tino sehgal, a year at the stedelijk
Kunst / Achtergrond
special: A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
tino sehgal, a year at the stedelijk

Twaalf keer Sehgal – augustus

Een retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.

Acht uit twaalf: Ann Lee (2011)

Bijna automatisch loop ik de trap op naar de eerste verdieping, op zoek naar de situatie van augustus. De eerste regel die ik begin dit jaar maakte, niet vragen waar het werk zich bevindt, hanteer ik nog steeds. En dus constateer ik, na het dwalen door alle zalen die de bovenverdieping telt, dat het werk zich wel beneden moet bevinden. Ik loop de trap af en sla linksaf richting de collectie vormgeving. Daar, ingeklemd tussen twee met design gevulde zalen, bevindt zich Sehgals situatie van de maand augustus: Ann Lee.

Op het moment dat ik de zaal betreed zitten er twee mensen op de grond en leunt er eentje nonchalant tegen de muur. Een meisje – haar leeftijd is moeilijk te schatten, maar erg oud is ze niet – vraagt aan de toeschouwers in de zaal: “What is the difference between a sign and melancholia?” “That is a really difficult question”, luidt het antwoord van een van de bezoekers. “Ok, take care”, zegt het meisje, alvorens in slowmotion de zaal uit te lopen. Niet veel later gaat het licht uit, springt er een beamer aan en verschijnt er een blauw projectievlak op de muur.

“No ghost, just a shell”

In 1999 kochten kunstenaars Pierre Huyghe (Parijs, 1962) en Philippe Parreno (Oran, 1964) van het Japanse bedrijf Kworks, dat gespecialiseerd is in het creëren van cartoons, strips en videogames voor de manga-industrie, de rechten van een mangakarakter. Huyghe en Parreno doopten hun aanschaf Ann Lee (of AnnLee, Annlee). Ann Lee was goedkoop, slechts 46.000 yen. De prijs is afhankelijk van hoe complex een karakter is, aangezien dat ook invloed heeft op hoeveel ‘episodes’ ze kan overleven. Met andere woorden, door haar simpele opzet was ‘Ann Lee’ goedkoop, maar ook gedoemd tot een niet al te lange verhaallijn. Een niet al te lang leven dus. Parreno: “True heroes are rare and extremely expensive”. Huyghe en Parreno onttrokken Ann Lee aan de vergetelheid. Ze introduceerden het karakter in de wereld van de beeldende kunst. Behalve haar context te geven in hun eigen werk nodigden ze ook andere kunstenaars uit, onder wie Rirkrit Tiravanija en Liam Gillick, om Ann Lee op te nemen in hun werk. De noemer van het project: No Ghost Just a Shell.

Op het moment dat het meisje niet in de ruimte is, wordt de video Anywhere Out of The World (2000) van Philippe Parreno vertoond. In het zojuist nog lege, maar helblauwe kader verschijnt een mangafiguurtje. We zien alleen haar bovenlijf, ze is gekleed in een lichtblauw v-hals shirt en heeft blauw haar met de voor manga zo kenmerkende piekerige pony. Haar ogen zijn omrand met zwarte wimpers, maar missen pupillen, irissen – invulling van enig soort – de oogkassen zijn een eindeloos vlak grijs. Het eerste dat het karakter uitbrengt is: “My name is Ann Lee – Ann Lee. You can spell it however you want, it doesn’t matter. No, it does not”. Sehgals werk draagt de titel Ann Lee, met een spatie tussen beide namen, maar in andere werken van andere kunstenaars bestaan de varianten Annlee en AnnLee ook.

Ann Lee vertelt hoe leeg ze is: “I am no ghost, just a shell”. Ze vertelt dat ze geen context, geen geschiedenis heeft. Niet meer dan een omhulsel is ze, overgeleverd aan degene die haar koopt en haar invulling geeft – “I’ve got nothing to sell. How can I? I am a product”. Na circa vier minuten eindigt Anywhere Out of The World met een blauw scherm. Dit houdt even aan en dan komt er een meisje met trage passen de ruimte binnengelopen. Ze kiest het midden van de ruimte, houdt haar hoofd iets gebogen. Totdat het licht aangaat. Op dat moment kijkt ze op en spreekt: “Hi, my name is Ann Lee”.

I guess I’m sort of known”

Om te zeggen dat het meisje als twee druppels water op het mangakarakter uit de video lijkt voert te ver, zeker omdat Ann Lee in Anywhere Out of The World vrij oningevuld is. Maar er zijn overeenkomsten: het tengere, kind-achtige en het feit dat de fysieke Ann Lee is eveneens niet groot van stuk is. Maar in plaats van blauw is haar haar donker, loshangend over de schouders, met twee piekerige plukken los voor de oren. Ze draagt een strakke broek, gympies en loszittend t-shirtje.

Haar manier van spreken is traag. Hoewel ze niet staccato, maar vloeiend spreekt, klinkt het toch enigszins robotachtig. Enerzijds doordat je als bezoeker wellicht invult dat Ann Lee niet meer is dan een inmiddels bezield product, anderzijds doordat de toon waarop ze spreekt – vrij hoog en lichtelijk ijl – haar voordracht iets gekunstelds geeft. Alsof ze nog niet klaar is om als individu te anticiperen op andere individuen die haar omringen. Dit alles wordt versterkt door haar bewegingen. Haar hoofd beweegt, evenals haar armen en handen, langzaam, alsof het voor Ann Lee nog ietwat onwennig is om haar spieren te gebruiken. Terwijl ze spreekt bewegen haar armen en handen continu, het zijn lang niet altijd logische bewegingen. Vaak is het een op en neer bewegen van armen, soms voor zich uitgestrekt, dan weer met de armen naast het lichaam, waarbij de ene arm omhoog gaat, als de ander daalt. Ook hiervoor geldt: traag, als in slowmotion, alsof het geprogrammeerd is.

Ann Lee doet de geschiedenis van Ann Lee uit de doeken – “I guess I’m sort of known in the contemporary art field”. Ze vertelt hoe ze gekocht werd door twee de kunstenaars, Philippe en Pierre, die de wens hadden dat ze zichzelf zou bezitten, eigen rechten zou hebben (“who wanted me to own myself”). “First I was two-dimensional. Then three-dimensional. And now, I figured it was time to become – stilte – four-dimensional”, legt Ann Lee uit. “I wanted to be embodied so I decided to ask Tino if he could help me with that”.

En hier staat ze dan, de vleesgeworden versie van wat ooit als iets tweedimensionaals begon. Ann Lee vertelt dat haar wens voor ‘embodiment’ voortkwam uit het gegeven dat ze nu eindelijk de mensen – wij, het publiek – die haar bezochten in “these art places” eens wilde ontmoeten. “So nice to meet you. How are you?” – hierbij kijkt ze een bezoeker aan in de hoop dat deze antwoord geeft. Dit gebeurt soms wel, soms niet. Wanneer Ann Lee gevraagd wordt hoe het met haar gaat antwoordt ze meestal met “I’m fine. Thank you”.

