Muziek / Concert

Totaalbeleving

recensie: iET

Niets is aan het toeval overgelaten bij de albumpresentatie van iET in het Amsterdams MC Theater. Hoe stevig iET de creatieve touwtjes in handen heeft blijkt die avond.

De genodigden worden ontvangen in de hal van het theater en worden verzocht daar te wachten voor wat komen gaat. Daar staat een opvallend groot scherm met de poster van het artwork van haar nieuwste album So Unreal dat ten doop wordt gehouden. Verder lijkt de herfst te hebben toegeslagen in de hal waar her en der bladeren zijn neergelegd.

Psychedelische slingers

~

Langzaamaan dringt het tot de bezoekers door dat er iets staat te gebeuren als we een aantal mensen ontwaren in bijzondere houdingen op blote voeten. Het vermoeden stijgt dat het dansers zullen zijn. Een kwartier na aankondiging wordt het scherm met poster weggehaald waarna de gedaante van iET liggend in de bladeren, naast een houtblok met gitaar, zichtbaar wordt. Op klanken van haar muziek ontwaakt ze en schrijdt ze naar het houtblok om daar, al zittend, een eerste nummer van haar album ‘Something Out There’ volledig akoestisch ten gehore te brengen, terwijl de vijf dansers zich op enige afstand rond haar bewegen. Het ijs is gebroken en de spanning voor wat komen gaat is alleen maar opgevoerd. Het publiek volgt iET naar de grote zaal waar de rest van het optreden plaatsvindt op één groot en twee kleine podia. Op een van de kleine podia staat Budy, de partner van iET, de elektrische gitaarklanken in psychedelische slingers door de zaal heen te weven.

Zien, luisteren en beleven
In het uur dat volgt wordt het aanwezige publiek meegesleept in een psychedelische film waarin iET met haar band de hoofdrol speelt. Het geluid is adembenemend mooi terwijl met licht, dans en voordracht de negen nummers van het album So Unreal naar een hoger niveau worden getild. iET heeft met zowel choreografie, stilistische aankleding als het artwork van haar album een totaalbeleving gecreëerd, waarmee ze lonkt naar de theaters in Nederland. Deze show is gemaakt om herhaald en beleefd te worden. De muziek kent, naast de al genoemde psychedelische, ook soul, funk en wereldmuziek-invloeden, om vervolgens ook af en toe heel klein te worden zoals folky singer-songwriter-muziek. iET weet alles uit haar ideeën te slepen en doet zo de titel van haar album eer aan. Het komt bijna onwerkelijk over dat een onbekend en beginnend artiest een dergelijke totaalbeleving kan neerzetten. Gaat dat zien, luisteren en beleven.

Live in Nederland:
26 Februari, Mijke & Co Radio 6 (Sugar Factory)
27 Februari, Eendrachts Festival, Rotterdam
16 Maart, instore Concerto, Amsterdam
20 Maart, Album Presentatie So Unreal – Bird, Rotterdam

Muziek / Album

Volwassen en onweerstaanbaar

recensie: iET - So Unreal

iET kiest voor het MC Theater in Amsterdam om haar album So Unreal de wereld in te sturen. Het kind is volwassen en zal na de presentatie zijn eigen weg gaan vinden in de muziekwereld.

In de afgelopen jaren bracht iET een EP en een volwaardig album uit met tracks die ze in huiselijke kring opnam en -heel toepasselijk- Kitchen Recordings noemde: stuk voor stuk liedjes die de luisteraar reikhalzend liet uitkijken naar het eerste officiële studioalbum. Met So Unreal lost iET een belofte in en bewijst ze dat het wachten niet voor niets is geweest.

Uit liefde voor de muziek
Muzikaal heeft iET niets aan het toeval overgelaten. Zoals al een tijdje bekend was huurde ze voor de productie niemand minder in dan Russell Elevado (D’Angelo, Erykah Badu, Alicia Keys) uit New York die met zijn werk een Grammy in de wacht sleepte. Elevado deed zijn producerswerk voor iET zuiver uit liefde voor haar muziek en in zijn schaarse vrije tijd. Vandaar dat het project uiteindelijk vier jaar duurde. Voor de promotie, persing en presentatie van haar album deed ze een beroep op haar fans met fundraising, via Voor De Kunst.

Al eerder bleek dat iET niet in een hokje te stoppen is. Maar onder leiding van Russell is een mix aan stijlen te horen die onwaarschijnlijk lijkt op papier. Zo komen op dit stijl-overschrijdend album elementen van soul, pop, folk, psychedelica, funk, rock, afrobeat en zelfs jazz voorbij.

Doorklinkende psychedelica
De nieuwste single van het album is ‘Time’ dat een stevige beat heeft en moderne achtergrondgeluiden als kraakjes en piepjes zodat het niet clean uit de studio klinkt. Met een beetje goede wil en radio-ondersteuning zou dit kunnen leiden tot een hit. De nationale radio heeft So Unreal bij Radio 6 al op de luisterpaal opgenomen. Een fraaie eer voor iET die, ondanks de mengeling aan stijlen, toch bij die zender terecht is gekomen. Want laat je niet bedriegen door een soul- en funk-randje in de begeleiding en luister bijvoorbeeld naar ‘Don’t Let Go’, dat zowel naar de funk hangt met zijn fijne baslijnen als naar de rockende gitaar.

Zoals gezegd: iET past niet in één hokje, wel een hele rij hokjes. De psychedelica, die over de hele linie van het album zachtjes doorklinkt, horen we in het Pink Floyd-nummer ‘Great Gig in the Sky’ in al zijn puurheid. Geen voor de hand liggende cover van deze band. Toch past het prima als afsluiter (een verborgen track) van het volwassen en onweerstaanbare So Unreal.

