Muziek / Album

Het R&B-jasje staat PHOS beter

recensie: PHOS - Never Obsolete

Vorig jaar bracht Eveline Vroonland de EP The Jump uit. Daarnaast deed ze een aantal voorprogramma’s voor onder meer Eefje de Visser. Vroonland wist zo enige aandacht te genereren, waardoor het enigszins apart is dat ze voor haar debuutalbum voor een andere naam heeft gekozen: PHOS.

Vroonland heeft samen met rapper/producer Skiggy Rapz Never Obsolete gemaakt. Skiggy Rapz is bekend als soloartiest, maar ook als producer van uiteenlopende artiesten als Krystl, Diggy Dex en Eefje de Visser. Hij heeft een clean, poppy geluid dat tegelijkertijd ook heel dromerig uit kan pakken, zo laat hij ook op Never Obsolete horen.

R&B

Met de esthetiek van Never Obsolete zit het goed: dromerig, op prominente beats. De drumcomputer staat steevast hard in de mix, en de nummers hebben veel bas gekregen. PHOS heeft zo te horen goed naar de internationale ontwikkelingen van de moderne R&B-muziek geluisterd, maar herinnert geregeld ook aan de jaren tachtig. Vroonland gebruikt bovendien geregeld loops van haar stem, en dat geeft de muziek iets eigenzinnigs. Op de beste momenten heeft de muziek wel iets weg van een toegankelijkere versie van FKA twigs.

Vooral het openingsschot van de plaat is sterk. Het titelnummer, ‘Fall Out’ en ‘Three Words’ zijn sterk opgebouwde nummers, met oog voor detail en fraaie wendingen. De afzonderlijke nummers daarna klinken soms wat te vrijblijvend. De muziek is in orde, maar een memorabele zanglijn, refrein of tekst ontbreken soms. ‘Beaming Light’ bijvoorbeeld is aan de magere kant, zeker nadat we net drie rijke, gedetailleerde nummers hebben gehoord. Alleen kan het hitgevoelige ‘Passing the Green’ nog daaraan tippen, waarop de energieke productie en sterke gast-rap van Skiggy Rapz het liedje naar een hoger plan tillen.

Jaren tachtig

Wanneer de jaren tachtig-fixatie de overhand neemt, komt dat de plaat niet ten goede. Die nummers halen de vaart een beetje uit het album, juist door weinig dromerig te zijn. Knallende drumcomputers ondersteunen kamerbreed bedoelde refreinen, maar meeslepend worden die niet (zie wederom ‘Beaming Light’). Op die momenten doet PHOS nogal denken aan Minus the Tiger (wie kent ze nog?), die dat trucje net wat beter beheersten. De kracht van PHOS zit eerder in haar dromerigheid dan in het proberen te overrompelen. Het R&B-jasje staat toch beter.

Gelukkig staan tegenover nummers als ‘Two Way Street’, die wervelend bedoeld lijken maar niet echt aankomen, ook fraaie, stemmige stukken, zoals de prima afsluiter ‘Leaves’. Toch voelt het album uiteindelijk wat onevenwichtig aan. Never Obsolete klinkt namelijk net te veel als een producersplaat en iets te weinig als een liedjesplaat. Vooral op het liedjesvlak moet PHOS zich namelijk nog wat verder ontwikkelen, want met de muziek zit het vaak gewoon goed. Never Obsolete is een meer dan prima debuut, maar er had net wat meer in gezeten.

Boeken / Fictie

Een starter van het menu vol karikaturen

recensie: Roger Martin du Gard (vert. Jan Keppler) - Het oude Frankrijk

Een paar jaar geleden was geen enkel boek van de Franse literaire gigant Roger Martin du Gard in Nederland verkrijgbaar. Met de heruitgave van Het oude Frankrijk vult Meulenhoff haar catalogus verder aan met een kleiner boekje uit zijn oeuvre.

Te midden van de herontdekte-klassiekersrage behaalde uitgeverij Meulenhoff vorig jaar succes met de vertaling van het monumentale eerste deel van De Thibaults, een caleidoscopische familiegeschiedenis in het Parijs van voor de Eerste Wereldoorlog. Later dit jaar zal het tweede deel verschijnen. Als tussendoortje is Het oude Frankrijk opnieuw op de markt gebracht (L.J. Veen had het boek eerder uitgebracht). Dat deze korte roman of novelle als zoethoudertje moet dienen voordat het tweede deel van Martin du Gards magnum opus verschijnt, blijkt ook uit het achterin in het boekje opgenomen leesfragment uit De Thibaults.

Het oude Frankrijk kent een bescheiden opzet. Martin du Gard verbeeldt een dag op het Franse platteland, aan de hand van de tocht van postbode Joigneau. Daarbij geeft hij vooral ruimte aan conservatisme, roddel en achterklap en Joigneau’s machtswellust. Zo is deze niet vies van het openstomen van brieven om meer te weten te komen over de inwoners van het dorpje. Gedurende zijn dag komt hij tientallen dorpsbewoners tegen, personages die kort geschetst worden en dan weer uit het verhaal verdwijnen.

Klassiek-realistisch

De Thibaults viel op omdat de roman zo klassiek-realistisch was. Martin du Gard haalde zijn inspiratie net zozeer uit zijn contemporain Proust als uit de kloeke negentiende-eeuwse romans van Tolstoj. Ook Het oude Frankrijk schuwt het experiment. Het is gepubliceerd in 1933, tijdens de hoogtijdagen van het literaire modernisme, dat reeds eerdere romans-op-een-dag als Joyce’s Ulysses en Woolfs Mrs Dalloway had voortgebracht; ook hier is geen stream-of-consciousness te vinden, noch de psychologische schade die de Eerste Wereldoorlog voortgebracht had.

