Boeken / Fictie

Tijdloos en met een feilloos gevoel voor sfeer

recensie: Oek de Jong - Pier en oceaan

.

In het vermakelijke boekje Hoe Proust uw leven kan veranderen raadt de Engelse filosoof Alain de Botton de lezer aan ‘niet met eigen ogen naar de plaatsen en voorwerpen uit de herinnering van Proust te kijken, maar met de ogen van Proust naar voorwerpen en plaatsen uit de eigen herinnering’. Het is tegelijk makkelijk en moeilijk om zich als auteur te laten inspireren door Op zoek naar de verloren tijd, het monumentale werk van Proust. Vrijwel iedereen kent de sensatie van een geluid, een smaak of een geur die plotseling een jeugdherinnering  oproept. Terwijl het verleden zich openvouwt ontstaat soms een raadselachtige ervaring van de eigen identiteit. Iets heel anders is het om deze ervaring zo na te vertellen dat de herinneringen een verhaal van vlees en bloed worden. Het is Oek de Jong gedeeltelijk gelukt.

Geluk was nooit gewoon
Het beeld van Nederland na de oorlog bestaat doorgaans uit clichés. Wederopbouw, conformisme en onderdrukking van alle individuele gevoelens onder de dwang van een streng religieuze levenshouding. Ondertussen is er, ruim vijftig jaar later, als reactie een nostalgische hang ontstaan naar het eenvoudige geluk van een nog niet bedorven samenleving. Het beeld van een gesloten, uitsluitend repressieve omgeving, wordt in Pier en oceaan overtuigend genuanceerd, evenals de tegenhanger  van een verloren paradijs. Ook toen was geluk zeker niet gewoon.

Het verhaal begint in de eerste naoorlogse jaren. Dina Houttuyn, dochter van strenggereformeerde ouders, beleeft een lesbische liefde met een collega uit het kindertehuis waar ze werkt. Deze geheime, destijds buiten de maatschappelijke orde staande relatie vormt haar voor altijd. De Jong beschrijft de twee vrouwen sensueel en van binnenuit door Dina’s herinnering, wanneer ze hoogzwanger van haar verloofde op een zomerdag terugkeert naar de duinen bij Zandvoort, waar alles zich afspeelde. Ze wordt in een mooie scène gevonden door de hond van haar geliefde, en later door de geliefde zelf. Tijdens een toevallige ontmoeting met haar heerszuchtige ouders diezelfde middag blijkt haar verzet echter voorgoed geknakt. Dina onderwerpt zich na een vernederende religieuze boetedoening voor haar buitenechtelijke zwangerschap aan de huwelijkse staat.

Conflictueuze driehoek
Haar in de kiem gesmoorde gevoelsleven en afgedwongen opoffering lijken zich te herhalen in Abel, de eerste van een stel kinderen, die overigens verder nauwelijks een rol in het verhaal spelen. De driehoek Dina, echtgenoot Lieuwe en zoon Abel vormt de kern van de vertelling. De Jong lijkt aan te sturen op een klassieke tragedie, waarin erotiek en geweld langzamerhand een steeds grotere rol spelen. Klemgezet tussen zijn machteloze, boze moeder en zijn ambitieuze vader kan Abel noch zijn woede jegens zijn strenge ouders noch zijn fascinatie voor de onderdrukte verleidelijkheid van zijn moeder de baas.

Zijn gewelddadige uitbarstingen vervullen hem met angst en schaamte. Hij trekt zich terug in dromerijen, wachten op ‘een stem uit de hemel’ en eenzame tochten in de natuur. Hier is De Jong op zijn best;  autobiografische elementen komen hier het sterkst naar voren. Door te lopen, te zwemmen en te peinzen hervindt Abel het contact met zichzelf en wordt de dreiging afgewend. De zelfmoord van een medescholier vormt hiermee een fel contrast.

Mondriaan
De gedetailleerde natuurbeschrijvingen, waarin wind, water en oeverlandschappen bij Abel een stemming van verwachting en mysterie opwekken, zijn een ode aan het ‘onbedorven’ Nederland. Zijn favoriete bestemmingen zijn ‘uiterste punten’: een strekdam, een havenhoofd, een pier. Van zijn vriendin Digna – één letter verschil met de naam van zijn moeder – die op de kunstacademie zit, krijgt hij een reproductie van Pier en Oceaan, een schilderij van Mondriaan. Ondertussen probeert hij op te schrijven wat hij ziet, hoort en voelt.  Net als de roman zelf is dit niet een echt verhaal, eerder  een innerlijk traject. Een aarzelend begin van zijn artistieke ambities.

‘Het was eigenlijk geen verhaal, want er gebeurde niets.’

Uiteindelijk, als hij verantwoordelijkheid begint te nemen in zijn verhouding met Digna, beseft Abel dat hij wel degelijk schrijver wil worden. Een kampeervakantie op de uiterste punt van Bretagne wordt de springplank voor een waarachtige losmaking van zijn ouders en de start van een volwassen leven. Zo eindigt de roman.

