Muziek / Reportage
special: Festivalverslag vanuit IJlst

Het laatste 2015Festival

In het Friese elfstedenstadje IJlst vindt voor de elfde en tevens laatste keer het 2015Festival plaats. Een bijzonder initiatief waarbij de in 2000 vastgestelde milleniumdoelen centraal staan. Ondanks de serieuze boodschap is er met namen als Douwe Bob, Dotan, Spinvis , Dolf Jansen en Pieter Derks op het affiche, voldoende ruimte voor vertier.

Doelen zijn alleen haalbaar als je er met zijn allen aan werkt om ze te behalen. Zo dacht een groepje Friese plattelanders er elf jaar geleden ook over. Als antwoord op de vraag hoe zij mee konden werken aan het behalen van de milleniumdoelen is het 2015Festival ontstaan. Een festival met een positieve inslag dat in een wereld vol cynisme laat zien dat je met positief denken heel veel voor elkaar krijgt. Naast muziek, cabaret, theater en dans is er in het bijzonder aandacht voor ontwikkelingssamenwerking. De opbrengst en de tijdens het festival gehouden milleniumloop waar zelfs duizend mensen aan mee doen, gaat dan ook naar The Hunger Project, een non-profit organisatie die strijdt tegen honger wereldwijd.

Een bijzonder programma

Een mooi voorbeeld dat honger een mondiaal probleem is, wordt geïllustreerd door de voorstelling ‘Kening fan ’e Greide’. Deze muziekvoorstelling wordt verteld door hoogleraar trekvogelecologie Theunis Piersma en wordt muzikaal begeleid door Sytze Pruiksma. We volgen hier een Grutto genaamd Amalia op haar trektocht van Afrika naar Nederland. Hier is de Grutto een beschermde weidevogel, in Senegal en Guinee-Bissau wordt zij verjaagd omdat zij de kostbare jonge rijstplanten eet. Ons weidevogelbeleid heeft dus een directe invloed op de toestand van boeren in Senegal en Guinee-Bissau. Dit hele verhaal wordt prachtig ondersteund door Sytse Pruiksma, die met een keur aan trommels en zelfgemaakte instrumenten, waaronder fluitjes een muzikaal collage van een Fries weidegebied maakt. Er wordt afgesloten met een dramatische scene waarin Sytse vol overgave een stervende Grutto met muziek probeert uit te beelden.

Bijzonder aan dit festival is het huiskamerprogramma, waarbij een aantal gastvrije IJlstenaren hun huiskamer beschikbaar hebben gesteld voor gesprekken over onder andere honger, duurzaam ondernemen en vrouwenemancipatie. Een aantal gastsprekers zijn de landendirecteuren van The Hunger Project. In Huiskamer 4 schuiven wij aan voor een gesprek met directeur India Rita Sarin die strijdt voor de vrouwenrechten aldaar. We maken kennis met een betrokken en inspirerende vrouw die een levendig beeld van de huidige situatie in India schetst. De goed gevulde kamer luistert aandachtig en stelt geïnteresseerd vragen.

De grootste nep-Fries Douwe Bob & Danny Vera

Een van de bezienswaardigheden die het noordelijke pareltje IJlst rijk is, zijn de overtuinen. Deze markante tuinen worden door een weg van het huis gescheiden en bevinden zich aan het water dat door de stad stroomt. Een mooie locatie voor een podium dus. Vanmiddag treffen wij hier de Friese blues-rocker Jack Bottleneck aan. Als je deze man in een woord zou moeten omschrijven is ‘puur’ het juiste woord. Samen met zijn compagnon Johan Keus speelt hij muziek recht uit het hart met een rauw randje. Omdat hij deels tegenover Douwe Bob geprogrammeerd staat, laat het bezoekersaantal te wensen over. Deze authentieke artiest verdient een groter publiek.

Bij de eerste welluidende noten van Douwe Bob trekt een korte, stevige hoosbui het terrein over en zoeken veel mensen onderdak bij een van de vele kraampjes rond het veld of onder hun eigen paraplu. Het enthousiasme van zowel het publiek als de band er niet minder om, wat een passie en energie stralen deze mannen uit! Douwe Bob schakelt als een vakman van uitbundige nummers zoals ‘Cant’t Slow Down’ en ‘You Don’t Have to Stay’ naar ingetogen nummers zoals ‘Stone Into the River’. Een van de kersen op de taart is een verrassingsduet met Danny Vera, die eerder deze dag speelde in de theatertent. Deze twee outlaws brengen gezamenlijk een schitterende renditie van ‘Cocaine Blues’ – bekend van onder andere Johnny Cash – ten gehore. Ondanks dat Douwe Bob zichzelf vandaag bij aanvang ”de grootste nep-Fries” noemt – hij is een Amsterdammer, maar zijn roots liggen in Friesland met zijn Friese naam – wordt hij door de trotse Friezen in IJlst omarmt als een van hen.