Waarde en betekenis

Dat Tino Sehgal, die naast dans politieke economie studeerde, geïnteresseerd is in het ter discussie stellen van zaken zoals waarde en betekenis is inmiddels geen verrassing meer. Zijn situaties, die zich alleen materialiseren wanneer ze opgevoerd worden en de overige tijd tot het domein van het niet tastbare behoren, confronteren ons met de manier waarop we waarde en betekenis geven. Een manier die vaak gekoppeld is aan ‘dingen’; tekens geven ons betekenis, waarde. Aan een overdracht of uitwisseling geven we letterlijk vorm. Niet voor niets verleidde het in maart opgevoerde This is exchange (2003) bezoekers om mee te discussiëren in ruil voor de mogelijkheid met een verkregen wachtwoord drie euro te ‘verdienen’ door naar de kassa van het Stedelijk te gaan.

Daarmee lijkt mangakarakter Ann Lee een kolfje naar Sehgals hand te zijn. Haar waarde was niet zo hoog, zoals gezegd, ze was goedkoop. De reden daarvoor; dat ze niet zo uitgewerkt was, dat ze niet zoveel betekenis op zichzelf had. Dat maakte haar vluchtig, een minder interessant karakter om langdurig op te voeren in verhalen of animaties.

Door Ann Lee te materialiseren ontstaan er interessante verhoudingen tussen haarzelf en het publiek. Allereerst is het de vraag of Ann Lee samenvalt met Ann Lee. Doordat de titel hetzelfde is als haar naam, wordt een dubbele suggestie gewekt: Ann Lee spreekt ofwel vanuit zichzelf, ofwel vanuit haar positie als werk (titel). Of zouden beide samen kunnen vallen; zou ze ook vanuit beide tegelijkertijd kunnen spreken? Daarnaast maakt het feit dat het werk opgevoerd wordt door een adolescent aandoend meisje, dat het publiek welwillender is om te participeren. Dit wordt versterkt door de context – het verhaal van de fysieke Ann Lee en het videowerk van Parreno – waardoor mensen geneigd lijken te zijn de wat wereldvreemde Ann Lee bekend te maken met hoe wij, mensen, communiceren. Ann Lee’s vragen – “How are you?”, “Would you rather be too busy or not busy enough?” Of, “could you explain it to me?” wanneer ze net een ingewikkeld citaat aanhaalt – worden meestal beantwoord door het publiek, waar eerdere werken van Sehgal op een sceptischer en stilzwijgender respons konden rekenden. Ann Lee wekt sympathie op. Het publiek lijkt zich bewust te zijn van haar rol betekenis te kunnen verlenen aan Ann Lee. Haar een gevoel van eigenwaarde te kunnen verschaffen.

Melancholie als teken

Verschillende Ann Lee’s voeren Ann Lee uit. Soms is het twee keer hetzelfde meisje na elkaar, dan weer drie keer een ander. Hun verhalen overlappen gedeeltelijk. Maar ze vertellen wisselende anekdotes. Als nieuwe bezoekers de ruimte binnenkomen en Ann Lee midden in haar verhaal zit, interrumpeert ze zichzelf door te zeggen: “please hold on a sec”. Vervolgens geeft ze een beknopte versie van haar geschiedenis om te vervolgen met “so, where were we?”

Could I ask you one last question?”, vraagt Ann Lee alvorens ze de ruimte verlaat. Of er nu wel of geen instemming klinkt, Ann Lee vervolgt: “What’s the relation between a sign and melancholia?” Terwijl ze dit vraagt staat ze met haar rug tegen de muur en kijkt ze alle bezoekers stuk voor stuk aan door haar hoofd langzaam van links naar rechts te bewegen. Vaak komt er geen antwoord.

Sehgals Ann Lee spreekt al eerder over ‘a sign’ wanneer ze zegt “a sign owning itself is having the rights to itself”. Het doet denken aan de tweedeling tussen teken en betekende in de taalfilosofie. Hoe verhoudt een teken zich tot betekenis? Kan een teken emoties hebben op zichzelf, of kan er slechts emotionele lading aan toegekend worden door anderen? In de taalfilosofie is het de context, de gebruiker, die betekenis verleent aan het teken. Er is dus sprake van afhankelijkheid, het teken is afhankelijk. Dit komt ook op een meer impliciete manier te sprake wanneer Ann Lee aankaart dat een ieder die haar adopteert steeds zo druk is – Pierre en Philippe “seemed very busy”, “lately I’ve been trying to hang out with Tino” en “The other day I was at Tino’s place but as usual he was talking on the phone”. En nu wendt ze zich tot ons, toeschouwers.

Zou de melancholie ook betrekking hebben, evenals ‘a sign’ dat heeft, op Ann Lee? En zo ja, ervaart ze die dan zelf, of is het onze projectie van een gevoel op een teken, een huls, iets dat van zichzelf geen betekenis heeft? De melancholie van Ann Lee zou gelegen kunnen zijn in het feit dat ze nooit volledig onderdeel kan zijn van de ‘echte’ wereld – hoe graag ze ook vierdimensionaal wil zijn – maar deze tegelijkertijd ook niet kan verlaten. Dit komt door haar ontologie; gemaakt om vermaakt te worden, gemaakt om opgeroepen te worden door anderen. Deze paradox sluit aan bij Sehgals werkwijze. Zijn situaties bestaan als ze niet opgevoerd worden, op eenzelfde manier die Ann Lee melancholisch maakt: dolend als een product van de geest, als een herinnering.

Boeken / Non-fictie

Componeren, componeren!

recensie: Philip Glass (vert. Catalien en Willem van Paassen) - Woorden zonder muziek

Eén van de groten in de hedendaagse klassieke muziek, Philip Glass, heeft zijn memoires te boek gesteld. Woorden zonder muziek heet het, en er worden veel boeiende anekdotes opgedist.

De door Philip Glass gecomponeerde muziek voor de film The Hours (2002) is misschien wel de mooiste filmmuziek ooit gemaakt. Alles wat zijn muziek zo kenmerkend maakt is aanwezig: de langzame, maar stuwende ritmes, de zachtjes van akkoord veranderende melodieën. In Glass’ nieuwe memoires wordt zijn werk voor deze film slechts kort aangestipt, in het hoofdstuk over filmmuziek dat verder vooral gewijd is aan zijn eerste stappen in dit genre onder de vleugels van filmmaker Godfrey Reggio (Koyaaniqatsi, Powaqqatsi).

Dit hoofdstuk is aan het einde van Woorden zonder muziek geplaatst. We hebben dan al vele pagina’s met Glass doorgebracht, zijn door zijn jeugd gegaan, zijn studie, een grote reis naar India, zijn eerste werken als componist en zijn leven in New York. Er staat veel in dit boek: veel over muziek, veel over hoe Glass tot een eigen stijl is gekomen. Echt grote conflicten zijn er niet – al slaat hij wel in de jaren zeventig een keer een Nederlander neer die meende dat hij zijn eigen muziek niet goed speelde.

