Boeken / Non-fictie

Oorlogsherinneringen van een dappere vrouw

recensie: Hannelore Grünberg-Klein – Zolang er nog tranen zijn

Begin jaren negentig schrijft Hannelore Grünberg-Klein haar herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog op – een oorlog die zij als enige van het gezin Klein overleeft. Zolang er nog tranen zijn is een bijna zakelijk relaas, zonder aangezette emotie. De feiten zeggen meer dan genoeg.

De geschiedenis begint in Berlijn, in de jaren twintig. Grote werkeloosheid teistert de Duitse bevolking, terwijl de Joodse cultuur haar bloeiperiode doormaakt. In een beschermend en traditiegetrouw milieu komt Hannelore ter wereld, vlak voordat Hitler de macht grijpt. Uit angst voor de nazi’s blijft ze enig kind. Haar nichtje Ruth is als een zusje voor haar. De beklemmende sfeer onder de volwassenen gaat grotendeels langs hun heen. Tot de nacht van 9 op 10 november 1938:

Met de Kristallnacht, de brandende synagoges en kapotgeslagen winkels en warenhuizen van Joden in geheel Duitsland kwam een einde aan onze schooltijd en daarmee ook aan onze kindertijd. Ruth en ik waren toen tien en elf jaar oud.

De St. Louis

Met de Kristallnacht begint het overleven. Even is daar de hoop om ver weg te geraken van het nationaalsocialistische bewind. De SS St. Louis vertrekt op 13 mei 1939 met 937 Joden aan boord vanuit de haven van Hamburg en zet koers naar Havana; een tragische geschiedenis waar weinig mensen mee bekend zijn. Onderweg heerst een feeststemming, de bemanning is opgedragen om ‘de Joodse passagiers als buitenlanders te behandelen’. In de vroege ochtend van 27 mei bereikt de St. Louis haar bestemming. Slechts achttien passagiers worden toegelaten, de rest blijft aan boord. De president van Cuba eist onmiddellijke afvaart. Na dagen van onderhandelen, leven tussen hoop en vrees, wordt het lot voor veel van de radeloze passagiers bezegeld: de St. Louis keert terug naar Europa.

Prikkeldraad

De familie Klein komt in Nederland terecht en verdwijnen direct achter prikkeldraad: ‘Wij wisten niet dat wij onze vrijheid voor de komende zes jaren kwijt waren, en dat de meesten van ons, ook mijn ouders, de vrijheid nooit meer zouden beleven.’ Eerst in Rotterdam, dan volgt Kamp Westerbork (waar de eerste jaren nog een relatief rustig leven wordt geleid) en vervolgens het gevreesde Auschwitz-Birkenau. Daar wordt ze gescheiden van haar moeder, een passage die door haar kale eenvoud door merg en been gaat:

Willoos als een slaapwandelaarster liep zij met de anderen mee. Niet één keer draaide mama zich om en ik keek haar na en wist niet dat ik haar voor de laatste keer had gezien. Mama was eenenveertig jaar oud toen zij vergast werd.

Kracht

Gerrit Komrij zei: ‘Goede literatuur bezit het vermogen ons met andermans ogen te laten zien.’ Wanneer we dit als criterium nemen, is Zolang er nog tranen zijn daarin volkomen geslaagd. We zien, en al is het maar een paar procent, een leven en maken daar voortaan onderdeel van uit. Een leven dat, zoals zoon Arnon Grunberg in zijn nawoord schrijft, niet enkel door de oorlog is bepaald. Kracht, doorzettingsvermogen en moed liggen hiervoor aan de basis, de wil om onafhankelijk te blijven. Wat haar boek maar weer eens laat zien is de (veer)kracht van de mens. En met de kracht van de mens, ook die van de literatuur.

Muziek / Concert

Mumford & Sons verloochenen hun roots niet

recensie: Het Mumord & Sons ‘minifestival’ in Goffertpark, Nijmegen.

Op een van de heetste dagen ooit gemeten in Nederland, wagen Mumford & Sons zich aan hun grootste optreden buiten London tot nog toe. Circa vijftigduizend bezoekers, uitgedost met petje, zonnebril en een noodzakelijk flesje water in de hand, zijn op komen dagen om dit openluchtspektakel in het Goffertpark mee te maken.

Na het uitkomen van hun kritisch ontvangen derde album Wilder Mind, waarop de door het publiek zo geliefde banjo in de ban is gedaan, is het de vraag hoe de nieuwe nummers door

het Nederlandse publiek worden ontvangen. De Britse folk-rockers zijn niet alleen gekomen. Een voorprogramma van maar liefst drie acts – Eaves, Bear’s Den en The Vaccines – moeten het geheel opluisteren. Dit in combinatie met de openluchtlocatie en de vele stands die om het terrein verspreid staan, geeft het geheel meer de ambiance van een klein festival dan van een doorsnee concert. Helaas voor het voorprogramma blijft het toch erg rustig tot het kwik iets gedaald is en de hoofdact aanvangt. Als er later op de avond dan ook nog een verkoelende wind opsteekt, blijkt het opeens een aangenaam zwoele zomeravond voor een openluchtconcert.