Nee, Martin du Gards stijl is zakelijk, beschrijvend, simpel – een beetje knullig ook. Proust wordt zelfs door de Fransen niet begrepen, Martin du Gard daarentegen is makkelijk te lezen:

De bakkerij en de kruidenierswinkel liggen vlak bij elkaar. Kom je uit het café, dan ben je het eerst bij de bakkerij. Joigneau gaat daar nu naartoe. Deze nacht heeft de jongste broer Merlavigne het brood gebakken, dus is de oudste nu aan de beurt om deze ochtend brood te verkopen. Of beter gezegd om toezicht te houden op de verkoop door Ernestine, hun dienstbode, een slons met ongekamde haren die net zeventien is. Joigneau herkent de oudste van de tweeling aan de wrat op zijn linker ooglid. Verder zijn ze precies eender: bleek gezicht, kromme neus, een geitensik en grijze haren, wit van het meel.

Deze passage is kenmerkend: het twee keer ‘nu’ in de derde en vierde zin, de woorden die over elkaar struikelen om bij de punt te komen (‘dus is de oudste nu aan de beurt om deze ochtend brood te verkopen’). Hier heeft vertaler wijlen Jan Keppler ook steken laten vallen. Verder herkennen we ook de zachte ironie van Het oude Frankrijk in de tekening van de twee broers en het filmisch vertellen (‘Joigneau gaat daar nu naartoe’), een medium waar Martin du Gard door gefascineerd was.

Niet meer dan een karikatuur

Het oude Frankrijk is duidelijk tragikomisch, het soort boek waar de sores van zijn personages voor een lach uitgespeeld worden. Hierdoor wordt niemand meer dan een karikatuur, een simpele schets van het psychologisch doorwrochte personage dat we uit Roger Martin du Gards andere werk zo goed kennen. In alle opzichten is Het oude Frankrijk niet meer dan een aangename starter van het menu.

Theater
special: Finale Leids Cabaret Festival 2015

De kunst krijgt alle ruimte en biedt hoop op terugkeer sterk cabaret

De 37ste editie van het Leids Cabaret Festival heeft een terechte winnaar opgeleverd. Met Thijs van de Meeberg krijgt Nederland weer een cabaretier die het zo node heeft gemist. Nabil Aoulad Ayad en Tim Hartog werden respectievelijk tweede en derde. De drie finalisten verschilden in niveau en genre, maar toonden ook hun kracht en talent dat niet onopgemerkt mag blijven.

Ach, we kunnen het rijtje namen wel weer gaan opnoemen: Lebbis en Jansen, Najib Amhali, Micha Wertheim, Sanne Wallis de Vries en vorig jaar nog Tim Fransen. Allemaal eerdere winnaars van het Leids Cabaret Festival, dat een rijke traditie kent aan succesvolle cabaretiers die hier hun eerste stappen hebben gezet. Vanavond is het de beurt aan Tim Hartog, Thijs van de Meeberg en Nabil Aoulad Ayad, die op geheel eigen wijze eigenlijk dezelfde thematiek hebben aangehouden: de grillen van het jong zijn en ouder worden.

~

Timing
De eerste finalist, Tim Hartog (1986), is eigenlijk meer een stand-up comedian dan een cabaretier. Zonder decor presenteert hij zich als antiheld uit het Rotterdamse Charlois (Sjaarloos), door zichzelf op de hak te nemen omdat hij zich op een verjaardag – waar hij niemand kent – geen houding weet te geven. Ook op het podium mist hij de krachtige uitstraling om de zaal te overrompelen of op zijn minst te ontroeren. De ongemakkelijkheid is daarmee niet zijn kracht, maar pijnlijk genoeg zijn zwakte. Qua timing houdt het niet over en de grappen zijn niet bijster origineel. Teleurstellend, want hoewel hij al enige stappen heeft gemaakt (Cameretten, Comedy Factory, Amsterdams Studenten Cabaret Festival), lijkt zijn ontwikkeling maar niet door te zetten. In een onsamenhangend verhaal, dat blijkbaar ging over het behoeden van fouten en een beetje over aardig zijn tegen elkaar, praat hij de minuten vol. Echt overtuigend is het allemaal niet, ook al is de act over zijn boekhoudster nog het beste. Het is echter te weinig voor de winst.

~

Balans
Van finalist Nabil (1986) kunnen we alleen maar hopen dat het niet zo’n typische Marokkaans-Nederlandse cabaretier wordt. Helaas lijkt hij er, net als Najib Amhali in 1998, niet aan te ontkomen om zijn programma te voorzien van grappen die de verschillen tussen Marokkanen en Nederlanders nog maar eens blootleggen. Ondanks sterke imitaties op piano en een beatbox-stukje tussendoor weet Nabil helaas niet de verwachtingen waar te maken. Zo mist zijn act de balans in grapdichtheid (vooral in het middenstuk) en lijkt hij ook meer stand-up comedy dan cabaret te maken. Toch gaat hij het zeker redden en zal hij in de finalistentoer zijn programma kunnen aanscherpen, zodat het publiek hem langzaam maar zeker in de armen zal sluiten. Een tweede plek is alvast een goed begin voor de sympathieke Nabil.