Live in Nederland:
26 Februari, Mijke & Co Radio 6 (Sugar Factory)
27 Februari, Eendrachts Festival, Rotterdam
16 Maart, instore Concerto, Amsterdam
20 Maart, Album Presentatie So Unreal – Bird, Rotterdam

Boeken / Achtergrond
special: Een avond over Tinder, Facebook, vrijheid en eenzaamheid

I don’t want someone to watch me

‘Oh, how I need someone to watch over me’, zong Ella Fitzgerald in 1926. Vroeger was privacy iets vanzelfsprekends en kon je zelf bepalen wat je aan anderen wilde laten zien. Nu kunnen we ons de wens van Fitgerzald nauwelijks meer voorstellen. Schrijver Jan van Mersbergen, MC/spoken word artiest Typhoon en theatermaker Dilan Yurdakul gingen in de voorstelling ‘WEST WORDS: SOMEONE TO WATCH (OVER) ME’ op zoek naar de betekenis van privacy in onze veranderende wereld.

Het publiek komt verward binnen. ‘Niet plaatsnemen op de tribune’, wordt er op het hart gedrukt bij het afscheuren van de kaartjes. Kriskras verdeeld over de speelvloer staan ongemakkelijke houten stoelen. Gezellig en ontspannen naast elkaar zitten is er op deze derde avond van West Words niet bij. Nieuwsgierig maakt de opstelling wel.

Worstelen met privacy
Tijdens West Words, een literair concept van de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam (SLAA) en Podium Mozaïek, reflecteren kunstenaars op multidisciplinaire wijze op actuele thema’s. De voorstellingen draaien om een nieuw geschreven tekst van een schrijver. Dit keer schrijft Jan van Mersbergen (Naar de overkant van de nacht) een tekst. Theatermaakster Yurdakul (GTST) en spoken word artiest Typhoon geven een bijdrage onder regie van Caspar Nieuwenhuis.

Wat privé is en wat niet, is nogal aan verandering onderhevig geweest. Alles wat we doen, wordt nu vrijwillig en onvrijwillig gedocumenteerd: welke film we ’s avonds kijken op de bank, welke boodschappen we doen, welke muziek we leuk vinden, hoeveel geld we hebben.  Welke waarde kunnen en mogen we dan nog aan privacy hechten? Met deze vraag worstelen Van Mersbergen, Yurdakul en Typhoon.

Privacy is vrijheid
‘Tinder, heb je dat al geprobeerd?’ vraagt Yurdakul vanachter haar laptop. ‘Licht uit. Donker. Tril. Stil. Tinder. Ontmoet.’ In haar bijdrage – een monoloog in telegramstijl – wordt duidelijk hoe eenzaam je je kunt voelen in een wereld waarin je telkens moet posten waar je mee bezig bent. ‘Wil je een foto van me? Wil je een geile foto van me?’ Social media maken ons volgens Yurdakul stil en eenzaam. Zo zijn we volgens haar ‘gestrand, eenzaam, vastgelopen, ontaard.’ Typhoon beaamt dit wanneer hij zijn tweede stuk inzet met ‘Ik ben een bevestigingsjunk.’ Hij rapt en zingt over de wens om terug te krijgen wat hij verloren is: zijn vrijheid. Zijn bijdrage doet het meest denken aan een wanhopige noodkreet.  ‘Geef ons terug wat van ons is. Kijk liefde. […] Streep door m’n privacy.’ Privacy is voor hem vooral iets uit het verleden, waar hij naar terugverlangt. Tegelijkertijd kan hij het twitteren en facebooken niet laten.

Jan van Mersbergen schrijft naar eigen zeggen graag over zijn zoon. ‘Je moet niet over mij schrijven’, krijgt hij dan te horen. Want zijn zoon heeft een privacyprobleem: Van Mersbergen twittert, post en blogt over hem. De jongen komt dus, volgens Van Mersbergen (wiens blog in 2010 is uitgeroepen tot beste literaire weblog van Nederland) regelmatig  zijn eigen uitspraken tegen op facebook of twitter. Prettig is dat niet. Toch heeft Van Mersbergen de macht om dat te blijven doen en vinden we het ook niet gek dat hij dat doet (hij is niet de enige, denk aan Sylvia Witteman die regelmatig met naam en toenaam over haar kinderen twittert). Privacy gaat voor Van Mersbergen daarmee vooral over de macht en onmacht om dingen persoonlijk te houden en over de  scheidslijn tussen fictie en non-fictie.  ‘Persoonlijke dingen zijn het moeilijkst’, verzucht hij.

Niets te verbergen
Van Mersbergen, Typhoon en Yurdakul laten alle drie iets heel anders zien. Dit multidisciplinaire karakter is ook het aantrekkelijke van de avond. De voorstelling duurt bovendien niet te lang en blijft boeien. De vorm van de voorstelling – de artiesten op de tribune en het publiek verbrokkeld over de speelvloer – versterkt het facebookgevoel: bekeken worden terwijl je anderen bekijkt. In plaats van veilig op de tribune, ben je alleen en kwetsbaar en dat gevoel wordt sterker doordat de artiesten het publiek rechtstreeks aanspreken, er tussenzitten of erdoorheen lopen. Als toeschouwer kun je, hoewel het donker is, dus niets verbergen.