Gebalanceerde mix

Waar het gros van het publiek tijdens het voorprogramma nog ontspannen op het gras zat, gaat iedereen bij Mumford & Sons staan. De mannen trekken fel van leer. Ze beginnen met het stevige elektrische nummer ‘Snake Eyes’ van hun nieuwe album, om vervolgens de vertrouwde banjo weer op te pakken. Het enthousiasme straalt van de band af en het publiek begint spontaan mee te klappen en te springen bij het uptempo banjogetokkel van ‘I Will Wait’. De toon van de avond is gezet. Een gebalanceerde mix tussen oud en nieuw materiaal.

De nieuwe elektrische nummers laten zich uitstekend afwisselen met de oudere folk-nummers waar de banjo de boventoon voert. Toch komen de meest enthousiaste reacties bij oudere succesnummers als ‘Lover of the Light’, ‘The Cave’ en ‘Roll Away Your Stone’. Een uitzondering hier op is de single ‘Believe’ van het nieuwe album, waarbij de toehoorders massaal hun telefoon tevoorschijn halen en beginnen te filmen. De band attendeert de toeschouwers hierna er op dat er achter hen een evenzo mooi schouwspel plaatsvindt. Recht tegenover het podium geeft een fabelachtige zonsondergang het veld een gouden glans.

Te intiem

Ondanks dat het volume vanavond niet heel hoog is, is het geluid wel uitstekend uitgebalanceerd. Zowel de ruigere als de wat meer ingetogen stukken komen goed uit de verf. Dit is bij een band met zo’n rijk instrumentarium erg prettig, want er wordt nogal eens gewisseld tussen akoestische en elektrische instrumenten. Er is een glansrol weggelegd voor de viool in ‘Thistle and Weeds’. Ook vocaal laten de Britten vanavond niets te wensen over.

Na ‘Roll Away Your Stone’ wordt het publiek verrast met twee nummers in een intieme akoestische setting. Ondanks de goed verzorgde vocalen is dit toch het mindere deel van het concert. Met alleen een akoestische gitaar en een viertal stemmen komt het geheel niet echt over op het publiek. Het publiek wordt achterin wat rumoerig en veel mensen maken van de gelegenheid gebruik om bier te halen. Misschien iets te intiem voor het massale Goffertpark.

Gevarieerde zomeravond

Na deze kleine inzinking weten de mannen toch de draad weer op te pakken. Een toegift ontbreekt ook op deze avond niet. Nu het pas echt donker is, worden de lichteffecten en lasershow van stal gehaald. Niet overdadig, maar dat past hun ook niet. Het publiek antwoordt door met hun verlichte telefoonschermpjes terug te schijnen.

Als laatste uitspatting weten Mumford & Sons met een denderende uitvoering van hun debuutsingle ‘Little Lion Man’ het hele publiek nog een laatste keer mee te krijgen. Als besluit nog één nummer, de nieuwste single: ‘The Wolf’. Er wordt voorin luidkeels meegeschreeuwd, waarna de fans opgewekt huiswaarts keren van een gevarieerde zomeravond.

Film / Serie

Kitchen sink misdaad

recensie: Happy Valley (dvd)

Een sociaal-realistisch kitchensink drama vermomt als een thriller, laat dat maar aan de Engelsen over. Happy Valley is ondanks de naam een duistere misdaadserie waarin de karakters misschien wel belangrijker zijn dan de plot.

Happy Valley speelt zich af in een verlopen provinciestadje in Yorkshire. Een groot deel van de bevolking is werkeloos en aan de drugs. Aan rechercheur Catherine (Sarah Lancashire) de taak om de orde enigszins te handhaven. Geen eenvoudige klus, aangezien de politieagente ook nog de nodige privéproblemen heeft. Na de zelfmoord van haar dochter zorgt ze voor haar kleinzoon. Ze woont samen met haar van een drugsverslaving afkickende zus (Siobhan Finneran uit Downton Abbey) en dan heeft ze nog een sluimerende relatie met haar inmiddels hertrouwde ex-man

Multitasken

Happy ValleyHet is dus een staaltje multitasken van hoog niveau. De druk loopt nog verder op wanneer de man die ze de schuld  geeft van de dood van haar dochter wordt vrijgelaten uit de gevangenis. Deze drugsdealer heeft de dochter verkracht. De kleinzoon van Catherine is zijn zoon, hoewel de voormalige bajesklant daar zelf niets van weet. De politieagente is uit op wraak en probeert de man te vinden.

