Theater / Achtergrond
special: Een gesprek met Cees Debets

Nieuwe directeur Theater aan ’t Spui

.

~

In cultureel Den Haag kun je niet om Cees Debets heen. Van 1990-2000 was Debets manager van theatergezelschap Stella Den Haag, waarna hij overstapte naar de dagelijkse leiding van het Crossing Border Festival. Mooie, intensieve jaren, waarin hij vooral genoot van optredens waar lange, gezamenlijke voorbereiding aan vooraf ging, van de uiteenlopende projecten die hij initieerde en de doorbraak van jonge auteurs als Dimitri Verhulst en Arnon Grunberg. Debets stond ook aan de wieg van het muziekfestival The Music In my Head en had bemoeienis met Het Voorwoord. Ooit was hij zelf actief als acteur, ‘maar ik vond mijzelf niet goed genoeg.’

Prachtkans

Theater aan het Spui ligt aan het culturele hart van Den Haag, het Spuiplein. Het is een middelgroot vlakke-vloertheater met twee zalen en ligt tussen het Filmhuis Den Haag en de Nieuwe Kerk, waar ook veel culturele voorstellingen plaatsvinden. Kijk je vanuit het theater naar de overkant, dan zie je het stadhuis, de Dr. Anton Philipszaal en het Lucent Danstheater. Als de plannen van de gemeente doorgaan, gaat het hele plein echter op de schop. De Philipszaal en het Lucent worden gesloopt om plaats te maken voor een Internationaal Dans- en Muziekcentrum, waarin ook het Koninklijk Conservatorium wordt geïntegreerd. Debets ziet kansen: ‘De herinrichting is een prachtkans voor cultureel Den Haag. Architectonisch kan het plein een internationale uitstraling krijgen, een plein waar je je prettig voelt, geborgen. Bovendien is dit hét moment voor de culturele instellingen aan het plein om intensief samen te werken. Stel je eens voor wat het betekent,’ vervolgt hij enthousiast, ‘als het conservatorium zijn intrekt neemt in het nieuwe gebouw. ’s Morgens vroeg lopen jonge musici over het plein, willen er een kopje koffie drinken, een broodje eten. Het trekt ongetwijfeld nieuwe horecagelegenheden en winkels en zorgt voor meer levendigheid.’ In die toekomstvisie mag één groep wat Debets betreft niet ontbreken: de skaters die al jaren op het plein hun kunsten vertonen. ‘Laten we hen niet vergeten in onze ambitieuze ontwikkelingen. Het is ook hún plein.’

Theater aan het Spui is al vijftien jaar werkplaats van Theater aan het Spui producties. ‘Dat voorziet in een grote behoefte,’ benadrukt Debets, ‘er zijn veel mensen die zo’n plek nodig hebben om iets te creëren, zónder dat zij deel willen uit maken van een gezelschap. Maar ondertussen is de subsidie voor de periode 2009-2012 stopgezet. Ik vind dat ronduit rampzalig. Aan mij de schone taak om besluitvormers te laten inzien dat het een verkeerde beslissing is. Hetzelfde geldt voor het jeugdtheater, ook dat is wegbezuinigd bij het Theater aan het Spui. Echt zonde, want juist op jonge leeftijd moet je al in contact kunnen komen met toneel.’

Zalenboer

~

Debets praat graag in het meervoud: liever ‘wat wij bereikt hebben’ dan ‘wat ik bereikt heb’. Geen toeval: ‘Samenwerken is heel belangrijk voor mij. Ik ben echt een company man. Kort na mijn aanstelling bij het theater ben ik aan een aantal medewerkers voorgesteld. Ik heb benadrukt dat ik zeer uitkijk naar de samenwerking met hen.’ Samenwerken zal Debets niet alleen met zijn theaterteam. Ook met het Filmhuis wordt regelmatig projectmatig samengewerkt. Leendert de Jong, verantwoordelijk voor de programmering van het Filmhuis, hoopt dat de samenwerking spannender wordt, uitdagender. Het moet wat hem betreft verder gaan dan het vertonen van verfilmingen van toneelstukken die in het theater staan geprogrammeerd. Debets knikt: ‘Samenwerking met het Filmhuis is zó logisch maar het kan frequenter, zichtbaarder in ieder geval. Ik zal mij er zeker in verdiepen.’ Lachend: ‘Dus als ik naar de film ga, ben ik aan het werk!’

Ook Ton van de Langkruis, directeur van het literaire festival Winternachten, dat jaarlijks in Theater aan het Spui plaatsvindt, popelt om met Debets te brainstormen. ‘Debets ken ik als een theaterman én goed ondernemer, iemand met een goede kijk op literaire evenementen.’ Van de Langkruis heeft al gezamenlijk toekomstplannen in zijn hoofd maar we moeten nog even geduld hebben: éérst gaat hij met Debets om tafel. Debets: ‘Mooi dat hij zoveel ideeën heeft. Ik hoop de samenwerking te optimaliseren. Het eerste half jaar zal ik vooral ‘heel grote oren hebben’, goed luisteren naar iedereen. Bovendien moet ik mij ook niet overál inhoudelijk mee willen bemoeien. Uiteindelijk ben ik ook een ‘zalenboer’ die volle zalen moet krijgen.’

Fascinerend

Wanneer gaan we Debets stempel in de programmering terug zien? ‘Het programma voor 2009-2010 is al dichtgetimmerd dus voorlopig zul je het vooral incidenteel terugzien. Aan de andere kant ken ik mijzelf, ik wil alles zo snel mogelijk. Daarom rem ik mijzelf bewust af.’ Wat de Debets-touch wordt in de programmering, blijft dus nog verborgen. Om toch iets van zijn toneelsmaak te weten te komen, de vraag welke toneelopvoering grote indruk achterliet. ‘Een moeilijke vraag! Ik ga al vanaf mijn vijftiende intensief naar het toneel, wat verschrikkelijk moeilijk om uit al die voorstellingen een keuze te maken. Ik hou het op Elektra door het Publiekstheater (een van de voorlopers van Toneelgroep Amsterdam). Anne Wil Blankers maakte diepe indruk, spelend in een eenvoudig, gescheurd jurkje en met haar haren in een ´rattenkop´ geknipt. Een heel aardse, kale voorstelling met pure emotie. Werkelijk fenomenaal.’ Debets wil ook Nacht, de moeder van de dag (van Lars Norén), met een jonge Pierre Bokma niet ongenoemd laten, en Hofscènes van Gerrit Komrij, geregisseerd door een nog jonge Gerardjan Rijnders. Wat mij destijds naar het toneel trok? Toch iets van herkenning, een hang hebben naar het spelen zelf. Ik vind het nog altijd fascinerend.’