~

Bravoure en sympathie
Dan Thijs van de Meeberg. Dat is even andere koek. Net als Tim Hartog een oud-student van de Koningstheateracademie, maar met veel meer bravoure en artistiek talent. Dat is vanaf de opening duidelijk: een decor van opgestapelde dozen, dat is op zich al spannend. Als Van de Meeberg (1988) dan ook nog eens onder die dozen vandaan in zijn zwembroek opkomt, met een sketch over watertrappelen, is het half uur echt begonnen. Zijn stijl is wel even wennen, aangezien hij mooie literaire volzinnen combineert met fysiek theater, terwijl hij ook goed het contact behoudt met de zaal. Met de minuut wint hij aan sympathie en weet hij de zaal mee te krijgen in zijn verhaal over dromen en doelen bereiken. Hij klinkt minder moralistisch dan Youp van ’t Hek en bovendien is het mooier verpakt. Wat opvalt is dat Van de Meeberg zich niet in een keurslijf laat drukken en volledig zijn eigen gang gaat. Geen platte clichés, maar subtiel verpakt in geestige anekdotes over voorleespassen van de bibliotheek en de Eindhovense dorpsgek Arnol Kox, die op het eind minder gek lijkt dan gedacht. Thijs van de Meeberg is een vrije geest die de zaal bespeelt alsof hij het al jaren doet. Het raakt aan surrealisme en dat is wel zo prettig in het overschot aan hapklaar cabaret vandaag de dag. Zijn centrale vraag: wat heb je aan kennis en kunde die je nu leert? ‘Dat is voor later’ wordt hem verteld. Maar nu het later is, heeft hij er niks aan. ‘Doe geen dingen waar je geen zin in hebt.’ Zo vallen alle ogenschijnlijk losse onderdelen op het eind schitterend in elkaar. ‘Ingenieus’, zo noemde de jury zijn programma Vleesgeworden. Met Thijs van de Meeberg keert de kunst terug in het hedendaagse cabaret, en ook nog met het nodige engagement. Met een goed impresariaat en een goede regisseur is Nederland weer een groot cabaretier rijker waar we hopelijk de komende jaren van kunnen gaan genieten. Van de Meeberg zet cabaret als kunstvorm weer op de kaart.

 

 

Muziek / Album

Van woede naar ontevredenheid

recensie: Atari Teenage Riot - Reset

In 1996 sloeg Atari Teenage Riot een brug tussen Metal en Gabber, voornamelijk gebouwd op woede. Politiek geladen teksten, overstuurde gitaar-noise en een gabberdreun, onder de noemer Digital Hardcore. Het nieuwe album Reset doet op alle vlakken een stapje terug.

Het eerste nummer dat Atari Teenage Riot op hun concerten speelde eind jaren ’90 was steevast ‘Get Up While You Can’. Met zware, overstuurde drums en gitaren op hoog tempo liet dat nummer horen wat voor band Atari Teenage Riot was, voor het geval de bezoekers het nog niet wisten. Wie het leuk vond was meteen tevreden en wie het niet aankon was binnen een paar minuten weg. Goed geregeld, toch?

Vlagen van het verleden
Op het nieuwe album Reset is dat provocerende verleden nog steeds aanwezig. Atari Teenage Riot was altijd al een politiek actieve band. Dat activisme resulteerde in de woedende muziek die de band – en het door hen groot gemaakte genre Digital Hardcore – produceerde en hun een unieke stem gaf. Maar tegenwoordig is de woede een beetje minder. Het eerste nummer ‘J1M1’ klinkt zowaar vrolijk.

Ook andere nummers laten een ontwikkeling zien in de muziek van Alec Empire en de zijnen. Atari Teenage Riot is melodischer en rustiger geworden. Er wordt minder geschreeuwd, het tempo ligt in de meeste nummers wat lager en het volume gaat niet meer naar 12 of 13, maar het blijft ook wel eens op 8 of 9 staan. Maar dat alles is natuurlijk relatief: In vergelijking met hun oude werk is Atari Teenage Riot rustiger geworden, maar ze zijn nog steeds hard en luid.

Herkenbaar
De muziek gaat nog steeds snel en gabberdreunen vormen ook nu de basis van de liedjes, maar de afwerking van het geheel is veranderd. De behoefte om de hartslag te verhogen en een adrenalinestoot uit te lokken is kleiner, en de instellingen van het distortion-pedaal zijn gematigder ingesteld; de boodschap is nu moderner. De groepering die het dichtst bij de boodschap van Atari Teenage Riot staat is (waarschijnlijk) hackersgroep Anonymous of Assange’s organisatie WikiLeaks. Ze zijn bezorgd en boos over dezelfde thema’s.

Reset is geen stijlbreuk met het oude werk. Het is nog steeds duidelijk Atari Teenage Riot; politiek speelt opnieuw een rol en de overtuiging is weer even groot. De band klinkt alleen wat minder extreem en radicaal. Reset is geen manifest vol woede meer, maar een oproep tot actie. Waar Atari Teenage Riot vroeger touwtrekker was met hun agressieve muziek, komt de band nu meer over als inspirator. Ze zijn in plaats van de woedende menigte een woordvoerder geworden.

Kunst / Expo binnenland

Snijden in grandeur

recensie: John Stezaker - Collages

Eindelijk vindt in Nederland de eerste museale solopresentatie van de Britse collagekunstenaar John Stezaker (1949) plaats. Het Nederlands Fotomuseum toont tot en met 24 mei een selectie van het werk van deze internationaal gerenommeerde kunstenaar, maar het lijkt deze primeur te ontbreken aan een passende setting en enig grandeur.

In 2012 wist Stezaker de Deutsche Börse fotografieprijs te winnen. Dat is best opmerkelijk, aangezien hij geen fotograaf is, maar een collagekunstenaar. ‘Een grote meester in zijn genre’ wordt Stezaker in de zaaltekst in het Nederlands Fotomuseum genoemd. Al deze lof valt hem pas sinds enkele jaren toe, nadat de invloedrijke kunstverzamelaar Charles Saatchi interesse in zijn werk toonde. Die belangstelling voor het werk van Stezaker is niet vanzelfsprekend. Hoewel grote namen als Max Ernst en Hannah Höch ook bekend zijn om het maken van collages, kleeft er toch iets minderwaardigs aan deze discipline. De techniek van het knippen en plakken is kinderlijk eenvoudig en dan lijkt het uiteindelijke resultaat zo maar wat willekeurig te zijn ontstaan. Daarbij ontbreekt het Stezaker ook nog eens aan de wens om met zijn werk een ingewikkelde, maatschappijkritische boodschap uit te dragen. Voor hem telt alleen de kracht van het beeld.