Kunnen we dan helemaal geen dingen meer voor onszelf houden? Vooral de bijdrages van Typhoon en Yurdakul stemmen wat dat betreft somber. We zijn bevestigingsjunks op onze eenzame eilandjes waarvandaan we gluren naar anderen, jaloers wanneer onze partners te veel op hun beeldschermen kijken. Van Mersbergen stemt lichter: voor hem is privacy ook een literair interessante kwestie waar mooie dingen uit voortkomen. Uiteindelijk is privacy vooral iets uit het verleden waar met veel heimwee en frustratie aan wordt teruggedacht. Typhoon sluit de avond af met de treffende woorden: ‘De grap is dat we niks in de hand hebben op ons eigen handelen na.’ Met de telefoon in de hand, er moet natuurlijk wel getwitterd worden.

Muziek / Achtergrond
special: Special John Mayall

Special John Mayall

.

Ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag, vorig jaar november, maakt John Mayall een tournee door de Verenigde Staten en Europa. Op 26 maart komt hij daarom naar Patronaat in Haarlem. Reden om eens dieper in te gaan op dit fenomeen in de wereld van de blues.

John Mayall is één van de mensen die de bluesmuziek in de jaren ’60 van de vorige eeuw immens populair maakte. In de invloedrijke, door hem opgerichte band, John Mayall’s Bluesbreakers hebben muzikanten gespeeld als Eric Clapton, Jack Bruce, Peter Green, John McVie, Mick Fleetwood, Mick Taylor en Walter Trout.

78-toerenplaten
Mayall is geboren op 29 november 1933 en groeide op in Macclesfield, een dorpje niet ver van Manchester, Engeland. Zijn liefde voor de blues en de jazz krijgt hij door het beluisteren van zijn vaders verzameling 78-toerenplaten van jazz en blues. Aanvankelijk luistert hij naar gitaristen als Eddie Lang, Lonnie Johnson, Brownie McGhee, Josh White en Leadbelly. Wanneer hij echter de sound van boogiewoogiegiganten als Albert Ammons, Pete Johnson en Meade Lux Lewis hoort, wil hij alleen nog maar deze muziek kunnen spelen. Op veertienjarige leeftijd gaat hij naar de Manchester’s Junior School of Art, waar hij voor het eerst in de gelegenheid is om piano te spelen en waar hij de basisvaardigheden van deze opwindende muziek leert. Vervolgens begint hij met gitaar spelen en een paar jaar later met de bluesharp, geïnspireerd door Sonny Terry, Sonny Boy Williamson en Little Walter. Op achttienjarige leeftijd moet Mayall in dienst, waardoor hij drie jaar bij de Royal Engineers zit in Engeland en in Korea, maar hij blijft muziek maken wanneer hij kan.

Alexis Korner
In 1956 richt hij samen met Peter Ward de band Powerhouse Four op en in 1962 wordt Mayall lid van Blues Syndicate. Deze band is opgericht door trompettist John Rowlands en altsaxofonist Jack Massarik, die de band van Alexis Korner zag spelen in een club in Manchester en die ook een combinatie van jazz en blues wil spelen. In deze band spelen ook gitarist Ray Cummings en drummer Hughie Flint. Alexis Korner weet Mayall te overtuigen om beroepsmuzikant te worden. Hij verhuist naar Londen en Korner introduceert hem bij diverse muzikanten en helpt hem aan optredens. Eind 1963 gaat Mayall met zijn band the Bluesbreakers spelen in de Marquee Club. Naast Mayall en Ward bestaat de bezetting uit John McVie op bas en gitarist Bernie Watson. De band, met Martin Hart op drums, krijgt een platencontract bij Decca en op 7 december 1964 wordt een liveoptreden opgenomen in de Klooks Kleek. De single, ‘Crocodile Walk’, wordt later in de studio opgenomen en samen met de lp uitgebracht. Korte tijd hierna neemt Hughie Flint de plaats van Hart over en Roger Dean gaat gitaar spelen in plaats van Watson. Deze bezetting begeleidt John Lee Hooker op zijn tournee door Engeland in 1964.

Eric Clapton
In april 1965 gaat de voormalige gitarist van de Yardbirds, Eric Clapton, bij de Bluesbreakers spelen en dit zal de carrière van zowel hem als Mayall drastisch veranderen. In april 1966 keren de Bluesbreakers terug naar de Decca Studio’s om hun tweede lp op te nemen: Blues Breakers With Eric Clapton, geproduceerd door Mike Vernon. Dit album, met Johnny Almond op baritonsax, Alan Skidmore op tenorsax, en Dennis Healey op trompet, wordt in Engeland uitgebracht op 22 juli 1966. Voor het eerst is Clapton als zanger te horen op het nummer ‘Ramblin’ on My Mind’, een eerbetoon aan Robert Johnson. Het album is Mayalls commerciële doorbraak en heeft sindsdien een klassieke status.

Peter Green, Mick Taylor, Jon Mark, Johnny Almond en Harvey Mandel
Na het vertrek van Clapton naar Cream komt Peter Green in de band. In het jaar dat hierop volgt, worden meer dan 40 nummers opgenomen en in februari 1967 wordt het album A Hard Road uitgebracht. Maar Green verlaat Mayall weer om samen met drummer Mick Fleetwood Peter Green’s Fleetwood Mac te starten.

Mayall neemt de achttienjarige Mick Taylor in dienst als leadgitarist. Samen met John McVie op bas, Hughie Flint of Keef Hartley op drums en Rip Kant en Chris Mercer op saxofoon wordt de lp John Mayall’s Crusade opgenomen. Deze bezetting van de Bluesbreakers is vooral actief in het buitenland, waarbij de shows worden opgenomen op geluidsband. Dit resulteert in meer dan 60 uur muziek en de albums Diary of a Band, Vols. 1 & 2 uit 1968. In juni 1969 verlaat Taylor de Bluesbreakers om te gaan spelen bij de Rolling Stones.

