Boeken / Fictie

Het moeras en zijn geheimen blootgelegd

recensie: Daar waar de rivierkreeften zingen - Delia Owens

Welke geheimen slokt de drassige ondergrond van het moeras op? In Daar waar de rivierkreeften zingen wordt een buitenstaander van het dorp, de vreemdaardige Kya, aangewezen als de koelbloedige moordenares van Chase Andrews. Schrijfster Delia Owens neemt de lezer ver mee in het wilde moeraslandschap om de waarheid te ontrafelen.

Het moerasmeisje

Wat voor beeld doemt er voor jouw ogen op als je het woord ‘moeras’ hoort? Deze drassige velden, die de overgang van zoet water naar land vormen, staan erom bekend dat ze lastig begaanbaar zijn. Het is waarschijnlijk geen plek die we meteen associëren met zaken als geborgenheid en warmte. Toch bood het moeras ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog een veilig oord voor gevluchte slaven. Zo verbleven er naar verluidt maar liefst 1000 slaven in de Great Dismal Swamp, een moerasachtige regio op de kustvlakte van zuidoost Virginia en noordoost North Carolina in de Verenigde Staten. In een van die vele moerassen langs de kust van de Atlantische Oceaan, groeit het hoofdpersonage van Daar waar de kreeften zingen (in 2018 reeds al uitgegeven als Het moerasmeisje door The House of Books) op. Niemand is zó verwant met het moeras als de kleine Kya Clark, afkorting van het chiquere ‘Catherine Danielle Clark’. Ze wordt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog (1945) geboren in een kansarm gezin aan de oevers van het dampende moeras. Op zesjarige leeftijd geniet ze van de liefde van haar moeder, die haar laat kennismaken met de vreugden van de natuur, maar van haar aan alcohol verslaafde vader hoeft ze niets te verwachten. Verbitterd door de oorlog en door zijn eigen onkunde, kleineert en slaat hij zijn eigen vlees en bloed. Als Kya’s moeder voor de derde – en definitieve – keer haar koffers pakt, treden haar twee broers en twee zussen al snel in diens voetsporen.

Door de afwezigheid van haar eigen vader, groeit Kya al snel toe naar Jumpin’, een zwarte man die met zijn schamele winkel de bevolking voorziet van benzine voor de boten. Diens vrouw Mabel, een moeder in hart en nieren, zorgt ervoor dat Kya afdankertjes draagt van ‘gekleurde mensen’. Kya leert al vanaf jongs af aan voor zichzelf te zorgen. Dagelijks trekt ze eropuit om mosselen te vangen, die ze in groten getale doorverkoopt aan Jumpin’ om daarmee kaarsen en andere levensmiddelen te kunnen kopen. Die bieden haar het licht om zich te kunnen verliezen in de sprookjesboeken, waaruit haar moeder haar vroeger voorlas. Tot haar eigen verdriet kan ze niet lezen of schrijven. De pogingen van de kinderbescherming om haar naar school toe te brengen, zodat de letteren voor haar betekenis kunnen krijgen, zijn gedoemd om te mislukken. Hoewel haar honger naar kennis én sociale contacten groot is, voelt Kya zich een te grote eend in de bijt om zich te acclimatiseren aan het schoolse milieu. Steeds meer en meer ontstaat er een contrast tussen haar (leef)wereld en die van de mensen in Barkley Cove, die haar met beschimpende ondertoon ‘Het moerasmeisje’ noemen.

Dodelijke affectie

Er is op den duur maar één persoon die de afstand probeert te overbruggen en dat is de bioloog in spé Tate. Hij introduceert haar op vijftienjarige leeftijd in de wereld van de letteren en vanaf dat moment verslindt Kya het ene na het andere (geïllustreerde) boek over het moeras waarin ze leeft. Het liefst treffen ze elkaar ‘daar waar de rivierkreeften zingen’, oftewel: diep in de wildernis, waar de dieren zich nog als dieren gedragen. Gestaag groeit ook Kya’s verzameling van de dieren die daar wonen, van veren van vogels (en niet zelden zit daar een zeer bijzondere bij) tot schelpen en andere natuurgerelateerde vondsten. De sprankjes van hoop die de dappere Tate Kya geeft, zijn van korte duur als hij gaat studeren. Vijf jaar na zijn afwezigheid, laat Kya zich in met de knappe Tate, dé ‘geliefde zoon’ van het dorp. De gevierde quarterback en de vreemdeling groeien naar elkaar toe, maar ook deze man zit vol met beloftes die hij niet waar kan maken… Enkele weken na hun laatste ontmoeting ligt het levenloze lichaam van Chase in de modderpoel voor de oude brandweertoren. Meerdere vingers van dorpsgenoten wijzen in de richting van Kya: wie anders heeft er zo’n baat bij zijn dood? Wie anders kan haar sporen zo goed uitwissen als deze vrouw die één is met het drasland waarin ze woont?

Overgedramatiseerd?