Marriage LX 2010 © John Stezaker

Marriage LX 2010 © John Stezaker

Maagden verknippen

Stezaker is al zo’n veertig jaar bezig met het maken van collages. Opvallend is dat zijn materiaal enkel bestaat uit oude foto’s daterend uit de jaren veertig en vijftig. Naar eigen zeggen zou de huidige wereld al zo overmatig en onophoudelijk overspoeld worden door nieuwe beelden, dat het gebruiken van bestaande, oude beelden beter zou zijn. De toeschouwer zal zich hierbij waarschijnlijk vooral aangetrokken voelen tot het nostalgische effect van deze beelden. Opgeborgen persfoto’s van langvergeten Hollywoodacteurs vormen de basis van het werk van Stezaker. Door hem worden zij aangeduid als ‘maagden’ omdat zij nooit werkelijk zijn doorgebroken in de filmindustrie. Tezamen met één enkele andere foto creëert Stezaker hier een nieuw beeld.

Voor veel van zijn series snijdt hij de portretten door de helft. Het proces van het uitsnijden voelt voor Stezaker aan als snijden door vlees. Bij het bestuderen van zijn werk kan deze gedachtegang wel teruggevonden worden. De foto’s lijken zeer geconcentreerd en met uiterste precisie op elkaar afgestemd te zijn met neuzen, lippen, wenkbrauwen en blikken die perfect op elkaar aansluiten. De helft van de foto is geofferd, maar de slachter heeft een nieuw vreemdsoortig en kloppend geheel doen ontstaan.

High Rocks III © John Stezaker

High Rocks III © John Stezake

Ruwe rotsblokken

Niet altijd hoeft er snijwerk aan te pas te komen. Onder andere zijn Mask en High Rocks series tonen oude landschapsfoto’s die over scènes van acteurskoppels of over de eerder beschreven persfoto’s zijn geplaatst. De eerste tentoonstellingszaal bevat enkele werken van deze series die wel het meest tot de verbeelding spreken. Stezaker lijkt uitdrukking te geven aan een primitieve fantasie om landschapsvormen te associëren met gezichten. Op een speelse, mysterieuze manier verschuilen karakters zich in zijn werk achter ruwe, ondoorgrondelijke rotsblokken. Het oorspronkelijke, menselijke gelaat heeft Stezaker opzettelijk verborgen omdat juist dit deel van de mens het sterkst de achterliggende persoonlijkheid zou tonen.

Door de toeschouwer zoiets essentieels te ontnemen, worden de hersenen onvermijdelijk overgeleverd aan een uiterst natuurlijke zoektocht. Er worden direct verbanden en gevoelens gekoppeld aan het nieuwe beeld, maar nooit zijn deze eenduidig. De collagekunstenaar poogt dan ook niet een vaststaand beeld over te dragen met zijn fusie van de twee voorheen van elkaar onafhankelijke beelden. Naast dat Stezaker indruk maakt met zijn ingenieuze vindingrijkheid en de kunde waarmee hij met uiterste nauwkeurigheid elk beeld precies op de juiste manier weet te combineren, schuilt zijn unieke kwaliteit vooral in de mindgame die hij biedt. Bovendien ontstaat uit de combinatie van de schoonheid van het landschap en van de contouren van de acteurs wel een heel bevallig beeld.

Weggestopt

Het contrast tussen de precieze werkwijze van Stezaker en de minder precieze afwerking van de tentoonstellingszalen is groot. De kelderruimte waarin Stezaker tentoongesteld is, oogt kil en onwaardig voor de grote collagemeester. In de tweede, grotere zaal zijn de grote betonnen steunpilaren en het plafond dat bestaat uit een wirwar van ijzeren buizen op z’n minst afleidend te noemen. De ruimte oogt wat vreemd, als een tussenruimte, maar de enige andere deur blijkt de grote opvallende nooduitgang te zijn. Bovendien kan geen houvast gevonden worden in een nieuwe zaaltekst, want die is hier simpelweg niet aanwezig. De enig aanwezige zaaltekst in de eerste zaal is vanwege de vele dure woorden maar weinig toegankelijk en slaat geen brug naar de bezoeker. De setting nodigt zo slechts uit tot een vluchtige verkenning. Ondanks dat het Nederlands Fotomuseum goed doet aan deze eerste Nederlandse solotentoonstelling lijkt Stezaker net als zijn ‘maagden’ wat weggestopt te zijn.

Boeken / Fictie

De reisgidsroman: zware thema’s, licht behandeld

recensie: Renate Dorrestein - Weerwater

Wanneer de wereld vergaat, blijft alleen Almere bestaan. Een paar duizend vrouwen en enkele honderden mannen proberen een nieuw bestaan op te bouwen. Is Weerwater vintage Dorrestein of een mislukking?

In 2013 verscheen De blokkade, een ‘verslag van een zoektocht,’ waarin Renate Dorrestein haar writer’s block verkende. Hoewel haar blokkade ernstig was, en terugging tot gebeurtenissen lang geleden, bleef haar productie onverminderd hoog: sinds 2010 publiceerde ze onder andere De leesclub, De stiefmoeder en nu haar nieuwe ‘Almere-roman’ Weerwater. Van de achterflap blijkt al dat dit Dorresteins experiment met dystopische sciencefiction is: ‘De wereld vergaat. Alleen Almere blijft bestaan.’ Wat volgt is een bij vlagen humoristische, soms spannende, maar over het algemeen tegenvallende roman.