Alles om te kunnen componeren

Philip Glass wordt in 1937 geboren in Baltimore. Al vroeg is hij geïntrigeerd door het geluid van de wielen van de nachttrein en wanneer hij bijna dertig jaar later in India bij Ravi Shankar studeert, zal hij die nachtelijke herhalingen tot muziek leren maken. ‘Wielen binnen wielen,’ zo zal hij zijn muziek later omschrijven. In 1952 gaat de jonge Philip, vijftien jaar oud, naar Chicago om te studeren. Daar raakt hij bekend met hedendaagse jazz, maar het zou allemaal pas echt in New York gebeuren. Daar, aan het eind van de jaren vijftig, beginnen de elementen uit Glass’ leven langzaam samen te komen.

Na studies in Parijs en India keert Glass in 1967 terug in New York. Hij maakt vrienden – schrijvers, schilders, installatiekunstenaars, acteurs – en begint te componeren. Zijn eerste succes is klein: Music in Twelve Parts, geschreven tussen 1971 en 1974, kent bijvoorbeeld een beperkte maar fervente aanhang. Het zou tot 1976 duren, wanneer de opera Einstein on the Beach in première gaat tijdens het festival in Avignon, dat Glass doorbreekt: hij en zijn partner Bob Wilson verkopen twee avonden in de Metropolitan Opera volledig uit.

Vanaf 1978 leeft Glass geheel van de muziek. Later zal hij ook een kantoor moeten inrichten met mensen die voor hem werken. Daarvoor had hij allerhande baantjes om zichzelf te bedruipen. Dit is het meest vermakelijke en intrigerende deel van Woorden zonder muziek. Wij cultiveren graag een bohemien beeld van de kunstenaar, maar Glass is open over hoe hij in zijn levensonderhoud voorzag: hij was verhuizer, loodgieter, taxichauffeur, poseert in de jaren zeventig in een reclame – alles om maar te kunnen componeren.

Méér anekdotes!

De vergelijking met Patti Smith – twee keer genoemd in Woorden zonder muziek – dringt zich op. Enkele jaren geleden schreef zij het succesvolle Just Kids, over haar komst naar New York en haar relatie met fotograaf Robert Mapplethorpe, dat in de Verenige Staten de National Book Award won. Glass haalt het niet bij haar eloquentie en stijl: wat hij schrijft is spreektaal, een die in het Nederlands bovendien ook heel erg vertaald overkomt. Zo is er het herhaaldelijke gebruik van het woordje ‘meneer’ – ‘meneer Copland’, ‘meneer Wolfe’ – dat als bijkomend nadeel de tekst ook nogal infantiel laat klinken.

Vorm en inhoud moeten samengaan in de kunst, maar in het geval van Woorden zonder muziek is het duidelijk: de inhoud is interessanter dan de vorm. Van de verhalen en anekdotes wil je meer, vooral ook over meer recente jaren. Hoe dan ook: laat Philip Glass maar componeren, want daarvoor is hij op deze aarde.

Kunst
special: Subiet naar Antwerpen

Zomerspecial: Antwerpen – België

Het mooie van reizen is dat het nooit gaat zoals gepland. Het MoMu (Modemuseum) in Antwerpen was dicht, wegens het wisselen van de collectie. Ook mijn favoriete sieradenshop hield om die reden haar deuren gesloten. Gelukkig bleef er nog genoeg te genieten over in deze inspirerende stad.

Antwerpen is dichtbij, maar toch ben je in een andere wereld, enkel al om de prachtige Vlaamse woorden (groentjes, volzet, generiek, droogkuis), de aangename hoffelijkheid (u) en de verschillende culturen die je treft als je je even buiten het historisch centrum begeeft. In de Joodse wijk fietsen mannen met pijpenkrullen, in de Afrikaanse buurt schrijden trotse moeders in kleurige gewaden – over mooi opgekleed gesproken – en Chinatown heeft zelfs echte rode poorten.

De binnenstad blijft een modemekka en van de beroemde ‘Antwerpse zes’ zijn er nog voldoende grote namen over (van Beirendonck, van Nooten, Demeulemeester). Je treft dan ook veel shoppende Nederlanders die hun slag willen slaan in de solden, net als ik. Antwerpen biedt, behalve een rijke historie, een mooie kans om de tijdgeest weer eens goed op te snuiven, te onderzoeken wat er zoal speelt. De Kammenstraat is daarvoor een goed begin, en vergeet vooral de flyers niet. Nog wat andere tips:

MHKA (onmisbaar)

‘Kunst is het zout op de patatten van het dagelijks leven’, aldus de Vlaamse minister van Cultuur. Het Museum voor Hedendaagse Kunst ligt vlakbij de Schelde. Het heeft ‘een duurzaam engagement voor Jan Fabre’ meldt de site. Hoe mooi gezegd. Ik trof een prachtige overzichtstentoonstelling van deze multidisciplinare Antwerpse duizendpoot. Bic-kunst? Vleesjurk? Fabre deed het al.

Bourla (pralineke)

De Bourlaschouwburg, thuishaven van het Toneelhuis, is een oude bonbondoos, dus men bouwde een moderne, grotere schouwburg erachter – waar eigenlijk niemand echt naar toe wil. Gelukkig kun je sinds deze zomer de hele dag heerlijke zelfgemaakte ijsthee drinken op het sfeervolle Bourlaterras. Kijk als je de kans krijgt even binnen, bijvoorbeeld naar het statige restaurant onder de adembenemend beschilderde koepel.

Vreemdelingenmarkt en Kruidentuin (avontuur en stilte)

Vergeet niet te proeven, te horen en te voelen. Geniet van alle smaken, geuren en kleuren op de Vreemdelingenmarkt (zaterdag), nu ook wel netter ‘Exotische markt’ genoemd. Koop wat lekkere hapjes en picknick in de nabijgelegen Kruidentuin, een wonderlijke oase van rust midden in de stad.

Antwerpen_01Internationale Tijdschriftenshop (knus en werelds)

Weinig is zo goed als logeren in een appartement waar al kwartier is gemaakt door hedendaagse Antwerpenaren. Als je geluk hebt tref je een balkon met zachte stadsgeluiden en kun je fantastische koffie zetten en heb je niet te vergeten veel goede litera- en lectuur binnen handbereik. Voor de zekerheid kun je ook nog even snuffelen in de Internationale Tijdschriftenshop in de Stadsfeestzaal (zou hier vroeger gedanst zijn op die mooie parketvloer?). Trotseer hiervoor even de Meir, want echt bladeren is toch leuker dan internet.

Park Spoor Noord (oud en nieuw)

Een oud verlaten spoorwegterrein is omgetoverd tot een fascinerend eigentijds stadspark. Je kan hier alle parkdingen doen: zwemmen, eten, drinken, muziek luisteren, skaten, locals kijken, en als je zo’n handige roodwitte stadsfiets hebt geregeld ook fietsen. Die fietsen zijn een aanrader wegens de omvang van het park, maar zijn natuurlijk ook geweldig in de rest van de stad. Zo kun je makkelijk de Zomer van Antwerpen nog even meepakken, een festival met maandenlang theatervoorstellingen, films, muziek, stadsstranden…

Subiet moet ik terug! Voor het MoMu en die oorbellen natuurlijk, maar ook voor een voorstelling van het Toneelhuis en een frisse portie leuke grote stad. En dan wil ik graag eens slapen in het Nulsterrenpension in een oude gasfabriek, waar je een pyjama kan huren die past bij het retrobehang.

