Boeken / Fictie

De reisgidsroman: zware thema’s, licht behandeld

recensie: Renate Dorrestein - Weerwater

Wanneer de wereld vergaat, blijft alleen Almere bestaan. Een paar duizend vrouwen en enkele honderden mannen proberen een nieuw bestaan op te bouwen. Is Weerwater vintage Dorrestein of een mislukking?

In 2013 verscheen De blokkade, een ‘verslag van een zoektocht,’ waarin Renate Dorrestein haar writer’s block verkende. Hoewel haar blokkade ernstig was, en terugging tot gebeurtenissen lang geleden, bleef haar productie onverminderd hoog: sinds 2010 publiceerde ze onder andere De leesclub, De stiefmoeder en nu haar nieuwe ‘Almere-roman’ Weerwater. Van de achterflap blijkt al dat dit Dorresteins experiment met dystopische sciencefiction is: ‘De wereld vergaat. Alleen Almere blijft bestaan.’ Wat volgt is een bij vlagen humoristische, soms spannende, maar over het algemeen tegenvallende roman.

Vintage Dorrestein

In de roman gaat een fictieve Renate Dorrestein als writer-in-residence naar Almere, de stad waar de schrijfster ook een jaar heeft vertoefd. Zelf is ze – in het licht van een twee jaar durende schrijfblokkade – enthousiast over het reizen naar een plek zonder geschiedenis of tradities, maar haar ‘eigenhandig in elkaar geknutselde’ patchwork familie (met haar dochters heeft ze geen bloedband) ziet minder in het plan. Wat valt er te doen in Almere? Nou, heel veel, probeert ze wanhopig: er is een ‘authentiek, vervallen kasteel’ en in een Almeerse roman ‘zou je letterlijk álles kunnen laten gebeuren.’ Een mooie kans voor een schrijver dus om naar Almere te gaan, en al helemaal als die schrijver Renate Dorrestein heet.

Op de eerste pagina’s van haar roman zet Dorrestein twee vintage thema’s in: de familie en gotieke locaties. Vooral haar romans uit de jaren tachtig en negentig laten de gebreken van het klassieke familie-ideaal zien, waarbij vooral de moeders niet kunnen voldoen aan en bezwijken onder maatschappelijke en sociale verwachtingen. In Weerwater treedt een keur aan personages op uit gebroken families en gezinnen, die samen moeten overleven. Nadat een mysterieus voorval de hele wereld behalve Almere heeft vernietigd worden er ‘Naaste Families’ opgericht, waar mensen redelijk willekeurig bij elkaar gegroepeerd worden. Patchwork families – net als Dorresteins eigen omgeving van voor de ramp.

Bijtende humor?

Met een schijnbaar sardonisch genoegen beschrijft het personage Dorrestein, die na de ramp van writer-in-residence tot officiële stadschrijver benoemd wordt, hoe Almere langzaam uit elkaar valt. Alle winkels en huizen zijn geplunderd, overal staat onkruid en de brandnetels staan metershoog in de tuinen. Zijzelf woont in een glazen kubus genaamd De Fantasie, waarin alleen de keuken ommuurd en niet van buiten zichtbaar is. Het is een wat opzichtige symboliek, maar gelukkig legt de auteur Dorrestein er niet al te veel nadruk op.

Humor is altijd een element geweest in Dorresteins romans. Ook Weerwater wordt gekenmerkt door een soms bijtend sarcastische vertelstem. ‘Net zoals je soms struikelde over een losse stoeptegel, kon het gebeuren dat je je verhing of vergaste,’ is heerlijk morbide humor die ervoor zorgt dat Weerwater niet te zwaar wordt. Of het door het nieuwe stadsbestuur gemunte eufemisme ‘probleemgestuurd onderwijs,’ in feite kinderarbeid, een nogal dodelijke praktijk waardoor de noodzaak om te ‘fokken’ en zo de gemeenschap voort te zetten steeds groter wordt.

Reisgids

In Weerwater geeft Dorrestein een goed overzicht van wat er in Almere zoal te vinden is. De Esplanade neemt een centrale rol in, net als het meer Weerwater, en het vervallen kasteel van waaruit roofzuchtige criminelen opereren. De roman fungeert hier als reisgids, die de niet-Almeerse lezer een beter inzicht in de stad geeft. De verteller-Dorrestein wordt heen en weer geworpen tussen idylle en realiteit, tussen ‘verderop de zee kunnen horen ruisen’ en ‘dat bleek het verkeer op de A6 te zijn.’ Maar misschien is dat nog een zegen in een roman waar uiteindelijk alles geroofd en kapot gemaakt wordt – een roman, ook, waar van de gemeenteraad alleen drie PVV-ers overblijven.

Een mislukking

Het is riskant sci-fi elementen ‘ongeloofwaardig’ te noemen – alle sciencefiction vereist immers een zekere meegaandheid van de lezer. Maar laat ik toch een poging ondernemen. Wanneer de mistmuur Almere omsloten heeft, wordt al snel duidelijk dat ze in de stad op zichzelf aangewezen zijn. Daarmee is ook gelijk alle hoop verloren: alle mensen die op dat moment niet in Almere waren, zijn doodverklaard en daarmee gaat het leven door. Waarom deze stap zo makkelijk gezet wordt, blijft onduidelijk en ook onlogisch – wat is er over van dat gezegde dat Dorrestein de titels van twee eerdere romans opleverde: zo lang er leven is, is er hoop?