Op dat moment wordt er een spanning opgebouwd, die de lezer tot aan het laatste hoofdstuk van dit boek gekluisterd houdt. Niet dat de voorgaande hoofdstukken de lezer onberoerd laten: het precieze oog van de schrijfster, de biologe Delia Owens, maakt dat je je onderdompelt in een omgeving die voor menig persoon zoveel geheimen heeft. Via Kya kan de lezer stilstaan bij de wonderen die het waterachtige terrein niet zomaar braak legt voor het blote oog. De wijze waarop Kya eerbiedig met de natuur omgaat, is leerzaam én intrigerend. Zo kan ze niet zonder de meeuwen, die ze iedere avond een hand kruimels toe gooit en om haar huis rondcirkelen. Via dit personage kan de auteur haar eigen opgedane kennis uiteenzetten. Dit maakt het personage ook zo levensecht. En dat terwijl het eerste hoofdstuk nog zo’n ander beeld schept van de vrouwelijke protagonist. De barre huissituatie van Kya komt enigszins geromantiseerd over, alsof de misère iets te veel wordt aangedikt. Herinneringen aan een lachende, dansende moeder komen dan nog ietwat zoetsappig over en de schuwe Kya net iets té overdreven, maar deze hele introductie van dit eenzame wezen schept een goed beeld van de lijdensweg die Kya aflegt. Hoezeer het leven haar ook tegenzit; ze weet uit iedere situatie sterker naar voren te komen.

Verrassing!

Hoofdstuk na hoofdstuk wordt Kya steeds beminnelijker. Ze is, in tegenstelling tot de rokende en hakken dragende jongedames uit het dorp, tenminste trouw aan zichzelf gebleven én dat is waarom mannen als Tate en Chase als een blok voor haar vallen. Owens heeft een goede balans gevonden tussen het aanduiden van de gedachtes en gevoelens van Kya en de reacties van de mensen op haar om haar heen. Het verhaal had zich niet aantrekkelijker aan ons kunnen voordoen: de zinnen die voortvloeien uit Owens pen doen niet gekunsteld voor (zoals je wellicht zou verwachten bij een debuut), maar zijn weloverdacht en raken je. De prachtige metaforen die Owens introduceert, de sterke, stilistische zinnen en het tempo waarin dialogen zijn geschreven, zorgen voor een perfecte cadans. Wat echter jammer is, is dat er maar vluchtige happen uit het leven van Kya worden genomen en getoond. Hoewel de karakterontwikkeling die ze doormaakt, duidelijk wordt opgetekend, was het interessant geweest om net iets meer te lezen over haar wijze van overleven tussen haar zesde tot 24ste levensjaar. Ook is het maar de vraag of Owens op de valreep – in het laatste hoofdstuk – zo gedetailleerd had moeten vermelden hoe het leven van Kya eindigt. Het antwoord daarop lijkt toch ‘ja’ te zijn, aangezien de schrijfster op het laatste moment nog een verrassing voor de lezer heeft. Al met al, kan dit debuut in het lijstje van de meest indrukwekkende debuten worden geplaatst. Het verhaal heeft iets ongekend ‘eigens’ en biedt een verhaal, zoals er maar weinige van zijn…

Boeken / Non-fictie

Ode aan een magisch decennium

recensie: Negentig - Corinne van der Velden

De Spice Girls, GTST, Big Brother, Gabbers, TMF: óf je vindt het wansmaak, óf deze en andere nineties-fenomenen hebben een plekje in je hart veroverd. Het laat zich raden bij welk kamp Corine van der Velden hoort. In Negentig neemt de journalist en docent de ninetiesnostalgie onder de loep.

In coronaloze tijden vormen nineties-feestjes een beproefde succesformule. Voor veel mensen belichamen de jaren ’90 dan ook een magische periode; een tijdperk om door een roze bril te doorzien. Frank Pels, schrijver van jaren ’90-anthem 15 miljoen mensen, omschrijft het tijdperk als de meest zorgeloze tijd die hij ooit heeft meegemaakt, ‘een periode van ongebreideld optimisme’. Volgens Anouk Smeekes, die onderzoek doet naar nostalgie, voelden de jaren ’90 voor veel mensen aan als simpel en overzichtelijk. Het speelt zich af vóór het globalisatie- en digitaliseringstijdperk, ‘waarin de wereld opener en groter werd, maar ook een stuk ingewikkelder’. Geen wonder dus dat het tijdperk twee decennia later nog altijd zo’n aantrekkingskracht heeft.

Nederlandse insteek

Het vrolijke decennium wordt chronologisch doorgenomen; voor elk jaar één hoofdstuk. In vrolijke overzichtspagina’s geeft Van der Velden van ieder jaar een impressie, om vervolgens in het hoofdstuk op één thema verder te gaan. Zo staat 1992 volledig in het teken van eurodance, het commerciële antwoord op dance. Formaties van eigen bodem, zoals 2 Unlimited en 2 Brothers on the 4th Floor, domineerden in één klap de Top 40 met hun opzwepende en makkelijk in het gehoor liggende muziek.

Van der Velden bekijkt de jaren ’90 vanuit een Nederlandse invalshoek. Het 1993-hoofdstuk staat bijvoorbeeld volledig in het teken van populaire kinderboekenschrijvers als Paul van Loon en Carry Slee. De Griezelbus en Dolfje Weerwolfje, maar ook zwaardere jeugdboeken als Spijt! en Afblijven zijn voor Nederlanders onlosmakelijk met de jaren ’90 verbonden.

Klein maar fijn

Door menig jaren ’90 BN’er zelf aan het woord te laten, is dit boek meer dan enkel een nostalgische ‘trip down memory lane’. Vooral het persoonlijke relaas van Sabine Wendel geeft te denken. Als deelneemster van het eerste seizoen van Big Brother was ze onvoorbereid op alle media-aandacht die haar zou achtervolgen nadat ze uit het huis was weggestemd. Ook dat waren de jaren ’90: doodnormale mensen maakten hun entree in het medialandschap, met alle gevolgen van dien.*

Toch voert lichtheid de boventoon en dat maakt Negentig bovenal een ode aan een tijdperk van onbegrensde mogelijkheden. Een wellicht net iets te klein maar wel fijn boekje over een periode waar menigeen linksom of rechtsom wel een zwak voor heeft ontwikkeld.