Boeken / Fictie

Sprookjesachtige avonturenroman

recensie: Nathaniel Rich (vert. Nicolette Hoekmeijer) - De tong van de burgemeester

Na Franzen, Englander, Safran Foer en Pessl is Nathaniel Rich de volgende Amerikaanse twintiger die de wereld gaat veroveren. De tong van de burgemeester is een ambitieus debuut van een ambitieuze jonge schrijver. Het is een boek dat zich met weinig andere laat vergelijken.

Het verhaal van De tong van de burgemeester kent zoveel bizarre personages, gebeurtenissen en plotwendingen dat de lezer voortdurend op zijn hoede moet zijn. Voor je het weet verplaatst de roman zich van de ene verhaallijn naar de andere, van New York naar Triëst, van de metropool naar het bergdorp.

De hoofdpersoon heet Eugene Brentani, een avontuurlijke, jonge Italo-Amerikaan, die een baantje als verhuizer aanneemt om zo met allerlei vreemde New Yorkers in aanraking te komen. Al bij een van zijn eerste klussen is het raak. Eugene en zijn overspelige collega Alvaro worden ingehuurd door Abe Chisholm, de licht waanzinnige vriend en biograaf van cultschrijver Constance Eakins. Eugene, Eakins’ grootste bewonderaar, blijft hangen in de bibliotheek van Chisholm, waar Eakins’ volledige oeuvre staat en treedt bij de knotsgekke man in dienst.

Fanclub

Het is bijna onnodig te vermelden dat Chisholm een prachtige dochter heeft. En natuurlijk verdwijnt zij als ze in Italië op bezoek gaat bij Eakins, van wie wordt aangenomen dat hij na dertig jaar vermissing inmiddels wel overleden zal zijn. En uiteraard gaat Eugene weer naar haar op zoek.

In iedere andere roman zouden zoveel clichématige toevalligheden kunnen storen. Voor De tong van de burgemeester geldt dat niet, daarvoor is het verhaal te origineel en schrijft Rich veel te vaardig. Je wordt meegezogen in de onophoudelijke stroom onwaarschijnlijke gebeurtenissen. Rich raast maar door. Zijn beschrijving van de uiteraard nog lang niet gestorven Eakins – die inmiddels, als een van de weinige fictieve schrijvers, op een mooie fanclub kan bogen – is een stilistisch hoogtepunt.

Een man – of iets wat er op leek, maar dan veel groter – stond wijdbeens op de stoep tussen Alice en de kinderen in. Zijn benen als zuilen, zelf net twee kleine kinderen, ondersteunden een machtig lijf, zwaar van razernij en adrenaline. Armen schoten alle kanten op, als opgezette pythons, en grote rode vuisten maaiden in de rondte. Hij had het gezicht van een krijger: een hoekige, gespierde kaak met een grijzige baard: een gebroken neus in de vorm van een zeis; dreigende, donkere ogen en een gebronsd voorhoofd dat, als een soort borstwering, een bergachtige schedel ondersteunde met een dikke bos rossig-grijze krullen – want ondanks zijn krachtige vitaliteit bleef hij een man op leeftijd.

Wonderlijk

Het is bijna onvoorstelbaar dat deze sprookjesachtige avonturenroman over fictie, werkelijkheid en de soms vervagende grens daartussen, niet uit het brein van een reeds lang gestorven, wereldberoemde auteur is voortgekomen, maar gewoon opgeschreven is door die verlegen jongen met dat onbestemde glimlachje op de achterflap. Rich zei in een interview dat hij gedurende de vijf jaar dat hij aan zijn roman werkte, niemand iets vertelde over zijn werkzaamheden. Een mededeling die bijna net zo onvoorstelbaar is als een groot deel van de inhoud van zijn debuut. Maar je gelooft hem, die verlegen jongen op de achterflap.

En toch, Rich zou er niet verkeerd aan hebben gedaan om De tong van de burgemeester tijdens het schrijfproces af en toe voor te leggen aan zijn vader (columnist bij de New York Times) en broer (vorig jaar succesvol gedebuteerd). Zij zouden hem misschien hebben geadviseerd om de soms onbegrijpelijke tweede verhaallijn van Watson en Rutherford beter uit de verf te laten komen. Maar ook zonder hulp van talentvolle familieleden heeft Rich van zijn debuut een wonderlijke, geweldige roman gemaakt. En uiteindelijk zal dat debuut van Rich een wonderlijke, geweldige schrijver maken.

Boeken / Fictie
recensie: Christopher Nicholson (vert. Monique de Vré) - De wonderlijke geschiedenis van Tom Page en zijn olifant

Engeland, eind achttiende eeuw. De jonge stalknecht Tom Page wordt benoemd tot verzorger van twee jonge olifanten. Hij weet niets over deze dieren, maar bouwt al snel een hechte band met ze op. Toms baas ziet dit en vraagt hem de geschiedenis van zijn olifanten op te schrijven. Het hartverwarmende resultaat is De wonderlijke geschiedenis van Tom Page en zijn olifant van Christopher Nicholson.

Schrijver Christopher Nicholson was jarenlang documentairemaker voor de BBC en ontving diverse prijzen voor zijn werk. Zijn liefde voor olifanten heeft hij vertaald naar een roman waarin de hoofdpersoon net als Nicholson gegrepen wordt door deze bijzondere wezens. De bijzonder beschreven onbreekbare vriendschap tussen Tom en de olifanten maakt het boek tot een welkome uitzondering in de literatuur. Het is een roman die je met een glimlach en een warm gevoel uitleest.

Ontdekkingsreis

In het Engeland van de achttiende eeuw waren olifanten voor bijna iedereen nog onbekend. Tom doet zijn kennis vooral op door het gedrag en de fysieke kenmerken uitvoerig te bestuderen. Zijn kennis wordt regelmatig aangevuld met niet altijd kloppende verhalen van ene meneer Coad. De olifanten, die hij Jenny en Timothy noemt, zijn erg ondeugend en houden van spelen. Tom beseft dat hij hen zal moeten africhten, anders kunnen zij met hun grote lichaam en hun enorme kracht behoorlijke schade aanrichten. Hij doet dit op een strenge manier, maar zonder geweld te gebruiken. Dit alles leidt tot hilarische gebeurtenissen die het onmogelijk maken boos te worden op de avontuurlijke olifanten.

Tot zover lijkt het bijna een sprookje. Dat is het zeker niet. Toms toewijding aan de verzorging van de olifanten wordt door zijn omgeving niet begrepen. Dit verergert als hij vergaande beslissingen moet nemen die hem wegvoeren van olifant Timothy en van zijn familie en vrienden. Uiteindelijk blijft Tom alleen met Jenny over, zonder vrienden en zonder partner. Toms keuze om voor altijd voor Jenny te blijven zorgen, heeft zijn lot bepaald.