Deze treurige familiegeschiedenis is het kader waarin de centrale misdaad in Happy Valley zich afspeelt. Een nerveuze accountant vraagt zijn baas om loonsverhoging om de schoolopleiding van zijn dochter te kunnen bekostigen. Wanneer de directeur weigert, geeft hij een stel kleine criminelen de tip om de volwassen dochter van zijn baas te kidnappen. Complicatie: de net vrijgelaten verkrachter raakt ook bij de ontvoering betrokken. Vanaf dat moment lopen de zaken steeds verder uit de hand.

Sombermans

Een klungelige misdaad, een multitaskende agente met privébeslommeringen: dat klinkt als de Engelse versie van Fargo. Maar dan wel een variant waarbij een sombermans als filmveteraan Ken Loach achter de camera lijkt te staan. De verlossende humor ontbreekt. De sfeer is grimmig. Het geweld soms onverwacht excessief.

Even lijkt het of de zesdelige serie tot een iets te vroegtijdige ontknoping komt en de spanning wegebt. Maar dan zijn al die tobbende karakters zo onder je huid gaan zitten dat het plot slechts bijzaak blijkt. Uiteindelijk is het welzijn van de personages belangrijker dan een vroegtijdig opgeloste zaak.

Theater / Voorstelling

Menselijke machine van eenheid en overgave

recensie: TAO Dance Theater – 6 & 7

Tijdens de 25ste editie van het Julidans festival in Amsterdam zet het Chinese TAO Dance Theater een krachtige performance neer. Choreograaf Tao Ye heeft het gezelschap opgericht in 2008 en heeft sindsdien het moderne danslandschap wereldwijd weten te veroveren. Met veel gevoel voor ritme en vorm hypnotiseert de voorstelling 6 & 7 haar publiek.

Zes dansers staan nauwelijks zichtbaar, in het zwart gekleed, in een halfdonker rookgordijn op een rij en beginnen heel langzaam te bewegen. Zij staan met hun rug naar het publiek toe, waardoor er geen gezichten te zien zijn en de identiteit van de dansers verborgen blijft. Naarmate de bewegingen sneller worden, wordt ook de muziek steeds ritmischer en opzwepender, terwijl deze begint als slechts een zoemend monotoon geluid. De bewegingen van de dansers in hun zwarte kostuums worden steeds zichtbaarder. Er wordt voornamelijk vanuit de romp bewogen, waar de meest herhaalde beweging die van buigen is; diep naar voren en vervolgens ver naar achteren met de borstkas en het hart open naar voren en door de knieën op de grond. Het doet denken aan dienstbaarheid en overgave. Echter gaan de bewegingen zo snel dat het niet mogelijk is uit te maken wat Tao Ye ermee bedoelt. Wel wordt zoveel duidelijk uit de intens uitgevoerde bewegingen; de dansers zijn één met de voorstelling. Vorm en inhoud vallen overtuigend samen.

 Zwart-wit

Na de pauze herhaalt het stuk zich. Er zijn nu zeven dansers te zien. Zij staan weer in een rij opgesteld en voeren hun bewegingen even overtuigend uit. Alleen het toneelbeeld is geheel veranderd. De dansers zijn nu in het wit gekleed en het licht is niet langer mysterieus gedempt, maar juist heel fel aan. De muziek is vervangen door een zoemende brom, die de dansers zelf produceren. Het geluid wordt versterkt door microfoons die als regendruppels boven hen hangen. Weer wordt de suggestie gewekt dat zij een menselijke machine zijn. Zonder twijfel worden de bewegingen synchroon herhaalt. Het is niet zozeer een gelukkige eenheid die de dansers samen laten zien, eerder een sombere realiteit. Het stuk is dan ook geen antwoord op westers individualisme, maar een verlengstuk van oosters communisme.

Nummers                                     

Tijdens Julidans 2013 presenteerde Tao Ye de voorstelling 4 & 5. Hij nummert zijn voorstellingen om zo talige associaties te voorkomen. Bovendien, vindt hij, schept een titel verwachtingen die de verbeelding zouden kunnen beperken. Tao creëert geen personages en vertelt geen verhalen. Zijn werk is een sterke tegenreactie op de Chinese traditionele dans. En hij slaagt erin, met zijn minimalistische herhalingen, om de kijker geheel te doordringen van keihard magisch realisme.

Muziek / Album

Hardcore postpunk

recensie: Gallows - Desolation Sounds

Gallows is al een tijdje bezig aan haar tweede bestaan. Desolation Sounds is inmiddels album nummer twee na het vertrek van de oorspronkelijke zanger. Die zanger wordt nergens gemist op deze frisse, inventieve nieuwe plaat.

Op een album als Grey Britain (2009) — toen nog met Frank Carter op zang — klonk Gallows als een soort hardcore-versie van de Sex Pistols. Desolation Sounds is een logische stap in de evolutie van de band. Wat volgde er immers op punk? New wave en postpunk, elementen die de nieuwe Gallows kruiden. Opener ‘Mystic Death’ verenigt nog steeds hardcore en jaren zeventig-punk. Al snel komen onverwachte invloeden om de hoek kijken. Het nummer kent ook een fraaie gitaarlijn die associaties oproept met Siouxsie and the Banshees en Echo & the Bunnymen.