Show, don’t tell…
De hoofdstukken zijn verdeeld in heel korte, als het ware ‘herinnerde’ scènes. Dat werkt niet altijd even goed in de voortgang van een roman met een dergelijke lange adem. Ook De Jongs pogingen om de jaren vijftig zo authentiek mogelijk neer te zetten door middel van taalgebruik uit die tijd doen soms potsierlijk aan. ‘Een nat pak halen’, ‘een pak slaag dat je zal heugen’ en ‘een vleug aftershave’ passen heel slecht bij de openlijke beschrijving van erotische gevoelens.

Wanneer de roman, die chronologisch is opgezet, is aangekomen bij de gebeurtenissen van rond 1968 lijkt het of De Jong zich beter thuis gaat voelen in zijn verhaal. Zijn herinneringen uit die tijd zijn misschien gemakkelijker toegankelijk geweest dan die uit zijn vroegste jeugd. Overigens past een alwetende verteller slecht bij het concept van een stroom herinneringen. Alleen bij de jonge Dina en Abel zelf is soms sprake van een soort monologue intérieur – de andere personages blijven van buitenaf beschreven en komen daardoor binnen de gekozen vorm niet echt tot leven.

Ten slotte was het hele verhaal sterker geworden als hier de gouden regel ‘Show, don’t tell’ wat consequenter was toegepast. Voortdurend wordt de gang van zaken stilgezet om uit te leggen en te interpreteren wat de personages ervaren en voelen. Met name voor de bekende cultuur van schuld en schaamte die nauw verbonden is met het orthodox-religieuze gedachtegoed is al die uitleg overbodig. De protestantse akker is al door een hele generatie Nederlandse schrijvers uitputtend omgeploegd.

Meer dan nostalgie
Wat overblijft na het lezen van Pier en oceaan is meer dan nostalgie. Het innerlijk traject van Abel is in veel opzichten typerend voor de hoofdpersoon uit een Nederlandse ontwikkelingsroman. Een gevoelige – soms overgevoelige – jongen die gelukkig ook met zijn benen in de klei en de branding staat en ten slotte de weg naar volwassenheid inslaat. Dit innerlijk traject is tijdloos en met een feilloos gevoel voor sfeer geplaatst in een (nog) niet helemaal verdwenen landschap. Daar doen de paar tekortkomingen in vorm en stijl niets aan af.

Film / Films

Futuristische film met komische en hartverwarmende band tussen mens en machine

recensie: Robot & Frank

Frank is een alleenstaande, oude en dementerende dief die nog op zichzelf woont. Hij hoort volgens zijn kinderen eigenlijk in een verpleegtehuis, maar Frank weigert te gaan. Dus geeft zijn zoon hem een robot die Frank moet helpen met zijn cognitieve vermogens en dagelijkse verzorging.

Robot & Frank speelt zich af in de nabije, licht futuristische toekomst. Zwevende auto’s, massale monorailtreinen en laserguns blijven de kijker bespaard, maar wel zijn robots een vast onderdeel geworden van de maatschappij en zijn smartphones volledig transparant. Lijkt onhandig; dan weet je helemaal niet meer waar je moet drukken. Veel is er niet veranderd, maar het is genoeg om een mooi contrast te scheppen tussen de ouderwetse Frank (Frank Langella) en zijn omgeving.

Technologische ontwikkelingen

~

Frank heeft een hekel aan techniek en spendeert zijn dagen het liefst in de bibliotheek, waar hij boeken leest en een praatje maakt met bibliothecaris Jennifer (Susan Sarandon). In eerste instantie zit Frank dan ook niet te wachten op een robot, totdat blijkt dat deze meer kan dan alleen koken en opruimen. Het feit dat de robot de gezondheid van zijn meester boven de wetten van de maatschappij stelt is tegelijkertijd grappig en interessant. Het doet denken aan I, Robot – al loopt in deze film de situatie aanzienlijk minder uit de hand.

Langella is een gelauwerde acteur en speelt deze prachtrol moeiteloos. Frank is grappig, aandoenlijk, intelligent en een doorgewinterde crimineel. Hij kan zijn verleden, waarin hij een succesvolle juwelendief was, niet loslaten en steelt te pas en te onpas nog allerlei kleine snuisterijen uit winkels. De beste bijrol is niet die van zijn zoon Hunter (James Marsden) die hem de robot geeft, of dochter Madison (Liv Tyler) die een afkeer heeft van robots, maar die van de robot zelf, ingesproken door Peter Sarsgaard.

Partners in crime

~

Robot & Frank draait voornamelijk, zoals de titel suggereert, om de gesprekken tussen de naamloze robot en Frank. Deze interactie – een psychologische oorlogvoering vol manipulatie – maakt de film tot een succes. Zowel Frank als zijn robot hebben hun eigen agenda en hun eigen doelen om te verwezenlijken. Dit leidt tot een bijzondere en hartverwarmende band tussen mens en machine: Frank en zijn robot worden ‘partners in crime’ en vele hachelijke, hilarische scènes volgen.