Ademloos luisteren

Voor het concert van Spinvis deze middag in het prachtige 19e eeuwse bouwwerk de Mauritiuskerk moet je vroeg komen wil je een plekje kunnen bemachtigen. Met de geweldige akoestiek is dit de ideale plek voor Spinvis’ dromerige luisterliedjes. Het is een vlekkeloos concert met louter hoogtepunten. Bekende nummers als: ‘Bagagedrager’, ‘Oostende’ en ‘Kom Terug’ passeren de revue. De band speelt gedreven en de sporadische elektrische gitaarsolo’s geven het optreden precies de angel die het nodig heeft. Het publiek luistert ademloos…

In de Theatertent luistert het publiek bij Dolf Jansen hier en daar wat minder ademloos. De tent is vol en Dolf geeft een speciaal voor deze dag gemaakte voorstelling over de milleniumdoelen. Helaas blijkt het voor sommigen aan de bar wat moeilijk om hun volume in toom te houden, wat tot ergernis leidt bij zowel de cabaretier als het luisterende deel van het publiek. Nadat Jansen zich meerdere keren tot de oproerkraaiers heeft gewend, binden zij eindelijk in. Met zijn column over het verdronken Syrische jongetje, dat de volgende dag in Vroege Vogels zal verschijnen, krijgt Dolf Jansen de hele tent dan eindelijk stil.

Een betere wereld

Twee jaar geleden gaf singer-songwriter Dotan nog een intiem huisconcert op dit festival en nu staat hij als afsluiter op het hoofdpodium. Ondanks de snijdende kou is het publiek massaal toegestroomd om het laatste optreden op het 2015Festival mee te maken. Het meeklappende publiek wordt in de watten gelegd met nummers als ‘Hungry’ en ‘Let the River In’. Natuurlijk is er geen beter nummer om dit festival mee af te sluiten dan de hit ‘Home’. Het verkleumde publiek zingt nog een laatste keer uit volle borst mee.

Aangezien de deadline van de milleniumdoelen dit jaar verstrijkt en de meeste doelen geheel of voor het grootste gedeelte zijn geslaagd, heeft de organisatie besloten dit succesvolle festival na deze editie niet voort te zetten. Ergens is dit wel jammer, want na een bezoek aan dit prachtige festival dringt het tot je door hoe bijzonder het eigenlijk is wat al die vrijwilligers hier in de Friese klei voor mekaar hebben gekregen. Gedurende elf jaar was IJlst voor een dag per jaar het centrum van een gemeenschap waarin mensen nog oprecht geloven in een betere wereld.

design museum Helsinki
Kunst
special: Een zomer in Helsinki met een uitstapje naar Tallinn
design museum Helsinki

Zomerspecial: Helsinki & Tallinn

Vanwege een bruiloft bevond ik me deze zomer in Helsinki. Reden genoeg, besloot ik, om deze hoofdstad eens goed onder de loep te nemen. En waarom niet, zoals de Finnen zelf ook zo graag doen, er een tripje naar Tallinn aan vastplakken?

Ongeveer één op de vijf Finnen is woonachtig in Helsinki en omstreken. Dit maakt de stad tot het onbetwiste culturele, politieke en economische centrum van Finland. Toch moet niet gedacht worden aan een wereldstad. Met zijn 600.000 inwoners is de stad vrij bescheiden vergeleken met andere hoofdsteden; een typisch Scandinavisch verschijnsel. Finland wordt wereldwijd geroemd om zijn designmerken als Iitala, Arabia en Marimekko. Overal in Helsinki is te merken dat de Finnen hier trots op zijn. Niet alleen wordt het op iedere straathoek verkocht, het serviesgoed van deze merken lijkt ook een standaard in ieder koffietentje en restaurant.

Helaas ontbreekt het in Helsinki wat aan gezellige kroegen, een feit dat wellicht verband houdt met het feit dat alcohol er vrij prijzig is. Om eens een weekend goed op stap te gaan, maken veel Finnen dan ook regelmatig de oversteek naar naar Tallinn. Met de boot is het slechts twee uur naar de Estse hoofdstad en tijdens deze tocht word je ook nog eens vermaakt met gratis bingo en karaoke. Tallinn kent een middeleeuws centrum, een groot contrast met de strakke architectuur van Helsinki. Reken in deze stad op een warm onthaal. Sinds Estland in 1991 onafhankelijk werd van de Sovjet-Unie heeft het haar deuren met veel liefde open gezet voor toeristen.

Top vijf

Natuurlijk kennen zowel Helsinki als Tallinn een aantal verplichte nummers. Niet te missen zijn de Lutherse domkerk en het Jean Sibelius monument in Helsinki. Ook Tallinn kent de nodige bezienswaardigheden in het oude centrum. Volg een gratis stadstour die iedere dag om 12 uur door studenten gegeven wordt en je doet ze in twee uur allemaal aan.

Deze top vijf is bedoeld als een aanvulling op bovenstaande verplichte kost.