* Desalniettemin bleek het format een gigantisch (internationaal) succes. Na een pauze van vijftien jaar is begin 2021 zelfs een nieuw seizoen van Big Brother van start gegaan in Nederland.

Boeken / Fictie

Lelijkheid in mooie woorden

recensie: De ballade van Reading Gaol - Oscar Wilde - Vert. Maarten Asscher

De ballade van Reading Gaol is nog altijd één van Oscar Wildes bekendste werken. Maarten Asscher schreef de twaalfde Nederlandse vertaling, mét een kleine studie over het ontstaan van het gedicht.

In 1898 verscheen De ballade van Reading Gaol: een aanklacht tegen het gevangeniswezen en de doodstraf. Oscar Wilde schreef de ballade na twee jaar gevangenisstraf met dwangarbeid vanwege ‘grove onzedelijkheid’, lees: homoseksuele liefde. Pas in 1967 werd de Engelse wetgeving aangepast en was homoseksualiteit niet langer strafbaar.

Doodvonnis

Het 654 regels tellende gedicht gaat voor een groot deel over de doodstraf op Charles Thomas Wooldridge. Wooldridge zou uit jaloezie zijn vrouw om het leven hebben gebracht, waarna hij zichzelf direct aangaf bij de politie. Petities werden opgesteld om hem vrij te krijgen, maar zonder resultaat. Op 7 juli 1896 werd het doodvonnis voltrokken.

Oscar Wilde, die toen in de gevangenis van Reading verbleef en al ruim een jaar vastzat, was gechoqueerd door het gebeuren. ‘Yet each man kills the thing he loves,’ is een zin die ritmisch door de ballade heen terugkomt. Het is een omdraaiing van Shakespeares ‘Do all men kill the things they do not love?’ uit zijn Merchant of Venice. Wooldridge wordt ter dood veroordeeld omdat hij zijn vrouw om het leven brengt. Wilde wordt opgesloten omdat hij van een man houdt. Beiden zijn slachtoffer van het kille, onmenselijke gevangeniswezen van die tijd.

Kleurloos

Wilde vervat in een mooie, lyrische en ontroerende ballade de lelijkheid, kleurloosheid en doodsheid van Reading Gaol (gaol verwijst naar het Engelse woord voor gevangenis: jail). Die tegenstelling tussen schoonheid van vorm en woorden en lelijkheid van het beschrevene, maakt dat de aanklacht stevig binnenkomt.

Voor Wilde, een modieuze Londense schrijver met een extravagante levensstijl, moet de tijd in de primitieve gevangenis verschrikkelijk zijn geweest. Dat blijkt ook uit deze regels:

Something was dead in each of us,
And what was dead was Hope

Slecht eten, zinloze dwangarbeid, eenzame opsluiting en de afwezigheid van hygiëne zorgen ervoor dat hij sterk verzwakt raakt, niet slaapt en voortdurend diarree heeft. Intussen worden ook nog al zijn spullen verkocht en wordt hij failliet verklaard. Het enige waar Wilde zich aan vast kan houden, zo blijkt uit de ballade, is de buitenlucht, de wolken en de zon.

He only looked upon the sun,
And drank the morning air

[..]

With open mouth he drank the sun
As though it had been wine!

Maar dat is niet genoeg om je menselijkheid te behouden als je elke dag zinloze dwangarbeid moet verrichten, vuil bent, uitgehongerd en uitgeput. Hiertegen richt zich de aanklacht. In een ontroerende passage wordt dit duidelijk. Of de wetten kloppen of niet, deze manier van opsluiting en bestraffing is onmenselijk.

I know not whether Laws be right,
Or whether Laws be wrong;
All that we know who lie in goal
Is that the wall is strong;
And that each day is like a year,
A year whose days are long.

De ballade van Reading Gaol is nog altijd een prachtig en tragisch gedicht. De kleine studie van Maarten Asscher waar het boekje mee afsluit is verhelderend en interessant. Het zoomt niet alleen in op Wildes tijd in de gevangenis, maar ook op het moeizame schrijfproces. Alsof het voor Wilde bijna onmogelijk was om zijn ervaring in de ‘gaol’ in woorden te vatten.

 

Boeken / Fictie

Door de ogen van de slavin

recensie: Het lied van de goden - Reggie Baay

Nooit eerder voelde een levensgeschiedenis zó tastbaar. In Het lied van de goden geeft Reggie Baay een inkijkje in het leven van een slavin in de achttiende eeuw.

Het is 1602 en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden staat aan het beginpunt van een glorieuze tijd, die ook wel wordt aangeduid als de Gouden Eeuw. Het ging Nederland voor de wind, of beter gezegd: de Vereenigde Oostindische Compagnie, kortweg de VOC. Tijdens haar gloriedagen heeft de VOC zich schuldig gemaakt aan de meest inhumane handel van de wereld: de slavernij. Er bestaan helaas geen egodocumenten, een schriftelijke bron waarin iemand een persoonlijke getuigenis aflegt, die zijn geschreven vanuit de slaven zelf. Wie zich wil inlezen in deze tijd, zal zich moeten beroepen op gerechtelijke verslagen van de rechtszaken die zijn aangespannen tegen voortvluchtige en/of ‘misdadige’ slaven. Op deze manier trachtte de auteur, Reggie Baay, een volledige levensgeschiedenis van een Aziatische (Indonesische) slavin bloot te leggen. Over een vrouw die – tegen wil en dank – volkomen ontheemd van haar roots, zorg moet dragen voor verscheidene ´meesters´.