~

Gullivers reizen

Een centrale discussie komt steeds terug in het boek: de vraag of dieren rationele wezens zijn. Deze vraag speelde, niet verrassend, heel sterk in de achttiende eeuw, de eeuw van de verlichting. Tom en zijn baas zijn het niet met de gangbare opinie eens. Zij denken dat dieren rationele wezens zijn, maar dat zij alleen niet dezelfde taal spreken als mensen. Hierdoor kunnen zij hun gedachten en gevoelens dus niet begrijpelijk voor mensen maken. Mensentaal is geen voorwaarde om rationaliteit te kunnen toekennen. Nicholson zet de heersende opvatting als arrogant en dom neer als hij de gesprekken van elitaire mensen in Toms omgeving beschrijft.

Het is geen toeval dat Nicholson het lievelingsboek van Tom, ‘Gullivers reizen’ van Jonathan Swift, in het verhaal verweeft. Deze maatschappijkritische avonturenroman veegt de vloer aan met heersende opvattingen in de maatschappij. Net als Gulliver veroordeelt Tom de mens als hij ontdekt hoe de wereld in elkaar zit. Gulliver ontdekt dat de paarden de ware wijze en oprechte wezens zijn, de mens liegt en bedriegt alleen maar. Tom wijkt ook steeds meer af van de mensen en voelt zich alleen nog maar fijn bij Jenny, zijn olifant. Zij is puur, oprecht en trouw in een wereld waar hij zich niet meer thuis lijkt te voelen.

Balans

Nicholson veroordeelt de gevoelens en het gedrag van de dieren geen enkele keer, terwijl hij Tom zichzelf en andere personages wel laat veroordelen. De schrijver geeft de personages van de olifanten wijsheid mee, wat hij bij de mensen achterwege laat. Hij vermenselijkt de dieren, en laat de mens juist primitief naar voren komen. Het heeft trekjes van Swifts satire.

Met De wonderlijke geschiedenis van Tom Page heeft Christoper Nicholson geen eenzijdig boek geschreven, maar een goed gelukte mix van verschillende ingrediënten. Het boek is geen ultiem maatschappijkritisch boek, geen kinderboek, geen fantasieverhaal, geen dramatische roman, maar een avonturenroman die van alles iets in zich heeft, het is een boek in balans.

Boeken / Achtergrond
special: BorderKitchen terugblik: Erlend Loe

Liever schrijven dan dronken zijn

.

Erlend Loe studeerde aan de kunstacademie en de filmacademie. Hij schreef voor theater en maakte enkele korte films en muziekvideo’s. Na zijn literaire debuut Tang (1993) groeide hij al snel uit tot een cultschrijver. In 2006 werd Naïef. Super, over een student die terugdeinst voor de volwassenheid, bekroond met de Prix Européen des jeunes lecteurs. In Volvo vrachtwagens keert een personage uit een eerdere roman terug. Het interview bij BorderKitchen werd gehouden door Kester Freriks (NRC Handelsblad), naar eigen zeggen hiervoor gekozen omdat hij een vogelaar is, net als een van de personages uit Volvo vrachtwagens.

~

Jaloers

Aan het slot van Doppler schreef Loe de woorden ‘wordt vervolgd’. Grote spijt volgde, want hoe verder te gaan? Hij had geen enkele inspiratie om Dopplers leven op te pakken. ‘Een roman ontstaat bij mij nooit uit de behoefte om een thema te behandelen. De aanleiding is telkens iets concreets, een dialoog of een personage. Daarmee ga ik intuïtief verbanden leggen. Op een gegeven moment had ik twee personages in mijn hoofd die een landschap vormden waar ik Doppler bij vond passen. Zo begon ik aan Volvo vrachtwagens.’

Net als in veel van zijn romans leven de personages in Volvo vrachtwagens geïsoleerd. Het lijkt erop dat weinig Noorse romans zich in grote steden afspelen, oppert Freriks. ‘Dat is niet zo gek,’ reageert Loe laconiek, ‘Noorwegen hééft geen steden, alleen plaatsen met meer of minder inwoners.’ We moeten niet denken dat die kleinschaligheid leidt tot een hechtere band van de schrijvers onderling: ‘Wij zijn net zo jaloers op elkaars successen als andere schrijvers. De internationale wereld ontdekte de hedendaagse Noorse literatuur pas met De wereld van Sofie van Jostein Gaarder. De overheid steunt schrijvers ook, vanwege de relatief kleine afzetmarkt. Van iedere roman die verschijnt, koopt de overheid duizend exemplaren voor bibliotheken. Voor jeugdboeken is die oplage zelfs hoger, zestienhonderd exemplaren. Zo krikken we de verkoopcijfers omhoog, as if there’s more people in Norway.’

Erlend Loe (foto: Chris Johnsen)

Erlend Loe (foto: Chris Johnsen)

Controle

Wie eenmaal een roman van Erlend Loe heeft gelezen, herkent zijn stijl onmiddellijk. De schrijver heeft zijn stijl dan ook uitentreuren geoefend vóór hij de literaire arena betrad. ‘Toen ik zeventien was, deed ik mee aan een uitwisselingsprogramma. Ik woonde in Parijs en begon dagboeken te schrijven. Niet dat ik zoveel spectaculairs meemaakte, eigenlijk maakte ik helemaal niks mee. Maar ik had Anaïs Nins dagboeken gelezen en vond het een goed idee om dat zelf ook te doen. Het werd een soort obsessie. Dagboeken schrijven is een heel goede oefening in stijl.’ Wat hij er ook zo mooi aan vond: ‘Ik was toen nog geen schrijver. Daardoor zijn de dagboeken alleen voor mijzelf geschreven. Als schrijvers later, nadat ze gepubliceerd zijn, een dagboek bijhouden, verliest het iets puurs. Je hebt dan tóch in je achterhoofd dat het gepubliceerd kan worden.’

Loe voelt zich duidelijk op zijn gemak op het podium en heeft er plezier in om te praten over het schrijverschap. Hij vertelt over de contacten met enkele vertalers, waaruit hij opmaakte dat er ‘wel wat vertalingen van mij rondzwerven waar geheid problemen inzitten’. En over de eeuwige, goedmoedige strijd van Noorwegen met Zweden, die te vergelijken is met België-Nederland. Tot slot volgt nog een korte schets van de totstandkoming van Volvo vrachtwagens. ‘Ik schrijf sterk associatief, maak sprongen in de tijd. Bij dit boek is dat wellicht nog extremer door de omstandigheden waaronder ik schreef. De kinderen waren nog erg klein en voor mijn werk als filmconsultant moest ik veel scripts lezen. Het schrijven kon alleen tussen tien en twaalf uur ’s nachts gebeuren. Dan heb je geen tijd om rustig over een plot na te denken. You write in a haze. Het past bij mij. Ergens in het boek stel ik als schrijver de vraag ‘Have I lost control?’, want dat is eigenlijk mijn doel, de controle kwijtraken. In het dagelijks leven ben ik heel kalm, extremen ervaar ik alleen als ik schrijf. Volgens mij is schrijven beter dan dronken zijn.’