Vervolgens vormt Mayall een formatie met akoestische instrumenten, zonder drummer maar met gitarist Jon Mark en fluitist-saxofonist Johnny Almond. Met deze geheel vernieuwde Bluesbreakers maakt hij het boeiende album The Turning Point. Hierna blijft Mayall experimenteren met formaties zonder drummer maar wel weer met elektrische gitaren. Bij Canned Heat kaapt hij gitarist Harvey Mandel en bassist Larry Taylor weg en hij neemt ook violist Don ‘Sugarcane’ Harris op in de band. Maar langzaamaan verliest Mayall zijn katalyserende rol in de Britse blues-rockscene, wat nog eens versterkt wordt door het feit dat hij al enige tijd in Los Angeles woont. Uiteindelijk is de lijst van muzikanten die onder hem groot werden in de rock en blues erg indrukwekkend.

Walter Trout, Coco Montoya en Buddy Whittington
In 1984 herstelt Mayall de Bluesbreakers in ere met twee leadgitaristen, Walter Trout en Coco Montoya, en met bassist Bobby Haynes en drummer Joe Yuele. Dankzij de mythische uitstraling van het begrip Bluesbreakers, het album Return of the Bluesbreakers en een succesvolle wereldtournee is er veel waardering voor deze bezetting. Begin deze eeuw verbleekt echter de glans van de Bluesbreakers, ondanks een prima nieuwe sologitarist, Buddy Whittington. Een mooi album uit deze tijd is In The Palace Of The King.

Solo
In november 2008 kondigt Mayall op zijn website de opheffing van de Bluesbreakers aan: hij wil het rustiger aan gaan doen en meer met andere muzikanten spelen. Drie maanden later start hij solo een wereldtournee met als begeleidingsband Rocky Athas op gitaar, Greg Rzab op bas en Jay Davenport op drums. Sindsdien speelt Mayall met deze muzikanten en ook in Patronaat, Haarlem zullen zij erbij zijn.

Boeken / Fictie

Hartstochtelijke revolutionairen

recensie: Hilary Mantel (vert. Ine Willems) - Een veiliger oord. Deel 1: Vrijheid

Sinds Wolf Hall weten wij: Hilary Mantel schrijft verbluffende historische romans. Nieuw bewijs is nu vertaald: deel 1 – Vrijheid – van haar relaas over dé moderne gebeurtenis, de Franse Revolutie.

Hier is dus niet het Engeland van de zestiende eeuw, maar het Frankrijk van 1780-1800 haar toneel.  Zoals voor haar bijvoorbeeld Charles Dickens (A tale of two cities) en Anatole France (De goden zijn dorstig) al deden. In de plaats van Thomas Cromwell treden nu andere historische groten op als haar hoofdrolspelers: Maximilien Robespierre, Camille Desmoulins en George Jacques Danton. In dit eerste deel, eindigend enkele uren voor de bestorming van de Bastille, evoceert Mantel slagvaardig hun groei naar historische faam. 

Jeugdige druist

In Nederland wordt het boek nu als Een veiliger oord uitgegeven, en wel in drievoud (deel 2 en 3 volgen later dit jaar). Maar oorspronkelijk publiceerde Mantel (1952) de drie delen gezamenlijk al in 1993. Ruim een decennium daar weer voor, op haar 27e, schreef ze het boek al. Voorin deze vertaling staat een ‘Brief aan de lezer’, gedateerd 2013, waarin ze zich enigszins verontschuldigt voor de jeugdige druistigheid waarmee het boek is geschreven.

Deze indekking is onnodig, want de aanstekelijke kracht van het boek zit juist vooral in die druist. Deze wordt belichaamd in de drie mannen, Mantels ‘jeunes premiers’, die groot werden precies op de meest zinderende tijd en plaats. Namelijk exact toen de wereld zich opende zoals de wereld daarvoor nooit had gedaan en daarna nooit meer zou doen. Hun verbeten energie en voortvarendheid spat soms van de pagina’s, ook dankzij Mantels grote vermogen om – en hier kan ik niet anders dan een cliché benutten – een wereld en tijd op te roepen, leven te geven, te animeren.  

Daartoe heeft ze slechts enkele vette details nodig. In een interview zei ze: ‘Geef me één feitje. Vertel me dat iemand van rode poon houdt – dan kan ik iets doen’. Dat ‘iets doen’ is hier vaak het met snelle pennenhalen krachtig neerzetten van historische taferelen. Wanneer de koning de Nationale Assemblée iets mededeelt: ‘In stilzwijgen voor hem zwarte jassen, gebleekte kravatten, versteende gezichten: mannen die model zitten voor hun eigen monument.’

Hinkstapsprong

Mantel hink-stap-springt door de decennia voorafgaand aan 1789. In wat fragmenten vol veelsuggererende details – ‘rode ponen’ – schetst ze de afzonderlijke her- en opkomst van de drie  mannen. Het worden allen advocaten, die vervolgens ‘de rechtbank ontgroeien’ om te preken en te hitsen voor een veel grotere bühne. In dit deel is de kleine Camille Desmoulins de grote ophitser. Hij zuchtte al veel langer naar revolutie: ‘Juli is zijn beloofde land’. In de roes verliest hij zelfs zijn stotter, waardoor hij de man kan zijn die in een schitterend einde van dit deel de massa, dat ‘beest’, in het Palais Royal met een laatste retorische zweepslag richting Bastille jaagt.