Robot & Frank is een geslaagde film. Frank is een charismatische hoofdpersoon die zich langzaam realiseert dat hij zijn leven niet meer in de hand heeft en vergeetachtiger wordt. Dat is natuurlijk triest, en ondanks de grappige situaties met de robot heeft de film een serieuze ondertoon. Gelukkig ligt het er niet al te dik bovenop en kan de film het goed hebben. Wat Madison over Turkmenistan zegt, geldt zodoende ook voor Robot & Frank: “It’s so beautiful, but so sad, but so beautiful.”

Boeken / Kunstboek

Fotoverhalen over Aziatische seksindustrie

recensie: ICE van Antoine d’Agata en Platform van Joep Neefjes

.

‘Sex sells’ is natuurlijk het adagium van menig mediadirecteur. Sommige kunstboekuitgeverijen zijn zelfs gebouwd op de inkomsten van erotische uitgaven. Twee uitgaven schrikken niet terug van de duistere lading die kunstenaars in seks herkennen. ICE en Platform zijn twee inktzwarte kunstboeken met pornografische lading.

Joep Neefjes: Platform

Joep Neefjes: Platform

Beide fotoboeken zijn er om gelezen te worden. ICE is het persoonlijke verslag van de neerwaartse spiraal van seks en drugs van de fotograaf. Platform is een verfotografering van Michel Houellebecq’s gelijknamige roman door de Nederlandse fotograaf Joep Neefjes. Natuurlijk staan ook hierin seksuele behoeften centraal.  Beide boeken ‘ontmoeten’ elkaar in Zuidoost Azie. Zowel Platform als ICE sluiten Zuidoost Aziatische hoertjes in de armen. De Thaise en Cambodiaanse seksindustrie wordt van dichtbij bekeken.

Een alles overheersende duistere werkelijkheid zet in bij het boek ICE van Antoine d’Agata. Waar Houellebec via Neefjes een cynische observant is van de maatschappij maakt d’Agata een ware helletocht. In de introductie van het boek spreekt hij over de hypocrisie van maatschappelijke en politieke verwerping van prostitutie. Aan het einde van het boek kan je als lezer alleen maar concluderen dat  het leven van heroïne, crack en cristal meth een keihard en ijskoud ideaal oplevert.

In een enorme set bewogen foto’s van geslachtsverkeer met het Vietnamese hoertje Ka portretteert d’Agata seks als een verdord landschap, op een smerig matras in een lege betonnen kamer. De man is in deze wereld een god die bezit neemt van de vrouw. Een alpha man en het hoertje die seksuele grenzen afgaan. Het hoertje tript op drugs maar misschien ook op de almacht van de man. Daarna zet zij hopeloos naakt in een hoekje een nieuw shot.  Er is in het boek niet echt sprake van post-orgastisch geluk. Geen medelijden of emotie, alleen de geestverruiming.

Antoine d’Agata: ICE

Antoine d’Agata: ICE

In de stijl van een dagboek met e-mailfragmenten wordt verslag gedaan van de verslaving aan seks en drugs. De teksten zijn ronduit deprimerend. Ze beginnen als intelligente hersenspinsels van de verslaafde fotograaf en eindigen in hulpeloze woorden van onmacht. De degeneratieve staat van de fotograaf en zijn subjecten wordt door de bewogenheid van de foto’s benadrukt. De menselijkheid wordt ingewisseld voor dierlijkheid. d’Agata schept een eigen gedrogeerde wereld, maar deze is niet sexy. Het is een wereld waarin iedere roes gelijk staat met zelfmutilatie.

Muziek / Album

Te weinig parels

recensie: The Vaccines - Come of Age

Wat doe je als band die het moet hebben van singles in een tijdperk waarin alleen albums worden uitgebracht? Dan maak je een cd die je niet schaadt maar ook geen faam oplevert.

The Vaccines maken muziek in het gebied van Jesus And Mary Chain, Kaiser Chiefs, The Libertines en Arctic Monkeys. Met dien verstande dat deze bands wel een heel album weten te boeien; het lukt The Vaccines met hun tweede album wederom niet om de spanningsboog vast te houden. Het maakt van Come of Age geen slecht album, maar het steekt niet boven de middelmaat uit.

Niet ingelost

~

In openingsnummer ‘No Hope’ verschieten The Vaccines al hun kruit: de volgende songs komen niet meer boven dit niveau uit. Het kwartet uit London hangt dan ook stevig aan de popcultuur van de Britse hoofdstad uit de tijd dat de 7-inch single hoogtij vierde.

‘No Hope’ stort als een wervelwind over de luisteraar heen en doet terugdenken aan de hoogtijdagen van de punk en new wave. Het had een song van The Jam kunnen zijn. ‘All in Vain’ pakt je aanvankelijk in met een allerliefst loopje, maar groeit niet uit tot het feestje dat je uiteindelijk verwacht. Ook het laatste nummer ‘Lonely World’ blijft steken in een belofte die niet wordt ingelost.

Potentie
Rijst de vraag of The Vaccines met Come of Age een slecht album hebben gemaakt. Dat is niet het geval. De cd luistert lekker weg en heeft voldoende kwaliteit. Er is niet een compositie die de plank misslaat. Maar nummers die blijven hangen worden op de cd node gemist. Dus is het wachten op een album van The Vaccines waarop meer parels blinken tussen de kralen. De band heeft de potentie om zo’n cd te maken; het talent is hoorbaar, maar iets meer schaven of een tikje langer wachten op sprankelende ideeën zou geen kwaad kunnen. Wellicht moet de chemie in de band nog groeien en verrassen ze met het derde album.