 

Boeken / Fictie

Neurotisch en eenzaam

recensie: Rachel Cusk (vert. Marijke Versluys) - Het buitenleven

.

De van oorsprong Canadese schrijfster Cusk schrijft in een ouderwetse, bijna oubollige stijl, die goed bij het thema en de locatie van de roman past. Het begin van de roman doet erg denken aan The Turn of the Screw (1898) van Henry James, ook een verhaal over een au pair bij een rijke familie op het platteland.

Het bovennatuurlijke

~

Net zoals in The Turn of the Screw zitten er in Het buitenleven talloze verwijzingen naar het bovennatuurlijke: het spook dat een een duif blijkt te zijn, het boek dat geschreven is door de naamgenoot van de ik-figuur. Vooral het begin van de roman heeft een sterk victoriaans tintje, compleet met seksuele frustraties. Voortdurend vraag je je af wie er nu raar is: de hoofdpersoon of de anderen.

Het is niet meteen duidelijk waarom Stella zo radicaal breekt met haar verleden. Blijkbaar heeft ze genoeg van werk, woning, familie en kersverse echtgenoot en geeft ze dit alles zonder twijfel op om te vertrekken naar het landgoed van de Maddens, waar ze zich echter ook niet een twee drie thuisvoelt. De familie Madden is redelijk excentriek en de eerste dagen brengt Stella er door in een voortdurende angst voor Pamela, de vrouw des huizes.

Stap voor stap

Aanvankelijk bekijkt Stella de familie met een wel heel kritische blik, waardoor het lijkt alsof de Maddens compleet gestoord zijn. Minutieus en met veel adjectiva beschrijft Stella haar nieuwe leefomgeving en haar twijfelende eerste stappen in de voor haar vreemde omgeving. Dit is dan ook het enige probleem van Het buitenleven: Cusk legt het plot te uitgebreid uit. Stap voor stap beschrijft ze elke handeling, waarna ze ook nog alle gevolgen opsomt.

Dit maakt het verhaal van de Werdegang van Stella enigszins langdradig. Zodra er een band ontstaat tussen Stella en Martin begint zij het gezin beter te begrijpen. Hierdoor lijkt ze ineens minder egocentrisch en oninteressant. Aan het eind komt alles goed met de hoofdpersonen. De onopgeloste mysteries doen er niet meer toe. Alle problemen verdwijnen als Stella haar verleden accepteert.

Muziek / Album

Multitalent Liam Finn verrast op het juiste moment

recensie: Liam Finn - I'll Be Lightning

.

Muziek zit Liam Finn in het bloed. Als oudste zoon van Crowded House-voorman Neil Finn kreeg hij muziek met de paplepel ingegoten. De stijlen van beiden blijken echter niet met elkaar te vergelijken. Vader Finn is van het verantwoorde luisterlied, terwijl zijn zoon meer op de experimentele toer gaat. Het is goed dat een artiest niet voortborduurt op het succes van papa, zoals dat helaas wel gebeurde met Fiction Plane. Finn slaat zijn eigen weg in en dat is goed te horen op zijn debuutplaat I’ll Be Lightning.

Foto: Anneke Ruys
Foto: Anneke Ruys

Het is gebruikelijk dat singer-songwriters niet alleen zelf de teksten schrijven, maar ook zichzelf instrumentaal begeleiden. Liam Finn gaat hiermee een stap verder. Hij heeft vrijwel alle instrumenten op I’ll Be Lightning zelf ingespeeld. Daardoor laat de jonge Australiër de wereld zien dat hij een heus multitalent is. Met die instrumenten weet hij een geheel eigen sound te vervaardigen.

Het album van Finn is afwisselend. Zo is er de opener ‘Better to Be’. Met een licht opzwepend basloopje, dat vrijwel het gehele nummer blijft, weet de song meteen te pakken. Wanneer Finn er vervolgens met zijn zachte, hoge en daardoor typerende stemgeluid doorheen komt is het nummer een compleet geheel. De zang van Finn weet de luisteraar mee te voeren en zelfs bijna te hypnotiseren.

Lijnrecht tegenover een ietwat rustige song als ‘Better to Be’ staat een aantal hardere, indieachtige nummers als ‘Lead Balloon’ en ‘This Place is Killing Me’. Het zijn nummers met een flink ruige drum en behoorlijke distortion op de gitaarpartijen. Dit geeft de cd een rauw randje, dat er eigenlijk niet helemaal bij past. Het blijkt een kleine leidraad te zijn door het album heen, een afwisseling van rustige nummers met wat onstuimigere nummers. Hiermee lijkt Finn te hebben geprobeerd te voorkomen dat zijn plaat te veel een achtergrondplaat wordt, wat in de regel vrij snel het geval is met muziek van dit kaliber.

Achtergrond boven afwisseling

Horen deze ruigere nummers nu echt op deze plaat thuis? Bij meerdere luisterbeurten blijken juist dit de nummers die niet helemaal in de setting van het album passen. Kwalitatief gezien vallen ze in het niet bij toppers als ‘Second Chance’ en de titeltrack ‘I’ll Be Lightning’. Beide zijn songs die lekker in het gehoor liggen, afwisselend zijn en weten te verrassen op het juiste moment. Zo verandert ‘Second Chance’ na verloop van tijd van ritme en wordt de song in een klap veel spannender en vooral intenser, waardoor hij de aandacht van de luisteraar op een prettige manier vasthoudt. Dit soort verrassingselementen zorgt er bovendien voor dat de plaat keer op keer lekker wegluistert.

Finn heeft zich met I’ll Be Lightning weten te ontworstelen aan zijn muzikale wortels. Wel had hij wat de ruigere nummers betreft waarschijnlijk beter achtergrondmuziek kunnen verkiezen boven afwisseling. Dit laat onverlet dat de overvloed aan goede nummers met kop en schouders boven die paar wat mindere uitsteken. Finn heeft een kwalitatieve cd afgeleverd die bijna schreeuwt om meerdere luisterbeurten. Hij is een artiest met wie rekening gehouden moet worden en is zeker een muzikant in hart en nieren.

Kunst / Expo binnenland

Galerij der groten

recensie: XXste eeuw

.

Directeur Wim van Krimpen kan zich bijna geen grootser afscheid van het Haagse Gemeentemuseum wensen: XXste Eeuw is het laatste project onder zijn leiding. Zijn grote doel als museumdirecteur was het museum te profileren als een epicentrum van kunst uit de twintigste eeuw. Met een duizelingwekkende hoeveelheid topwerken, verspreid over maar liefst 49 zalen, lijkt dit streven bereikt.