Is het projectiel Desmoulins ongeleid, Danton daarentegen is een aanstekelijke geweldenaar met grote retorische gaven en een buitengemeen lelijke, woeste kop. Danton wint met zijn kracht de lezer gemakkelijk voor zich. Robespierre daarentegen is, natuurlijk, de waarheidslievende purist, de man van de Terreur onder wiens dogmatische leiding de Revolutie definitief haar guillotinerende ontsporing zou kennen (al heeft dat dus later plaats). Genoemde Anatole France moraliseerde in zijn roman Robespierre de grond in, maar Mantel doet iets verrassenders: ze maakt zijn groei invoelbaar, en doet de lezer realiseren dat ook Robespierre een bijzonder man was. (Geheel onterecht noemen we historische slechteriken veel minder snel bijzonder dan de moreel meer verkwikkelijke figuren – terwijl ‘bijzonder’ strikt genomen toch een moreel neutrale term is.)

Nu is Een veiliger oord heus geen boek over louter politiek. Dat is niet Mantels procedé. Ze maakt tijd en ruimte voor de massa, voor het hof, voor een hele set andere historische figuren, van de Hertog van Orléans tot Mirabeau (Dantons adelijke evenbeeld). Tussendoor last Mantel citaten in – ‘Wat is de Derde Stand?’ Antwoord: ‘Alles’ – houdt ze de lezer op de hoogte van de stijgende staatsschuld, het stranden van de nieuwste hervormingspogingen, de laatste hofroddels, de vieze verhaaltjes over Marie Antoinette, en natuurlijk van de broodprijs – met een historiografische kwinkslag: ‘Het voedsel voor alle theorieën over wat er zal gebeuren.’ Én tussendoor – inderdaad is het soms wat rommelig – vlecht ze tintelende inzichten in: ‘De allesverterende frivoliteit van het Hof heeft een leemte geschapen, een gebrek aan culturele focus voor de natie.’

Een ware passie kent geen einde

Bovendien beschrijft ze de huwelijksvragen van de drie mannen. Veel ruimte is er voor de amoureuze intrige tussen Desmoulins en moeder én dochter Duplessis. Ook hier wankelt ‘de natuurlijke orde van de samenleving’. De dochter, Lucille, wil met Desmoulins trouwen en start tegenover haar vader haar eigen, ook al zo universele revolutie: ‘Ik geloof in het recht om gezag te weerstaan wanneer het ontspoort.’ Overigens zou iedere vader zijn dochter dit huwelijk (willen) verbieden. Mantel schrijft dan over Lucille:

Ze overweegt zelfmoord. Maar dat zou een einde betekenen; en ware passie kent geen einde, weet je. Beter om het klooster in te gaan, al die ideële lust vast te pinnen onder een gesteven kap.

Het is de taal van de hartstochtelijk revolutionair.

Als je het boek opent lijken de brokjes talent er al uit te vallen. Maar het boek is niet zo goed als Wolf Hall. De compositie is wat chaotisch. De balans is wat vreemd doordat sommige stukken te fragmentarisch zijn, anderen stukken juist uitgerekter. Soms ook wisselt ze om de alinea van perspectief, en ze vergt zowel daarin als in historische voorkennis best wel wat van de lezer. Daarnaast zijn sommige schrijvershandigheden wel erg duidelijk. Maar ondanks deze minpunten vangt en presenteert Mantel onnavolgbaar het gewrik en geknars van de schuivende panelen van dé moderne gebeurtenis. Kortom: het boek is niet perfect, geenszins, maar bij vlagen wel fantastisch. Vrijheid is er, nu uitkijken naar Gelijkheid en Broederschap later dit jaar.

Film / Films

Onverwachte satire in sci-fi

recensie: Her

Laat je niet ontmoedigen door de premise voor Her: een romance tussen een man en zijn computer, inclusief filmposter met daarop een treurig kijkende, besnorde Joaquin Phoenix. Her is een perfect liefdesverhaal.

Leegte
De introverte Theodore Twombly (Joaquin Phoenix) is zo iemand die van voren niet meer weet dat hij van achteren leeft. Hij sleept zichzelf dagelijks naar zijn baan, waar hij brieven schrijft voor geliefden van mensen wanneer ze zichzelf niet goed weten uit te drukken. Onderweg van en naar werk plugt hij zijn zakcomputer in met een oordopje en neemt hij nieuwsberichten en email door. Zijn avonden spendeert hij aan het spelen van een futuristisch computerspel en zo af en toe bezoekt hij zijn goede vriendin Amy (Amy Adams). Zijn enige andere sociale contact is jeugdliefje Catherine (Rooney Mara), met wie hij in een scheidingsprocedure verwikkeld is. Ontevreden met zijn leven is hij niet, maar het is – net als de blik in zijn ogen – zo pijnlijk leeg.

~

Wanneer Theodore een advertentie ziet voor een nieuw kunstmatig intelligent operating system (OS) voor zijn zakcomputer, besluit hij een vrouwelijke versie aan te schaffen: Samantha (Scarlett Johansson). Meteen verwondert hij zich over haar humor en snelle geest: ‘You seem like a person, but you’re just a voice in a computer.’ Samantha lacht hem uit. ‘I can understand how the limited perspective of an unartificial mind might perceive it that way. You’ll get used to it.’ Zo ontwikkelt zich al snel een hartverwarmende romance tussen de twee acteurs die de film dragen, Phoenix en Johansson. Inclusief een date op het strand; een aangenaam tijdverdrijf met Johanssons zwoele lach in het oor.