Stofzuigergitaar

Er worden meer nieuwe paden ingeslagen. De eerste single, ‘Bonfire Season’, laat horen dat cleane zang voor Wade MacNeil een relatief begrip is: ook als hij niet schreeuwt, klinkt hij erg gruizig. Het wat langzamere nummer krijgt mede door die zang een flinke scheut blues mee. Een ander fraai ‘experiment’ is het nog langzamere ‘Chains’, waarin MacNeil zijn longen eruit schreeuwt tegen een achtergrond van gitaren en een lichte orkestrale (!) toets. Verderop op de plaat duikt zelfs een stofzuigergitaar op, alsof de hoogtijdagen van shoegaze weer terug zijn. Dit alles wordt geïntegreerd in het bekende Gallowsgeluid, zonder geforceerd te klinken. De band verdient daar zeker een compliment voor.

Adrenalinebommetjes

Voor de puristen zijn er nog wel wat adrenalinebommetjes. Die vormen echter niet het hoogtepunt van de plaat. ‘Leather Crown’ en ’93/93′ bijvoorbeeld denderen als tweeluik fijn door, maar ze zijn ook nogal lomp. Tegelijkertijd hebben ook zij een bescheiden metamorfose ondergaan: op de achtergrond klinken galmende koortjes en snerpende feedback, en de breakdowns zijn ronduit atmosferisch. Ze missen evenwel de frisse benadering van veel andere nummers op Desolation Sounds, maar dat zijn nauwelijks smetjes op een album waarop Gallows constant de aandacht vasthoudt en nergens inzakt. En, het moet gezegd worden: met Carter erbij was dat vaak wel anders.

Gallows’ hergeboorte levert een geslaagd, veelzijdig album op, waarin hardcore en postpunk een fraai verband aangaan. De band doet qua benadering meer dan eens denken aan Deftones (en dat is absoluut een compliment), die new wave en shoegaze in haar metal integreert. Op het niveau van die band zit Gallows nog niet, maar ze is wel hard op weg. Maar vergeet die weg maar even, want Desolation Sounds is een van de betere (punk)platen van de afgelopen tijd.

 

Boeken / Non-fictie

Nieuw standaardwerk in Austers oeuvre

recensie: Paul Auster - Levenswerk

Paul Auster staat vooral bekend om romans als Onzichtbaar en de New York Trilogie. Het schrijven van non-fictie is hem echter ook niet vreemd. Het gros van zijn non-fictie is nu verzameld in het bijna 700 pagina’s tellende Levenswerk.

Onder andere de eerder in het Nederlands verschenen autobiografische werken Het spinsel van de eenzaamheid – over Austers band met zijn vader – en Van de hand in de tand – over geld en het gebrek daaraan aan het begin van Austers carrière – zijn opgenomen in de bundel. Daarnaast bevat het werk enkele tientallen literair-kritische essays, voorwoorden en gelegenheidsteksten. Ook teksten die niet direct onder één noemer vallen, zijn opgenomen zoals het luchtige ‘Gotham handbook’ waarin Auster een vriendin van hem advies geeft over hoe te leven in New York.

Open boek

Kenmerkend en bewonderenswaardig aan Auster is de openhartige wijze waarop hij over zichzelf en de mensen om hem heen spreekt. Zo bestaan de teksten die geschaard zijn onder ‘Oefeningen in waarheid’ louter uit anekdotes van dingen die hij heeft meegemaakt of gehoord van anderen. Er gaat een familiariteit uit van deze verhalen, alsof je aan het natafelen bent met de New Yorkse schrijver en hij zich dermate op zijn gemak voelt dat hij je deze persoonlijke verhalen kan toevertrouwen.

Auster vertelt bijvoorbeeld over een vriend die al lange tijd een bepaald moeilijk te vinden boek zoekt. Op een dag treft de vriend een jonge vrouw op Grand Central Station die tot zijn verbazing het boek in haar handen heeft. Op de vraag of ze weet waar hij het kan kopen, antwoordt ze: ‘Ik ben hier vandaag om het aan jou te geven’. Een onwaarschijnlijk voorval, maar Auster vertelt het met zoveel overtuigingskracht dat het weinig moeite kost om er in mee te gaan.

Veelzijdige blik

Austers fictie is nauw verbonden met zijn eigen leven. Dit maakt het lezen van zijn non-fictie erg waardevol: het voegt als het ware een extra dimensie toe aan zijn romans. Elementen uit zijn leven zoals het kampen met geldproblemen en een woelige periode in Frankrijk, komen bijvoorbeeld terug in respectievelijk Maanpaleis en Onzichtbaar. Levenswerk verscheen in 2010 al in de Verenigde Staten onder de titel Collected Proze. Hierdoor zijn de later verschenen autobiografische werken Winterlogboek en Bericht vanuit het innerlijk, waarin hij veel vertelt over zijn jeugd en zijn huwelijken met Lydia Davis en later Siri Hustvedt, niet opgenomen in de bundel. Een begrijpelijke reden, maar desalniettemin jammer omdat deze titels goed zouden passen binnen deze bundel.