Een ongekende levensgeschiedenis

Deze specifieke levensgeschiedenis, waarvan er helaas zovele zijn, gaat over de tot slaaf gemaakte Flora van Makassar. Zij is de dochter van LaMadoekelleng, een vorst op Zuid-Celebes, een provincie van Indonesië op het eiland Sulawesi. Haar eigenlijke naam is Saromê, dat staat voor ‘Onbevlekte bloem van Wadjo’. In 1734 wordt zij geroofd door slavenhandelaars en ze wordt via Makassar vervoerd naar Batavia, alwaar ze een wrede Nederlander moet dienen. Als ‘ata’ (slaaf) wordt ze meteen als de mindere gezien ten opzichte van de ‘poeté’s’ (de witten). Het lot valt haar zwaar. Ze voelt zich gesterkt door haar vriendschap met een andere, vrouwelijke ata: Halîma, die zich iedere avond bij het bed van haar meester moet melden.

Maar na een ongelukkig geval, wordt Flora doorverkocht aan meester Robyn, een van de belangrijkste mannen van Batavia. Met hem hervindt ze het levensgeluk, al is die prille vreugde maar van korte duur. Door – wederom – een akelige speling van het lot, belandt ze uiteindelijk in Batavia, waar ze zorg moet dragen voor de vrouw van meester Michiels. Die laatste doet haar een grote belofte: als Flora met hen meegaat naar Amsterdam, krijgt ze haar vrijheid terug. Eenmaal op Nederlandse bodem, blijkt het maar een loze belofte. Flora is in tweestrijd: moet ze haar vrijheid opeisen of moet ze voor altijd gekluisterd blijven aan de onzichtbare ringen die haar tot het bezit van een ander maken?

Controversieel thema

Op het einde van haar leven zet Flora haar levensverhaal op papier, met als doel om de Nederlandse handelaar in verboden middelen (opium en edelmetaal), heer Van der Elst, te ruïneren. Ook zijn perspectief komt uitvoerig naar voren in dit boek, maar dan in de vorm van een briefwisseling met zijn zoon Godfried. De brieven die Van der Elst stuurt naar zijn zoon, die zich bevindt in de ‘Oost’ (Batavia), worden afgewisseld met de hoofdstukken, waarin Flora vanuit het ik-perspectief haar verslag doet. Die afwisseling geeft het boek een interessante, extra dimensie. Deze twee totaal verschillende personages geven tezamen een volledig beeld van de omgang met de mensen die in de ogen van de Nederlands ‘anders’ waren. De Almachtige God, tot wie de poeté’s dagelijks hun gebed richten, zou hebben bepaald dat mensen buiten Europa tot het inferieure ras behoren. Een gedachte waar Flora hard tegen strijdt, met alle kosten van dien. In Amsterdam is Flora niet zelden het mikpunt van spot én zelfs diepgegronde haat en wordt ze uitgemaakt voor ‘duivelin’ en ‘zwarte aap’. Daarmee snijdt dit boek een – tot op de dag van vandaag – controversieel punt aan. Hoewel slavernij niet meer op zo’n grote schaal plaatsvindt als vroeger (en ook niet meer helemaal van dien aard), is rassenongelijkheid nog een belangrijk onderwerp van discussie. Dat maakt dat dit boek, zelfs met zijn ‘oude historie’, juist nú zo urgent is.

Niet alleen de inhoud van het boek spreekt aan, maar ook de sierlijke schrijfstijl van Baay. De openingszin van de roman geeft al meteen aan op welke voet zijn taal zich voortzet: “De taal van mijn jeugd is rank en lenig als jonge aanplant in de ochtendwind.” De taal die Baay hanteert hoort bij de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. Zowel de inhoud als de stijl zijn treffend: het gedachtegoed van twee werelden wordt samengebracht in één roman. Baay laat inzien dat door het demoniseren van de ander, de échte demonen hun ware masker laten zien, namelijk de Nederlanders die zichzelf superieur achten. En dat maakt dat hun slachtoffers, onder wie Flora, zegevieren als de uiteindelijke helden van het verhaal.

Boeken / Non-fictie

Kraakhelder geschreven

recensie: Ralf Mohren - Droogte. Vijftien jaar leven zonder alcohol in het volle licht.

De Eindhovense schrijver Ralf Mohren schreef eerder over zijn alcoholverslaving in zijn alom geprezen debuut Tonic. In dat boek is het zijn alter-ego dat de hoofdrol vervult. In Droogte is hij zichzelf, wat het relaas nog heftiger maakt. Hij geeft zich volledig bloot. Een gedurfd boek dat anderen tot inzicht zou kunnen laten komen.

Een boek schrijven waarin je zelf de verschrikkelijke hoofdrol vervult van een leven dat gedeeltelijk verwoest is door een alcoholverslaving, is een heftige ontboezeming. Het getuigt van moed en het rotsvaste vertrouwen dat het beeld over jezelf je geen parten gaat spelen in je dagelijkse leven. Je kan je niet meer verbergen achter een personage. Misschien brengt dat wel een bevrijding!

Mohren aan het woord op de radio

In een radio-interview op L1 Radio op 9 januari jl. sprak schrijver Ralf Mohren over zijn nieuwste boek Droogte. Hij sprak daar openhartig over dit boek waarin we een kijkje in zijn hoofd krijgen. Over zijn vroegere alcoholverslaving schreef hij zijn debuut Tonic (2015). Op 1 mei 2021 is het vijftien jaar geleden dat hij zijn alcoholisme achter zich liet. Maar zoals de auteur zegt: “Ik blijf alcoholist al drink ik geen alcohol meer. Ik durf ook geen alcohol meer te drinken want ik weet dat het dan weer fout gaat, omdat ik geen maat kan houden. Drank blijft een rol spelen in mijn leven ook al heb ik de alcohol achter me gelaten.”