Boeken / Non-fictie

Essayist zit geëssayeerde in de weg

recensie: Jan Oegema - Hans Faverey en de liefde

Hans Faverey is één van Nederlands ondergewaardeerde dichters. In zijn speels opgezette nieuwe essay probeert Jan Oegema hem voor een groter publiek te ontsluiten, maar of hij daarin geslaagd is, is nog maar de vraag.

Faverey, in 1933 in Paramaribo geboren, komt in 1939 naar Nederland en maakt daar de Tweede Wereldoorlog mee. Na de oorlog gaat hij psychologie studeren, werkt in Leiden, heeft een lang en waarschijnlijk gelukkig huwelijk met een Kroatische dichteres. Hij debuteert in 1962 in het tijdschrift Podium en publiceert zes jaar later zijn eerste bundel, Gedichten geheten. In 1990 overlijdt Faverey aan kanker. Waarom deze levensinformatie?

Volgens Jan Oegema, auteur van Hans Faverey en de liefde, doet deze biografie ertoe bij het lezen van Favereys poëzie. Dat is natuurlijk vloeken in de letterkundige kerk, waar het bon ton is biografie en bibliografie te scheiden. Maar Favereys huwelijk fascineert Oegema, net als de geringe aandacht die er in academische kringen is voor Faverey als – zoals Oegema het noemt – ‘liefde(s)dichter’. Zie daar: een onderwerp voor een essay is geboren.

De taal zelf is de inzet

Faverey wordt wel eens een postmoderne dichter genoemd, of een hermetische. Een zeer talige, ook: in zijn poëzie wemelt het van de subtiele en meer expliciete taalspelletjes. De bekendste daarvan is mogelijk de korte cyclus waarin een dolfijn wordt aangespoord het woord ‘bal’ te zeggen, waarvan het eerste deel nog redelijk herkenbaar is:

Ball; say: ball.

(Bal; zeg: bal).
Je moet ‘bal’ zeggen.
Dolfijn, zeg eens bal.
B/a/l: bal. Hé,

dolfijn, zeg nou eens ‘bal’.

In de opeenvolgende gedichten gaat Faverey aan de slag met die woorden: hij husselt ze door elkaar, zoekt onvermoede betekenissen – hij maakt, kortom, de taal zelf tot inzet van zijn poëzie. Dat maakt hem misschien niet de meest toegankelijke, maar wel een van de meest interessante dichters.

Oegema sluit zich aan bij het selecte gezelschap van, in zijn woorden, ‘goede, intelligente, toegewijde’ lezers, in de hoop ‘andere’ lezers voor de door hem geliefde dichter te vinden. Een nobel en terecht doel en Oegema ontleedt vele lagen in Favereys poëzie. Zijn taalgebruik, geïnspireerd door de poëzie die hij bestudeert, is soms helder, en soms onnodig gecompliceerd. Neem een zin als deze, kenmerkend voor dit essay: ‘Zich: een taalteken dat Faverey graag inzet om te herinneren aan een non-reflexieve zijnssfeer waarin het subject een gaafheid kent die het in ordelijke communicatietaal verliest.’ Wie wordt daardoor overtuigd?

Rommelig essay

Het denkende ik dat de aanleiding vormt voor deze bundel – Jan Oegema – treedt geregeld sturend en daarmee storend op de voorgrond in Hans Faverey en de liefde. Op zulke momenten leidt de essayist de aandacht weg van de geëssayeerde en richt die op zichzelf. Oegema heeft toch al de neiging tussen Faverey en de lezer in te gaan staan door te veel te benadrukken dat de interpretatie van Faverey als een liefde(s)dichter van hem komt. Het lijkt er op dat dit boeklange essay niet alleen iets naar de lezer moet communiceren, maar een bijbedoeling heeft, die over Oegema gaat en waarvan de lezer niet op de hoogte is.

Misschien ben ik te cynisch, te achterdochtig. Het lijkt me onmiskenbaar dat Hans Faverey en de liefde is ontstaan vanuit een oprechte belangstelling voor en geraaktheid door Favereys poëzie. Maar het doet dit boek geen goed wanneer ‘Oegema de essayist’ het overneemt van ‘Oegema de bewonderaar’. Terwijl hij – terecht – een lans breekt voor het tijdloze in de poëzie, als reactie op de wetenschappelijke literatuur waarin Faverey stevig aan het postmodernisme gebonden wordt, situeert de essayist zichzelf onnodig vaak in tijd en plaats.

Muziek / Album

Groots met een gouden strot

recensie: Alabama Shakes - Sound & Color

In 2012 werd de muziekwereld aangenaam verrast door een band uit Amerika. Alabama Shakes schudde de muziekwereld wakker, grotendeels door de oerkracht van de stem van frontvrouw Brittany Howard. Met hun nieuwe album Sound & Color overtuigt de band opnieuw.

Van groen naar gerijpt

Van een band die pas een paar maanden bij elkaar was toen Boys & Girls uitkwam, tot een groep met stukken meer ervaring en kunde, ingespeeld op elkaar, Grammy-nominaties op zak, en de grootste festivals aangedaan. Toen eenmaal de beslissing genomen was om geheel opnieuw te beginnen en niet voor een Boys & Girls deel 2 te gaan, was het makkelijk en konden ze doen wat ze zelf wilden, aldus de Shakes. Dat resulteert in een plaat waarop elk nummer zijn eigen gezicht heeft, die toch een coherent geheel vormt met een soms broeierige, maar altijd warme sfeer.

Een vibrafoon geeft met zijn heldere, draaiende tonen nog niets prijs van wat komen gaat. Daarvoor is het toch echt wachten op de stem van zangeres Howard. Een eenvoudig drumritme, achtergrondzangeressen die ‘Sound & Color’ herhalen, en hier overheen Howard die met het grootste gemak lijkt te zingen. Laag, hoog, vol pathos, smekend en dan houdt ze zich nog in blijkt bij ‘Don’t Wanna Fight’. Je vraagt je af waar het is mis gegaan in een mogelijke relatie, want als ze zingt “My lies, your lines, don’t cross them lines,” zou je het wel uit je hoofd laten om haar een kunstje te flikken. Met een hese schreeuw opent ze het nummer waarin ze laten weten niet meer te willen vechten voor haar relatie.

Genre-overstijgend

Zou je niet al onder de indruk zijn van de imposante gestalte van Howard of van haar leeftijd (26), dan is haar stem er een uit duizenden. Nog meer dan op het debuutalbum laat de band geen kans onbenut om allerlei genres de revue te laten passeren. Americana bij ‘Dunes’, met vervormde stem en een loom tempo. Het met omfloerste zang en funky gitaarspel gevulde ‘Guess Who’, dat klinkt als de filmmuziek van Shaft (door Isaac Hayes), neigt weer meer naar r&b en hiphop. En dan ook nog rammelende rockmuziek na het ‘5, 6, 7, 8’ op ‘The Greatest’. “Life is perfect in your arms, don’t ever let me go,” waarin ze zich een meisje waant dat gekoesterd moet worden.