Door het ontbreken van chronologie is het hier en daar even zoeken om de teksten te plaatsen. Gelukkig is het voor de meeste onderwerpen waarover hij schrijft niet noodzakelijk om op de hoogte te zijn van Austers levensloop. Levenswerk leent zich er eerder voor om gelezen te worden in fragmenten, waarbij het bewonderenswaardig is hoe Auster keer op keer weet te boeien, of het nu gaat om Franse dichters, de geschiedenis van zijn typemachine of de metro in New York. Een sleutelwerk in het oeuvre van Auster.

Boeken / Fictie

Sensationeel taartje zonder slagroom

recensie: Leon de Winter - Geronimo

Opnieuw komt Leon de Winter met een spektakelstuk waarin hij de geschiedenis naar zijn hand zet. In de complottheorie van Geronimo wordt Al Qaida-leider Osama Bin Laden in 2011 niet gedood maar gekidnapt en gevangengezet. En alle remmen gaan los.

Vlak na de presentatie van de nieuwste De Winter komt criticus Arjan Peters in De Volkskrant met een recensie die nog meer aandacht trekt dan het gerecenseerde boek zelf. Peters – geen fan – vindt dat de schrijver een ‘uitmiddelpuntige aanprijzing’ verdient met deze roman. ‘De Winter stookt het vuurtje van de verbeelding op tot de pagina’s er van vlammen. Die houding maakt hem uniek.’ De viersterrenbeoordeling brengt de literaire wereld in verwarring: is Peters wel serieus te nemen? In het van verbloemd sarcasme druipende stuk concludeert de criticus dat als bij een schrijver ‘Alles Te’ is en ieder aspect tot in het uiterste overdreven wordt, er sprake is van een ‘buitencategorie’ in de literatuur. Zo wordt de bewonderde kwaliteit een knuppel om mee te slaan, waarbij Peters fijnzinnig afsluit met de opmerking dat De Winter alom geprezen wordt als goede verteller, maar dus nog steeds geen goede schrijver is.

Literaire draai

Genoeg roddel en achterklap. Leon de Winter heeft met Geronimo een boek gemaakt waarin hij voortborduurt op de Navy Seal-overval op de schuilplaats van Osama Bin Laden in Abbottabad in Pakistan. De commando’s doden de terroristenleider – op geheim bevel van hogerhand – en dumpen zijn lichaam in de oceaan. ‘Dat moeten we dan maar aannemen’, zegt De Winter in een interview, en geeft de geschiedenis een literaire draai door Bin Laden in zijn boek te laten leven. De Seals hebben hem op eigen initiatief een dag van tevoren ontvoerd en een look-a-like Bin Laden zijn plaats laten innemen.

De kern van dit verhaal is een aardig gegeven. Maar De Winter blijft in gebreke door verder niets te doen met deze wending. Bin Laden blijkt naderhand ergens in Afghanistan gevangen te worden gehouden, later wordt hij door Arabieren ‘bevrijd’ en meegenomen naar Saoedi-Arabië, waarop de Israëlische geheime dienst het klusje klaart door een gerichte bom op zijn verblijfplaats te gooien. Alsnog einde Osama Bin Laden.

Schoonheid en gruwelijkheid

Om dit middelpunt heen knoopt De Winter nog wat verhaallijnen die voor de aankleding moeten zorgen. Hoofdpersoon is de Joods-Amerikaanse ex-commando Tom die in Afghanistan heeft gediend en daar een jong Afghaans meisje onder zijn hoede heeft genomen. Het kind is verzot geraakt op de klanken van de Goldbergvariaties van J.S. Bach en wordt later door Talibanfundamentalisten om die reden verminkt: oren en handen afgehakt. Zo brengt De Winter op pathetische wijze schoonheid en gruwelijkheid bijeen, een simpele combinatie met het grootst mogelijke effect.

Het meisje wordt – hoe wonderlijk – in Abbottabad opgemerkt door Osama die ’s nachts stiekem op zijn brommertje naar de winkel moet om sigaretten en vanille-ijs voor zijn derde vrouw te kopen. Na zijn dood c.q. ontvoering wordt het meisje opgepikt door de Pakistaans-christelijke Jabbar en zijn moeder die zich over haar ontfermen. Jabbar is in het bezit van een krukje uit het leeggeroofde huis van Bin Laden. In een poot van dit krukje bevindt zich een usb-stick met informatie waarmee Osama ‘de loop van de geschiedenis een cruciale wending wilde geven’.