Vintage Dorrestein

In de roman gaat een fictieve Renate Dorrestein als writer-in-residence naar Almere, de stad waar de schrijfster ook een jaar heeft vertoefd. Zelf is ze – in het licht van een twee jaar durende schrijfblokkade – enthousiast over het reizen naar een plek zonder geschiedenis of tradities, maar haar ‘eigenhandig in elkaar geknutselde’ patchwork familie (met haar dochters heeft ze geen bloedband) ziet minder in het plan. Wat valt er te doen in Almere? Nou, heel veel, probeert ze wanhopig: er is een ‘authentiek, vervallen kasteel’ en in een Almeerse roman ‘zou je letterlijk álles kunnen laten gebeuren.’ Een mooie kans voor een schrijver dus om naar Almere te gaan, en al helemaal als die schrijver Renate Dorrestein heet.

Op de eerste pagina’s van haar roman zet Dorrestein twee vintage thema’s in: de familie en gotieke locaties. Vooral haar romans uit de jaren tachtig en negentig laten de gebreken van het klassieke familie-ideaal zien, waarbij vooral de moeders niet kunnen voldoen aan en bezwijken onder maatschappelijke en sociale verwachtingen. In Weerwater treedt een keur aan personages op uit gebroken families en gezinnen, die samen moeten overleven. Nadat een mysterieus voorval de hele wereld behalve Almere heeft vernietigd worden er ‘Naaste Families’ opgericht, waar mensen redelijk willekeurig bij elkaar gegroepeerd worden. Patchwork families – net als Dorresteins eigen omgeving van voor de ramp.

Bijtende humor?

Met een schijnbaar sardonisch genoegen beschrijft het personage Dorrestein, die na de ramp van writer-in-residence tot officiële stadschrijver benoemd wordt, hoe Almere langzaam uit elkaar valt. Alle winkels en huizen zijn geplunderd, overal staat onkruid en de brandnetels staan metershoog in de tuinen. Zijzelf woont in een glazen kubus genaamd De Fantasie, waarin alleen de keuken ommuurd en niet van buiten zichtbaar is. Het is een wat opzichtige symboliek, maar gelukkig legt de auteur Dorrestein er niet al te veel nadruk op.

Humor is altijd een element geweest in Dorresteins romans. Ook Weerwater wordt gekenmerkt door een soms bijtend sarcastische vertelstem. ‘Net zoals je soms struikelde over een losse stoeptegel, kon het gebeuren dat je je verhing of vergaste,’ is heerlijk morbide humor die ervoor zorgt dat Weerwater niet te zwaar wordt. Of het door het nieuwe stadsbestuur gemunte eufemisme ‘probleemgestuurd onderwijs,’ in feite kinderarbeid, een nogal dodelijke praktijk waardoor de noodzaak om te ‘fokken’ en zo de gemeenschap voort te zetten steeds groter wordt.

Reisgids

In Weerwater geeft Dorrestein een goed overzicht van wat er in Almere zoal te vinden is. De Esplanade neemt een centrale rol in, net als het meer Weerwater, en het vervallen kasteel van waaruit roofzuchtige criminelen opereren. De roman fungeert hier als reisgids, die de niet-Almeerse lezer een beter inzicht in de stad geeft. De verteller-Dorrestein wordt heen en weer geworpen tussen idylle en realiteit, tussen ‘verderop de zee kunnen horen ruisen’ en ‘dat bleek het verkeer op de A6 te zijn.’ Maar misschien is dat nog een zegen in een roman waar uiteindelijk alles geroofd en kapot gemaakt wordt – een roman, ook, waar van de gemeenteraad alleen drie PVV-ers overblijven.

Een mislukking

Het is riskant sci-fi elementen ‘ongeloofwaardig’ te noemen – alle sciencefiction vereist immers een zekere meegaandheid van de lezer. Maar laat ik toch een poging ondernemen. Wanneer de mistmuur Almere omsloten heeft, wordt al snel duidelijk dat ze in de stad op zichzelf aangewezen zijn. Daarmee is ook gelijk alle hoop verloren: alle mensen die op dat moment niet in Almere waren, zijn doodverklaard en daarmee gaat het leven door. Waarom deze stap zo makkelijk gezet wordt, blijft onduidelijk en ook onlogisch – wat is er over van dat gezegde dat Dorrestein de titels van twee eerdere romans opleverde: zo lang er leven is, is er hoop?

Weerwater zit vol met hints naar verwante films, series en boeken als Under the Dome en de Hunger Games-boeken. Het is jammer dat Dorrestein daar niet echt iets aan toevoegt, geen nieuw thema aansnijdt. Een interessant C-plotje bestrijkt de maniakale focus van de vele vrouwen op het zwanger worden, waardoor de mannen tot mechanische voortplantingsmachines worden gemaakt – maar ook dat wordt uiteindelijk niet echt gethematiseerd. Het passeert en gaat.

Dorresteins taalgebruik is vlot, levendig en eigentijds, maar staat ook bol van de gemeenplaatsen en clichés. Het vertelplezier gaat hier boven de zorgvuldige stijl. Weerwater bewijst, zoals al haar romans doen, dat Dorrestein goed een onderhoudend verhaal kan vertellen; maar dat, hoe zwaar het thema ook mag zijn, ze het altijd licht zal houden.

Boeken / Non-fictie

Geloof zonder angel

recensie: André Léonard en Etienne Vermeersch - De ketter en de kerkvorst

Wat gebeurt er als je een katholieke bisschop en een van zijn geloof gevallen filosoof met elkaar laat converseren? Dan krijg je De ketter en de kerkvorst, een boeiend en prikkelend discussiestuk dat verder had kunnen gaan.

Ze zullen in Nederland niet zo bekend zijn, aartsbisschop van Mechelen-Brussel André Léonard (1940) en de Gentse moraalfilosoof Etienne Vermeersch (1934). Bij onze zuiderburen komen ze allebei zo nu en dan in opspraak wegens al dan niet verkeerd geïnterpreteerde opmerkingen. In De ketter en de kerkvorst worden ze geïntroduceerd als generatiegenoten, ‘geschoolde filosofen die een leven lang hebben nagedacht over de grote vragen’. De een is priester en theoloog, de ander atheïst en hoogleraar. Onder leiding van Knack-journalist Joël De Ceulaer gaan ze in gesprek.