Smekend om liefde

Dat dat meisje ook van zich af kan zingen laat ze horen in ‘Miss You’. Fijn om aan de muziek te horen dat je weet dat die enorme uithalen eraan zitten te komen. Bijna hysterisch zingt ze ‘I’m yours’, en even makkelijk schakelt ze dan weer terug naar het meer beschouwende refrein waar het mis kon zijn gegaan met haar geliefde. Evenals in ‘Gimme All Your Love’, waarin de meanderende muziek heerlijk contrasteert met de geweldsuitbarstingen waarin om alle liefde gesmeekt wordt. Wat volgt is een swingend outro met orgel en gitaarsolo. Diezelfde traagheid kenmerkt ook ‘Gemini’, maar hierin volgen de woorden elkaar juist op als honing van een lepel.

Het album heeft misschien wat luisterbeurten nodig, maar dan komen de tracks zeker goed tot hun recht en ontdek je de vele facetten van de plaat. Geluid was er al genoeg, maar nu brengt Alabama Shakes ook nog meer kleur aan op hun fijne liedjes. Zodoende is Sound & Color een bevestiging van wat we al gehoord hadden bij het debuut: de band heeft met Howard goud in handen.

Theater / Reportage
special: 8WEEKLY brengt een bezoekje aan het reizende theaterfestival

De Parade 2015

Het reizende theaterfestival door de vier grote steden van Nederland dat eigenlijk geen introductie meer nodig heeft: dat is de Parade. In het Utrechtse Moreelsepark stond de zweefmolen weer op zijn plek en waren er weer vele theater-, dans- en muziekvoorstellingen te zien.

Interessant is dat het festival dit jaar haar 25e verjaardag viert. Zo worden er, naast de vele andere voorstellingen, een aantal Paradeklassiekers vertoond en speelt er een speciale jubileumvoorstelling.

Een nietszeggende titel bij een nietsbetekenende voorstelling

In 2010 begonnen als Kofferband op Over ’t IJ festival, spelen de vijf mannen nu onder de naam Zoutmus de voorstelling Half Krab, Half Winegum. Verschillende types worden gespeeld en de scènes van deze absurdistische montagevoorstelling wisselen elkaar in een hoog tempo af. Ook aan muzikaliteit geen gebrek. De jongens headbangen op een stevig rocknummer en spelen het volgende moment Let It Be van The Beatles. Met de mededeling aan het begin van het stuk dat het “De allerbelangrijkste voorstelling van je leven gaat worden” dreven de mannen al de spot met zichzelf. Als na vele hilarische momenten het einde in zicht is, wordt de lijst met gespeelde scènes nog eens nagelopen: “Ja, hebben we gedaan!”. Ook hier steken de jongens de draak met zichzelf en wordt nog maar eens duidelijk dat de voorstelling totaal geen betekenis heeft. Bewaar Half Krab, Half Winegum dan ook voor het einde van de avond, als de wijnbar al meerdere malen is bezocht en het lachen er meer toe doet dan de inhoud.

Naakter dan naakt

Bij binnenkomst staan twee naakte mannen kalm op het toneel en kijken rustig het publiek in. Het is de voorstelling Body On gespeeld door Tamar Blom en Kajetan Uranitsch, beiden afkomstig van de Amsterdamse mime-opleiding. De twee wandelen rustig heen en weer. Zo hier en daar klinkt nog wat gegiechel en een vrouw in het publiek durft nu al niet meer te kijken. Dan galmt ABBA’s Dancing Queen door de speakers en breekt de seks los. Afzonderlijk van elkaar en met grote overgave bewegen de mannen door de ruimte en wurmen zichzelf in allerlei standjes. Hier lijkt geen einde aan te komen, sterker nog, het wordt alleen maar intenser. Eenmaal klaar hebben de mannen wel fysiek contact en draaien op allerlei manieren om elkaar. Omhelzend komt de voorstelling tot een einde.

Veertig minuten lang naar twee naakte, alles wat maar los of vast zit neukende mannen kijken vond ik schokkend. Hiernaast vroeg ik mij af waar ik nou precies naar aan het kijken was. Dat het geen porno was, daar was ik wel over uit. Maar wat was het dan? Kijkend naar de voorstelling word je niet alleen geconfronteerd met het lichaam van een ander, maar je gaat ook de confrontatie met jezelf aan. Body On is dan ook een schokkende en indrukwekkende voorstelling waar elk mens anders op reageert.

Goed Gelukt

In een tent die nog kleiner is dan je eerste studentenkamer speelt Danielle Schel Op Goed Geluk(t). Verkleed als (sexy) aardbei speelt ze in Rotterdam, Den Haag en Utrecht haar Parade-solo: een vijftien minuten durende teaser van de voorstelling die ze in Amsterdam, samen met twee muzikanten, volledig zal gaan spelen. En dat belooft veel goeds. Schel heeft een mooie stem waarmee ze haar beeldende liedjes perfect overbrengt. Ook weet ze je door het schetsen van grappige situaties flink aan het lachen te maken; zo bezorgde ze haar psychiater een burn-out en vergat ze haar naam onder een liefdesbrief te zetten. Op Goed Geluk(t) is een laagdrempelige en humoristische solovoorstelling en hoort hiermee prima op de Parade thuis.

Loes Luca’s realitysoap

Na vijftien jaar afwezigheid is Loes Luca weer terug op de Parade. Ditmaal niet met een voorstelling, maar met een inkijk in haar ‘leven’. Het Paradetheater is omgebouwd tot haar huis, waar je als bezoeker nooit weet wat je zult aantreffen. Tijdens mijn bezoek kwam ik op een muzikale familieavond terecht. Actrice Merel Polat zong een lied met haar Turkse vader op gitaar. Pierre van Duijl, vriend van Loes Luca, speelde later op accordeon een nummer met zijn twee dochters achter de microfoon. Het loopt tegen half 11 aan, er is al wat alcohol gedronken en het is een gezellige boel in huize Luca. Het publiek wisselt, als een soort koeien in een stal, om de vijf minuten van rang, waarbij ze telkens dichterbij het podium komen. Wanneer ik eenmaal bij het podium sta zingt Loes Luca nog een duet met haar moeder, waarna deze vijftien minuten durende realitysoap tot een einde komt.