Droogte is een boek met memoires, een literair non-fictiewerk. Over de inhoud zegt hij: “Ik heb dingen uit mijn hoofd gelaten en op papier gezet, die je anders liever binnenhoudt. Het is heel persoonlijk en het is zoals het is.” De schade die de verslaving aanrichtte is nog steeds voelbaar. “Mijn vrouw Marlies heeft dit boek gelezen en ze mocht zeggen wat ik eruit zou moeten halen, maar ze heeft niets aangegeven wat ik moest schrappen. Daar ben ik trots op. Eigenlijk brengt het ons weer dichter bij elkaar. Het maakt ons sterker,” vertelt hij openhartig. Zijn tienerzoons zullen later dit boek ook gaan lezen, weet hij natuurlijk. Hij heeft ze wel eens verteld over zijn verleden, dus het is al geen geheim meer. Zijn leerlingen op school kennen zijn debuut en daar is ook over gesproken. Ook dit nieuwe boek zal zijn leerlingen in 4 havo bereiken. Het zal niet alleen hen maar ook veel andere mensen helpen, hoopt Mohren. In de achtertuin van Jack Poels van het album Blauwe vear, sluit het interview op de radio af. Het liedje is op verzoek van de schrijver te horen en hij draagt het op aan zijn zoons.

In alle openheid

Wie het boek Droogte gelezen heeft kan niet anders dan een zucht van verlichting slaken, wanneer hij of zij nooit een verslaving heeft ondervonden. Het andere gevoel dat je bekruipt is een gevoel van verwondering over de heldere taal, die de auteur spreekt. Hij is heel open over de wonden die zijn alcoholverslaving in zijn leven heeft achtergelaten en vijftien jaar na dato nog steeds achterlaat. Soms zijn het littekens, maar soms zijn het gewoon open wonden. Die wonden likt en verzorgt hij met dit boek. Door het tonen van deze beschadigingen is hij duidelijk voor anderen tot steun, die het inzicht en de ervaring nog niet hebben gekregen over wat er allemaal stuk gaat bij zo’n bezetenheid.

Er wordt haarfijn uitgelegd dat hij, ondanks dat hij al vijftien jaar niet meer drinkt, nog steeds alcoholist is en dat ook altijd zal blijven. Voor velen is dat misschien wel de grootste openbaring. De schrijver neemt ons mee naar concerten, voetbalwedstrijden en feestjes, die voor hem nu – met nul procent alcohol – net zo leuk zijn, maar wel anders zijn om te ervaren. Om zijn compleet geruïneerde huwelijk kan hij niet heen. Wederzijds begrip is er inmiddels al wel en ook zijn ze er samen voor beide jongens. Een leven in status quo lijkt het. Open staan voor wat nieuws maar daar nog niet in slagen.

Mohren schuwt niet om ook het seksleven aan de orde te stellen. In korte hoofdstukken raakt de schrijver alle hoekjes en gaatjes van zijn leven en laat ons vrijelijk meekijken in wat er omgaat in zijn dagelijks leven. De fijne stijl van schrijven maakt dat het boek leest als een trein. Van een neerlandicus mogen we eigenlijk niet veel anders verwachten, maar leraar zijn is toch nog wat anders dan zelf schrijven. Deze leraar schrijft een helder en open verhaal van zijn eigen leven. Dat zal zeker in de klas de nodige tongen losmaken. Mohren weet daar raad mee, zo heeft hij ook tijdens zijn debuut al eens besproken. Zelf schrijft hij op de achterflap van het boek dat het schuurt, maar een woord als ‘kraken’ is misschien nog wel toepasselijker. Het is namelijk kraakhelder hoe het leven na de verslaving eruit ziet en dat in kraakheldere taal! Droogte legt zijn pijnlijke ziel bloot, maar roept vooral heel veel respect op.

 

Kunst / Reportage

Videorecensie: Bomen in Tweespraak

recensie: Bomen in Beeldspraak - De Nieuwe Ooster

Het levert soms een botsende ervaring op. Vooral door de context waarin de gedichten van  Myrtte Leffring en Vicky Francken zijn neergezet: Begraafplaats en gedenkpark De Nieuwe Ooster in Amsterdam. Leffring en Francken schreven rake gedichten bij fraaie detailfoto’s van boomschorsen gemaakt door Mark Kohn. De gedichten zijn daar in de open lucht te lezen en via QR-codes te beluisteren. Onze redacteur Els van Swol en filmmaker Patricia Werner Leanse bezochten de buiten-expositie en zij maakten er deze videorecensie over. 

Gezien op De Nieuwe Ooster, Amsterdam
Nog te zien tot en met de zomer van 2021

Links:

https://denieuweooster.nl/2020/11/01/buiten-expositie/
https://nl.blurb.com/b/10058121-bomen-die-dichten

Film / Documentaire

Heimwee naar een Amsterdams bordeel

recensie: Anna van ’t Hek – Yab Yum

De kans dat je er geweest bent, is vrij klein. De kans dat je ervan gehoord hebt, juist groot: Yab Yum. In de gloriedagen van het oude Amsterdam, voordat de stad werd overgenomen door hipsters en bakfietsen, was het bordeel een iconische plek waar alles kon wat God verboden heeft. Heb je niet gehoord van de hoogtijdagen van de club, dan waarschijnlijk wel over de ondergang van Yab Yum: eigenaar Theo Heuft werd afgeperst, verkocht zijn geliefde club aan de onderwereld en daarna was het gedaan met de pret.

