Boeken / Fictie

Een dagboek over een familie zonder doden

recensie: Alejandro Zambra (vert. Luc de Rooy) - Manieren om naar huis terug te keren

Wanneer je Manieren om naar huis terug te keren leest, kan het niet anders of je gedachten verwijlen even bij Marcel Proust. Iedere roman van Zambra lijkt een nieuwe zoektocht naar de onwillekeurige herinnering.

Toen Alejandro Zambra enkele jaren geleden debuteerde met Bonsai, een novelle (meer een kortverhaal eigenlijk) die de lezer leek te hypnotiseren met zijn prachtige terloopsheid, sloegen de critici in Chili onmiddellijk op de gong. Hier, zo legden zij uit, zagen we de toekomst van de Zuid-Amerikaanse literatuur aan het werk. Bonsai was het einde van een tijdperk dat onder meer Roberto Bolaño had voortgebracht, een era van dikke, uitzinnige romans die zich afspelen in een wereld die ergens wel doet denken aan de onze, maar vooral vervreemdend aandoet.

Dagboek
Zambra doet het anders: veel van de op hemzelf lijkende personages bewegen zich traag en omzichtig in een wereld die de zijne is. Vaak zijn het schrijvers, die Zambra-protagonisten; jonge, hoogopgeleide, bijna dociele jongemannen die schrijven omdat dat nu eenmaal hun lotsbestemming is. Zij lijden aan het schrijven zoals anderen aan koopzucht of een te kort been lijden.

Manieren om naar huis terug te keren is Zambra’s derde roman. En waar Het verborgen leven van bomen na Bonsai een licht teleurstellende herhaling van zetten betekende, tapt Zambra in nummer drie uit een ander vaatje. De roman heeft alle kenmerken van een zoektocht naar de familiegeschiedenis van de auteur, wiens ouders volwassenen waren in het Chili van Pinochet. Niet dat Manieren om naar huis terug te keren een op gedegen research en onomstotelijk vastgestelde feiten gebaseerde familiebiografie is, nee, zeker niet. De verteller gaat niet op zoek naar feiten, maar naar herinneringen. Zambra zelf noemt het in de afsluitende bladzijden ergens een ‘dagboek’.

Familie
In dat dagboek vertelt hij het verhaal van zijn familie, een verhaal dat eigenlijk geen verhaal is. Zambra’s oordeel over zijn bloedverwanten is hard: ‘Ik ben het kind van een familie zonder doden.’ Met andere woorden: niemand heeft zich ooit verzet tegen hetgeen waar je je altijd tegen zou moeten verzetten. Zijn familie is niet revolutionair, kent geen verzetshelden. Sterker nog, gaandeweg de verteller de kern van zijn familie steeds verder benadert, vindt hij slechts lege hulzen, afwezigheid. Een historie zonder drama’s, en dat doet hem verdriet: ‘Het stoort me de zoon te zijn die zijn ouders steeds maar weer verwijten maakt. Maar ik zie geen andere mogelijkheid.’

Parallel aan dat verhaal loopt het verhaal van het meisje Claudia, hoofdrolspeelster in de jeugdherinneringen van de verteller. Hij herinnert zich hoe hij haar achtervolgde en hoe hij haar oom – zijn buurman – op haar verzoek goed in de gaten moest houden. Wanneer hij Claudia jaren later weer tegen het lijf loopt, begrijpt hij plotseling wat het onoverbrugbare verschil tussen hen was: zij was de dochter van een familie van revolutionairen. Ook nu, na al die jaren, zullen de onwillekeurige herinneringen aan hun jeugd hun relatie vroeg of laat onvermijdelijk torpederen. De geschiedenis zal zich herhalen: Alejandro is immers het product van een huwelijk zonder historie. Typerend daarvoor is het moment dat hij voor de spiegel staat en de overhemden van zijn vader aanpast: de zoon die in de voetsporen treedt van de vader die hij steeds weer verwijten moet maken.

Ik schreeuw niet, ik schrijf boeken
Net als in eerder werk van Zambra, lijkt Manieren om naar huis terug te keren aan de oppervlakte op een liefdesgeschiedenis tussen twee mensen met een volkomen andere achtergrond. Maar het is meer dan dat, of, erger nog, misschien is er helemaal nooit sprake geweest van liefde. Wanneer de relatie is gestrand, zegt Claudia immers: ‘Het is beter te denken dat dit in zijn geheel een liefdesgeschiedenis is geweest.’

Geen liefde dus, maar wat dan? Misschien biedt het motto van de Franse schrijver Romain Gary een aanwijzing. Ik schreeuw niet, ik schrijf boeken. Zambra schreeuwt niet, hij schrijft een fluisterend boek over de erfenis van de onverschilligheid. Daar maakt hij in de laatste bladzijden overigens nogmaals hard komaf mee, wanneer hij ageert tegen de dreigende verkiezingszege van de christelijke politicus Pinera. Zambra doet wat hij kan, op zijn manier. Daarvoor moest hij eerst bij Proust en Gary te rade gaan, én afscheid nemen van zijn ouders: ‘Het doet pijn maar het levert ook een gevoel van gelukzaligheid op een boek te verlaten.’