Niet laten uitspelen
Het boekje, de weerslag van drie dagen spreken en de gelijknamige Canvas-documentaire die eind vorig jaar is uitgezonden, is verdeeld in tien hoofdstukken. Elk hoofdstuk heeft een bepaald thema of onderwerp, waarbij telkens aan een spraakmakend of pijnlijk dossier wordt gerefereerd: de hel, slavernij, homoseksualiteit, oorlog, de islam, anticonceptie, atheïsme en seks. Dat heeft iets uitlokkends, alsof De Ceulaer zichzelf de taak had gesteld eens flink te provoceren en de twee heren tegen elkaar uit te spelen. Een aantal maal merkt hij dan ook dat ze een flink meningsverschil hebben.

Léonard en Vermeersch laten zich echter niet tegen elkaar uitspelen. Op de eerste pagina van het gesprek merkt de filosoof op: ‘Ik zou duidelijk willen stellen dat het feit dat mensen het met elkaar oneens zijn niet wil zeggen dat zij elkaar niet respecteren’, een respect dat hij later ‘fundamenteel’ noemt. Verandering van denkbeelden acht hij klein:

Als je jarenlang met een onderwerp bezig bent en alle mogelijke argumenten hebt gehoord en bestudeerd, dan wordt de kans kleiner en kleiner dat je over een aantal fundamentele zaken van mening verandert.

In zekere zin is daarmee de potentiële bom onder het gesprek ontmanteld, de angel verwijderd.

Geleerde heren
Wat volgt is een gesprek tussen twee geleerde heren, een gesprek inderdaad op de inhoud. Zo nu en dan maken ze een klein, licht venijnig grapje naar de ander, maar met modder wordt niet gegooid. De waarde van De ketter en de kerkvorst ligt in de uitwisseling van ideeën, in de reacties van de heren op de ander en diens denkbeelden. Soms wordt daarbij een gemeenschappelijke mening of zorg gevonden, maar vaker niet – wat te verwachten viel.

Met wie je het als lezer eens bent, wie je sterker uit de debatten vindt komen, zal grotendeels afhangen van de positie waarmee je dit boek inging. De geloofsscepticus zal de woorden van de bisschop over het kindermisbruik in de kerk niet sterk vinden, de gelovige zal van mening zijn dat de hoogleraar het ook niet altijd bij het juiste eind heeft. Opvallend in de discussies zijn de verschillende posities die de heren innemen ten opzichte van de Bijbel: Vermeersch verwijst meerdere keren naar wat er letterlijk staat om bepaalde praktijken te veroordelen, terwijl Léonard een vrijere, in zijn eigen woorden ‘filosofischere’ aanpak hanteert.

Herhaling en afremming
Er zijn twee redenen waarom De ketter en de kerkvorst niet helemaal is wat het had kunnen zijn. De aandacht voor de ‘grote thema’s’ vertaalt zich niet in grote, nieuwe invalshoeken of inzichten. De gesprekken hierover zijn dan ook vooral een herhaling van zetten: de bisschop wordt als vanzelf in de verdediging gedrukt met de argumenten waarmee bisschoppen, priesters en andere gelovigen al jaren worden bestookt, en praat zich er met hetzelfde soort teksten weer uit. Nu zijn Léonard en Vermeersch welbespraakte mannen, maar hun mooie zinnen zijn niet meer dan oude wijn in nieuwe kruiken.

Het tweede aandachtspunt is de rol die De Ceulaer als gespreksleider speelt. De ketter en de kerkvorst is interessant vanwege de krachtmeting tussen de twee titelfiguren, maar de leesbaarheid van het boek vereist een leidende en sturende figuur. Deze staat echter altijd tussen de sprekers en de lezer in. Soms remt of vlakt hij de discussie af, af en toe stelt hij te veel vragen, waardoor het gesprek niet echt op gang komt, op andere momenten juist te weinig. Hierdoor krijgt De ketter en de kerkvorst niet de diepgang en het bereik dat het had kunnen hebben.

De basis van een evenwichtige maatschappij
Ondanks deze bezwaren is De ketter en de kerkvorst wel interessant voor iedereen die geïnteresseerd is in religie en de rol van het geloof in de samenleving. André Léonard en Etienne Vermeersch zijn dan zeker ook boeiende en prikkelende figuren. Wat te denken, bijvoorbeeld, van dit pleidooi van Vermeersch voor monogamie:

Je hoeft niet erg verstandig te zijn om de problemen te kunnen voorzien: als elke rijke man vier vrouwen heeft, blijven er heel veel mannen achter die nooit aan een vrouw zullen raken. Dit leidt tot een grote ongelijkheid. Monogamie is de basis van een evenwichtige maatschappij.

Film / Achtergrond
special: IFFR 2015

Traditionele rollen belangrijkst

.

De vernieuwingen waar het International Film Festival Rotterdam zo trots op is, kunnen de inhoudelijke zwaktes van het festival niet te verhullen. Toch blijft het IFFR een belangrijke rol vervullen.

Is dit het begin van het einde? Het eerste persbericht dat het IFFR vorig jaar rondstuurde, pochte over een nieuw programma met maar liefst dertig voorpremières—te vertonen titels die later dit jaar in de bioscopen gaan draaien. Een journaliste presteerde het op het festival om bij een introductie te beweren dat dit programma op de een of andere manier ‘belangrijk’ is. Films die al commercieel vatbaar verklaard zijn, is dat niet juist waar we filmfestivals niet voor nodig hebben? Het nog altijd gigantische aanbod aan overige titels duidt erop dat we voorlopig niet hoeven te vrezen dat het IFFR wordt gereduceerd tot een voorportaal van de filmhuizen, maar verontrustend was het wel.