Weerwater zit vol met hints naar verwante films, series en boeken als Under the Dome en de Hunger Games-boeken. Het is jammer dat Dorrestein daar niet echt iets aan toevoegt, geen nieuw thema aansnijdt. Een interessant C-plotje bestrijkt de maniakale focus van de vele vrouwen op het zwanger worden, waardoor de mannen tot mechanische voortplantingsmachines worden gemaakt – maar ook dat wordt uiteindelijk niet echt gethematiseerd. Het passeert en gaat.

Dorresteins taalgebruik is vlot, levendig en eigentijds, maar staat ook bol van de gemeenplaatsen en clichés. Het vertelplezier gaat hier boven de zorgvuldige stijl. Weerwater bewijst, zoals al haar romans doen, dat Dorrestein goed een onderhoudend verhaal kan vertellen; maar dat, hoe zwaar het thema ook mag zijn, ze het altijd licht zal houden.

Boeken / Non-fictie

Geloof zonder angel

recensie: André Léonard en Etienne Vermeersch - De ketter en de kerkvorst

Wat gebeurt er als je een katholieke bisschop en een van zijn geloof gevallen filosoof met elkaar laat converseren? Dan krijg je De ketter en de kerkvorst, een boeiend en prikkelend discussiestuk dat verder had kunnen gaan.

Ze zullen in Nederland niet zo bekend zijn, aartsbisschop van Mechelen-Brussel André Léonard (1940) en de Gentse moraalfilosoof Etienne Vermeersch (1934). Bij onze zuiderburen komen ze allebei zo nu en dan in opspraak wegens al dan niet verkeerd geïnterpreteerde opmerkingen. In De ketter en de kerkvorst worden ze geïntroduceerd als generatiegenoten, ‘geschoolde filosofen die een leven lang hebben nagedacht over de grote vragen’. De een is priester en theoloog, de ander atheïst en hoogleraar. Onder leiding van Knack-journalist Joël De Ceulaer gaan ze in gesprek.

Niet laten uitspelen
Het boekje, de weerslag van drie dagen spreken en de gelijknamige Canvas-documentaire die eind vorig jaar is uitgezonden, is verdeeld in tien hoofdstukken. Elk hoofdstuk heeft een bepaald thema of onderwerp, waarbij telkens aan een spraakmakend of pijnlijk dossier wordt gerefereerd: de hel, slavernij, homoseksualiteit, oorlog, de islam, anticonceptie, atheïsme en seks. Dat heeft iets uitlokkends, alsof De Ceulaer zichzelf de taak had gesteld eens flink te provoceren en de twee heren tegen elkaar uit te spelen. Een aantal maal merkt hij dan ook dat ze een flink meningsverschil hebben.

Léonard en Vermeersch laten zich echter niet tegen elkaar uitspelen. Op de eerste pagina van het gesprek merkt de filosoof op: ‘Ik zou duidelijk willen stellen dat het feit dat mensen het met elkaar oneens zijn niet wil zeggen dat zij elkaar niet respecteren’, een respect dat hij later ‘fundamenteel’ noemt. Verandering van denkbeelden acht hij klein:

Als je jarenlang met een onderwerp bezig bent en alle mogelijke argumenten hebt gehoord en bestudeerd, dan wordt de kans kleiner en kleiner dat je over een aantal fundamentele zaken van mening verandert.

In zekere zin is daarmee de potentiële bom onder het gesprek ontmanteld, de angel verwijderd.

Geleerde heren
Wat volgt is een gesprek tussen twee geleerde heren, een gesprek inderdaad op de inhoud. Zo nu en dan maken ze een klein, licht venijnig grapje naar de ander, maar met modder wordt niet gegooid. De waarde van De ketter en de kerkvorst ligt in de uitwisseling van ideeën, in de reacties van de heren op de ander en diens denkbeelden. Soms wordt daarbij een gemeenschappelijke mening of zorg gevonden, maar vaker niet – wat te verwachten viel.

Met wie je het als lezer eens bent, wie je sterker uit de debatten vindt komen, zal grotendeels afhangen van de positie waarmee je dit boek inging. De geloofsscepticus zal de woorden van de bisschop over het kindermisbruik in de kerk niet sterk vinden, de gelovige zal van mening zijn dat de hoogleraar het ook niet altijd bij het juiste eind heeft. Opvallend in de discussies zijn de verschillende posities die de heren innemen ten opzichte van de Bijbel: Vermeersch verwijst meerdere keren naar wat er letterlijk staat om bepaalde praktijken te veroordelen, terwijl Léonard een vrijere, in zijn eigen woorden ‘filosofischere’ aanpak hanteert.

Herhaling en afremming
Er zijn twee redenen waarom De ketter en de kerkvorst niet helemaal is wat het had kunnen zijn. De aandacht voor de ‘grote thema’s’ vertaalt zich niet in grote, nieuwe invalshoeken of inzichten. De gesprekken hierover zijn dan ook vooral een herhaling van zetten: de bisschop wordt als vanzelf in de verdediging gedrukt met de argumenten waarmee bisschoppen, priesters en andere gelovigen al jaren worden bestookt, en praat zich er met hetzelfde soort teksten weer uit. Nu zijn Léonard en Vermeersch welbespraakte mannen, maar hun mooie zinnen zijn niet meer dan oude wijn in nieuwe kruiken.

Het tweede aandachtspunt is de rol die De Ceulaer als gespreksleider speelt. De ketter en de kerkvorst is interessant vanwege de krachtmeting tussen de twee titelfiguren, maar de leesbaarheid van het boek vereist een leidende en sturende figuur. Deze staat echter altijd tussen de sprekers en de lezer in. Soms remt of vlakt hij de discussie af, af en toe stelt hij te veel vragen, waardoor het gesprek niet echt op gang komt, op andere momenten juist te weinig. Hierdoor krijgt De ketter en de kerkvorst niet de diepgang en het bereik dat het had kunnen hebben.