Terug na intermezzo
Joaquin Phoenix is eindelijk weer helemaal terug na zijn acteerpauze tussen 2008 en 2012, waarin hij er de wereld van probeerde te overtuigen dat hij een rapcarrière nastreefde. Weliswaar maakte hij in 2012 en 2013 al respectievelijk The Immigrant en The Master, maar beide films kregen aanzienlijk minder media-aandacht dan Her. Zijn script is goed gekozen, want hoewel Her oppervlakkig gezien een sci-fi liefdesverhaal is, is de film veel meer dan dat. Regisseur Spike Jonze maakt van Her een slimme satire op hedendaagse relaties. Niet voor niets is de tagline voor Her ‘A Spike Jonze love story’; veel regisseurs hadden de film kunnen laten mislukken, maar zo niet Jonze.

~

Aanvankelijk doet Theodores virtuele relatie niet onder voor een van mens tot mens; hij leeft op en zijn ik wordt een wij. Maar wat heeft een relatie nodig om bevredigend te zijn? Voegt het werkelijk iets toe dat Samantha een surrogaat inzet om een seksuele relatie voor Theodore mogelijk te maken? Die surrogaat is een actrice die Samantha’s instructies in haar oordopje netjes opvolgt, terwijl de computer in Theodores oor hijgt. Zijn verwarring is (in)voelbaar.

De achtergrond is futuristisch, maar subtiel genoeg om niet vervreemdend te zijn. De eer is aan Amy om in een van de laatste minuten de boodschap van de film af te leveren: ‘We are only here briefly, and in this moment I want to allow myself joy.’

Boeken / Fictie

De censuur omzeilen

recensie: Tomek Tryzna (vert. Karol Lesman) - Bleke Niko

Na de successen Meisje Niemand en Ga, heb lief keert de Poolse Tomek Tryzna nog één keer terug naar een opgroeiende jongeman in communistisch Polen. Bleke Niko ademt op absurdistische wijze.

Na het zien van Brigitte Bardot in Godards Le mépris wil Niko ook films gaan maken. Samen met de drie andere leden van het clubje waar hij in zit – voorzitter Oczko, de dandyeske dichter Filip en ‘bolwanging cherubijntje’ Kuba – gaat hij aan de slag. Vaak zijn ze vrienden, soms elkaars vijanden. 

Bleke Niko komt op gang wanneer dokter Wunde (de –r lees je er gemakkelijk aan) uit Hamburg schrijft dat hij een van Niko’s films heeft gezien op een klein filmfestival: om de maker te belonen en aan te moedigen zal hij een moderne, Westerse camera sturen. Het zijn de jaren zestig in communistisch Polen, dus dat is altijd welkom. Wat volgt zijn een hoop hilarische avonturen en vele absurdistische films.

Absurdisme


Bleke Niko lijkt zelf ook op een absurdistische film. De roman kent geen hoofdstukindeling en geen enkele witregel. De verschillende tijdslagen in Niko’s leven buitelen over elkaar heen en wisselen elkaar zonder enige waarschuwing af. Verhalen – het ene nog vreemder, nog onwerkelijker dan de andere – die eerder afgebroken zijn worden later in de roman weer afgemaakt. Een hele klus voor de lezer, maar ook goed gevonden: de drukke, springerige denk- en leefwereld van Niko komt zo echt tot leven.

Tryzna scoort punten met het opwekken van een tijdsbeeld. Dat Niko Le mépris in de bioscoop ziet, wanneer die film net uitgekomen is, plaatst het verhaal natuurlijk al in de jaren zestig. Maar ook andere elementen dragen goed bij aan de sfeer, zonder dat het kitscherig wordt: geen grauwe Sovjetflats of constant vallende sneeuw – al te makkelijk. Misschien werkt Bleke Niko juist wel omdat er nauwelijks aanwijzingen zijn van een soort Oostblok-exotische locatie. Het maakt de roman krachtiger en universeler.

Vrijheid en censuur
Wel krijgt de KGB, de inlichtingendienst van de Sovjet-Unie, gedurende het verhaal een steeds prominentere rol – of eigenlijk een steeds bedreigendere. Ondanks het uitblijven van (groot) succes blijft Niko filmpjes maken, waarbij hij zich steeds uitdrukkelijker als uitdaging stelt dat er geheime boodschappen in vervat moeten worden, zonder dat de KGB dat door zal hebben. De droom van hem en zijn vrienden is een speelfilm insturen naar een belangrijk buitenlands filmfestival om zo op te vallen en beroemd te worden.

Daarmee gaat Bleke Niko ook over verzet en de vrijheid van artiesten. Een scheppende vrijheid, die de censuur weet te omzeilen. Dat het verhaal daarbij verteld wordt door een van zich overtuigde jongeman maakt het humoristischer. Toch is Bleke Niko niet een en al leesgenot: Niko’s wereld mag door de elkaar in rap tempo afwisselende verhalen tot leven komen, het is soms ook lastig te volgen. Absurdisme is niet voor iedereen.

Film / Films

Ruige vertelling met vertrouwde inhoud

recensie: 12 Years a Slave

Elke dag tweehonderd pond katoen plukken terwijl de zweep je rug kapot slaat. Voor veel slaven was dat het normale leven. In verschillende films hebben we dit keer op keer gezien, maar 12 Years a Slave toont het harder dan ooit.