Zo brengt De Winter een fantasieverhaal van wereldbelang terug tot de heilige graal in de poot van een kruk. En daar blijft het bij. De kermisachtige entourage die de essentie overeind moet houden kan niet verhullen dat de ambitieuze en nogal luidruchtige opzet weinig resultaat oplevert. Menig thrillerschrijver zou dit project als een zinderende whodunnit op de markt weten te brengen, maar Leon de Winter raakt verstrikt in al zijn lijntjes, in zijn research, in zijn boodschappen. Hij houdt geen maat en blaast de boel op tot een bombastisch ma­­­nifest. Alles is ‘Te’.

Kunst
special: Verrassende hedendaagse kunst op Java

Zomerspecial: Java – Indonesië

Een maand lang vertoefde ik op het dichtstbevolkte eiland ter wereld en het politieke, economische en culturele brandpunt van de Indonesische archipel: Java. Zonder veel onderzoek vooraf liet ik me meevoeren in de levendige bedrijvigheid en ontdekte ik een interessante mix van traditie en actualiteit. Het dynamische hedendaagse kunstcircuit bleek uiterst fascinerend en heeft mijn blik op Indonesië voorgoed veranderd.

Java is een smeltkroes van culturen, etniciteiten en religies, en een eiland vol tegenstellingen. Midden tussen majesteitelijke vulkanen liggen uit hun voegen barstende miljoenensteden die de bevolking dwingen om mondkapjes te dragen tegen de luchtvervuiling. De Islam bepaalt het dagelijks leven van de meesten, maar het wezen van de Javanen is nog altijd doordrongen van Hindoeïstische gebruiken en oeroude lokale riten. Deze aanwezigheid van traditie in de samenleving lijkt in eerste instantie nog altijd het zwaartepunt in de culturele expressie te vormen. Wie Java zegt, denkt aan eeuwenoude kunsttradities als de gamelan-muziek, voorstellingen met wayangpoppen en batik-schilderingen. Dat het eiland veel meer te bieden heeft dan deze archaïsche kunstvormen en tevens een broeinest is van hedendaagse kunst en design ontgaat veel toeristen jammergenoeg. Hoog tijd dus dat de actuele Indonesische kunst onder de aandacht gebracht wordt.

Top 5 bezienswaardigheden op Java

  1. Galeries en tentoonstellingsruimtes in Yogyakarta.
  2. Selasar Sunaryo Art Space, Bandung.
  3. Lawang Wangi Creative Space, Bandung.
  4. Faculty of Art and Design, Institut Teknologi Bandung.
  5. Borobudur, ’s werelds grootste Boeddhistische tempel uit de 9e eeuw.

Als culturele hoofdstad van Indonesië mag het niet verbazen dat Yogyakarta barst van de galeries en tentoonstellingsruimtes. Toch staat Yogya nog voornamelijk bekend om de traditionele kunsten en komen de meeste bezoekers voor de batiks. Gelukkig is er een groeiende belangstelling voor de hedendaagse kunst en is er sinds een aantal jaar de Yogygakarta Contemporary Art Map – onder andere verkrijgbaar bij restaurant en guesthouse Viavia – waarmee je je eigen galerie-tocht kunt samenstellen. De ideale manier om jezelf onder te dompelen in het uitgebreide kunstaanbod is door per fiets tussen de interessante en soms goed verstopte locaties te pendelen. Veel tentoonstellingsruimten zijn tevens werkplaats, café, winkel of ontmoetingsplek en bieden een diverse selectie van beeldende kunst, fotografie en design. Deze interdisciplinaire aanpak is kenmerkend voor Yogyakarta, omdat er weinig financiële steun van de overheid beschikbaar is. Kunstenaars – die vaak ook curator zijn en vice versa – zijn zo gedwongen samen te werken en hun eigen mogelijkheden te creëren.

Kedai Kebun

Foto: Marie Stel – Kedai Kebun

Langgeng Art Foundation is zo’n plek waar kunst wordt getoond, besproken en geproduceerd. In een groot gebouw met twee verdiepingen en een binnentuin is actuele kunst uit Indonesië naast kunst uit andere delen van de wereld te zien. Zo wordt de bezoeker gedwongen om kritisch na te denken over de positie van Indonesisische kunstenaars in de internationale hedendaagse kunstwereld. Een andere bekende tentoonstellingsruimte is Cemeti Art House, dat in 1988 door de Nederlandse curator en kunstenares Mella Jaarsma werd opgericht. Met eenzelfde soort insteek als Langgeng, is er kunst van zowel lokale als internationale kunstenaars te zien. Door zich ook op documentatie en educatie te richten wil Jaarsma met Cemeti een bijdrage leveren aan het hedendaagse kunstdiscours.