De basis van een evenwichtige maatschappij
Ondanks deze bezwaren is De ketter en de kerkvorst wel interessant voor iedereen die geïnteresseerd is in religie en de rol van het geloof in de samenleving. André Léonard en Etienne Vermeersch zijn dan zeker ook boeiende en prikkelende figuren. Wat te denken, bijvoorbeeld, van dit pleidooi van Vermeersch voor monogamie:

Je hoeft niet erg verstandig te zijn om de problemen te kunnen voorzien: als elke rijke man vier vrouwen heeft, blijven er heel veel mannen achter die nooit aan een vrouw zullen raken. Dit leidt tot een grote ongelijkheid. Monogamie is de basis van een evenwichtige maatschappij.

Film / Achtergrond
special: IFFR 2015

Traditionele rollen belangrijkst

.

De vernieuwingen waar het International Film Festival Rotterdam zo trots op is, kunnen de inhoudelijke zwaktes van het festival niet te verhullen. Toch blijft het IFFR een belangrijke rol vervullen.

Is dit het begin van het einde? Het eerste persbericht dat het IFFR vorig jaar rondstuurde, pochte over een nieuw programma met maar liefst dertig voorpremières—te vertonen titels die later dit jaar in de bioscopen gaan draaien. Een journaliste presteerde het op het festival om bij een introductie te beweren dat dit programma op de een of andere manier ‘belangrijk’ is. Films die al commercieel vatbaar verklaard zijn, is dat niet juist waar we filmfestivals niet voor nodig hebben? Het nog altijd gigantische aanbod aan overige titels duidt erop dat we voorlopig niet hoeven te vrezen dat het IFFR wordt gereduceerd tot een voorportaal van de filmhuizen, maar verontrustend was het wel.

Extraatjes

Scène uit <em>La La La At Rock Bottom</em>

Scène uit La La La At Rock Bottom

Over de kwaliteit van de programmering werd in de pers iets minder pessimistisch gedaan dan vorig jaar, al is er nog steeds niemand die gelooft dat het IFFR werkelijk ‘de beste films die het afgelopen jaar zijn gemaakt’ laat zien, zoals afzwaaiend directeur Rutger Wolfsson in de catalogus beweert. Het lage of middelmatige niveau van sommige films werd verdoezeld door extraatjes, die de allure van het festival schijnbaar verhoogden, maar de roep om meer inhoudelijke kwaliteit niet kunnen stillen. Zo werd de Japanse popster Subaru Shibutani ingevlogen om de wereldpremière van La La La At Rock Bottom luister bij te zetten. Dat was leuk, maar nam niet weg dat Shibutani’s acteerwerk eendimensionaal was en dat de regisseur, Nobuhiro Yamashita, veel betere films heeft gemaakt. Het deed denken aan een paar jaar geleden, toen Takashi Miike en Hideo Nakata langskwamen om films te introduceren die geen ziel zou durven beschrijven als geslaagd, laat staan als de beste van het jaar.

Het IFFR was ook trots op nieuwe toevoegingen als vraaggesprekken met regisseurs via Twitter, en simultaanvertoningen van premières in andere steden, maar de meerwaarde van zulke noviteiten is evident nogal beperkt. Ironisch genoeg bestaat anno 2015 de waarde van het IFFR veel meer uit traditionele rollen die het vervult. Ten eerste: het vertonen van films die elders weinig of geen kansen hebben. Het feit dat in het tijdperk van de digitalisering nog steeds het merendeel van de geprogrammeerde films op geen enkele manier meer te zien is als het festival is afgelopen, bewijst dat wel. Wie denkt dat tegenwoordig alles wat wordt gemaakt, uiteindelijk kan worden gestreamd of gekocht op dvd of BluRay, moet maar eens proberen een paar willekeurige titels van de afgelopen vijf jaar te vinden. Het IFFR is gelukkig begonnen de mogelijkheden van onlinedistributie te verkennen, maar vooralsnog zijn de resultaten erbarmelijk.

Scène uit <em>Flowers Of Taipei</em>

Scène uit Flowers Of Taipei

Ten tweede het vertonen, onder de aandacht brengen en in context plaatsen van belangrijke titels uit de internationale filmgeschiedenis. Het programma Made in Taiwan bijvoorbeeld bewees dat het niet alleen Edward Yang en Hsiao-hsien Hou waren, hoe briljant hun films ook zijn, die in het midden van de jaren tachtig hun uiterste best deden om Taiwan op de wereldkaart te zetten als een volwassen filmcultuur. Het feit dat bijna geen van de Taiwanese films beschikbaar is om thuis te kijken, betekent dat het IFFR onmisbaar is voor wie wat wil opsteken van de minder voor de hand liggende delen van de filmgeschiedenis. Dat de aanleiding voor het programma, de documentaire Flowers of Taipei, teleurstellend oppervlakkig was, deed daar nauwelijks aan af.

Verfrissend

Een van de retrospectieven, die doorgaans worden gewijd aan obscure regisseurs met een eigen signatuur, bleek verfrissend. Van de Koreaanse regisseur/scenarist Jin Jang draaide een reeks vlotte, pretentieloze mainstreamfilms. Het was fijn om te zien dat zijn eerste scenario, dat voor A Hot Roof (1995, destijds een van de eerste moderne Koreaanse films die in Nederland werden vertoond), uit net zo’n geslaagde combinatie van clichés en subversieve elementen bestaat als een van zijn laatste, Man In High Heels (2013, over een keiharde politieman die stiekem spaart voor een geslachtsoperatie). Niemand zal in Jang een verborgen meesterregisseur zien, maar zijn naam lijkt garant te staan voor bovengemiddeld intelligent vermaak.