~

De acteerprestaties zijn uitmuntend. Met vrij onbekende namen als Chiwetel Ejiofor (Children of Men) en Lupita Nyong’o staat een sterke basis om de slaven weer te geven. Het zijn echter de bijrollen die echt schitteren, met goede rollen van onder andere Michael Fassbender (Inglourious Basterds), Benedict Cumberbatch (Sherlock) en Paul Dano (There will be Blood). Alleen de rol van Brad Pitt blijkt zo cliché te zijn geschreven en gespeeld dat hij uit de toon valt bij de algehele tendens van de film.

12 Years a Slave slaagt er goed in om het leven van een slaaf in beeld te brengen. De keuze om dat vanuit het oogpunt van een slaaf te doen is verfrissend, maar biedt geen nieuwe inhoud in vergelijking met andere films die slavernij als thema hebben. Toch wordt het geheel boven het gemiddelde getild door het goede acteerwerk en de sterke regie. Ook mag de sentimentele waarde van deze film niet onderschat worden. Dit zal voornamelijk in Amerika meespelen, waar het slavenverleden nog vaak een gevoelig onderwerp is. De meeste Nederlanders zullen zich hier minder sterk door aangesproken voelen (wij hadden immers al ons eigen slavendrama Hoe Duur was de Suiker?), maar 12 Years a Slave kruipt uiteindelijk toch onder de huid.

Boeken / Fictie

Alles weg, god weet waarheen

recensie: Andrea Molesini (vert. Marieke van Laake) - Niet alle smeerlappen komen uit Wenen

Voor het eerst is een boek van de bekroonde Italiaanse auteur Andrea Molesini in het Nederlands vertaald: Niet alle smeerlappen komen uit Wenen, een imposante roman gesitueerd aan het Italiaanse Eerste Wereldoorlogfront.

Het begin van Niet alle smeerlappen komen uit Wenen, waarmee Molesini één van de belangrijkste Italiaanse literatuurprijzen won, begint merkwaardig: ‘Grootmoeders Derde Verloofde had te grote voeten om als intelligent beschouwd te worden.’ Kort daarna introduceert Paolo, de jonge hoofdpersoon in deze roman, zijn grootvader Guglielmo, die zelf ‘prat ging op meerdere minnaressen’ en over zijn rivaal slechts als ‘die man’ spreekt.

Andere inwoners van villa Spada zijn een tante, de gewiekste verleider donna Maria, Renato de bewaker, en moeder en dochter Teresa en Loretta, de bedienden. Een bonte stoet personages, die in het begin van het verhaal gevangen kunnen worden met behulp van stereotypen. Bijna driehonderd pagina’s later kan dat niet meer: de romanwereld is door elkaar gehusseld, en iedereen heeft keuzes gemaakt.

Oorlogsverzet

Wat is er gebeurd? De Eerste Wereldoorlog is ‘gebeurd’, zou je kunnen zeggen. Niet alle smeerlappen komen uit Wenen speelt zich af in 1917–8, en de villa van de adellijke Spada’s staat middenin het oorlogsgebied. Hun grote huis valt in handen van eerst de Duitsers en vervolgens Oostenrijk-Hongaarse troepen, die er officieren inkwartieren.

Tegelijkertijd werkt de familie samen met het verzet. Vooral Renato heeft hier een hand in, maar hij betrekt Paolo bij zijn activiteiten. Ze moeten Brian, een Britse piloot, helpen. Al snel werkt de familie de Duitstalige bezetters tegen door met beddengoed en luiken informatie over troepenbewegingen door te geven aan een Brits vliegtuig met herkenbaar een ijsvogel op de romp.

Dat moet natuurlijk een keer fout gaan, en dat gebeurt ook. De familie is al vaak gewaarschuwd dat het helpen van de vijand bestraft zal worden, maar gaat er toch mee door; verzet! Deze verhaallijn heeft veel weg van een spannend jongensavontuur, maar Paolo geeft er wel degelijk blijk van dat hij beseft hoe gevaarlijk de situatie is waarin hij en zijn familie verkeren. Ook andere verhaallijnen, over romantische liefde en liefde voor familie, geven diepte aan Niet alle smeerlappen komen uit Wenen.

Absoluut onheil

Niet alle smeerlappen komen uit Wenen, sommigen komen uit het niets, zoals de ratten in de villa van de Spada’s. Daardoor wordt de strijd die zij voeren een dubbele: tegen de indringers van buitenaf, de vreemd sprekende soldaten, en tegen de indringers van binnenuit, het ongedierte. Tezamen nemen zij bijna het hele huis over, op enkele persoonlijke vertrekken van de bewoners na. Grootvader Guglielmo’s schrijfkamer is zo’n plek, en de zolder waar hij en Paolo slapen.

Het grootste onheil heeft echter op die twee plekken plaats. De buitenwereld kan niet uit die twee ruimtes gehouden worden en op den duur zal zij daar inbreken. Grootvader schrijft een roman, die hij maar niet afkrijgt, en als hij er op den duur van af moet zien, is het moeilijk dat anders te lezen dan een overgave van de klassieke Europese beschaving. De schrijfkamer dient geen doel meer, wordt beroofd van zijn doel. Een lege kamer blijft over.

Een oorlog valt niet buiten de deur te houden. Men kan zich er niet van afzonderen of zich aan het geweld onttrekken. Uiteindelijk sijpelt de oorlog in alles binnen. Villa Spada blijft lang een redelijk toonbeeld van orde en netheid, in tegenstelling tot het dorp, dat steeds verder in puin ligt en waar het naar allerlei onfrisse geuren riekt. Paolo weet wat er op spel staat wanneer hij kijkt naar een gefusilleerde deserteur:

Uit zo’n klein gat, dacht ik, was een heel leven weggestroomd: de zorgen van de ouders, het ruziën met broertjes en zusjes, de huisdieren, de eerste liefdesnacht, de eerste keer dat hij als klein kind ‘ik’ had gezegd. Alles weg, god weet waarheen, voor altijd.

