Kunst / Achtergrond
special: A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
tino sehgal, a year at the stedelijk

Twaalf keer Sehgal – mei

Een retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.

Vijf uit twaalf: Kiss (clean version) (2006)

Er staat een bankje, er hangen werken aan de muur. Toch is het vooral de grote, zowel in breedte als in hoogte, witte wand met links in de hoek een doorgang waarachter slechts zwart te zien is, die de aandacht vraagt. Het maakt nieuwsgierig naar wat er achter de wand te zien is – of er überhaupt iets te zien is. Naast de doorgang zit een suppoost. Hij zegt niks en kijkt rustig toe hoe ik door de doorgang het zwart in loop. Op de tast baan ik me een weg door een gang die almaar donkerder wordt. De gang mondt uit in een ruimte van groot zwart ‘niks’. Hoewel, bij nader inzien lijkt de ruimte veeleer zwanger van zwart te zijn.

De eerste paar minuten is het enige dat ik kan vaststellen de zachte structuur onder mijn schoenen: tapijt. Ook zwart. Het is stil in de ruimte en het duurt voor mijn gevoel zeker vijf minuten voordat ik de contouren van de ruimte kan ontwaren. Vanuit het zwart doemt een schim op. Eenmaal dichterbij blijkt het een medewerker van het Stedelijk te zijn die mij toevertrouwt dat mijn ogen even moeten wennen aan het licht. ‘Eerder het gebrek eraan’, gaat het door mijn hoofd.

Ik neem plaats op de grond terwijl mijn ogen zich meer en meer aanpassen. Trage beweging. Meerdere armen en benen. Een kluitje mens in grijstinten: langzaam wordt duidelijk dat er zich op de grond, net uit het midden, iets bevindt.

Het origineel is het verschil

Het blijken in totaal vier armen en vier benen te zijn, twee van elk behoren toe aan respectievelijk een man en een vrouw. Ze bewegen traag en zijn het overgrote gedeelte van de tijd met elkaar verstrengeld. De periodes dat er afstand tussen de twee bestaat, zijn veruit in de minderheid. Langzaam neemt de man plaats in de armen van de vrouw en nestelt zich op haar schoot. Op dat moment weet ik het zeker, de man en vrouw voeren ‘dezelfde’ choreografie uit die vorige maand onderdeel was van Kiss (2002) en opgevoerd werd in de zaal grenzend aan deze ruimte.

‘Kiss’. ‘Tino Sehgal’. ‘2006’. Om beurten spreken de vertolkers de woorden uit die tezamen de informatie vormen die normaliter op het titelbordje te lezen zou zijn. Het valt op dat dit een recentere versie is van Kiss; dit werk dateert uit 2006, waar de in april opgevoerde versie uit 2002 stamt. Het roept de vraag op of er – wanneer een werk dezelfde titel heeft en de choreografie dezelfde bewegingen bevat, maar de omstandigheden (ruimte, kleding, licht) van elkaar verschillen – sprake is van een recente versie van een reeds bestaand werk of een geheel nieuw werk. Is Kiss (clean version) een hertaling of aanscherping van Kiss? Zinspeelt de toevoeging van ‘clean version’ daarop? Of zijn het twee op zichzelf staande werken die een noemer delen, als een serie, een reeks bijna? En als dat laatste het geval is, wat betekent het dan voor de bezoekers die Kiss niet eerder hebben gezien?

Verwachtingen en patronen

Kiss (clean version) doorbreekt op meerdere manieren het verwachtingspatroon dat Sehgals werk in de voorafgaande maanden gecreëerd heeft. Waar in april en alle voorafgaande maanden het aantal vertolkers culmineerde, neemt in mei zowel het aantal werken als vertolkers af – er is slechts één werk te zien en dat bestaat uit twee vertolkers. Daarnaast wordt het werk opgevoerd in een verduisterde ruimte. Het licht dat normaal gesproken door het gedeeltelijk glazen plafond naar beneden schijnt, wordt nu tegengehouden doordat deze ‘lichtbak’ is afgedekt met donker folie. Slechts zes spleetjes laten wat licht toe in de ruimte. Bovendien is het aantal manieren om de ruimte binnen te komen teruggebracht tot één: bezoekers betreden en verlaten de zaal door dezelfde zwarte gang. De andere doorgangen, die de zaal verbinden met de naastgelegen ruimtes, zijn afgeschermd.

Dan nog een laatste, onmiskenbaar groot, verschil met de tot nu toe opgevoerde werken: de vertolkers zijn geheel ontkleed. Niks alledaagse kleding, volkomen naakt. Hoewel het gebrek aan licht maakt dat alles een soort poederige en korrelige waas over zich heen krijgt, waardoor bezoekers niet in staat zijn een scherp en gedetailleerd beeld te krijgen van de gezichten en lichamen van de vertolkers, is er vooral ook veel wel te zien. Het bijzondere hieraan is dat het zaken zijn die je normaliter waarschijnlijk wel zou registreren, maar waar aan je niet veel waarde zou toekennen. Nu dat wat je kunt zien beperkt is, verandert ook je blik. Zo valt op dat de huid van de vrouw lichter is dan die van de man. In het daglicht is dit waarschijnlijk maar een nuance, maar in een donkere ruimte als deze zijn het dit soort details die betekenis geven en krijgen. Daarentegen blijft de precieze plek waar de man zijn hand plaatst, alvorens over de vrouw heen te kruipen, een mysterie.

‘Is it closed?’

Eenmaal aan het licht gewend, zijn het de reacties van de bezoekers die de zaal nog maar net betreden hebben die de situatie vermakelijk maken. Het is duidelijk dat bezoekers nog niet kunnen zien wat er zich in de zaal afspeelt en zich dus ook niet bewust zijn van het feit dat er zich al meerdere bezoekers in de zaal verzameld hebben. De nodige angstkreten worden geslaakt en nagenoeg alle bezoekers lopen met hun armen voor zich uit de donkerte in.

‘Is it closed?’, hoor ik een dame vragen aan de suppoost die naast de ingang zit. Hij schudt waarschijnlijk van nee, want even later zie ik een vrouw de ruimte betreden. Een paradoxale vraag om te stellen wanneer je voor een deuropening staat. Het lijkt alsof het zwart afschrikt. Niet weten waar je uitkomt, wat je te zien krijgt en daarvoor een zwarte gang op de tast door moeten gaan; het is niet wat doorgaans omschreven wordt als uitnodigend. Het maakt wel nieuwsgierig. Daarin vraagt Kiss (clean version) meer van de bezoekers dan Sehgals eerdere werken. Allereerst moet je de drempel over om door het zwart heen te gaan, vervolgens moet je de tijd nemen om je ogen aan het donker te laten wennen.

Is verhullen in zekere zin nodig om te kunnen onthullen, of om onthulling zichtbaar te maken? Zou het verhullende van het zwart het onthullende van het naakt mogelijk maken? Zoals het onthullende van het daglicht het verhullende van alledaagse kleding nodig lijkt te hebben? Kiss en Kiss (clean version) spelen het spel van de paradox en zijn als een dialoog tussen context en archetype. Waarin de één de ander bevraagt en de ander de één.