Scène uit <em>The Lesson</em>

Scène uit The Lesson

Het IFFR heeft te veel themaprogramma’s, waardoor ze noodzakelijkerwijs niet allemaal even geïnspireerd zijn. Enkele bleken ronduit overbodig, zoals een reeks films die te maken hadden met feminisme: in de hoofdprogramma’s en zelfs in andere themasecties waren er films te zien met een veel sterkere feministische lading dan die in het programma zelf. Het Bulgaarse drama The Lesson bijvoorbeeld, dat een uitstekende balans vindt tussen maatschappijkritiek en persoonlijk drama zonder te vervallen in pamflettisme. De film gaat over een lerares die door toedoen van haar lamlendige man in de schulden raakt en in steeds schrijnendere situaties terechtkomt. In een cruciale scène weigert ze in een pietluttig conflict om haar excuses aan te bieden. Die keuze is irrationeel, want haar waardigheid staat niet op het spel en ze vergooit haar laatste kans op hulp. Het is een puur impulsieve handeling, maar wel een waarvan ze de desastreuze gevolgen met opgeheven hoofd accepteert. Een sterkere en geloofwaardigere ‘feministische’ scène ben ik in het themaprogramma niet tegengekomen. Maar hopen dat de film ooit nog ergens te zien zal zijn.

Theater / Achtergrond
special: Het Zuidelijk Toneel - Romeo en Julia

Het mysterie beslopen

.

Deze week werd ook, passend in de aanloop naar Valentijnsdag, de Kaart van de Liefde gepresenteerd: de resultaten van een onderzoek onder Nederlandse jongvolwassenen naar lust, liefde en angst. Regisseur Lucas de Man initieerde dit onderzoek en gebruikt het in de enscenering van zijn Romeo en Julia

~

Ben je tevreden over je huidige seksleven? Geloof je in de ware liefde? Stort je wereld in als je partner je verlaat? Dit waren enkele van de vragen die ongeveer 4000 respondenten van 18 tot 35 jaar online beantwoordden. ‘Jonge Zeeuwen meest romantisch, jonge Groningers actiefst in bed’, meldt het persbericht. Ook het programma Spuiten en Slikken zal de uitkomsten van het onderzoek nog nader belichten.

Op kaartvandeliefde.nl kun je de resultaten vinden. De data, verzameld in samenwerking met BNN, Avans Hogeschool, Parship.nl en onderzoeksbureau Dynamic Concepts, worden vrij sec gepresenteerd in cirkel- en staafdiagrammen. Het is daarom soms even zoeken naar opvallende conclusies en verbanden: er reageerden bijvoorbeeld veel meer vrouwen dan mannen. Visueel geraffineerd gepresenteerde data kunnen mooie verhalen gaan vertellen, maar misschien is dat in dit stadium nog helemaal niet de bedoeling.

Een onuitputbare bron van inspiratie
Moeten we wachten op een talentvolle kunstenaar die een mooi verhaal vertelt, terwijl we ons ondertussen afvragen hoe de gemeente Deventer in hemelsnaam invloed kan uitoefenen op het verloop van Romeo en Julia? Nog even geduld, ik vermoed dat deze ‘kaart’ van antwoorden een waardig tegenspel krijgt dat vraagt, grijpt, opent, verwondert, verwart – zoals een echt mysterie betaamt.

De veelzijdige Lucas de Man is 32 jaar en heeft een goede naam, ook wat betreft de publieke betrokkenheid bij zijn projecten. Net als Shakespeare overigens, die ongeveer dezelfde leeftijd had toen hij Romeo en Julia schreef (hij was toen al wel jong getrouwd met een zwangere vrouw).
De tekst is rijk en vol dubbelzinnigheden en is een echte publiekslieveling. Hoe zal het verhaal deze keer worden verteld? Mogelijkheden te over: de Capulets en Montagues als New Yorkse straatbendes (West Side Story, 1957), het koor als journaalbericht (Romeo + Juliet, 1996), Romeo als pizzakoerier (Najib en Julia, 2001), Julia als Russische man (World Press Photo, 2015).

~

Tipjes van de sluier
Een paar dingen zijn al verklapt en ik ben al verleid. Er zal in elk geval in deze voorstelling, net als in de originele ensceneringen, live muziek zijn (bonkende beats? een band!). Hoewel het project mikt op een jonger theaterpubliek in de grote zaal, is de leeftijd van in elk geval Julia juist verhoogd: ze is inmiddels advocate – is carrièreplanning nog steeds niet tegen passie opgewassen? De ouders zijn verdwenen – zijn we nu zelf verantwoordelijk voor ons geluk? – en Romeo blijft romanticus – wat betekent dat eigenlijk? Zal de kwikzilveren Mercutio mijn hart weer stelen? Zal de min rondborstig redderen? En hoe, hoe kunnen toch licht en donker, tijdelijkheid en eeuwigheid, de dood en het leven samenkomen? Ik blijf nieuwsgierig, het werkt voor mij. Ik ga weer kijken tijdens de première op 12 maart in Tilburg. Wordt vervolgd.

Muziek / Album

Mix van blues, funk en jazz

recensie: John F. Klaver Band - The Edge

The Edge is het derde album van de John F. Klaver Band – een band die met zijn eigen mix van funk, jazz en niet te vergeten de blues een bijzondere plaats claimt in de bluesmuziek-scene van Nederland.