Boeken / Fictie

Een dagboek over een familie zonder doden

recensie: Alejandro Zambra (vert. Luc de Rooy) - Manieren om naar huis terug te keren

Wanneer je Manieren om naar huis terug te keren leest, kan het niet anders of je gedachten verwijlen even bij Marcel Proust. Iedere roman van Zambra lijkt een nieuwe zoektocht naar de onwillekeurige herinnering.

Toen Alejandro Zambra enkele jaren geleden debuteerde met Bonsai, een novelle (meer een kortverhaal eigenlijk) die de lezer leek te hypnotiseren met zijn prachtige terloopsheid, sloegen de critici in Chili onmiddellijk op de gong. Hier, zo legden zij uit, zagen we de toekomst van de Zuid-Amerikaanse literatuur aan het werk. Bonsai was het einde van een tijdperk dat onder meer Roberto Bolaño had voortgebracht, een era van dikke, uitzinnige romans die zich afspelen in een wereld die ergens wel doet denken aan de onze, maar vooral vervreemdend aandoet.

Dagboek
Zambra doet het anders: veel van de op hemzelf lijkende personages bewegen zich traag en omzichtig in een wereld die de zijne is. Vaak zijn het schrijvers, die Zambra-protagonisten; jonge, hoogopgeleide, bijna dociele jongemannen die schrijven omdat dat nu eenmaal hun lotsbestemming is. Zij lijden aan het schrijven zoals anderen aan koopzucht of een te kort been lijden.

Manieren om naar huis terug te keren is Zambra’s derde roman. En waar Het verborgen leven van bomen na Bonsai een licht teleurstellende herhaling van zetten betekende, tapt Zambra in nummer drie uit een ander vaatje. De roman heeft alle kenmerken van een zoektocht naar de familiegeschiedenis van de auteur, wiens ouders volwassenen waren in het Chili van Pinochet. Niet dat Manieren om naar huis terug te keren een op gedegen research en onomstotelijk vastgestelde feiten gebaseerde familiebiografie is, nee, zeker niet. De verteller gaat niet op zoek naar feiten, maar naar herinneringen. Zambra zelf noemt het in de afsluitende bladzijden ergens een ‘dagboek’.

Familie
In dat dagboek vertelt hij het verhaal van zijn familie, een verhaal dat eigenlijk geen verhaal is. Zambra’s oordeel over zijn bloedverwanten is hard: ‘Ik ben het kind van een familie zonder doden.’ Met andere woorden: niemand heeft zich ooit verzet tegen hetgeen waar je je altijd tegen zou moeten verzetten. Zijn familie is niet revolutionair, kent geen verzetshelden. Sterker nog, gaandeweg de verteller de kern van zijn familie steeds verder benadert, vindt hij slechts lege hulzen, afwezigheid. Een historie zonder drama’s, en dat doet hem verdriet: ‘Het stoort me de zoon te zijn die zijn ouders steeds maar weer verwijten maakt. Maar ik zie geen andere mogelijkheid.’

Parallel aan dat verhaal loopt het verhaal van het meisje Claudia, hoofdrolspeelster in de jeugdherinneringen van de verteller. Hij herinnert zich hoe hij haar achtervolgde en hoe hij haar oom – zijn buurman – op haar verzoek goed in de gaten moest houden. Wanneer hij Claudia jaren later weer tegen het lijf loopt, begrijpt hij plotseling wat het onoverbrugbare verschil tussen hen was: zij was de dochter van een familie van revolutionairen. Ook nu, na al die jaren, zullen de onwillekeurige herinneringen aan hun jeugd hun relatie vroeg of laat onvermijdelijk torpederen. De geschiedenis zal zich herhalen: Alejandro is immers het product van een huwelijk zonder historie. Typerend daarvoor is het moment dat hij voor de spiegel staat en de overhemden van zijn vader aanpast: de zoon die in de voetsporen treedt van de vader die hij steeds weer verwijten moet maken.

Ik schreeuw niet, ik schrijf boeken
Net als in eerder werk van Zambra, lijkt Manieren om naar huis terug te keren aan de oppervlakte op een liefdesgeschiedenis tussen twee mensen met een volkomen andere achtergrond. Maar het is meer dan dat, of, erger nog, misschien is er helemaal nooit sprake geweest van liefde. Wanneer de relatie is gestrand, zegt Claudia immers: ‘Het is beter te denken dat dit in zijn geheel een liefdesgeschiedenis is geweest.’