Het verhaal van Yab Yum is intrigerend, vond ook regisseur Anna van ’t Hek (bekend van onder andere de Videoland-serie Badr en inderdaad ook als ‘de dochter van’). Ze verzamelde de oude harde kern van Yab Yum en vertelt samen met hen het verhaal van het oude Amsterdamse icoon. Anna: ‘De angst voor de dagelijkse sleur en de drang om de braafheid en burgerlijkheid van het bestaan te ontvluchten, fascineren me. Ik voel me iedere keer weer aangetrokken door mensen met prachtige verhalen die aan een zijden draadje hangen. Ik wilde deze documentaire maken, niet alleen uit nieuwsgierigheid voor dit ooit zo legendarische bordeel, maar ook om dit in al zijn glorie en verval te kunnen laten zien.’

Spraakmakende karakters

Het resultaat is een intiem portret van de lust, geheimen en onvermijdelijke criminaliteit die achter gesloten deuren plaatsvond. Aan het woord komen oprichter en eigenaar Theo Heuft, manager Mitch, barmannen Rob, Tonnie en Pietje, prostituees Maureen en Iris en vaste gast John. Aan de hand van anekdotes en herinneringen geven ze een beeld van hoe het nachtleven in Yab Yum eraan toe ging. Ze vertellen over de feesten en de legendarische sfeer, maar ook over het keerpunt – voor zover ze daar over kunnen vertellen. De verhalen van de mannen zorgen ervoor dat je er bijna zelf had willen zijn, gewoon om even te kijken hoe het was. De vrouwen halen ook positieve herinneringen op, maar het nachtleven als ‘gastvrouw’, zoals de prostituees genoemd werden, was toch beduidend anders dan dat van de (bar)mannen. De heren hebben het vooral over het clubgevoel dat Yam Yum zo populair maakte en benadrukken dat niet iedereen ‘mee naar boven’ ging. Maureen en Iris vertellen echter openlijk over hun seksuele ervaringen en hoe ze in dit werk terecht zijn gekomen. Die verhalen staan in schril contract met de gezellige bende die door de mannen beschreven wordt.

Tijd voor feest

Je hoeft geen fan van de stad Amsterdam te zijn om deze documentaire te waarderen. Met de documentaire Yab Yum krijg je een kijkje in het verleden, vraag je je af of zoiets nog zou kunnen bestaan in het huidige tijdperk (manager Mitch denkt van wel) en krijg je stiekem toch ook wel zin in een feestje. Hoewel dat gevoel natuurlijk versterkt wordt door het gebrek aan feesten in deze coronatijd. De film roept ook respect op voor de werknemers van de club. Want hoewel iedereen mondjesmaat vertelt over de inmenging van Klaas Bruinsma en de rest van de Amsterdamse onderwereld, wordt wel duidelijk dat ze dingen hebben meegemaakt die de gemiddelde Nederlander de pet ver te boven gaan.

Yab Yum is vanaf 25 februari te zien op picl.nl, via de Picl app en Vitamine Cineville.

Muziek / Album

Muzikale Coronacreativiteit

recensie: I Am Oak – Odd Seeds & Jack Poels – II

Thijs Kuijken alias I Am Oak zat, zoals zoveel artiesten, thuis en stond zeker niet op het podium gedurende de coronacrisis. Dit geldt ook voor Jack Poels die in maart nog zijn eerste soloalbum uitbracht. Een tijd van inkeer en zeker ook herbezinning. Soms levert dat heel mooie, verstilde muziek op en hoor je de eenzaamheid weerklinken.

Odd Seeds is het album van I Am Oak en is een selectie uit vijftig van zijn liedjes, die heel zijn oeuvre overdekken. Het album is alleen verkrijgbaar op vinyl of op de streamingdiensten.

Jack Poels ontvouwde zich op Blauwe vear, zijn eerste soloplaat, als een begenadigd singer-songwriter. De feestmuziek van Rowwen Hèze was ver weg. Op II is het niet heel anders.

I Am Oak

De albums van I Am Oak laten zich kenmerken door muziek, die in alle rust het mooiste is te beluisteren. Ze breken de stilte langzaam open en vragen alle subtiliteit van de luisteraar bij het consumeren van deze muziek voor fijnproevers. Geen van zijn liedjes blinkt uit in uitbundigheid maar ze blinken juist uit in ingetogenheid.

Op Odd Seeds zijn de liedjes teruggebracht tot de meest rudimentaire vorm die je je maar kunt voorstellen. Van de vijftig liedjes zijn er zesentwintig terechtgekomen op deze dubbel- lp. Eén van de composities is een nieuw liedje, dat de titel ‘That’s That’ kreeg, maar feitelijk luisteren alle liedjes in deze verstilde uitvoeringen als nieuwe liedjes. Kuijken begeleidde zichzelf alleen op een akoestische gitaar, banjo of orgel in samenhang met zijn kenmerkende zang. Op de hoesfoto achterop het album is het bureau van Kuijken te zien met alle instrumenten en de computer waarmee het album is opgenomen. De sfeer van het album is heel klein en ademt de eenzaamheid van deze muzikale coronaperiode. Feitelijk zouden deze opnames ook geluisterd kunnen worden als de demo’s of oerversies van de uiteindelijke liedjes. Het is misschien ook daarom wel een te grote schotel aan verstilde liedjes om alle zesentwintig in één keer tot je te laten komen. Wat dat betreft is het medium vinyl ook een hulp bij het luisteren naar dit album. Pak één lp per keer. Ook op bijvoorbeeld Spotify zien we dat I Am Oak een deel één en een deel twee heeft neergezet. Laten we hopen dat een volgend album weer een echt band-album mag worden want dan is Thijs Kuijken samen met andere instrumentalisten op zijn best. Tot die tijd kunnen we in de lockdown ons prima vermaken met deze soundtrack van het coronajaar.