Hoe maak je meer dan honderd jaar kunst behapbaar in één tentoonstelling? Voor de hand ligt een chronologisch, kunsthistorisch overzicht waarin alle werken op stijl en stroming zijn geordend. Hoewel zo’n conventionele inrichting weliswaar overzicht biedt, is daar tegelijkertijd weinig spannends aan. Dat moeten ze in het Gemeentemuseum ook hebben gedacht. De tentoonstelling is namelijk op een thematische en associatieve manier vormgegeven. Volgens samensteller en conservator Hans Janssen staat hierbij ‘het plezier van dwalen door die wonderlijke eeuw’ centraal.

Wat is de bedoeling?

Egon Schiele, Portret van Edith (vrouw van de kunstenaar), 1915, olieverf op doek

Egon Schiele, Portret van Edith (vrouw van de kunstenaar), 1915, olieverf op doek

In eerste instantie lijkt er weinig structuur in de zalen te zitten. Oude meester Jan Toorop hangt tegenover hedendaagse fotografe Rineke Dijkstra, een conceptuele Bruce Nauman-installatie staat tussen schilderijen van de Haagse School. Wat is hiervan de bedoeling? Precies deze aanvankelijke verwarring is de bedoeling. Omdat de verbanden tussen bij elkaar geplaatste werken niet meteen duidelijk zijn, wordt de bezoeker gedwongen hier zelf over na te denken. Het besef dat hier losjes wordt omgesprongen met de strenge regels van de kunstgeschiedenis geeft een zeker gevoel van vrijheid. Lekker ronddwalen zonder al te veel belerende informatie wordt op deze manier inderdaad mogelijk.

Punk en Ikea

Het belang van context wordt sterk benadrukt in deze tentoonstelling. Kunst reageert tenslotte altijd op eerdere kunst en op de omgeving waarin het ontstaat. Zelfs de minimal art, die pretendeert contextloos te zijn, is alleen te begrijpen door precies die context. Hoe kan een monochroom van Yves Klein betekenis genereren zonder informatie over de tijdsgeest waarin het werd gemaakt? Bepaalde periodes worden daarom in een breder verband geplaatst door middel van filmpjes die in zes zalen worden vertoond. Deze gaan bijvoorbeeld over de opkomst van de massamedia, de punkbeweging en het succes van Ikea. Deze presentaties verschaffen op toegankelijke wijze een maatschappelijk kader om de getoonde werken in te plaatsen.

Daarnaast wordt veel gebruikgemaakt van tekstborden, waarop een fictieve ‘ik’ persoonlijke uitspraken doet over de kunst in de betreffende zaal. In een zaal met Cobra-kunst verzucht deze: ‘Ze doen maar wat, die kunstenaars!’ Er wordt naar de werken gekeken vanuit de tijdsgeest, waardoor eens te meer duidelijk wordt hoe weinig begrip er vanuit het grote publiek vaak is voor kunstenaars in hun tijd. Tevens blijkt op deze manier hoe opvattingen over kunst veranderen door de jaren heen. Een bijkomende functie van deze ‘ik’ is om ook de minder onderlegde bezoeker te stimuleren vooral zichzelf te zijn in een museum. Het kan een opluchting zijn om te lezen dat tijdgenoten van Karel Appel zich evengoed afvroegen wat er aan dat geklieder nou zo bijzonder was. Dit is een sympathiek uitgangspunt, toch kan deze bezoeker vervolgens alsnog weinig met bijvoorbeeld de installatie van Nauman. Wat meer gedegen informatie over wat er te zien is zou om die reden geen overbodige luxe zijn.

Ernst Ludwig Kirchner, Czardastänzerinnen, 1908-1920, olieverf op doek, 150 x 200 cm

Ernst Ludwig Kirchner, Czardastänzerinnen, 1908-1920, olieverf op doek, 150 x 200 cm

Waar walhalla

Natuurlijk kan men, als altijd bij een grote tentoonstelling, twisten over de plaats en status die aan verschillende kunstenaars en kunstvormen is toebedeeld. Zo wordt er nauwelijks aandacht besteed aan mediakunst en zijn sommige zaalindelingen, zoals Nauman met Haagse School, wel erg gewaagd. Het ‘dwalen door de wonderlijke eeuw’ kan bovendien letterlijk worden opgevat door de niet altijd duidelijke looproute. Maar hoe je het wendt of keert: deze galerij der groten is een waar walhalla voor de kunstliefhebber, zolang deze zich niet te veel laat storen door de onconventionele indelingen. De verscheidenheid aan werk en de open uitstraling maken het bovendien interessant voor een breed publiek. Ook voor bezoekers die de effen blauwe vlakken van Klein stiekem maar onzin vinden. Lekker ronddwalen kan iedereen.

 

Kunst / Achtergrond
special: Interview met Rob Hornstra

FOTODOK: vol ambities

In september ging onder grote belangstelling van de Nederlandse fotowereld FOTODOK van start met haar eerste tentoonstelling. ‘Hit the Road’ was te zien op drie plaatsen in Utrecht. FOTODOK is een initiatief van fotograaf Rob Hornstra en curator/kunsthistorica Femke Lutgerink. Zij willen de documentairefotografie een plek geven. Dit moet een plek zijn om werk tentoon te stellen, maar ook een plek om te debatteren, samenwerkingsverbanden aan te gaan en nieuwe ideeën op te doen. 8WEEKLY woonde het door FOTODOK georganiseerde debat ‘Wij doen het anders!’ bij en sprak met Rob Hornstra over de nieuwe generatie documentairefotografen en de ambities van FOTODOK.

Rob Hornstra. Foto: Marieke Wijntjes

Rob Hornstra. Foto: Marieke Wijntjes

Tijdens het debat ‘Wij doen het anders!’, dat op 20 oktober 2008 in Tumult werd gevoerd, heeft FOTODOK een stelling geponeerd. FOTODOK beargumenteerde dat jonge documentairefotografen een nieuwe weg zijn ingeslagen. Zij maken gebruik van nieuwe media, werken multi- en crossmediaal en zijn naast fotograaf ook ondernemer. Zij bedenken vernieuwende concepten om budgetten te regelen en gaan samenwerkingsverbanden aan met andere disciplines. Hornstra geeft zijn boeken bijvoorbeeld in eigen beheer uit. Door een pre-sale te houden voordat het boek gedrukt is, kan hij de druk bekostigen. De namen van de eerste 100 kopers worden bijvoorbeeld in het boek opgenomen. Hij heeft zojuist zijn derde boek, 101 Billionaires, op deze manier uitgebracht. Daarnaast staat hij op de longlist voor de Prix de Rome, 8 december wordt de shortlist van 4 kanshebbers bekend gemaakt.