Geen liefde dus, maar wat dan? Misschien biedt het motto van de Franse schrijver Romain Gary een aanwijzing. Ik schreeuw niet, ik schrijf boeken. Zambra schreeuwt niet, hij schrijft een fluisterend boek over de erfenis van de onverschilligheid. Daar maakt hij in de laatste bladzijden overigens nogmaals hard komaf mee, wanneer hij ageert tegen de dreigende verkiezingszege van de christelijke politicus Pinera. Zambra doet wat hij kan, op zijn manier. Daarvoor moest hij eerst bij Proust en Gary te rade gaan, én afscheid nemen van zijn ouders: ‘Het doet pijn maar het levert ook een gevoel van gelukzaligheid op een boek te verlaten.’

Film / Films

Nieuw avontuur van ’s werelds bekendste spion

recensie: Skyfall

Zitten en genieten, want Skyfall is een schot in de roos. Van buiten hard en genadeloos, van binnen zacht en bezaaid met twijfel: James Bond is terug en beter dan ooit.

 

Van tevoren werd gedacht dat Sam Mendes, de eerste Bond-regisseur met een Oscar onder de riem, niet geschikt zou zijn om een actiefilm als James Bond te regisseren. De critici blijken ongelijk te hebben. Skyfall wordt nu al getipt als beste Bond ooit, niet in de laatste plaats door de adembenemende actiescènes. 

Terug uit de dood 

~

De film opent met een daverende achtervolgingsscène in Istanbul waar James Bond (Daniel Craig) en zijn collega Eve (Naomi Harris) jacht maken op een datastick met daarop zeer belastende informatie over MI6. Informatie die in verkeerde handen de doodsteek voor de Secret Service zal betekenen. Als Eve, in opdracht van hun leidinggevende M. (Judi Dench), James Bond neerschiet, gaat iedereen er vanuit dat de superspion is overleden. 

Na de veronderstelde dood van James Bond liggen M. en MI6 onder vuur. De bedreiging komt zowel van binnen als van buiten. Door de overheid worden er vragen gesteld bij het nut van MI6 nu de maatschappij digitaal wordt gecontroleerd, en dan is er nog superboef en voormalig 00-agent Silva (Javier Bardem), die een een persoonlijke rekening met M. wil vereffenen. Er is maar één man die al dit dreigende onheil het hoofd kan bieden, en gelukkig blijkt al snel dat James niet is overleden.

Na zijn aanvaring met de dood oogt hij ouder, zorgelijker en vermoeider. De groeven in zijn gezicht en zijn sombere oogopslag doen beseffen dat hij ook slechts een mens is en, zoals te zien in de openingsscène, sterfelijk. Deze vermenselijking van het personage, zeer overtuigend neergezet door Craig, zorgt voor oprechtheid en dat maakt Skyfall tot een elegante, intelligente en geloofwaardige film. 

Jubileum 

~

Op de vijftigste verjaardag van James Bond weet Mendes het publiek met Skyfall een passend jubileumcadeau te geven. De film weet alle geijkte Bondelementen – snelle auto’s, mooie vrouwen en excentrieke tegenstanders – samen te smeden tot een meer dan tweeënhalf uur durend actiespektakel dat geen minuut verveelt. Daniel Craig laat zien waarom hij in één adem wordt genoemd met Sean Connery. Hij doet een serieuze gooi naar “beste Bond ooit”: hij acteert met zijn geweldige fysiek en zijn krachtige, uit steen gehouwen kop is stoerheid troef. Javier Bardem stelt ietwat teleur als superschurk, maar de optredens van de altijd zeer sterke en overtuigende Judi Dench, Albert Finney en Ralph Fiennes (de opvolger van M.) maskeren dit gemis met gemak. 

Deze nieuwe James Bond is een stuk serieuzer en grimmiger dan vrijwel al zijn voorgangers. Dit is een formule die aanslaat. Naast het redden van de wereld moet James Bond deze keer ook een nieuw publiek aanspreken en overtuigen, en deze missie is met Skyfall meer dan geslaagd.

Muziek / Achtergrond
special: Roos Rebergen van Roosbeef

Alles behalve een zoethoudertje

Na het uitbrengen van twee succesvolle platen, kun je je als artiest opnieuw toeleggen op het arbeidsintensieve proces van het opnemen van een langspeler. Als je echter voelt dat de tijd daarvoor nog niet rijp is, maar er wel nieuw materiaal voorhanden is, bestaat er gelukkig zoiets als een EP.

, kun je je als artiest opnieuw toeleggen op het arbeidsintensieve proces van het opnemen van een langspeler. Als je echter voelt dat de tijd daarvoor nog niet rijp is, maar er wel nieuw materiaal voorhanden is, bestaat er gelukkig zoiets als een EP.

Roos Rebergen, zangeres en frontvrouw van Roosbeef, bevond zich in deze situatie. Ze besloot niet te wachten tot het momentum voor een nieuwe langspeler er was. Ze bundelde zes liedjes onder de naam Warüm, die tevens het startschot voor een theatertour vormden. 8WEEKLY stelde haar enkele vragen over de nieuwe plaat en de bijbehorende optredens.

Na twee LP’s, brengen jullie nu een EP uit, vanwaar deze keuze?
‘Ik had nog niet het gevoel dat we klaar waren voor een nieuwe plaat, maar ik wilde toch graag al iets uitbrengen. Ik schrijf niet echt met een bewust doel, zoals een nieuwe plaat, voor ogen; nieuwe liedjes dienen zich altijd wel aan. Deze vorm is dus eigenlijk ideaal als je geen plaat uit wilt brengen, maar toch nieuwe liedjes wilt laten horen.’