Alles Draait

Ellen ten Damme speelt op de Parade in iets minder dan een uur een mooi liedjesprogramma. Samen met zeven muzikanten op drum, viool, alt en cello brengt ze voornamelijk nummers van haar nieuwe album Alles Draait ten gehore, dat in september uitkomt. Haar stem is krachtig en haar liedjes poëtisch. Het nummer Waterige Maan wist het publiek in de Reizende Schouwburg muisstil te krijgen: een kippenvel moment, met Ellen ten Damme achter de piano. In zwart-wit trainingspak zingt ze later een ode aan turnster Verona van der Leur: “Nog steeds als ik denk aan haar, krijg ik een rode kleur, ik ben gewoon verliefd op haar, Verona, van der Leur”. Zelf heeft Ellen ten Damme ook heel wat acrobatische trucs in huis die ze volgend op het nummer toont door op haar handen te lopen en in de spagaat te belanden. Ook maken we kennis met Ekster Arie, een vogel die Ellen op straat heeft gevonden en nu bij haar woont. Hier heeft ze een simpele meezinger over geschreven, waar ze de hele tent in meekrijgt. Een rode draad in het programma heb ik echter niet ontdekt. Hiermee was de voorstelling vooral een introductie van haar nieuwe Nederlandstalige album waar verschillende poëtische liedjes op staan die, samen met haar ekster en zeven muzikanten, met enthousiasme en overgave worden gebracht.

 

Kunst
special: Oud cultuurcentrum aan het water

Zomerspecial: Helsingør – Denemarken

In Denemarken, op het eiland Sjælland. ligt de havenstad Helsingør. Hoog boven de oude huizen aan de haven verrijst kasteel Kronborg, waar Shakespeare zijn Hamlet situeerde. Maar eigenlijk is de hele kustlijn in zuidelijke richting – langs de Sont – een en al geschiedenis en musea. Omdat ik half Deens ben ga ik hier een paar keer per jaar op familiebezoek. Naast eindeloos bijpraten op de lange zomeravonden nemen culturele uitstapjes een belangrijke plaats in tijdens deze vakanties.

De Deense cultuur is na de Middeleeuwen  opgebloeid toen verschillende steden, waarvan Kopenhagen de belangrijkste werd, langs de Hanzeroutes handel dreven met Engeland, Nederland en Frankrijk in het westen en Rusland en de Baltische staten in het Oosten. Bijna heel Scandinavië was destijds van Denemarken en de grens met Duitsland liep bij Hamburg. Geld stroomde overal vandaan binnen en dat is nog steeds te zien en te voelen in de kuststrook ten noorden van Kopenhagen. Langs deze goudkust staan schitterende oude villa’s met privéstranden. In het binnenland liggen uitgestrekte, goed onderhouden bossen. Ook het legendarische Slot Gurre (van de ‘Gurrelieder’ van Arnold Schönberg) ligt hier, aan een romantisch meer.

Tussen de 16e en 19e eeuw raakte Denemarken door een eindeloos aantal oorlogen bijna alles kwijt. Nu is het een aardig land van modern design en populaire series geworden. Aan de goudkust, tegenover Zweden, wonen nog steeds de vroegere rijken, te midden van het nieuwe geld. Ook de schrijfster Karen Blixen woonde hier, in een villa aan zee. De sfeer is rustig, de inwoners zijn welvarend en vriendelijk. Het lijkt alsof de ellende van de boze buitenwereld hier niet is doorgedrongen. Geen vluchtelingen, geen economische crisis, geen hittegolf. Boven het eiland Hveen, waar de astronoom Tycho Brahe in de 16e eeuw zijn observatorium bouwde, schijnt een namiddagzon aan een lichtbewolkte hemel. Zweden licht op als een matblauwe, glooiende kustlijn. De brug van Kopenhagen-Zuid naar Malmø, bekend uit de film The Bridge heeft de gezellige veerboten van vroeger vervangen, maar vanuit Helsingør kun je nog steeds in een kwartiertje naar het Zweedse Helsingborg oversteken.

De mooiste bezienswaardigheden aan de Sont:

  1. Het Louisiana Museum voor moderne kunst in Humlebæk, tien treinminuten van Helsingør;
  2. De oude scheepswerf in Helsingør, die verbouwd is tot cultuurcentrum;
  3. Het Karen Blixen-huis in Rundstedlund;
  4. Museum Ordrupgaard;
  5. Het heuvelachtige, beboste achterland, voor prachtige wandel- en fietstochten.
hh

Foto: Oude scheepswerf in Helsingør – Stephan Meuwissen

Naar een ander continent in het Louisiana Museum

Ik bezocht met mijn Louisiana-jaarkaart  drie keer het Louisiana Museum. In de serie tentoonstellingen over architectuur is daar nu de derde, laatste overzichtsexpositie ingericht. Moderne architectuur in Afrika. Wie bij moderne bouwkunst niet meteen aan Afrika denkt kan hier zijn mening herzien. In samenwerking met plaatselijke architecten en politici zijn in de meeste Afrikaanse landen enorme projecten opgezet. Initiatieven en know-how liggen meestal bij westerse architecten maar het respect voor de mensen waar ze voor ontwerpen toont zich in de ontwikkeling van de gebouwen. Met foto’s, films en kaarten krijg je een indruk met wat bedoeld wordt met de uitspraak: ‘Design is een mensenrecht.’

Niet alleen de nieuwe stedenbouw, zoals een complete stad op palen in de lagune van Lagos, maar ook scholen, gezondheidscentra, theaters – alles van de mooiste materialen, in warme, soms felle kleuren. Fantasierijke nieuwbouw, gevoegd in het Afrikaanse landschap en aansluitend bij de plaatselijke cultuur. Een mooi voorbeeld vond ik de vergaderplaats van de dorpsoudsten in een dorp in Congo. Overdag een soort crèche, ’s middags een plek voor de hangjongeren en aan het begin van de avond, als het koeler is, een plek voor de oudere mannen om te overleggen.

floating_school_nle_9101_1_0_0

Foto: http://en.louisiana.dk/exhibition/africa

In een andere vleugel bezocht ik een expositie van Peter Doig, schilder van grote, kleurige doeken, figuratief met een knipoog, soms raadselachtig en dromerig, soms grappig – ongrijpbare beelden die pas bij nadere beschouwing iets van hun betekenis prijsgeven.

Vergeet voor vertrek het museumrestaurant niet; het is een apart bezoek waard. Het uitzicht, een beeldentuin die zich omlaag glooiend tot aan het strand uitstrekt, is een rustpunt vanwaar je opnieuw het museum induikt voor weer andere indrukken  Zo kun je dagen doorbrengen, genieten van de prachtige landschappen en het zeer diverse kunstaanbod. En Denemarken is gemakkelijk en goedkoop te bereiken….

Kunst / Expo binnenland

Bekende werken overzichtelijk opgesteld

recensie: ZERO: Let Us Explore the Stars. Radicale kunst uit de jaren 50 | 60

Op de benedenverdieping van het Stedelijk Museum Amsterdam is een historisch overzichtelijke tentoonstelling gewijd aan de ZERO-beweging. Deze naoorlogse radicale stroming kan worden gezien als een belangrijk fundament van de hedendaagse kunst en daar blikt deze tentoonstelling op terug.