Met de vorige twee albums – Coming Back For More en Wheels In Motion – wist de John F. Klaver Band prijzen in de wacht te slepen, en daarnaast mocht de band met de Blues Challenge Award op zak afreizen naar de USA. Het wordt hoog tijd dat deze groep het succes daarvan mag oogsten.

Belofte ingelost


John F. Klaver bracht voor het echte debuutalbum, Coming Back For More, een EP uit met demo’s die er toe doen; Jetpepper wordt daardoor ten onrechte wel eens gezien als het debuut, maar deze was nooit in de winkel te koop. De band heette toen nog John-F. Klaver Trio, maar werd bij het debuut omgedoopt tot de huidige naam. Wat gebleven is, is het gepeperde gitaarspel van Klaver.

De belofte die werd tentoongesteld op de EP heeft de band meer dan ingelost. De John F. Klaver Band mag zich rekenen tot een vaste waarde in de Nederlandse bluesmuziek. Door de invloeden van funk en jazz zou de band ook buiten de strikte blues-kringen aansluiting moeten kunnen krijgen. Het is alleen helaas zo dat dit soort muziek zijn weg moet vinden via de mond-op-mondreclame, schrijvende pers en een gestage bewerking van de Nederlandse podia.

Bluesinterpretaties


Wat opvalt aan de blues-interpretaties van de John F. Klaver Band, is de prominente rol van het Hammond-orgel. Dit is absoluut een stijlelement dat de muziek van Klaver onderscheidt van anderen. In de elf composities van eigen hand en de twee covers laten Klaver en de zijnen opnieuw overtuigend horen dat de band een coherente en welverdiende stap voorwaarts maakt.

De hechtheid waarmee de band musiceert is groot. De stem en het gitaarspel van de centrale figuur Klaver zijn oorspronkelijk de handelsmerken van de band, maar de muziek van de John F. Klaver Band wordt met de toevoegingen van de anderen niet enkel meer gedragen door het kenmerkende geluid van Klaver. Het een kan zo langzamerhand niet meer zonder het ander om het groepsgeluid voort te stuwen.

Het bijna als hardrock openende titelnummer staat aan het slot van dit nieuwe album. Deze afsluiter, The Edge, dwingt op de valreep nog respect af voor de durf om ook even buiten de paden van de blues, funk en jazz te treden. Is dit een opmaat voor een volgende stap?

Live in Nederland:
28 februari Bacchus, Aalsmeer
16 mei Eatun Bluesfestival, Breda
5 juni Jazzpodium DJS, Dordrecht

Film / Films

Bizarre misdaad op het Franse platteland

recensie: P'tit Quinquin

Een ‘zunne grote vuurbal’ ontbreekt weliswaar, maar de serie wordt bevolkt door een grote selectie niet al te snuggere types die zich bezighouden met allerlei rottigheid. Een nogal merkwaardig speurderskoppel mag een aantal mysterieuze moorden oplossen.

P’tit Quinquin speelt zich af op het dunbevolkte Noord-Franse platteland en draait om een reeks bizarre misdaden. In een bunker wordt een dode koe gevonden. In de maag van het beest worden menselijke resten aangetroffen. Al snel duikt op een strand een koe met een tweede lijk op.

Topseries

~

Aan het onhandige rechercheduo Roger van der Weyden (Bernard Pruvost) en zijn assistent Carpentier (Philippe Jore) de taak om de dader te zoeken. Het helpt niet mee dat Van der Weyden een stotterende Korsakov-patiënt is. Carpentier heeft steeds de grootste moeite om de politieauto onder controle te houden.

Twee kinderen, de twaalfjarige Quinquin (Alane Delhaye) en zijn vriendinnetje Eve (Lucy Caron), zijn getuige van de misdaden en onderzoekingen. P’tit Quinquin toont zich op deze manier verwant aan andere topseries als True Detective en de Deense ziekenhuishorror van Lars von Trier The Kingdom. Ook daar zagen we alle gebeurtenissen door de ogen van twee onschuldige (verstandelijk gehandicapte) kinderen.

Slappe lach

P’tit Quinquin bestaat uit vier delen, maar is ook goed te bekijken als lange speelfilm. De miniserie is gemaakt door Bruno Dumont. De Fransman maakte eerder zwartgallige, nihilistische films als La vie de Jésus, L’humanité en Flandres. De man staat niet bepaald bekend als lachebekje, maar laat met P’tit Quinquin zien dat hij wel degelijk over een gevoel voor humor beschikt.

En wat voor een humor. Met grappen over vrouwen, buitenlanders, gehandicapten en de politie spaart Dumont niemand. Hoogtepunt in aflevering één is de lang opgerekte begravenisscène, waarbij de pastoor de slappe lach krijgt en het speurderskoppel de aanwezigen observeert op zoek naar de dader. Dat ze daarbij de man met de bivakmuts over het hoofd zien, is een niet onbelangrijk detail.

Gezichtsmisvorming

P’tit Quinquin vervalt soms in pure slapstick. Toch is de nihilistische ondertoon nog steeds aanwezig. Gaandeweg wordt de serie serieuzer naarmate we dichter bij Het Kwaad komen. Religie speelt niet voor niets een belangrijke rol in deze serie.

Dumont gaat in zijn schets van een achtergesteld plattelandsgebied genadeloos te werk. Iedereen die in Noord-Frankrijk een gezichtsmisvorming of een verstandelijke beperking heeft, lijkt een rol te hebben gekregen. De meeste personages worden gespeeld door amateurs. Hoewel de VVV niet blij zal zijn met het geschetste beeld van de streek, laat Dumont de bewoners wel in hun waarde. In P’tit Quinquin deugt niemand. Behalve de kinderen dan.