Nieuwe aanpak
8WEEKLY vroeg Hornstra hoe hij de nieuwe generatie fotografen ziet. Heeft hij het gevoel deel hier van uit te maken en wat is er nu zo nieuw aan?
Hornstra zegt dat de stelling vooral bedoeld was om de discussie aan te wakkeren. Van een nieuwe generatie wordt altijd verwacht het anders te doen, maar in feite verandert er niet zo veel. Het is altijd de vraag of de tijd gewoon anders is en de nieuwe generatie fotografen daar gebruik van maakt, of dat de vernieuwing daadwerkelijk door de fotografen wordt geïnitieerd. Ik kan eigenlijk alleen voor mezelf aangeven wat ik anders doe. Ik zie niet zozeer een generatie die het anders aanpakt. Veel fotografen klagen eigenlijk veel over afnemende mogelijkheden om hun foto’s te verkopen, maar weinig mensen gaan op zoek naar nieuwe antwoorden. Het gevoel dat het anders zou moeten leeft wel, maar veel mensen zitten toch nog te wachten op de ‘oude geldstromen’. We wilden met het debat de boel wakker schudden, duidelijk maken dat je niet kan gaan zitten afwachten, maar het heft in eigen handen moet nemen. Als documentairefotograaf moet je de ambitie hebben zelf projecten te initiëren, niet als hoogste ambitie hebben om in opdracht te werken voor bijvoorbeeld het Volkskrant magazine of de VN. Als dat je doel is, ga je het zeker niet redden. Beeldredacteuren krijgen enorm veel werk opgestuurd, maar hebben vaak het idee dat fotografen dat werk speciaal voor hen maken. Dat willen de beeldredacteuren niet zien. Ze willen mensen die zelf series maken. Die series zijn heel anders, die gaan veel dieper. Het gaat natuurlijk ook om de intentie waarmee de serie wordt gemaakt. We hebben alles al gezien. Ik heb bijvoorbeeld een serie over drugs gemaakt. Je kunt natuurlijk voor de zoveelste keer die junk laten zien die een spuit in z’n arm zet. Ik weet niet of dat nog werkt. Je moet voorbij de registratie en als fotograaf op zoek naar een ander soort beelden en dat heeft te maken met het verhaal dat erachter zit. Je moet proberen mensen te laten nadenken.

Andrej uit 101 Billionaires. Foto Rob Hornstra

Andrej uit 101 Billionaires. Foto Rob Hornstra

Internationaal podium
Je ziet jezelf niet alleen als fotograaf, maar als documentairemaker. Fotografie is een onderdeel van wat je doet. Is dat wat jullie bedoelden met die andere aanpak?
Misschien wel, in het verleden waren veel documentairefotografen alleen met fotografie bezig. Ze hadden het idee dat anderen zich bezig moesten houden met dingen als boeken maken van hun werk. Ik zou niet willen dat iemand anders mijn boek maakt. Fotografie is dan een klein onderdeel. Ik vind het niet eens zo belangrijk. Ik kan me zelfs voorstellen dat op een gegeven moment een stagiair daadwerkelijk de foto’s maakt. Als ik weet dat diegene kan wat ik wil, wat maakt het dan uit wie die foto maakt? Eigenlijk helemaal niets. Als het maar onder mijn naam gemaakt is met mijn ideeën erin. Daarnaast hebben we het met de nieuwe aanpak over het nemen van initiatief. Als je niet in een tijdschrift komt, richt dan zelf een tijdschrift op. Maak dingen mogelijk voor collega’s.

Wat is jullie doel met FOTODOK?
We willen een nationaal belang gaan vervullen, een platform zijn voor documentairefotografie. Eigenlijk willen we een internationaal podium zijn. Als je internationaal zegt, ben je nationaal. Als je nationaal zegt, ben je Utrechts en dan vindt een recensent uit Amsterdam het niet meer de moeite waard om te komen. Het niveau moet heel erg hoog zijn. Daarnaast willen wij geen statische organisatie zijn die alleen maar tentoonstellingen organiseert, maar we willen dat bij ons nieuwe initiatieven ontstaan. Onze subsidieaanvraag voor komend jaar voor een vaste ruimte is afgewezen. De commissie was bang dat de dynamiek die er nu is, dan verloren zou gaan. Eigenlijk waren we hier wel blij mee. Het is nog te vroeg, het is allemaal te snel gegaan, het werd te officieel. We hebben nog steeds wel de ambitie een vaste ruimte te realiseren voor FOTODOK. We vinden dat documentairefotografie een platform nodig heeft. Niet alleen voor de beroepsgroep, maar bijvoorbeeld ook als substituut voor het feit dat veel jongeren niet meer lezen. Ik heb gemerkt dat zij het wel leuk vinden om naar zo’n tentoonstelling te komen, de foto’s te bekijken. En ik denk dat zij hierdoor kunnen worden gestimuleerd, om weer eens wat verder te kijken dan de Metro en de Spits. In Utrecht is een grote groep jongeren en studenten aanwezig en we gaan ook zeker ons best doen om hen te bereiken.

Aleksander uit 101 Billionaires. Foto Rob Hornstra

Aleksander uit 101 Billionaires. Foto Rob Hornstra

Hoe is jullie eerste tentoonstelling ‘Hit the Road’ ontvangen? Jullie hadden hiervoor, naast beginnende fotografen, ook de heel gerenommeerde Magnumfotograaf Martin Parr binnengehaald. Hoe krijg je dat voor elkaar?
De buitenexpositie is door heel veel mensen gezien. Lang niet iedereen heeft de link gelegd met FOTODOK. De landelijke media hebben vrij veel aandacht besteed aan de tentoonstelling, dat is natuurlijk goed vanwege onze ambitie een nationaal platform te zijn. Martin Parr heb ik gewoon benaderd. Veel mensen beginnen nu mijn werk ook te kennen, wat mij andere toegangen geeft. Ik ben fotograaf en hij ook, ik zie zijn werk ergens, hij ziet mijn werk. We zijn natuurlijk met dezelfde dingen bezig, waardoor iemand prima benaderbaar is.

Stimuleringsfonds
Hoe financieren jullie nu je initiatieven, zijn het allemaal ad hoc financieringen?
We krijgen wat subsidie van de gemeente Utrecht, om enkele dingen per jaar op te zetten. Per activiteit zoeken we altijd aanvullende subsidies of sponsors. Uit het debat is nog wel iets leuks naar voren gekomen, niet direct voor FOTODOK, maar voor de documentairefotografie in Nederland. Het fonds voor de Beeldende Kunst en Vormgeving en Bouwkunst belde om te praten over een stimuleringsfonds voor de documentairefotografie (Lex ter Braak, directeur van het Fonds BKVB zat in het discussiepanel tijdens ‘Wij doen het anders!’ -red). Er komt een substantieel bedrag (hoogte is nog geheim -red) gedurende twee jaar vrij, om dingen in gang te zetten. Ik ben gevraagd mee te denken over wat voor soort dingen dat kunnen zijn. Het geld is niet rechtstreeks bestemd voor fotoseries, maar om tandwielen aan te slingeren die daarna blijven draaien. Tijdschriften, bijvoorbeeld, zeggen geen geld te hebben om een fotograaf op pad te sturen, fotografen doen dat niet voor niets. Toch wil iedereen graag mooie reportages in tijdschriften. Wat zou er gebeuren als een tijdschrift de boel regelt, maar de helft van het benodigde geld aan het fonds vraagt? Op die manier houd je de betrokkenheid en verantwoordelijkheid bij het tijdschrift, maar kunnen ze wellicht weer meer lezers voor zich winnen, worden redacties weer enthousiast, waardoor ze in de toekomst wellicht wel weer geld in fotoreportages kunnen en willen steken. Het gaat erom met initiatieven te komen die de negatieve spiraal omdraaien.

