zien te vinden in een nieuwe straat, een buurvrouw die geen indringers wil in haar vredelievende buurtje en een verlegen buurman die best bevriend wil raken met de vreemde eend, maar die constant wordt overruled door de buurvrouw.

Beeldend
Vanaf het begin van de familievoorstelling is de dans heel natuurlijk in het verhaal verweven. Sowieso is beeld erg belangrijk in deze voorstelling. Als iets uitgebeeld kan worden, dan wordt dat gedaan en dat doen de spelers erg goed. De paar keren dat er gesproken wordt is dat om iets te verduidelijken, maar vaak is dat niet echt nodig. De muziek duwt je precies in de richting die nodig is om de juiste sfeer, passend bij de fase in het stuk, te bewerkstelligen. De liedjes versterken het verhaal en zorgen voor een leuke afwisseling die zeker ook door de jeugdige toeschouwers wordt gewaardeerd. Voor deze doelgroep is ook de lengte van de voorstelling, zo’n vijftig minuten, precies lang genoeg om de aandacht er bij te houden.

Decor

~

Het kleurrijke decor is prachtig simpel en blijkt tijdens de voorstelling ook nog eens multifunctioneel te zijn. De huisjes, waarin de personages wonen, blijken verrijdbaar en zo kunnen we zowel de binnen- als de buitenkant van de huisjes bekijken. Naast de dans van de spelers hebben hier ook de huisjes een eigen choreografie. Drie vuurrode huizen die over het grasgroene toneel dansen zorgen voor een speels en dynamisch schouwspel waarbij de ruimte volop wordt benut. Multifunctioneel zijn ook de honden, die een belangrijke en komische rol hebben in het verhaal. In Vreemde Eend komen naast de honden nog meer komische scènes voor. Zo wordt de vreemde eend bespied door de brievenbus en gepest door belletje te lellen. Het is allemaal op een knappe beeldende manier gebracht. Als gevolg van een wraakactie, lijkt Buuf uiteindelijk het onderspit te delven, maar niks is minder waar…

Dansatelier
Project Sally is opgericht in 2005 en bestaat uit Stefan Ernst, Caroline Ribbers en Ronald Wintjens. Ze noemen zichzelf geen dansgezelschap, maar een dansatelier. Project Sally ontwikkelt en maakt dansprojecten. Deze uiteenlopende dansprojecten hebben een veelzijdig karakter. Project Sally maakt namelijk onder andere dansvoorstellingen en dansfilms, maar doet ook aan danseducatie. Zo ontwikkelde Project Sally, onder meer in opdracht van Galili Dance, al diverse educatieve projecten.

Vreemde Eend is nog te zien in het theater tot en met 4 februari 2009 en speelt tevens ruim vijftig keer op scholen door heel Nederland.

 

Theater / Voorstelling

Rome & Juli praten de taal van de straat

recensie: ZEP - Rome & Juli's Posse

Scheur een meter stof van de rokken van de vrouwen, vervang de zwaarden voor pistolen en vervang de twee rivaliserende families voor twee gangs. Met een paar aanpassingen veranderen  Shakespeares Romeo & Julia in de Rome & Juli van ZEP. Actueel, herkenbaar én verstaanbaar.

~

Op 29 januari 1595 ging het toneelstuk Romeo en Julia van Shakspeare in première. Ruim vier eeuwen later is het liefdesverhaal nog steeds actueel, universeel en herkenbaar. Wie herkent niet het gevoel van je eerste liefde, de verboden liefde tussen twee mensen van verschillende komaf, de groepsdruk en het verlangen. Theatergroep ZEP plaatst het liefdeskoppel in de harde wereld van geld, macht en hormonen, maar ook van de druk van de groep waar je bij wilt horen. De Tags en de Caps, twee rivaliserende gangs, strijden om de heerschappij van een straat. Contact tussen de gangs staat gelijk aan verraad. Wanneer Rome, een Tag, op een feest verliefd wordt op Juli, een Caps, is dit het begin van een tragische romance.

Hard en direct
Rome & Juli’s Posse is een vrije bewerking van Shakespeares Romeo en Julia en geïnspireerd op de musical West Side Story en de film Romeo & Juliet met Leonardo di Caprio en Claire Danes. Net als in West Side Story zijn verhaal, zang, dans en spel een eenheid. De voorstelling is een eigentijdse mix van verschillende stijlen: poëtische teksten met street slang en musical met hiphop. De mix van poëzie en street slang maakt het voor het jonge publiek een aantrekkelijke voorstelling. Pascal Griffioen, beter bekend als Def P van de Osdorp Posse, heeft een bijdrage geleverd aan de teksten en de raps. Zijn invloed is vooral in de raps goed te horen. Net als zijn teksten voor Osdorp Posse zijn ook de raps in de voorstelling hard en direct. De taal van de straat. 

Ster van de avond

~

Het is de zoveelste remake van Shakespeare’s Romeo en Julia, maar net als de meeste remake’s van dit stuk is ook Rome & Juli’s Posse overtuigend en meeslepend. Het kan ook bijna niet anders met deze cast. De acteurs zijn alle zeven erg sterk, qua spel en muzikaliteit. Zelfs het spelen van dubbelrollen vormt geen probleem. Ze wisselen net zo gemakkelijk van rol als van kleding. Aisa Winter als de zwoele Donna en wijkagent weet in beide rollen de goedkeuring van het publiek te dragen. Vooral als Donna begint te zingen en flink met haar billen schudt,  is ze het lievelingetje van het mannelijke publiek. Maar zij is niet de enige met een zwoele blik. Vanaf het toneel kijken de zwoele ogen van Rome het publiek aan. Net als Juli, zullen veel meiden in zijn ogen verdrinken en hun hart sneller laten kloppen. Toch is niet Matteo van de Grijn als Rome de ster van de avond, maar zijn tegenspeler Dionisio Matias. Als de slungelige Jinx in de ‘Tag’-gang of als de stoere, maar lieve Chico bij de vijand, weet hij voortdurend de lachers op de hand te krijgen. Met zijn mimiek, houding en timing trekt hij de aandacht naar zich toe. Zijn grootste wapen is zijn gezicht, dat hij steeds weer in andere bochten weet te wringen.

Rome & Juli’s Posse is zoals het stuk moet zijn. Rome is echt een prins op het witte paard: lang, breed en mooi met ogen om niet te vergeten. Juli is het verlegen meisje meisje. En zo blijven we nog lang in echte liefde geloven. Ook al loopt het niet altijd goed af.

Rome en Juli’s Posse is te zien in de Nederlandse theaters tot en met eind december. Zie voor meer informatie: www.zep.nu