Jullie hebben deze EP grotendeels zelf geproduceerd. Naar wat voor sound waren jullie specifiek opzoek?

~

‘Omdat het een EP is, had ik het gevoel dat het allemaal best rauw mocht zijn. Niet dat ik of de band ooit heel gepolijst zullen klinken, maar voor deze EP hadden we voornamelijk een live-feel in gedachten. Wat foutjes mochten dus best hoorbaar zijn, want het moest een spontaan en niet al te gestileerd geluid worden.’

Met de afwezigheid van een producer zal de besluitvorming tijdens het opnameproces soms een uitdaging zijn geweest, hoe ging dat in zijn werk?
‘Dat was soms best lastig. Ik weet meestal wel hoe ik wil dat iets klinkt, maar het is vaak lastig om dat uit te leggen en de juiste woorden te vinden. Uiteindelijk lukt het dan wel door te proberen, maar ik weet niet of ik deze werkwijze voor een nieuwe plaat snel weer zou kiezen, haha.’

Op de track ‘Leven van kunstenaar’ is een bekend sentiment te horen, waarbij nogal minachtend over kunst wordt gedaan. In hoeverre heb je dit soort afwijzingen zelf meegemaakt?
‘In mijn persoonlijke omgeving heb ik dat nooit echt zo gevoeld. Mijn ouders komen zelf uit deze sector, en hebben me altijd gestimuleerd om muziek te maken. Ik kon ook repeteren op de boerderij waar we woonden, dus ik heb me nooit echt geremd gevoeld. Wel herken ik natuurlijk onbegrip van andere mensen die het maar niks vinden, maar daar leer je wel mee omgaan.’

Je teksten lijken een gelukkig huwelijk van een poëtische adem en een gevoel voor rake observaties. Hoe ga je te werk bij het schrijven van teksten?
‘Eigenlijk begint het vaak met een soort oerkreet, haha. De eerste contouren van de melodie weet ik dan al, en ik weet al half waar de tekst over gaat en wat ik wil zeggen. De basis ontstaat dus eigenlijk vanuit intuïtie en een bepaald gevoel. Later maak ik dat natuurlijk wel af, dan komt het verstand iets meer om de hoek kijken.’

Hoe zijn de reacties van het publiek tot nu toe op het nieuwe werk?
‘Heel goed, nog beter dan eerst eigenlijk. Vooral na de show zijn mensen heel erg enthousiast. Ik denk dat dat komt omdat de theatertour die we nu doen best puur is. We gebruiken vooral akoestische instrumenten, en laten de liedjes horen zoals ze zijn, zonder al teveel opsmuk.’

Over de nieuwe show gesproken, volgens het persbericht kunnen we de ‘geboorte van een nieuw liedje’ verwachten. Dat lijkt me nogal ambitieus?
‘Haha, nou, dat is meer marketing dan een goede omschrijving van de show hoor. Je wilt natuurlijk toch dat er mensen komen kijken. Maar we gaan niet echt stante pede nieuwe nummers schrijven. Het slaat er meer op dat we gestripte varianten van bestaande nummers spelen, die lijken op de demo’s die we ooit opnamen. De nadruk ligt dus niet op de aankleding, maar echt op het liedje.’

Wat kunnen we van jullie in de toekomst verwachten?
‘Voorlopig staat er vooral heel veel spelen op het menu. We spelen veel in België de komende tijd en doen natuurlijk de theatertour. Met een nieuwe plaat ben ik nog niet echt bezig, maar dat komt wel weer.’

Kunst / Expo binnenland

Het Nieuwe Stedelijk

recensie: Twintig kunstenaars actief in Nederland - Beyond Imagination

“We zijn open!” met deze euforische woorden begon Ann Goldstein, directeur van het Stedelijk Museum, haar toespraak. Meer superlatieven volgden, waaronder ‘tremendous team effort‘ en ‘dazzling presentation’. Gepast enthousiasme, want na ruim acht jaar is het museum eindelijk weer open.

Foto: John Lewis Marshall

Foto: John Lewis Marshall

Met een stralend witte aanbouw (terecht ‘De Badkuip’ genoemd) heeft het Stedelijk Museum 3400 vierkante meter winst geboekt. De enorme luifel van De Badkuip biedt beschutting aan het publiek wanneer er op het plein eronder performances plaatsvinden. Boven deze luifel bevinden zich de kantoorruimtes van het museum, waardoor het originele gebouw nagenoeg volledig aan het tentoonstellen van kunst gewijd kan worden. En groot is het geworden. Dwalend door de zalen van het Stedelijk verdwijnt de scheidslijn tussen oud- en nieuwbouw bijna volledig en blijven de zalen gevuld met topstukken elkaar opvolgen.