De perfecte plek om te eindigen na een dagvullende artistieke tour is galerie/restaurant/boekenwinkel Kedai Kebun Forum, dat al twee decennia de populairste kunstenaars-hotspot van Yogya is. Hier kun je je laven aan afwisselende presentaties of getuige zijn van een perfomance. Het balkon biedt de gelegenheid om bij te komen van alle indrukken en in het restaurant kan uitgebreid gedineerd worden. Naast de genoemde tentoonstellingsruimtes, zijn er tal van andere plekken in Yogya die de moeite van het bezoeken waard zijn, zoals bijvoorbeeld Sangkring Art Space, Grafis Minggiran Printmaking en Kebun Bibi. Al met al is Yogyakarta een bruisende stad waarin je met een beetje moeite gegarandeerd een bijzondere ontmoeting hebt met de hedendaagse Indonesische kunstwereld.

Muziek / Reportage
special: Verslag: WOO HAH! Festival

Niet alleen op papier geweldig

Zaterdag 4 juli is het heet — zó heet dat er in het hele land allerlei evenementen zijn afgezegd. Het eendaagse hiphopfestival WOO HAH! niet, en dat is maar goed ook, want de line-up blijkt niet alleen op papier geweldig.

Wel heeft het Tilburgse festival allerlei voorzorgsmaatregelen getroffen in de vorm van drinkwaterpunten, douches, en dames met waterpistolen. Bovendien zijn de eerste twee hoofdacts iets naar achteren geschoven, om de ergste hitte te ontlopen. Een goede zet, want bij aanvang is de zon inderdaad behoorlijk verzengend.

De waterpistooltjes die worden uitgedeeld bij Dr. Moon’s Fluff Disco, waarin een aantal rappers achter elkaar optreedt onder het toeziend oog van producer Dr. Moon, zijn dan ook zeer welkom. Desondanks krijgt de gezellige feestmuziek van een van die acts, de nieuwe samenwerking Timmie x Jay x Aap (respectievelijk Timmie Tex, Kleine Jay, en De Gelogeerde Aap), het publiek nog niet erg in beweging. Dat lukt Sticks (van Opgezwolle), met een soort greatest hits-show in het klein, stukken beter. Bij ‘Tijgers en Draken’ en ‘Hoedenplank’ zet het publiek het ondanks de temperatuur zelfs op een springen. Het is het eerste van de vele hoogtepunten van vandaag.

Een enorme deceptie

Een volgend voorbeeld van zo’n hoogtepunt dient zich direct aan: Fresku mag openen op de Puna stage (het hoofdpodium) en doet dat met verve. Met zijn oprechtheid en sympathieke uitstraling pakt hij het publiek in. Veel bekend werk blijft achterwege doordat een groot deel van zijn set uit nieuw materiaal bestaat, maar gezien de kwaliteit daarvan deert dat nauwelijks. Wel is dit, in combinatie met de warmte, vermoedelijk de reden dat Fresku moeite heeft om zijn publiek los te laten gaan, ondanks zijn duidelijke pogingen daartoe. Afsluiter ‘Twijfel’ maakt ook dat echter ruimschoots goed.

Bovendien zorgen behulpzame wolken ervoor dat de ergste hitte inmiddels voorbij is. Of dat het publiek wat losser maakt zullen we niet meteen ontdekken, want de volgende act is de undergroundgroep Cannibal Ox, en dat is een enorme deceptie. Enkele van de beste producties ooit op plaat gezet verworden tot een slecht afgestelde verzameling bassen en tikken, terwijl de raps verzanden in absolute wanorde. Vordul Mega lijkt apestoned en krijgt er nog geen halve zin fatsoenlijk uit. Ook de rest is een rommeltje, doordat de rappers elkaars zinnen allesbehalve strak afmaken. Tot tweemaal toe wordt een nummer zelfs opnieuw opgestart doordat het de eerste keer misging. Het veld voor de Puna Stage is binnen een halfuur bijna leger dan wanneer er helemaal niet opgetreden wordt.

Prima afwisseling

Dan maar door naar Tourist LeMC, wiens in Antwerps dialect gerapte hiphop tegen kleinkunst aanleunt. Hij speelt een subtiele en ingetogen set, met de fijne toevoeging van een saxofonist. Helaas is hij slecht te verstaan, wat niet alleen door zijn dialect komt maar ook doordat het geluid uit balans is. De innemende Belg biedt echter prima afwisseling op de energie van de meeste andere acts.

Heel wat minder subtiel is gangsterrapper Freddie Gibbs. “You brought me here for gangster shit, so that’s what you gonna get,” roept hij, en dat zullen we weten ook. En o ja: “Fuck the police.” Nadat het publiek dat voor de honderdste keer heeft moeten roepen, weten we het echter wel. Dat neemt niet weg dat Gibbs een strakke show neerzet en indrukwekkende rapvaardigheden laat horen. Vooral zijn recente werk met producer Madlib, met nummers als ‘Thuggin” en ‘High’, doen het goed en maken het publiek flink losser.