Extraatjes

Scène uit <em>La La La At Rock Bottom</em>

Scène uit La La La At Rock Bottom

Over de kwaliteit van de programmering werd in de pers iets minder pessimistisch gedaan dan vorig jaar, al is er nog steeds niemand die gelooft dat het IFFR werkelijk ‘de beste films die het afgelopen jaar zijn gemaakt’ laat zien, zoals afzwaaiend directeur Rutger Wolfsson in de catalogus beweert. Het lage of middelmatige niveau van sommige films werd verdoezeld door extraatjes, die de allure van het festival schijnbaar verhoogden, maar de roep om meer inhoudelijke kwaliteit niet kunnen stillen. Zo werd de Japanse popster Subaru Shibutani ingevlogen om de wereldpremière van La La La At Rock Bottom luister bij te zetten. Dat was leuk, maar nam niet weg dat Shibutani’s acteerwerk eendimensionaal was en dat de regisseur, Nobuhiro Yamashita, veel betere films heeft gemaakt. Het deed denken aan een paar jaar geleden, toen Takashi Miike en Hideo Nakata langskwamen om films te introduceren die geen ziel zou durven beschrijven als geslaagd, laat staan als de beste van het jaar.

Het IFFR was ook trots op nieuwe toevoegingen als vraaggesprekken met regisseurs via Twitter, en simultaanvertoningen van premières in andere steden, maar de meerwaarde van zulke noviteiten is evident nogal beperkt. Ironisch genoeg bestaat anno 2015 de waarde van het IFFR veel meer uit traditionele rollen die het vervult. Ten eerste: het vertonen van films die elders weinig of geen kansen hebben. Het feit dat in het tijdperk van de digitalisering nog steeds het merendeel van de geprogrammeerde films op geen enkele manier meer te zien is als het festival is afgelopen, bewijst dat wel. Wie denkt dat tegenwoordig alles wat wordt gemaakt, uiteindelijk kan worden gestreamd of gekocht op dvd of BluRay, moet maar eens proberen een paar willekeurige titels van de afgelopen vijf jaar te vinden. Het IFFR is gelukkig begonnen de mogelijkheden van onlinedistributie te verkennen, maar vooralsnog zijn de resultaten erbarmelijk.

Scène uit <em>Flowers Of Taipei</em>

Scène uit Flowers Of Taipei

Ten tweede het vertonen, onder de aandacht brengen en in context plaatsen van belangrijke titels uit de internationale filmgeschiedenis. Het programma Made in Taiwan bijvoorbeeld bewees dat het niet alleen Edward Yang en Hsiao-hsien Hou waren, hoe briljant hun films ook zijn, die in het midden van de jaren tachtig hun uiterste best deden om Taiwan op de wereldkaart te zetten als een volwassen filmcultuur. Het feit dat bijna geen van de Taiwanese films beschikbaar is om thuis te kijken, betekent dat het IFFR onmisbaar is voor wie wat wil opsteken van de minder voor de hand liggende delen van de filmgeschiedenis. Dat de aanleiding voor het programma, de documentaire Flowers of Taipei, teleurstellend oppervlakkig was, deed daar nauwelijks aan af.

Verfrissend

Een van de retrospectieven, die doorgaans worden gewijd aan obscure regisseurs met een eigen signatuur, bleek verfrissend. Van de Koreaanse regisseur/scenarist Jin Jang draaide een reeks vlotte, pretentieloze mainstreamfilms. Het was fijn om te zien dat zijn eerste scenario, dat voor A Hot Roof (1995, destijds een van de eerste moderne Koreaanse films die in Nederland werden vertoond), uit net zo’n geslaagde combinatie van clichés en subversieve elementen bestaat als een van zijn laatste, Man In High Heels (2013, over een keiharde politieman die stiekem spaart voor een geslachtsoperatie). Niemand zal in Jang een verborgen meesterregisseur zien, maar zijn naam lijkt garant te staan voor bovengemiddeld intelligent vermaak.

Scène uit <em>The Lesson</em>

Scène uit The Lesson

Het IFFR heeft te veel themaprogramma’s, waardoor ze noodzakelijkerwijs niet allemaal even geïnspireerd zijn. Enkele bleken ronduit overbodig, zoals een reeks films die te maken hadden met feminisme: in de hoofdprogramma’s en zelfs in andere themasecties waren er films te zien met een veel sterkere feministische lading dan die in het programma zelf. Het Bulgaarse drama The Lesson bijvoorbeeld, dat een uitstekende balans vindt tussen maatschappijkritiek en persoonlijk drama zonder te vervallen in pamflettisme. De film gaat over een lerares die door toedoen van haar lamlendige man in de schulden raakt en in steeds schrijnendere situaties terechtkomt. In een cruciale scène weigert ze in een pietluttig conflict om haar excuses aan te bieden. Die keuze is irrationeel, want haar waardigheid staat niet op het spel en ze vergooit haar laatste kans op hulp. Het is een puur impulsieve handeling, maar wel een waarvan ze de desastreuze gevolgen met opgeheven hoofd accepteert. Een sterkere en geloofwaardigere ‘feministische’ scène ben ik in het themaprogramma niet tegengekomen. Maar hopen dat de film ooit nog ergens te zien zal zijn.

Theater / Achtergrond
special: Het Zuidelijk Toneel - Romeo en Julia

Het mysterie beslopen

.

Deze week werd ook, passend in de aanloop naar Valentijnsdag, de Kaart van de Liefde gepresenteerd: de resultaten van een onderzoek onder Nederlandse jongvolwassenen naar lust, liefde en angst. Regisseur Lucas de Man initieerde dit onderzoek en gebruikt het in de enscenering van zijn Romeo en Julia

~

Ben je tevreden over je huidige seksleven? Geloof je in de ware liefde? Stort je wereld in als je partner je verlaat? Dit waren enkele van de vragen die ongeveer 4000 respondenten van 18 tot 35 jaar online beantwoordden. ‘Jonge Zeeuwen meest romantisch, jonge Groningers actiefst in bed’, meldt het persbericht. Ook het programma Spuiten en Slikken zal de uitkomsten van het onderzoek nog nader belichten.