De oorlog is absoluut, weet Paolo: hoe klein een kogelwond ook mag zijn, op de juiste plaats in het lichaam is de schade onoverkomelijk. Iemands hele zijn en wezen, iemands hele ‘ik’, verdwijnt.

Indrukwekkende roman

Met Niet alle smeerlappen komen uit Wenen heeft Andrea Molesini een indrukwekkende roman geschreven. Eentje van deze tijd, ook: de grenzen tussen goed en fout, aanwezig en afwezig, handelend en niet-handelend, vervagen. Molesini’s personages ontwikkelen zich door de gebeurtenissen waar zij aan worden blootgesteld zonder dat dit geforceerd aanvoelt. En uiteindelijk is het ook een roman waar je over blijft nadenken.

Muziek / Album

‘Een goede plaat waar ik graag naar luister’

recensie: Moss - We Both Know The Rest Is Noise

.

Op We Both Know The Rest Is Noise, het nieuwe album van de Amsterdamse band Moss, vliegt er weleens iets uit bocht. Er mochten dingen stuk, na het gepolijste Ornaments (2012). Dat is soms spannend, maar helaas niet groots.

‘Soms moet je even één stap terug doen om twee stappen vooruit te kunnen zetten’, zei Moss-frontman Marien Dorleijn onlangs in een interview met 8WEEKLY over hun nieuwe plaat, We Both Know The Rest Is Noise. Onmiddellijk krabbelt hij terug: ‘Ik wil niet zeggen dat dit een stap terug is, helemaal niet  voor mij is dit een betere plaat dan Ornaments.’ Maar wat hij dan wel met die opmerking bedoelt, wordt niet echt duidelijk.

Een nieuwe aanpak
Misschien doelt Dorleijn op de doorstart die Moss heeft moeten maken nadat bassist Jasper Verhulst de band verliet en zich bij Jacco Gardner aansloot. Koen van de Wardt werd gekozen als nieuwe bassist en in die veranderde samenstelling moest gezocht worden naar een nieuwe aanpak, een nieuwe groepsdynamiek. Dorleijn vertelt: ‘Compleet anders is dat deze jongen (Van de Wardt) ook heel goede liedjes kan schrijven. Dat heb ik nog nooit eerder gehad in een band. We hebben dat nog niet goed uitgebuit voor deze plaat.’ Van de Wardt: ‘Voor mij was het ook nog een beetje inkomen. Ik ben nog nieuw, dus ik durfde ook nog niet echt.’

Tot nu toe betekende elke plaat van Moss betere liedjes, enthousiastere recensies en een groter publiek. In die opwaartse lijn zou met We Both Know The Rest Is Noise weleens de klad kunnen komen, want is de plaat werkelijk beter dan Ornaments, zoals Dorleijn beweert? Die vraag moet helaas met ‘neen’ worden beantwoord. Misschien geen stap terug, maar toch zeker een op de plaats.

Eendimensionaal
De opener is nog wel veelbelovend. ‘Today’s Gold’ is het beste nummer van de plaat en komt dicht in de buurt van Moss’ beste werk, zoals ‘The Hunter’ (Ornaments) en ‘Angry Young Man’ (Never Be Scared / Don’t Be A Hero, 2009). Het tweede nummer is ‘She’s Got A Secret’ en werd even geleden al als single uitgebracht. Het klinkt energiek en brutaal, maar alles bij elkaar mist het nummer ontwikkeling; het is te eendimensionaal en rudimentair om echt op te rijzen.

Twee prima liedjes met een herkenbaar Moss-geluid volgen (‘Unilove’ en ‘As I Rest My Arms With Faith’), waarna ‘New Shape’ weer meer in de stijl van ‘She’s Got A Secret’ is. Het heeft een dikke, bombastische gitaarsound, maar nu is het allemaal zo overdreven aangezet dat het nog maar moeilijk van een Muse-nummer te onderscheiden is. Hier is het fijne, evenwichtige geluid van Ornaments ver weg. Niet slecht, maar het klinkt niet echt meer als Moss.

Goed, maar niet imposant
‘Slower End’ en ‘Health’ zijn even later het beste wat op We Both Know The Rest Is Noise te horen is, samen met opener ‘Today’s Gold’. ‘Slower End’ is een mooi, beheerst nummer, compleet met zo’n catchy gitaar-riffje dat kenmerkend is voor Moss’ muziek. ‘Health’ lijkt dan weer bijna filmmuziek, zo gelaagd en prachtig opgebouwd, met steeds een beetje meer en dikker aangezette instrumentatie.

Never Be Scared / Don’t Be A Hero was goed, Ornaments heel goed. We Both Know The Rest Is Noise heeft de kwaliteit die je na die twee platen wel verwacht van Moss, maar niet meer dan dat. Het is goed, maar imponeert niet. De beste liedjes zijn niet beter dan de beste liedjes op de vorige twee platen, en waar het uit de bocht vliegt is het wel spannend, maar niet groots. Misschien is het zoals Dorleijn zelf zegt: ‘Ik vind het een goede plaat waar ik graag naar luister.’

Moss speelt de komende maanden live op podia door heel Nederland, waaronder Motel Mozaique te Rotterdam (05-04), Tivoli de Helling te Utrecht (30-04), Doornroosje te Nijmegen (09-05), en Paradiso te Amsterdam (11-05).