Tentoonstelling Roadmap to Glory in de voormalige gymzaal van het gymnasium aan de oudegracht. Foto Bart Sleegers

Tentoonstelling Roadmap to Glory in de voormalige gymzaal van het gymnasium aan de oudegracht. Foto Bart Sleegers

Wat kunnen we op de korte termijn van FOTODOK verwachten?
Er komt een evenement in maart, wat is nog niet bekend, daar gaan we binnenkort over nadenken. In mei gaan we samenwerken met het Fotofestival Naarden. Zij hebben dit jaar als thema verhalende fotografie. Wij gaan daar onderzoeken waarom bepaalde onderwerpen heel veel worden gefotografeerd, en andere onderwerpen niet. We gaan dit doen aan de hand van het Belgische plaatsje Doel dat tussen twee havens ligt die moeten uitbreiden, waardoor het dorpje moet verdwijnen. Het is een heel oud plaatsje met veel oude mensen, super fotogeniek. Er is een bak fotografen in het dorp geweest, vooral veel studenten hebben er series gemaakt en er is een film van verschenen. Het heeft vaak heel mooi werk opgeleverd, maar het gaat natuurlijk nergens over. Het gaat over een dorpje met nog geen duizend inwoners dat moet verhuizen, so what. Als je dat mondiaal bekijkt, stelt het natuurlijk niets voor. Ik was al een tijd werk aan het verzamelen over Doel, dat gaan we in Naarden gebruiken waarbij we de vraag zullen stellen waarom dit onderwerp zo interessant is voor verhalende fotografie. Daarnaast gaan we bij FOTODOK verder werken aan de organisatie. We moeten de dynamiek die nu heerst goed benutten om de organisatie uit te breiden tot een plek waar gewoon heel goed werk wordt getoond.

8WEEKLY

Van pigment tot tube, van tempera tot bijenwas

Artikel: Symposium Verf! in BK 050, Groningen

Op 22 november vond in Groningen een symposium van BK 050 over verf plaats. Er werd door verschillende sprekers gesproken over het maken van verf, de samenstelling van verf en de toepassing ervan. VERF! breekt een lans voor dit onderwerp dat nog te vaak onderbelicht blijft.

Vier jaar geleden verscheen het boek Verf van kunstcriticus Hans den Hartog Jager. In deze publicatie stond de idee van de schilder eens niet voorop, maar de omgang met het materiaal dat zijn schilderij tot schilderij maakte. Veertien hedendaagse kunstenaars vertelden in interviews met Den Hartog Jager over hun relatie met verf. Naar aanleiding van de publicatie ontstonden landelijk verschillende discussies over het belang van het materiaal in de kunst.

Olphaert den Otter Stal-&kluismorfologie 2004 -2007

Olphaert den Otter Stal-&kluismorfologie 2004 -2007

Hoewel de naam van het symposium anders doet vermoeden, is er geen directe link tussen het invloedrijke boek en het evenement dat afgelopen 22 november plaatsvond in Groningen. Het symposium, de eerste van een jaarlijkse reeks, werd georganiseerd door BK 050, de vernieuwde afdeling beeldende kunst van het kunstencentrum Groningen. Dit centrum organiseert jaarlijks excursies, lezingen en een symposium voor amateurkunstenaars en liefhebbers. Dit jaar staat de verf centraal.

De onderzoeker: Luizen, beenderen en steenkool

En als het om verf gaat dan beginnen we bij het begin, zullen de organisatoren wel hebben gedacht. Het was aan Mathijs de Keijzer, onderzoeker van het ICN (Instituut Collectie Nederland dat het cultureel erfgoed van Nederland behoudt en beheert) om de verf terug te brengen tot pigmenten, kleurstoffen en bindmiddelen.

Op CSI-achtige wijze werd getoond hoe je het middeleeuwse pigment kunt onderscheiden van dat van een latere periode en hoe Han Vermeegeren, die in de vorige eeuw schilderijen van Johannes Vermeer vervalste, werd ontmaskerd. De Keijzer ordende in een hoog tempo pigmenten en kleurstoffen (afkomstig uit bijvoorbeeld luizen, beenderen en steenkool) en besprak hun typerende eigenschappen. Ook de ontwikkeling van de verfindustrie na de industriële revolutie kwam aan bod. Een droog verhaal werd het echter niet dankzij een aantal amusante anekdotes over restauratiekwesties.

De fabrikant: Reis naar het tubetje

Na een pauze en gesproken columns van twee jonge kunstschilders, volgde een lezing over het technische aspect van verf. Don Nederhand, kunstschilder en tevens vertegenwoordiger van de verffabriek Talens, liet met behulp van een powerpointpresentatie van zijn werkgever, potjes pigment en glazen water zien hoe verf wordt geproduceerd. Waar in het verhaal van De Keijzer onderscheid werd gemaakt tussen de verschillende pigmenten, daar stond bij Nederhand vooral de kwaliteit van de verf centraal. Een ingewikkeld proces levert een product op dat lichtecht, kleurecht en lang houdbaar moet zijn. Dat daarbij, om deze eigenschappen te verbeteren, soms natuurlijke ingrediënten vervangen worden door chemische, is volgens hem een logische keuze.

Olphaert den Otter Stal-&kluismorfologie 2004 -2007

Olphaert den Otter Stal-&kluismorfologie 2004 -2007

De kunstenaar: Doe-het-zelver

De Rotterdamse kunstschilder Olphaert den Otter zweert juist altijd bij natuurlijke materialen. Het maken van zijn eigen ei-tempera hoort bij zijn onderzoek naar de schilderkunst. Op humoristische wijze vertelde de schilder over zijn zoektocht naar verf en kleur. Behalve dat verschillende elementen uit de kunstgeschiedenis (zoals Het gebroken glas van Marcel Duchamp) terug komen in zijn schilderijen, vindt ook de verf die middeleeuwse schilders gebruikten een weg naar zijn kunst. Den Otter liet zien dat ‘oude’ temperaverf en hedendaagse schilderkunst wel degelijk kunnen samengaan.