Boeken / Fictie

Nieuwe interpretatie van het wilde westen

recensie: Donald Ray Pollock - Knockemstiff / Al die tijd de duivel

The American Dream bestaat nog steeds, zo bewijst Donald Ray Pollock. Na dertig jaar werken in een papiermolen en vleesverwerkingsfabriek gooide hij het over een andere boeg en werd een gelauwerd auteur. En schrijven, dat kan hij, hoewel een overmaat aan rudimentaire ranzigheid zijn boeken tot pittig leesvoer maakt.

Welkom in Knockemstiff
‘Toen ik zeven was, leerde mijn vader me op een augustusavond in de Torch Drive-in hoe je een man aan gort moet slaan’, luidt de allereerste zin van Pollocks verhalenbundel Knockemstiff. Welkom in Knockemstiff: een daadwerkelijk bestaand dorpje in Ohio, USA, waar de bevolking hopelijk iets minder ranzig is dan Pollocks boeken je willen doen geloven. Geweld, misdaad en seks met alles en iedereen – dik of dun, mooi of lelijk, maar vaker lelijk, dood of levend – zijn er aan de orde van de dag. Het leven van de mensen is er uitermate uitzichtloos en al snel wordt duidelijk dat zelfs mensen met enig perspectief, omdat bijvoorbeeld hun overleden oma een paar duizend dollar voor ze blijkt te hebben gespaard, nooit verder zullen komen omdat de incestueuze genen van Knockemstiff nu eenmaal een hoog gehalte aan stupiditeit en lamlendigheid bevatten.

Voorstudie
Knockemstiff lijkt met zijn achttien korte verhalen een soort voorstudie voor Pollocks eerste roman: Al die tijd de duivel. Het duurt even voordat duidelijk is dat ieder verhaal een ander personage beschrijft; wellicht omdat hun ellendige levens zoveel overeenkomsten vertonen dat ze geen duidelijke eigen identiteit hebben. Dat is meteen een van de grootste problemen van beide boeken, die eerder bevolkt lijken te worden door zombies dan door mensen. Dagelijkse bezigheden in het dorp betreffen zaken als:

‘Ik daalde de Mitchell Flats af met drie pijlpunten in mijn zak en een dode koperkop als een ouwewijvensjaal om mijn nek geslagen, toen ik in het Dynamietgat een knul met de naam Truman Mackey betrapte die zijn eigen kleine zusje een beurt gaf.’ 

Of:

‘Ik werd wakker in de overtuiging dat ik weer in bed gezeken had, maar het was maar de natte plek waar Sandy en ik de voorafgaande avond geneukt hadden.’ 

Misschien reflecteert het tweeluik Pollocks eigen mening over Knockemstiff. De auteur groeide er op en omschrijft het als ‘een claustrofobische plek’. In tegenstelling tot de karakters in zijn twee boeken weet hij zelf wél te ontsnappen en verhuist naar Chillicothe, twintig kilometer verderop. Daar werkte hij meer dan dertig jaar lang in een vleesverwerkingsfabriek en een papiermolen alvorens hij besluit te gaan studeren en publiceren: The American Dream. Critici zijn laaiend enthousiast en met zijn vlotte, zenuwslopende schrijfstijl haalt Pollock The New Yorker over om het ene na het andere verhaal te publiceren. Eén verhaal tegelijkertijd is wellicht de beste dosering voor Pollocks proza. Hoop doet leven en in Knockemstiff is er nooit hoop.

Van los zand naar klei
Tussen de twee boeken door evolueert Pollock waarneembaar in zijn schrijverschap. Waar Knockemstiff, ondanks de onderlinge connecties tussen de personages, voornamelijk bijeen wordt gehouden door de kaft om het boek, focust Al die tijd de duivel zich op minder verhaallijnen. Door deze focus is de samenhang van het boek beter. Al die tijd de duivel zit tussen een verhalenbundel en een roman in, waarbij de oorsprong in korte verhalen nog duidelijk herkenbaar is, maar deze soepel in elkaar overlopen.

Wie zich niet, en waarschijnlijk nooit, ontwikkelen zijn de inwoners van Knockemstiff zelf. Dit keer met juweeltjes als een vader die zijn zoon meesleept om bloedoffers te brengen en dagenlang te bidden voor zijn aan kanker stervende vrouw. En een vetlap die erop geilt foto’s te nemen wanneer hij zijn kettingrokende vrouw aan het hoereren zet alvorens haar sekspartners om zeep te helpen. Je moet ervan houden.


Muziek / Album

Tijdloos document

recensie: Yasmin Levy - Tango

Yasmin Levy speelt samen met The Israel Netanya Kibbutz Orchestra in het Arts Centre van Tel Aviv een bijzondere set aan Tango’s. De tien composities op Tango zijn Levy op het lijf geschreven.

Wie al eerder kennis heeft gemaakt met het talent van Yasmin Levy zal zondermeer weten dat de Tango als muziekstijl haar past. Wie Levy nooit eerder hoorde zal het na het beluisteren van dit album – een live-registratie van een concert dat ze gaf op de 3e juni van het jaar 2013 – volmondig eens zijn met de kenner. Soms duurt het even voordat fraaie opnames de muziekliefhebber bereiken, maar net als de dans is het album Tango een tijdloos document.

Essentie van de Tango


Het als project gestarte album Tango is voor Levy niet uit de lucht komen vallen. Ze is geboren in een gezin van zangers, waar de Tango als muzieksoort altijd onderdeel is  geweest van het beleven van muziek. Toch dook Levy voor dit album nog wat dieper in de muzieksoort.