Op kaartvandeliefde.nl kun je de resultaten vinden. De data, verzameld in samenwerking met BNN, Avans Hogeschool, Parship.nl en onderzoeksbureau Dynamic Concepts, worden vrij sec gepresenteerd in cirkel- en staafdiagrammen. Het is daarom soms even zoeken naar opvallende conclusies en verbanden: er reageerden bijvoorbeeld veel meer vrouwen dan mannen. Visueel geraffineerd gepresenteerde data kunnen mooie verhalen gaan vertellen, maar misschien is dat in dit stadium nog helemaal niet de bedoeling.

Een onuitputbare bron van inspiratie
Moeten we wachten op een talentvolle kunstenaar die een mooi verhaal vertelt, terwijl we ons ondertussen afvragen hoe de gemeente Deventer in hemelsnaam invloed kan uitoefenen op het verloop van Romeo en Julia? Nog even geduld, ik vermoed dat deze ‘kaart’ van antwoorden een waardig tegenspel krijgt dat vraagt, grijpt, opent, verwondert, verwart – zoals een echt mysterie betaamt.

De veelzijdige Lucas de Man is 32 jaar en heeft een goede naam, ook wat betreft de publieke betrokkenheid bij zijn projecten. Net als Shakespeare overigens, die ongeveer dezelfde leeftijd had toen hij Romeo en Julia schreef (hij was toen al wel jong getrouwd met een zwangere vrouw).
De tekst is rijk en vol dubbelzinnigheden en is een echte publiekslieveling. Hoe zal het verhaal deze keer worden verteld? Mogelijkheden te over: de Capulets en Montagues als New Yorkse straatbendes (West Side Story, 1957), het koor als journaalbericht (Romeo + Juliet, 1996), Romeo als pizzakoerier (Najib en Julia, 2001), Julia als Russische man (World Press Photo, 2015).

~

Tipjes van de sluier
Een paar dingen zijn al verklapt en ik ben al verleid. Er zal in elk geval in deze voorstelling, net als in de originele ensceneringen, live muziek zijn (bonkende beats? een band!). Hoewel het project mikt op een jonger theaterpubliek in de grote zaal, is de leeftijd van in elk geval Julia juist verhoogd: ze is inmiddels advocate – is carrièreplanning nog steeds niet tegen passie opgewassen? De ouders zijn verdwenen – zijn we nu zelf verantwoordelijk voor ons geluk? – en Romeo blijft romanticus – wat betekent dat eigenlijk? Zal de kwikzilveren Mercutio mijn hart weer stelen? Zal de min rondborstig redderen? En hoe, hoe kunnen toch licht en donker, tijdelijkheid en eeuwigheid, de dood en het leven samenkomen? Ik blijf nieuwsgierig, het werkt voor mij. Ik ga weer kijken tijdens de première op 12 maart in Tilburg. Wordt vervolgd.

Muziek / Album

Mix van blues, funk en jazz

recensie: John F. Klaver Band - The Edge

The Edge is het derde album van de John F. Klaver Band – een band die met zijn eigen mix van funk, jazz en niet te vergeten de blues een bijzondere plaats claimt in de bluesmuziek-scene van Nederland.

Met de vorige twee albums – Coming Back For More en Wheels In Motion – wist de John F. Klaver Band prijzen in de wacht te slepen, en daarnaast mocht de band met de Blues Challenge Award op zak afreizen naar de USA. Het wordt hoog tijd dat deze groep het succes daarvan mag oogsten.

Belofte ingelost


John F. Klaver bracht voor het echte debuutalbum, Coming Back For More, een EP uit met demo’s die er toe doen; Jetpepper wordt daardoor ten onrechte wel eens gezien als het debuut, maar deze was nooit in de winkel te koop. De band heette toen nog John-F. Klaver Trio, maar werd bij het debuut omgedoopt tot de huidige naam. Wat gebleven is, is het gepeperde gitaarspel van Klaver.

De belofte die werd tentoongesteld op de EP heeft de band meer dan ingelost. De John F. Klaver Band mag zich rekenen tot een vaste waarde in de Nederlandse bluesmuziek. Door de invloeden van funk en jazz zou de band ook buiten de strikte blues-kringen aansluiting moeten kunnen krijgen. Het is alleen helaas zo dat dit soort muziek zijn weg moet vinden via de mond-op-mondreclame, schrijvende pers en een gestage bewerking van de Nederlandse podia.

Bluesinterpretaties


Wat opvalt aan de blues-interpretaties van de John F. Klaver Band, is de prominente rol van het Hammond-orgel. Dit is absoluut een stijlelement dat de muziek van Klaver onderscheidt van anderen. In de elf composities van eigen hand en de twee covers laten Klaver en de zijnen opnieuw overtuigend horen dat de band een coherente en welverdiende stap voorwaarts maakt.

De hechtheid waarmee de band musiceert is groot. De stem en het gitaarspel van de centrale figuur Klaver zijn oorspronkelijk de handelsmerken van de band, maar de muziek van de John F. Klaver Band wordt met de toevoegingen van de anderen niet enkel meer gedragen door het kenmerkende geluid van Klaver. Het een kan zo langzamerhand niet meer zonder het ander om het groepsgeluid voort te stuwen.

Het bijna als hardrock openende titelnummer staat aan het slot van dit nieuwe album. Deze afsluiter, The Edge, dwingt op de valreep nog respect af voor de durf om ook even buiten de paden van de blues, funk en jazz te treden. Is dit een opmaat voor een volgende stap?

Live in Nederland:
28 februari Bacchus, Aalsmeer
16 mei Eatun Bluesfestival, Breda
5 juni Jazzpodium DJS, Dordrecht