 

Jack Poels

Het is heel bijzonder dat we nog geen jaar na het eerste soloalbum van Jack Poels al een tweede krijgen voorgeschoteld. Blauwe vear verscheen toen de coronapandemie nog maar net over ons werd uitgestort. Poels schreef het album dan ook toen er nog geen virus in de lucht was. Toch voelde het album toen al als passend voor de muzikale stilte, die ging volgen op de festivalterreinen. Met II hebben we al meteen een tweede soloalbum te pakken. Heel bewust schrijft Poels niet het cijfer 2 of de letters twee, maar een II. Dat symbool kennen we allemaal ook als het pauzeteken. Zo beleeft Poels de periode van nu dan ook. In deze pauzeperiode heeft hij opnieuw liedjes geschreven, die passen in de stijl van zijn eerste soloalbum en hij heeft ze ook solo gespeeld. Met recht noemt hij het werkstuk dan ook een corona-album. Als alles gewoon open was gegaan dan was er nu zeker nog geen II geweest. Voor de echte liefhebbers van Rowwen Hèze is dit gezapige werk van Poels niet echt waar ze op zaten te wachten. Deze liedjes graven dieper. Sommigen zeggen dat het wel bij zijn leeftijd past. Het album II bevat wederom mooie liedjes, maar toch is de verrassing er een beetje af. Daar waar het eerste soloalbum als een warm bad voelde, is deze tweede een album dat ook na vele keren draaien doet terugverlangen naar het eerste soloalbum. Misschien is het te snel of hebben de liedjes net wat meer tijd nodig. Wel spreekt het grote vakmanschap, waarmee Jack Poels het album heeft gemaakt, absoluut in zijn voordeel. Ook dit is een album dat ons door een zware tijd moet slepen, want het is nog niet voorbij, die pauze (II).

 

Boeken / Fictie

Groundhog Day voor intellectuelen

recensie: Aslast - A.H.J. Dautzenberg

Dautzenberg onderzoekt ritme en taal in Aslast.

Ik klap het boek dicht en kijk verwonderd naar de voorkant. Meer nog dan het ongebruikelijke woord dat de titel vormt, bevreemdt mij de term roman. Ik las afgelopen jaar romans van onder anderen Manon Uphoff en Gerda Blees. Prachtig geconstrueerde prozawerken vol intermenselijke relaties, culturele achtergronden, scherpe ideeën over menselijke vorming en beslissingen. Maar niets van dat alles in dit boek.

Van uiterlijke ruimte naar innerlijke ruimte

Dit boek bestaat uit een kort verhaal van zes bladzijden dat keer op keer wordt herhaald. Soms met minieme veranderingen, soms met substantiële wijzigingen. Groundhog Day voor intellectuelen. Het verhaal gaat over een man, aangeduid met enkel de letter P., in een verder lege treinwagon. Hij wrijft de restjes slaap uit zijn ogen, voert enkele ogenschijnlijk onbenullige handelingen uit. Aan het einde leest hij in een dichtbundel en worden zijn oogleden zwaarder. In het eerste deel kijkt de man veel naar buiten. De paragrafen die beschrijven wat buiten allemaal te zien is, staan vetgedrukt op de pagina’s. In het tweede deel staan die paragrafen juist lichter en lichter gedrukt, totdat ze helemaal verdwenen zijn en alleen hun lege ruimte op de bladspiegel is overgebleven. Het tweede deel focust dus op ‘de innerlijke ruimte’ en eindigt dan ook met een spirituele ervaring voor P. “alsof hij in contact staat met een hogere macht”.

Die ervaring komt overigens uit de interactie met een “Mondriaan-achtige tekening”, waarvan de blauwe rechthoeken een hand vormden. In het derde en laatste deel zijn de blauwe rechthoeken verdwenen uit de wandversiering. Ze nemen in steeds donkerder blauw de plaats in van de in deel twee verdwenen paragrafen.

De omroeper & verandering in herhaling

Uit deze summiere weergave van het boek is al duidelijk te zien dat het onder andere gaat over kunst, en over kijken, en over ervaren. Heel belangrijk is het ritmische aspect van dit boek. Dat is inhoudelijk met het slaap-waak en dag-nacht ritme, de afwisseling binnen-buiten, licht-donker, het herhalen van handelingen door P. op het ritme van zijn ademhaling. En – naar we ons kunnen voorstellen – het ritmisch voortdenderen van de trein. Daarnaast is de tekst zelf één groot ritme in dit boek. De afwisseling van vetgedrukt en regulier gedrukt, van uitzicht en handeling, van verdwijnen en verschijnen. In de woorden van de tekst: “veranderingen worden pas manifest door de herhaling”.