Hoewel de zanger Carlos Gardel voor Levy een dominante rol speelde bij het aanwakkeren van haar liefde voor deze muziek, kwam ze op haar zoektocht uit bij Roberto “Polaco” Goyeneche, die haar de essentie van de Tango leerde te waarderen. De emoties, pijn en passie voor het leven zelf en de daarmee onlosmakelijk verbonden dood zijn in zijn muziek – en vooral in zijn manier van zingen – direct verbonden met het hart. Deze lessen verwerkte Levy in haar eigen vertolkingen van een tiental Tango’s, die terug te vinden zijn op deze fraaie registratie op cd en dvd.

In de inleiding van het album schrijft Levy zelf dat de Tango nu onderdeel is geworden van haar muzikale wereld, haar hart en ziel. Ze zal in de toekomst nog dieper graven in de betekenis van deze muzieksoort.

Uitstapje


Yasmin Levy neemt de luisteraar aan de hand mee op een emotionele reis door het landschap van Tango’s. Daarbij kan ze natuurlijk niet om een grootheid als Astor Piazzolla heen – een componist die bijna iedereen in de hersenpan heeft bij het horen van de term Tango. Levy vertolkt zijn ‘Vuelvo al sur’. Maar ze laat het bij één Piazzolla-compositie en duikt verder in het werk van Carlos Gardel, Luciano Leocata, Garardo Mato Rodriguez, Donato Racciatti, Juan Carlos Cobián, Alfredo Zitarrosa, Juan Pomati en Anibal Troillo. Alleen Gardel is leverancier van twee van de tien innemende vertolkingen door Levy op het album Tango.

Het album is een uitstapje voor de zangeres die zich bedient van een bijzondere stijl op haar vijf overige albums: deze stijl van liedjes in Jiddisch Spaans draagt de naam Ladino en is terug te voeren naar het jaar 1492. Haar vorige album Libertad uit 2012 was het laatste wapenfeit in deze Ladino-stijl.

Met Tango maakt Levy een zijstapje in haar carrière, dat – zoals ze zelf schrijft – haar heeft verrijkt. Voor de liefhebbers van haar muziek maakt dit album duidelijk dat ze ook deze stijl meer dan machtig is.

Theater / Voorstelling

‘Als het geraamte niet goed is, wordt het nooit een mens van vlees en bloed.’

recensie: Opium voor het volk - De Vriend N.V.

‘Een slimme komedie over familie en fraude’, zo zegt de ondertitel. Dat klopt. Het is wat het is. Niet meer en niet minder. De Vriend N.V. is een te eenvoudig verhaal waarbij het ontbreekt aan vlees op de botten.

Het is de vooravond van de 65ste verjaardag van zakenvrouw Eva de Vriend (Leny Breederveld) wanneer zij besluit haar vijf volwassen kinderen bij zich te roepen. Nee, ze heeft geen ziekte onder de leden, maar wil wel een bekentenis doen. Na de dood van haar man heeft zij jarenlang gesjoemeld met de pensioenpremies van haar werknemers. Resultaat? Zeven miljoen euro rijker en vijf maatschappelijk geslaagde kinderen, die dankzij de investering van hun moeder alle mogelijkheden hebben gekregen om zich succesvol te ontwikkelen. Nu is het tijd voor Eva de Vriend om zich aan te geven. Morgen is het zover.

~

Moraal
Dat gooit roet in het eten. Oudste broer Jan staat op het punt om politiek door te breken na een eerste politiek succesje met het aanpakken van fraude in de bijstand, zus Saar is iets belangrijks in de bouwwereld, Willemijn is een bevlogen arts, Evelien heeft het goed voor elkaar met huis, man en twee kinderen en jongste broer Reinoudt is kunstenaar. Na de eerste schok en verplichte teksten als ‘het is gewoon niet fatsoenlijk, je fraudeert met pensioenen’ en ‘hoe kon je zo ongelofelijk stom zijn’, blijken de broers en zussen er zelf ook geen hoge moraal op na te houden. Saar heeft zich bijvoorbeeld niet zo netjes aan de bouwvoorschriften gehouden en het verkopen van een duur huis of het beëindigen van een politieke carrière is geen prettig vooruitzicht. Dochter Willemijn geeft nog het langst tegengas, maar nadat zij begrijpt dat haar opleidingsplaats in het ziekenhuis door moeder is gekocht, gaat uiteindelijk ook zij overstag en stemt in met een gezamenlijk ontsnappingsplan.

Literair werk
Schrijver Willen de Vlam richtte samen met Tom Helmer Opium voor het Volk op, met als doel het opvoeren van actuele theaterteksten over keuzes en dilemma’s van de nieuwe generatie. Hier is de vraag: wat als we het normaal gaan vinden dat mensen geld verdienen over de rug van anderen? Uitgangspunt van De Vlam is om de toneeltekst als op zichzelf staand literair werk te beschouwen. Geëngageerd theater met een sterke opbouw en een originele invalshoek. Prima en lovenswaardig, maar waarom is het op deze manier uitgewerkt? Wat vertelt dit dunne verhaaltje ons: zijn we allemaal doortrapt en omkoopbaar? Is familie nog een heilig huisje? Alsjeblieft, scherp onze geest, laat ons dwalen en verras ons!