Foto: John Lewis Marshall

Foto: John Lewis Marshall

Waar de grens tussen het originele gebouw en De Badkuip in de tentoonstellingszalen grotendeels onzichtbaar is, is deze in de foyer geaccentueerd. Het grote contrast tussen de geornamenteerde gevel en het moderne wit is op een goede manier schril, maar komt ook erg bekend voor. De transparantie die door de glazen wanden van de begane grond ontstaat verkleint de overgang tussen binnen en buiten, waardoor het Museumplein maximaal bij het gebouw betrokken wordt.

Highlights en B

right Young Things


De highlights van de collectie, waaronder The Beanery van Edward Kienholz uit 1965, zijn niet de enige geluksmomenten die de bezoeker ervaart. Nieuwe kunst van de Bright Young Things van de kunstwereld is tentoongesteld in de zalen in De Badkuip. Met Beyond Imagination geven curators Martijn van Nieuwenhuyzen en Kathrin Jentjens een zeer accuraat beeld van het artistieke landschap van nu.

De werken spreken, zoals de titel van de tentoonstelling al suggereert, tot de verbeelding, maar blijven wel met beide benen in het hier en nu. Een interessant voorbeeld hiervan is de reeks fotomontages van Jan van Toorn. De collages bestaan uit allerhande beelden die schijnbaar nonchalant op elkaar geplakt zijn. Het voorgestelde lijkt op eerste gezicht niet zo heel vreemd, al snel echter blijkt hoe absurd het daadwerkelijk is. Een turner balancerend op een bureaustoel in een witte ruimte. Publiek kijkt geïnteresseerd toe en de voorgrond is volgestouwd met een aftandse kartonnen doos, een kleurrijke spelcomputer en een stoel waarover was te drogen hangt. Langs de randen staan teksten, maar ze geven maar in zeer beperkte mate hints voor de interpretatie van het beeld. Resulterend is dat de werken de kijker laten dwalen en fantaseren. Toch is er ook een kleine mate van institutionele kritiek van de kunstenaar te bespeuren. Met de lukrake opmaak keert Van Toorn zich tegen de standaardopmaak die de grafische wereld overheerst.

Fantasie is voor Beyond Imagination een sleutelbegrip. Dit blijkt ook uit de bijbehorende publicatie waarin onder andere een fascinerend sciencefictionverhaal wordt verteld over een virtuele ruimte, i.e. een vierdimensionale kubus, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Het gaat over zaken die we ons niet voor kunnen stellen, maar die ooit onderdeel van het dagelijks leven zullen vormen. Zoals de heropening van het Stedelijk een paar jaar geleden nog zo ver weg leek, maar nu weer onderdeel van onze wekelijkse routine kan worden.

Muziek / Concert

Twee gezichten

recensie: Moke

Bewapend met de nieuwe sound van Collider toeren de musici van Moke langs de Nederlandse poppodia. In Groningen liet de band het kleurrijke geheel horen; het voelde allemaal een beetje onwennig.

Na de gevierde studioalbums Shorland (2007) en The Long & Dangerous Sea (2009) had Moke het gevoel twee albums te hebben gemaakt waarop ze zich min of meer van hetzelfde bedienden. Met het recentelijk verschenen album Collider besloten ze daarom een andere koers in te zetten. De donkere ondertoon werd ingeruild voor een rijker palet aan klanken. Luchtiger, catchy en meer pop dan rock: dat is de nieuwe identiteit van Moke anno 2012.

Contrast

~


Een beetje onwennig klinkt het nog wel, daar in de kleine zaal De Oosterpoort. Bij de openers ‘Tears’ en ‘Burning The Ground’ is het nog aftasten. Het bescheiden applaus dat volgt na deze nummers steekt magertjes af bij de toejuichingen die de band oogst met de liedjes van eerdere albums. Kennelijk is nog niet iedereen even wegwijs in het nieuwe geluid van de Amsterdamse band.

Het vermoeden rijst dat ze zelf minder gedecideerd op het podium staan bij het spelen van het werk van de plaat die net één maand oud is. Er is een opmerkelijk contrast tussen succesnummers als ‘This Plan’ en ‘Switch’ en het werk van Collider. Op de oudere nummers is te horen hoe de bandleden uitstekend op elkaar zijn ingespeeld. Er gaat een stootkracht van uit waarmee ze de luisteraars weten te prikkelen. Bij de Collider-nummers zijn ze nog voorzichtig en minder saamhorig in de uitvoering.

Spanningsboog
Dit speelt Moke deze zaterdagavond parten bij het opbouwen van een spanningsboog. Nieuw materiaal als ‘Scratch Marks’, ‘I’ve Got Silence You’ve Got Sound’ en ‘Burning The Ground’ mist de diepgang om je werkelijk beet te pakken. Voor de geraffineerdere stukjes ‘Opening Up’ en ‘Almost Home’ is het simpelweg te rumoerig in de zaal om goed uit de verf te komen.

Om geen valse indruk te wekken: slecht is het zeker niet wat Moke in Groningen openbaart. Met het geprezen repertoire van voor 2012 zijn ze prima in staat de luisteraars een vermakelijke muziekavond te bezorgen. De lange instrumentale passages in bijvoorbeeld  ‘The Long Way’ en ‘Here Comes The Summer’ zijn op z’n minst amusant. Het is alleen spijtig dat het een show is met twee gezichten: het kwalitatief interessantere ‘oude’ Moke enerzijds en het nog onwennige ‘nieuwe’ Moke anderzijds.