De kunsthistoricus: Bijenwas en benzine

De schilders van de Groningse kunstkring De Ploeg blijken eveneens hun eigen verf te hebben gemaakt. Deze zogenaamde ‘wasverf’ is ontwikkeld door de Duitse expressionist Ernst Ludwich Kirchner en door Johan Dijkstra begin jaren twintig naar Groningen meegenomen. Voormalig conservator moderne kunst van het Groninger Museum, Han Steenbruggen, is gespecialiseerd in deze Groningse expressionistische stroming en heeft hun materiaal onderzocht. Het publiek mocht het bindmiddel, dat Steenbruggen in jampotjes naar het symposium had meegenomen, ook zelf aan een onderzoek onderwerpen. Het gebruik van het goedje, een mengsel van olieverf, bijenwas en benzine, is duidelijk herkenbaar op schilderijen van De Ploeg. Zo zijn de lagen van het schilderij naast elkaar opgebracht in plaats van over elkaar, zoals bij het schilderen met olieverf gebruikelijk was en is de kleur doffer.

Veel maar vol

Met al deze lezingen- vanuit wetenschappelijk, artistiek, technisch en kunsthistorisch perspectief en daarnaast nog columns van twee hedendaagse Groningse kunstenaars waren alle uitgangspunten goed vertegenwoordigd. Als er al iets op het programma kan worden aangemerkt, is het dat het misschien iets te vol was en dat de lezingen qua zwaarte niet geheel evenredig waren verdeeld.

Een symposium als dit, dat eens ingaat op een materiaal uit de schilderkunst, is echter wel verfrissend. Vaak wordt aan de ‘grondstof’ van het kunstwerk voorbij gegaan terwijl de verf bepalend is voor het object.

Het onderwerp is toegankelijk voor verschillende doelgroepen, maar misschien was het de relatief hoge entreeprijs (50 euro, 45 euro voor studenten) of het nog korte bestaan van BK 050 dat er voor zorgde dat er vooral een ouder publiek naar het symposium was gekomen, dat al vertrouwd was met het centrum. Hopelijk is de opkomst in de toekomst gevarieerder, dit initiatief verdient het wel.

Theater / Voorstelling

‘Zo, nou het sfeertje zit er al lekker in zeg.’

recensie: Bestelde Vrienden - Bestelde Vrienden

.

Bestelde Vrienden is een Haags theatercollectief dat uit 7 jonge theatermakers is opgezet. Bestelde Vrienden is de eerste voorstelling die hieruit voortgerold is.
Bij binnenkomst in het theater krijgt men een envelop met daarin een handgeschreven brief in de handen gedrukt:

Lieve Vriend,
Wij, Ilse, Matthias en Jeroen zijn ontzettend blij dat je de moeite hebt genomen om ons te komen bezoeken.

Voel je niet verplicht, maar wij zouden het fijn vinden je na afloop van de voorstelling nog even te ontmoeten in de foyer.

Samen maken we er een sfeervolle en warme avond van, zo vlak voor Sinterklaas.

Tot zo,

De Bestelde Vrienden.

Kennismakingsgesprek

~

Bestelde Vrienden maakt gebruik van een minimaal decor. Op de kale theatervloer zijn ze omringd door vakantietassen, sledes en ski’s. De acteurs zijn allen gekleed in ski-kleding en slepen koffers en sledes met zich mee. Klaar voor de vakantie.
Het stuk opent met een ongemakkelijk wederkennismakingsgesprek doorspekt van de welbekende ‘ditjes en datjes’, ‘lekker weertje’, ‘he’s’ en ‘nou nou’s’ waar we ons zelf waarschijnlijk dagelijks op kunnen betrappen.

Aanvankelijk wordt er heel wat afgelachen, oude prullaria, zoals een rode gloeilamp, worden tevoorschijn getoverd en doen de vrienden stuk voor stuk in lachen uitbarsten, het publiek in het ongewisse latend over de daarbij behorende anekdotes. Iedereen wordt bijgepraat, Jeroen de Graaff is facilitair manager van een bejaardentehuis, Ilse Stijntjes schrijft de horoscopen voor de Flair en Matthias Quadekker is juist even between jobs maar wel gelukkig getrouwd sinds drie jaar.

De vriendschap tussen de drie doet denken aan het soort die je in je studententijd kunt opdoen. Eentje gestoeid op jovialiteit en grappen. Deze drie hebben een dispuut gedeeld of samen in het eerste jaar gezeten. Maar hoeveel is de vriendschap na zoveel tijd nog waard?
Ze delen een ‘kratje op locatie’, waarbij het krat bier dienstdoende vervanger is voor het kampvuur. Waar dit eerst de nostalgie ten bate komt blijken Jeroen en Matthias op politiek vlak ver uit elkaar te zijn gegroeid, wat de nodige (ook weer herkenbare) spanning oplevert. Hierna raken ze alle drie hun gevoel voor sociale etiquette kwijt. Jeroen vuurt een salvo van ongepaste grappen af op Matthias en Ilse besluit dat de drie hun relatie op lichamelijk vlak dienen te verdiepen waarop Matthias de hele boel het liefst afblaast. ‘Want is dit het nou?’ vraagt hij. ‘Gaan we dit nou echt een hele week lang met elkaar doen?’

Vergrootglastheater

Bestelde Vrienden is een komisch stuk, de teksten zijn toegankelijk en zullen, mede dankzij het overtuigende acteerwerk van alle drie, gegarandeerd bij elke toeschouwer herkenning oproepen. Naar eigen zeggen brengt Bestelde Vrienden ons ‘vergrootglastheater’. Theater waarbij de conflicten tussen een innerlijke gevoelswereld en de daadwerkelijke handelingen naar buiten toe onder de loep genomen worden. Dit gebeurt nu ook. De innerlijke gevoelswereld van de karakters wordt echter niet verder uitgediept. We kunnen enkel gissen naar de drijfveren van de personages die mede door de korte lengte van het stuk (45 min.) niet uitgebreid worden toegelicht. Het wordt bovendien niet duidelijk waarom deze drie oude vrienden elkaar opeens weer zouden opzoeken. De uiteindelijk crisis waar ze stuk voor stuk in belanden wordt opgelost met een simpele omhelzing.

Een mooie afsluiter

Dit wordt na afloop wel goed gemaakt. De theaterfoyer is omgetoverd in een verlenging van de wereld van de Bestelde Vrienden. Men kan, met de handgeschreven uitnodiging in de hand, aanschuiven aan een van de gereserveerde tafels voor ‘vrienden van de Bestelde Vrienden’. Er is een piano klaargezet en teksten van liedjes over vriendschap worden uitgedeeld. Bovendien staat er een grote fotomuur van de vrienden waar je een persoonlijke krabbel mag achterlaten. Hier kun je de avond voortzetten met de Bestelde Vrienden en wordt er een gelegenheid geboden om het thema ‘Vriendschap’ op een nieuwe wijze onder de loep te nemen.