De Vlam vindt vier bankiers in een net pak op een bankje te voor de hand liggend om een thema als de bankfraude weer te geven. Soit. Nu is de setting van een grande dame met vijf kinderen wellicht origineler dan het letterlijk verbeelden van de bankierswereld, maar als de personages zo voorspelbaar en clichématig zijn uitgewerkt, blijft er weinig origineels over. De dialogen zijn vlak en vaak geestig bedoeld. Als je als schrijver je personages niet bloedserieus neemt, kan het publiek dat ook niet. Zo is de pijn van de kinderen nauwelijks voelbaar als zij na het schokkende nieuws na drie zinnen alweer overgaan op hun eigen magere drijfveren.

Kluchtig en amateuristisch
Dat heeft als gevolg dat deze komedie niet schuurt en wringt, maar kluchtig en soms zelfs amateuristisch aandoet. Zelfs actrice Leny Breederveld, met al haar ervaring en droogkomische toon, slaat soms de plank mis en lijkt letterlijk en figuurlijk weg te willen lopen uit het toneelstuk. En wat duurt een nacht dan lang, als we al snel door alle geheimen van de personages heen zijn. De regie van Paul Knieriem is vlot en er is zijn enkele grappige vondsten in vorm en stijl, maar deze kunnen de hiaten in het script niet verbergen. Als het geraamte niet goed is, wordt het nooit een mens van vlees en bloed.

Boeken / Fictie

Giphart 2.0

recensie: Ronald Giphart - Harem

Het is een doorstart ‘die voelt als een debuut’. De langverwachte, nieuwe roman van Ronald Giphart bewijst dat de schrijver een verhaal kan vertellen dat niet alleen van seks en joligheid is vergeven. Toch weet hij met moeite diepgang te bereiken onder de oppervlakte.

In Harem kruipt Giphart in de huid van de twintigjarige Liam die, teruggetrokken in een afgelegen jachthut, de geschiedenis van zijn Zweedse familie op papier probeert te zetten. Dit toekomstige boek zal voornamelijk gaan over zijn vader Mac, diens dynamische leven en de daarbij behorende onafhankelijke levenshouding. Mac is een beroemd fotograaf die door zijn talent de hele wereld afreist, veel in de popmuziek werkzaam is en wordt neergezet als eigengereide kunstenaar die overal zijn ding kan doen.

Denken en doen
Liam heeft de beschikking over een doos vol foto’s en documenten, zijn eigen herinneringen en noodzakelijke fictie om de onbekende onderdelen van zijn familiegeschiedenis mee in te vullen. Giphart laat zijn hoofdpersoon dit verhaal nauwgezet reconstrueren, met veel flashbacks en perspectiefwisselingen, wat goed uitpakt omdat er zo een enerverend en afwisselend geheel ontstaat. Hierin is Mac de getalenteerde losbol die, naast zijn passie voor fotografie, de liefde van zijn leven vindt in de uiteindelijke moeder van Liam.

In Gipharts proza wordt nooit veel gedacht maar vooral veel gedaan. Dat heeft hij in Harem anders aangepakt door de hoofdpersoon het boek bijeen te laten denken. Er zit meer ernst in de verwikkelingen, maar ook in zijn vijftigste levensjaar hoeft men bij de auteur niet aan te komen voor een doorwrochte verhandeling over de menselijke ziel. Luchtigheid, op goede momenten ironisch gebracht, blijft de zwierige handtekening van Giphart.

Sekscommune
In de Stockholmse kunstscene, waar punkrock, schilderkunst en fotografie het universum vormen, betrekt Mac met een aantal getrouwen een oude melkfabriek die de ‘Melkerij’ wordt gedoopt, een giphartiaanse knipoog naar Andy Warhols The Factory. Hier ontstaat als vanzelf de harem uit de titel, door de aanloop van kunstzinnig volk en groupies van de populaire fotograaf, maar vooral door de seksuele escapades van de vrijbuiter. Mac doet het met Freija, de moeder van Liam, maar legt het ook aan met assistente Tilda en plukt vervolgens nog de jonge Nina van de straat.

Het levendige broeinest begint een scheurtje te vertonen als boezemvriend Hampus zelfmoord pleegt. Door Macs status als ‘Bekende Zweed’ duiken de paparazzi op zijn woongroep en wordt het gezelschap in de publiciteit neergezet als bandeloze sekscommune. De liefde en geborgenheid, die Liam hebben gevormd tot wie hij is, blijken niet vanzelfsprekend te zijn en leggen de nadruk op de bijzondere afkomst van de jonge schrijver. Vervolgens moet de oude schrijver Giphart een passend einde verzinnen voor een verhaal dat een vader en een zoon dichter bij elkaar heeft gebracht.

Cellofaan
Ronald Giphart is geen stylist. Harem is onzorgvuldig afgewerkt: er moet veel uitgelegd worden en menig dingetje blijft zeuren in het hoofd van de lezer. Zinnen als ‘hij wilde sorry murmelen’ of ‘ik was verliefd like there never was someone verliefd before’ leveren geforceerd proza op. En over fotografie en kunst gesproken: rood licht dat uit moet als het fotopapier wordt belicht? Schilderijen verpakt in cellofaan?

Toegegeven, het is makkelijk om de nadruk op deze kleinigheden te leggen, terwijl er tegelijkertijd uitstekende scènes beschreven worden, met name die waarin de liefde wordt bedreven. Maar ook bij Giphart – en zeker na zoveel jaren schrijverschap – zou ‘god in the details’ moeten zitten. De grote lijn van het verhaal biedt een prachtig landschap aan mogelijkheden, maar toch weet hij door zijn lichtvoetige aanpak opnieuw voorspelbaarheid op te roepen. De schrijver is ouder en rijper, zet een aantrekkelijk verhaal op poten maar levert desondanks een wispelturige roman af.