Boeken / Fictie

Een roman als een vals poetsbeestje

recensie: Peter Delpeut - Kruisverhoor

Ooit schreef Peter Delpeut een ‘pleidooi voor het treuzelen‘. Ook publiceerde hij essays over kunst en doorkruiste hij de woestijn. Per fiets. Niet meteen de man die je verwacht te zien opduiken in het domein van de thriller, een wereld waar alles snel, vlug en bij voorkeur een beetje gruizig moet zijn.

Toch is dat precies wat Delpeut deed: een roman schrijven met alle vitale elementen van een rauwe policier. En tegelijk is het dat niet. Er is namelijk iets vreemds aan de hand met Kruisverhoor, en dat is dat het geen thriller, noch een detective is, terwijl alle uiterlijke kenmerken aanwezig zijn. Een morsige politieman (alleenstaand, zijn privéleven langzaam uitgummend om zich op zijn werk te kunnen storten), een scherpzinnige assistente, een mysterie dat raakt aan een of andere vorm van actuele problematiek, een zootje verdachten, een scherpzinnige assistente, eindeloze verhoren en een geheim uit het verleden. Maar Kruisverhoor is als het valse poetsbeestje in de dierenkaartenserie van Albert Heijn: het heeft de kleuren van een echt poetsbeestje, het lichaam van een echt poetsbeestje, het doet alles wat een echt poetsbeestje ook doet, en toch: géén poetsbeestje.

Bollenstreek
De politieman in Kruisverhoor heet Martin Jansen, een naam die molens, slootjes en dijken ademt. En verdomd: Jansen is rechercheur in de Bollenstreek, in de kop van Noord-Holland. Daar, waar Nederland het allernederlandst is, zwijgt iedereen wanneer er een babylijkje gevonden wordt. Al snel volgt er een arrestatie, maar zelfs de beginnende detectivelezer weet dan al: die kan het nooit gedaan hebben.

Wat volgt is de uitwerking van een plot dat cirkelt rond de zwijgzaamheid van een stuurs boerengezin. Met name de twee broers van dat gezin – van wie er één niet wil deugen en de ander ze niet allemaal op een rijtje heeft – komen bekend voor. In Cel, het recentelijk verfilmde tweede deel van Charles den Tex’ Bellicher-trilogie, is er een belangrijke bijrol weggelegd voor twee broers in de Bollenstreek. Zuid-Holland in dit geval: één crimineel brein en één weinig begaafde dommekracht.

Toch een roman
Is Kruisverhoor dan stiekem toch een thriller? Delpeut conformeert zich schijnbaar aan alle wetten van het genre … Nee, toch niet. Het is Delpeut in zijn valse thriller te doen om het babylijkje noch om de boerenbroers. Dat zijn slechts decorstukken waar de auteur naar hartelust mee schuift om zijn protagonist tot actie te drijven. Kruisverhoor kent maar één hoofdpersoon: Martin Jansen. En met Jansen de twee verhalen die hij gedurende het onderzoek met zich meezeult, als een gevangene met een loden bal aan zijn voet.

Het ene verhaal betreft zijn dementerende moeder die ieder moment kan overlijden, het ander een ex-vriendin over wie hij de lezer maar mondjesmaat wat informatie toespeelt, alsof zijn herinnering aan haar ook bij hem in scherven ligt. Langzaam horen we steeds een beetje meer over deze Kristin, een stugge baanwielrenster op wie Martin nog niet zo lang geleden smoorverliefd moet zijn geweest. De verhalen over de moeder en de ex meanderen een roman (ja, toch een roman) lang door de beschrijving van het zich voortslepende onderzoek naar het babylijkje. Dat er ook maar íets goed zal komen, lijkt uitgesloten.

Aangevroren sneeuw
Delpeut slaagt erin de lezer te laten smachten naar beantwoording van de twee centrale vragen die hij maar blijft stellen: wat gebeurde er destijds, op Sicilië, en wat gebeurt er nu wanneer dat uitkomt? In de literaire, soms zelfs bloemrijke stijl van de romanschrijver roept hij de sfeer van stuursheid op, een wereld van leegstaande kassen en laagvliegende meeuwen in een jaargetijde van korte dagen en aangevroren sneeuwlagen.

Tweemaal stijgt Kruisverhoor uit boven het gedegen vakmanschap waaruit de roman is opgetrokken. De eerste keer gebeurt dat wanneer Martin aan het bed van zijn moeder zit, wachtend op een dood die maar niet wil komen. Alle vitale functies hebben het begeven, maar ze ademt nog. Dan probeert hij de zaak een handje te helpen – ontroerend en afschuwelijk. De tweede scène waarin Delpeut excelleert is die waarin Martin zichzelf begint te verhoren en in een mooie monoloog verhaalt over wat er nu op Sicilië heeft plaatsgevonden. Daar, aan de zee tussen Sicilië en Stromboli, bevindt zich het geheim van Martin Jansen.