Geheim hoogtepunt

Tussen de vrij grote namen die vandaag in Tilburg staan, vormt Doomtree een geheim hoogtepunt. Er staan niet veel mensen voor het podium van deze eigenzinnige groep uit Minneapolis, Minnesota, maar wie er wél staat maakt een groot feest mee. Het vijftal is geweldig op elkaar ingespeeld en bijzonder energiek. ‘Little Mercy’ wekt mede door de fantastische zang van Dessa kippenvel op, terwijl ‘Get Down’ (een solonummer van P.O.S) en ‘Bangarang’ de mensen doen losgaan.

Ook het twintigjarige supertalent Joey Bada$$ krijgt zijn — weliswaar flink grotere — publiek aan het springen met zijn moderne versie van traditionele boom bap. Hij haalt zijn vrienden van de groep Pro Era er halverwege weliswaar bij, maar het is desondanks knap dat hij op deze leeftijd al een uur weet te vullen met goede muziek. Als hij aan het einde om een mosh pit vraagt, maakt de massa gewillig een grote opening. Het ingezette ‘Survical Tactics’ mag echter een goed nummer zijn, maar het blijkt niet erg geschikt om op te ‘moshen’, waardoor het resultaat nogal tam is.

Onophoudelijke mosh pits

Nee, dan bij het duo Run the Jewels. Daar wordt elk nummer opnieuw een mosh pit ingezet, en dat is zonder overdrijven. De energie in het publiek bereikt dan ook zijn hoogtepunt: tot ver achterin het veld gaan mensen los op krakers als ‘Banana Clipper’, ‘Blockbuster Night, Pt. 1’ en ‘ Lie, Cheat, Steal’. Niet alleen de toeschouwers hebben het naar hun zin, ook Killer Mike en El-P zijn duidelijk enthousiast. Als ze het podium verlaten en de menigte om meer roept, komen ze zelfs terug om knallend af te sluiten met ‘Angel Duster’.

Het festival zelf kent ook een knallende afsluiter: Cypress Hill, de klassiekere groep die zijn hoogtijdagen in de jaren negentig beleefde. “Y’all wanna party with Cypress Hill?” Ja hoor, zeker aangezien de mannen anno 2015 nog altijd een uitstekend optreden neerzetten. De heren zijn energiek en goed bij stem, waardoor het publiek de handen in de lucht gooit bij tracks als ‘How I Could Just Kill a Man’ en ‘Insane in the Brain’. Een geslaagd laatste optreden van een al met al zeer geslaagde tweede editie van WOO HAH!.

Muziek / Album

Simpel maar doeltreffend

recensie: Girlpool - Before the World Was Big

Er zijn legio zangers en zangeressen die op het randje gaan zitten met vocalen die technisch niet veel soeps zijn maar desondanks enorm veel zeggingskracht bevatten. Denk aan Will Oldham, Stephen Malkmus of Alice Glass. Ook bij de dames van Girlpool — Cleo Tucker en Harmony Tividad — steekt de twijfel of ze nog wel aan de goede kant van het randje zitten weleens de kop op bij beluistering van het slechts 21 minuten durende Before the World Was Big.

De reden is niet eens zozeer dat ze hun noten niet halen (zeker niet wanneer ze zacht en beheerst zingen), maar eerder dat hun stemgeluiden snerpend, onvast, misschien zelfs kinderlijk klinken als ze er kracht achter zetten. Daar komt bij dat ze zich niet bepaald verstoppen achter een muur van herrie; slechts bas en elektrische gitaar zorgen voor muzikale begeleiding, waardoor de vocalen nog eens extra centraal staan.

Onzekerheid

Toch werkt het uitstekend. De onvastheid van de vocalen sluit namelijk perfect aan bij het thema van onzekerheid, dat het gehele album terugkomt. Onzekerheid over gevoelens en jongens, zoals te horen is in het melancholische ‘Cherry Picking’: “And when it all is over / When you are there and I am here / I’ll pretend that you cared / That I have somehow disappeared“. Maar ook onzekerheid over de complexiteit en de vergankelijkheid van de wereld, bijvoorbeeld in het van nostalgie vervulde titelnummer: “I just miss how it felt standing next to you / Wearing matching dresses before the world was big“. Juist het wankele van de zang maakt het bijzonder eerlijk en aangrijpend.

Simpel maar doeltreffend

De teksten zijn simpel maar uitermate scherp en doeltreffend. En dat geldt eigenlijk voor de hele plaat, met zijn eenvoudige maar pakkende basloopjes, spaarzame maar effectieve gitaarmelodietjes, en zanglijnen die zich onherroepelijk vasthaken in je hoofd. Alleen het nog geen twee minuten durende, minimalistische ‘Pretty’ is een inzakkertje. Verder pakken Cleo en Harmony je nummer voor nummer in met hun weinige middelen. Dat is een grote prestatie, zeker als je bedenkt dat ze beiden de twintig nog niet gepasseerd zijn en ze pas sinds 2013 bezig zijn. De vraag is natuurlijk of ze in de toekomst ook langere speeltijden kunnen boeien met deze minimale bezetting, of dat er dan toch meer uit de kast gehaald moet worden.