De naam ‘ZERO’ werd in 1957 bedacht door leden Otto Piene en Heinz Mack, om een nieuw nulpunt in de kunst aan te duiden. Door middel van reductie kwamen zij uit bij simpel ogende werken, die door hun minimalistische vormen raakvlakken hebben met ontwerp en design. We zouden kunnen stellen dat ZERO de ‘schone’ versie is van DADA – de kunststroming die tijdens de Eerste Wereldoorlog opkwam. Het jonge kunstenaarscollectief ZERO wilde na de Tweede Wereldoorlog het pessimistische expressionisme achter zich laten en opnieuw beginnen. Via hun experimentele en innovatieve houding zochten de kunstenaars naar nieuwe (radicale) manieren om kunst te maken, om zo de gehele kunstwereld een nieuwe toekomst te geven. En daar zijn zij zeker in geslaagd.

36134 bekende werken overzichtelijk opgesteld

Zero – Let Us Explore the Stars, Stedelijk Museum Amsterdam, 2015, zaalopname. Foto: Gert Jan van Rooij.

Maakprocessen

Bij binnenkomst is een reeks ‘witte’ schilderijen te zien, tenminste, ze zijn wit van ‘kleur,’ maar in elk oppervlak valt een ander patroon te ontdekken. Op de muur aan de rechter zijkant toont zich een werk van Enrico Castellani, genaamd ‘Dubbele witte hoek’ uit 1963, die de bezoeker fascineert met zijn gespiegelde basale vormen. In de ruimte links van de witte schilderijen wordt een video van de verschillende spectaculaire maakprocessen getoond. Er is te zien hoe Otto Piene zijn schilderij met de grote zwarte cirkel van kaarsrook maakt en hoe de ijdele Yves Klein op zijn beurt een vuurschilderij maakt, geassisteerd door de brandweer. Daarnaast komt er een macho maar toch ook humoristisch interview voorbij, wat de tijdsgeest van toen en de houding van de kunstenaars goed weergeeft.

36134 bekende werken overzichtelijk tentoongesteld

Zero – Let Us Explore the Stars, Stedelijk Museum Amsterdam, 2015, zaalopname. Foto: Gert Jan van Rooij.

In de aansluitende ruimtes zijn afbeeldingen van de tentoonstelling Nul uit 1965, toen ook in het Stedelijk, te zien. Vervolgens kan men een reeks beroemde objecten aanschouwen; de autobanden van Armando; de TV met spijkers van Uecker; de boot van Kusama. Minder bekend is een reeks videowerken, waaronder een van Heinz Mack in de woestijn van Tunesië. In een zilverkleurig pak loopt hij met een lange strook aluminium door het kale, zonnige zandlandschap en plaatst daar objecten, die deel moeten worden van de omgeving. De film is uit 1968, maar het lijkt alsof hij het landen op de maan van een jaar later al nadoet, in zijn ruimtepak. De ruimte met korte films maken de tentoonstelling, naast de andere werken uit het archief, weer levendig.

Zero - Let Us Explore the Stars, Stedelijk Museum Amsterdam, 2015, zaalopname. Foto: Gert Jan van Rooij

Zero – Let Us Explore the Stars, Stedelijk Museum Amsterdam, 2015, zaalopname. Foto: Gert Jan van Rooij.

Historisch verantwoord

Al met al blijft de tentoonstelling als geheel toch wel heel braaf. Magriet Schavemaker heeft namens het Stedelijk Museum een prachtig en verantwoord historisch overzicht weten neer te zetten, maar om de tijdsgeest van toen en de innovatieve houding van de ZERO-kunstenaars over te brengen naar het heden, zal er meer spanning in de tentoonstelling gecreëerd moeten worden. Alhoewel de minimalistische ZERO-werken zich goed lenen voor overzicht, zijn er weinig inhoudelijke keuzes gemaakt. Interessant zou bijvoorbeeld zijn een tentoonstelling met enkel beelden van alle maakprocessen van de kunstenaars, en dan niet zo degelijk overzichtelijk opgesteld, maar juist kriskras door elkaar. Laat de bezoeker een veelheid zien aan wat er destijds gedaan en geprobeerd is! Als Stedelijk Museum zijnde mag je best een beetje lef hebben.

Boeken / Non-fictie

America über alles

recensie: Eric Lichtblau - Nazi's in Amerika. Hoe Amerika een thuishaven bood aan Hitlers mannen

Met Nazi’s in Amerika doet onderzoeksjournalist Eric Lichtblau uit de doeken hoe ongeremd opportunistisch Hitlers handlangers hun bevoorrechte levens konden voortzetten dankzij de Amerikaanse inlichtingendiensten. De overlopers zijn niet meer dan karikaturen in dit boek, hoe verbijsterend ook de onthullingen.

Wat de sterjournalist van The New York Times met Nazi’s in Amerika aan het licht brengt, is eigenlijk oud nieuws, zo kort lijkt maar weer eens het collectief geheugen. Al in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog schreven de grote Amerikaanse media – zijn eigen krant inbegrepen – over de geheime Operatie Paperclip van de Verenigde Staten. De FBI en CIA maakten toen jacht op Hitlers’ stal van wetenschappers uit nazi-Duitsland. Niet om ze gevangen te nemen vanwege de gruwelijke experimenten die ze uitvoerden op Joden en andere ongewenste burgers, maar om ze technologische informatie te ontfutselen.

Communistisch spook

Met die buit zou Amerika haar wereldleiderschap consolideren: die kennis werd ingezet om vernieuwingen in te zetten voor eigen militaire doeleinden en een geavanceerd ruimtevaartprogramma. Alles om te voorkomen dat de informatie in Russische handen zou komen, zo groot was de angst voor het communistisch spook waaruit de Koude Oorlog werd geboren. En zo was de Apollo 11 toch maar mooi het eerste ruimtevaartschip op de maan.

Een publieke enquête na de bekendmaking van Operatie Paperclip in de Amerikaanse kranten in 1946 maakte duidelijk dat de meeste burgers, onder wie bekenden als Albert Einstein en Eleanor Roosevelt, tegen het toelaten van de nazi’s op Amerikaanse grond waren. Maar de jacht op de ongeveer 1600 geleerden die gerekruteerd gingen worden, was al maanden aan de gang, nog voordat de oorlog daadwerkelijk ten einde kwam.

Carrière na leugens en bedrog

Er is weer een opleving van dit oude nieuws sinds de Nazi War Crimes Disclosure Act uit 1998 de lang verborgen documenten van Operatie Paperclip vrij gaven. De toegang tot deze archieven maakte het freelance journalist Annie Jacobsen mogelijk haar vorig jaar verschenen Operation Paperclip te schrijven. En wat Eric Lichtblau met Nazi’s in Amerika nu toevoegt, zijn de ontluisterende details uit correspondentie en verslagen van ondervragingen aan de kanditaat-informanten. Dat alles bij elkaar geharkt in een sensatiebeluste opsomming van blunders, manipulaties en ondoordachte acties. Het gewenste effect is een onthutsend beeld te geven van het opportunisme dat aan beide kanten hoogtij vierde. Oud-nazi’s wisten hun kapitaal en privileges veilig te stellen, omdat de Amerikaanse inlichtingendiensten – hunkerend naar informatie over het reilen en zeilen achter het IJzeren Gordijn – zich makkelijk om de tuin lieten leiden met valse verhalen van hun nieuwe informanten. Ondanks (of misschien wel dankzij) leugens en bedrog konden aan beide kanten de hoofdrolspelers carrière maken binnen de spionagediensten.