Dit citaat komt overigens uit een tussen aanhalingstekens weergegeven mededeling waarmee het verhaal begint. Ieder verhaal een andere mededeling. Het is niet moeilijk om hierin de omroeper van de trein te zien, hoewel de inhoud erg vreemd is voor een omroeper. In het derde deel bestaan de mededelingen zelfs grotendeels uit citaten van de mystica Hadewijch. Deze ‘omroeper’ spoort bijvoorbeeld aan om van het uitzicht te genieten, of om gebruik te maken van de ruimte. Op het gedrag van P. lijken deze aanwijzingen weinig tot geen effect te hebben. Wellicht, zo denk je na een tijdje, zijn deze aanwijzingen vooral voor mij als lezer bedoeld.

Dat roept de vraag op wie hier aan het woord is en wie het verhaal eigenlijk vertelt. Dat sluit aan bij de expliciete aandacht voor taal. P. bekijkt steeds het woord “Noodrem” (een optie die in het leven altijd aanwezig is), maar kan de tekst daaronder niet lezen van veraf, ook niet met dichtgeknepen ogen. En de keren dat hij besluit erheen te lopen, blijkt het geschreven in een taal die hij niet begrijpt.

Over verlossing & het rondspetteren in een roman

De drie delen hebben de ‘titels’: “∙ ∙ ∙”, “- – -“, “∙ ∙ ∙”. Inderdaad: het noodsignaal Save Our Souls in morsecode. Wat niet alleen aansluit bij het ritmische spel met het talige en visuele karakter van de tekst, maar ook bij de in de loop van het boek steeds explicieter wordende spiritualiteit en hang naar verlossing.

Een ongewoon boek, dat we misschien eerder een conceptueel gedicht zouden moeten noemen dan een roman. Afgelopen jaar zei Maxim Februari als onderdeel van het antwoord op een vraag na zijn Huizinga-lezing: Zeker voor romans geldt het dat ze een plek moeten bieden waarbinnen lezers met name vitaal kunnen rondspetteren.

En in die zin is dit boek een roman. Ja, helemaal.

 

 

Film / Films

Twee goede films vormen samen een matig geheel

recensie: Giuseppe Capotondi – The Burnt Orange Heresy

‘Zij die kunnen, doen. Zij die niet kunnen, bekritiseren.’ Dit bekende citaat van Robert Moses voelt als filmrecensent natuurlijk wel wrang. Toch is na het zien van Giuseppe Capotondi’s The Burnt Orange Heresy de conclusie dat de film niet helemaal het kunstwerk is waarvan de regisseur hoopte dat het zou zijn.

De film opent met een rokende, zwetende James Figueras (Claes Bang) die het betoog oefent dat hij een groep Amerikaanse toeristen in Milaan gaat geven. Kunst, zo pleit Figueras, is subjectief. Zo subjectief dat het verhaal achter een schilderij het geheel kan maken of kraken. Is dit geklieder op doek het magnum opus van een getormenteerd genie, of het kladwerk van een prutser? Velen die eens door een moderne kunstinstallatie hebben geslenterd, zullen zich hetzelfde hebben afgevraagd.

De aard van het beestje

Het verhaal achter een schilderij kan, zoals alle verhalen, feit of fictie zijn. Bij proxy is het dus de verteller van het verhaal die beslist of een schilderij een top of een flop is. Veel verantwoordelijkheid voor iemand die zelf geen spatje verf op het doek heeft gezet. Wat ons terugbrengt bij Figueras, de kunstkenner. Figueras onthult zichzelf in die eerste scènes namelijk ook als een leugenaar en opportunist die graag een loopje neemt met de waarheid als hem dat goed uitkomt. Deze criticus van laag moreel kaliber wordt samen met zijn nieuwe vriendin Berenice Hollis (Elizabeth Debicki) naar het landgoed van Joseph Cassidy (aardig vertolkt door rocklegende Mick Jagger) gelokt, een excentrieke kunstverzamelaar. Cassidy brengt Figueras in contact met de mysterieuze kunstenaar Jerome Debney (de onnavolgbare Donald Sutherland). Hier wordt de spanning tussen kunstenaar en criticus echt op de spits gedreven, waarbij Debney Figueras kleineert en hem door hoepels laat springen voor een audiëntie. Dit is het hoogtepunt van de film: de filosofische verschillen, de discussies, de gevleugelde taal, en het verbale steekspel waarbij Debney makkelijk de bovenhand haalt.

Onvervulde beloftes

The Burnt Orange Heresy verzandt hierna echter in een misdaadthriller. Gesprekken over de aard van moderne kunst en het absurdisme van de moderne kunstenaar moeten het veld ruimen voor intrige en moord. Dat is jammer, want juist die cynische dialogen verheffen de film tot meer dan de zoveelste thriller. De ijzersterke acteerprestatie van Donald Sutherland is alleen al genoeg om een film mee te vullen. Het einde van de film bevat dan ook niet echt een synthese, een conclusie. In plaats daarvan wordt The Burnt Orange Heresy met een open einde beslecht, waardoor je het gevoel krijgt de ontknoping van niet één, maar twee films gemist te hebben. Het lijkt nu alsof ‘misdaadthriller’ een vies woord is, en dat is zeker niet het geval. Voor een film die draait rond kunst, is het echter zelf geen kunstwerk. De symboliek voelt wat klungelig, het camerawerk iets te conventioneel. Je zou denken dat bij een film over kunstwerken, ieder frame tot een waar schilderij gemaakt is.

Het oordeel

Alles bij elkaar is The Burnt Orange Heresy geen gedrocht. Het verhaal op zich blijft overeind en de cast is van het juiste kaliber, zelfs Mick Jagger. Het jammere is alleen dat een film die een vuist wil maken tegen de hypocrisie en de waanzin van de moderne kunstwereld, niet helemaal zijn punt kan doordrijven. Maar goed, dit is natuurlijk ook maar een recensie…