Moedwillige vervalsing

Tegenover de Joodse slachtoffers waren in het na-oorlogse Amerika weinig schuldgevoelens te bespeuren. Integendeel; vooraanstaande Amerikanen zoals generaal George Patton waren openlijk antisemiet en het was bekend dat de vrouw van president Truman geen Joden toeliet in hun huis. De communisten zo min mogelijk ruimte geven op wereldniveau was Amerika’s grootste prioriteit.

Met het verhaal van de Russische emigrant Tscherim Soobkozov die met de nazi’s collaboreerde en na de oorlog spion werd voor de Amerikanen, belicht Eric Lichtblau zijdelings de moordpartijen op Russisch grondgebied door of in opdracht van de nazi’s. Onbedoeld beschrijft hij summier een hoofdstuk in de geschiedenis dat vaak achterwege gelaten wordt in de eurocentrische kijk op de Tweede Wereldoorlog. Het uitroeien van de Joden stond weliswaar bovenaan het programma van de nazi’s, maar verhoudingsgewijs kwamen er meer Russische burgerslachtoffers om dan de slachtoffers van de holocaust op het hele Europese continent samen.

Immorele karikaturen

Dat de Amerikaanse inlichtingendiensten de nazi’s hun oorlogsverleden op papier lieten vervalsen en ze de hand boven het hoofd hielden, is op zichzelf al schokkend. Lichtblau’s grote hang naar sensatie is eigenlijk onnodig om dat duidelijk te maken. Allicht werden de hoofdrolspelers gedreven door opportunisme. Verontrustender is het totale gebrek aan moraal. Wat Lichtblau niet lukt in zijn reconstructie, is deze grote opportunisten te doorgronden. Veel dichterbij dan er eendimensionale karikaturen van te maken, komt de onderzoeksjournalist niet. Een grote verdienste van zijn boek is echter dat het collectief geheugen weer eens opgefrist wordt.

Boeken / Fictie

Een donkere confrontatie met de eigen fantasie

recensie: Hilary Mantel - De moord op Margaret Thatcher

Het lezen van Hilary Mantel is meedoen aan een duister spel waarvan je de spelregels niet kent, waar je geen controle over hebt en waarmee je niet wilt stoppen.

Mantel is een behendige regisseuse die haar personages en lezers zonder medelijden langs, en over, de randjes van haar donkere verhalen dirigeert. De tweevoudig Booker Prize winnares gaat in haar verhalenbundel De moord op Margaret Thatcher constant op zoek naar de fijne lijnen die onze samenleving aaneenrijgen. Dit kan de lijn tussen normaal en gek zijn, tussen geschiedenis en een minimale aanpassing daaraan, tussen de simpele samenleving zoals wij die verkiezen te zien en hoe deze daadwerkelijk is.

Tegelijkertijd wil ze die lijnen doorbreken, de illusie wegtrekken dat wij volledige controle over ons leven, ons geheugen en onze psychische gesteldheid hebben. Ze creëert een vreemde wereld van dansende meubels en onbetrouwbare bronnen, niet opgeroepen door magische fantasie maar door medicatie en het falende geheugen van de mens.

Geen woord is toevallig

Bij Mantel is elk woord zorgvuldig uitgezocht en past precies in haar zorgvuldig samengestelde constructie. Zoals de vertaler van deze bundel, Ine Willems, zelf zegt: ‘Geen woord is toevallig in haar teksten en haar leestekens zijn zo mogelijk nog betekenisvoller.’ Haar schrijfstijl is rauw en tastbaar, ‘diepvriesmotoren gieren’ en personages maken gebaren ‘van gulzige graagte’. Tegelijkertijd is ze speels en onverwachts in haar taalgebruik; zinnen als ‘hij nam elke bocht persoonlijk’ doen de lezer even stoppen en verbazen. Zo trekt Mantel de lezer naar zich toe en houdt hem dicht binnen het verhaal geklemd.

De medewerking van de lezer wordt nog iets verder geforceerd, niet door de woorden die Mantel kiest, maar juist door dat wat ze weglaat. De gruwelijke waarheden en details van de verhalen van de vele personages worden soms slechts aangestipt door Mantel, maar leiden tussen de regels een eigen leven. Het is aan de lezer om de aanwijzingen te verbinden en vervolgens de harde werkelijkheid zelf te bedenken.  Je gaat gedwongen de confrontatie met je eigen fantasie aan en wordt medeplichtig aan het verhaal dat ontstaat.

Medeplichtige personages

Op dezelfde wijze houdt ze haar personages in toom. Zij zijn slechts onderhevig aan de rukken die Mantel streng aan de touwtjes geeft en worden medeplichtig gemaakt aan de sterke lokroep naar de lezer, die haar verhalen zo kenmerkend maakt; ‘Je zult me wel cynisch vinden, vooringenomen,’ onderbreekt een personage het verhaal om zich tot de lezer te richten. De tweede persoonsvorm wordt ingezet, directe vragen worden aan de lezer gesteld, terloops, tussen haakjes, maar niet te negeren: ‘(Ik ga niet vaak terug, zou jij dat dan wel doen?)’ vraagt een vrouw die in haar geheugen afdaalt.

Mentale moord

In het titelverhaal, waarin oud-premier Margaret Thatcher wordt vermoord, sleutelt Mantel aan het idee dat de geschiedenis zoals die verlopen is, met een Thatcher die aan een beroerte overlijdt, ook de geschiedenis is zoals die zijn moet. Hierin confronteert ze de lezer bijna verwijtend met de ironische logica waar wij ons dagelijkse bestaan op baseren:

Alle ideeën waarvoor iemand maar zou willen sterven: het zijn plagen, verstoringen van de orde, grote kans dat ze het verkeer ophouden en voor vertragingen zorgen.

Het verhaal, dat door The Daily Telegraph werd geweigerd, leidde in Engeland tot een ware rel. De fictieve moord gaat namelijk verder dan een puur wat-als-experiment: Mantel geeft publiekelijk toe dat ze over de dood van Thatcher fantaseert, niet als schrijver, maar als mens, en dat fictie haar uitlaat hiervoor is. Haar haat is echt, en daarmee haar doodswens wellicht ook. Thatcher-sympathisanten probeerden de schrijfster daarom voor deze mentale moord voor de rechter te slepen.

Juist doordat ze fictie en de werkelijkheid zo dicht langs elkaar weet te sturen, en de lezer hierin betrekt, boeien haar verhalen. Passief op de achtergrond blijven, niet meespelen, het zijn geen opties bij het spel van Mantel. De inhoud van de elf verhalen in deze bundel loopt sterk uiteen, maar daarachter is Mantel altijd aanwezig. En haar spel is er een waar je altijd meer van wilt.