  1. Depeche Mode Baar – Bar in Tallinn die in het geheel gewijd is aan deze elektronische band.
  2. Design Museum – Een kijkje in de rijke geschiedenis van Fins design.
  3. Moomin Shop – Van onderzetters tot telefoonhoesjes: alles van deze onweerstaanbare Finse wezentjes is hier verkrijgbaar.
  4. Kohvik Must Puudel – Hippe koffietent in Tallinn met ruime keus aan taart en toetjes.
  5. Hietaniemi-strand – Prachtige wandeling langs de kust van Helsinki.
depeche mode baar

Foto: Emma Fiona Johnson – Depeche Mode Baar

Depeche Mode Baar

Het concept is zo volstrekt idioot dat het een bezoek meer dan waard is. Al vanaf buiten klinken de synthesizers, een verademing in het historische centrum dat als vele in zijn soort ten prooi valt aan toeristische handwerk- en delicatessenwinkeltjes. Een vluchtige blik naar binnen werpen wordt door een steile trap naar beneden onmogelijk gemaakt. Gelegen in een summier verlichte kelder onttrekken het barpersoneel en de bezoekers zich aan alles wat niet Depeche Mode is.

In 1999 werd de bar opgericht door een toegewijde fan die zijn favoriete band wilde eren. Sindsdien is er weinig veranderd. De gehele dag staat een concertregistratie op repeat. Dankzij de vele beeldschermen hoeft er uit geen enkele hoek ook maar een seconde van het optreden gemist te worden. Om een Long Island Ice Tea hoef je hier niet te komen; het barpersoneel verstaat enkel bestellingen als ‘één Personal Jesus en twee Just Can’t Get Enoughs’. Fan of geen fan: een bar met toewijding van deze proportie is per definitie de moeite waard.

Bekijk ook eens onze andere zomerspecials van Antwerpen, JavaHelsingør en Regensburg.

Film / Films

De betere helft

recensie: The one I love - Charlie McDowell

Soms is het helemaal niet erg als je een film niet helemaal begrijpt, zoals The One I Love, een wonderlijke mengeling van romantische tragikomedie en fantasy, geregisseerd door Charlie McDowell.

De relatie van Ethan (Mark Duplass) en Sophie (Elisabeth Moss) zit op een dood spoor. Een therapeut moet uitkomst bieden. Die stuurt het koppel naar een afgelegen zomerhuis waar de twee hopelijk weer nader tot elkaar zullen komen. De therapeutische retraite heeft een opvallende hoge succesfactor. In het huisje treffen ze de getuigenissen aan van voorgaande bezoekers die allemaal dolverliefd weer naar huis gingen.

Alter ego

Tot zover is The One I Love een aardige romantische dramady. Het wordt pas vreemd wanneer Ethan en Sophie in het gastenhuisje een alter ego van hun wederhelft aantreffen. De kloon van hun partner is letterlijk de betere helft. Ethan draagt ineens geen bril meer, heeft een modieuze coupe en toont oprecht zijn gevoelens. De dubbelganger van Sophie is een stuk minder bazig en bakt ineens met liefde een stuk bacon voor haar partner.

Freaky Twilight zone shit

De echte Ethan en Sophie proberen te doorgronden wat hier aan de hand is – Ethan: ‘freaky Twilight zone shit’ – en stellen allerlei regels voor elkaar op. Zo mogen ze slechts twintig minuten achter elkaar in het gastenhuisje met de dubbelganger blijven. Dat kan niet voorkomen dat verliefdheid op de ideale evenbeelden toeslaat. En de dubbelgangers hebben ook hun eigen plannen.

Het is een genot om te zien hoe Duplass en Moss twee versies van zichzelf spelen. Het plezier spat er vanaf. Alsof Woody Allen zich op het science fiction-genre heeft gestort. Tegen het einde is het spel met spiegelingen en dubbelingen niet helemaal meer te volgen – onwaarschijnlijkheid neemt de overhand – gelukkig snappen de filmpersonages het ook niet helemaal meer. Hun relationele verwarring is de onze. The One I Love is zo een smakelijk alternatief voor al die uitgekauwde romantische komedies.

 

Muziek / Reportage
special:

City Jazz Leeuwarden

City Jazz is na vier jaar inmiddels een begrip in Leeuwarden. De podia zijn rond het Gouverneursplein opgebouwd en bevinden zich op de doorlooproute van het UITFestival wat zorgt voor extra bekijks. Met veel jong talent en grotere namen als Jules Deelder en The Cool Quest kan de echte Jazz Cat zijn hart ophalen aan het Gouverneursplein.

Op deze zonnige zondagmiddag zijn veel mensen op de been en zitten de terrasjes aan het Gouverneursplein vol. Echte levensgenieters verschuilen zich achter grote bellen bier . The Big Mill Band & Young Talents trapt om twee uur ’s middags af. Het publiek moet nog wat loskomen en omdat er vanwege de Uitmarkt nog veel andere dingen in stad zijn, is de doorstroom erg hoog. Pas vanaf een uur of vier is er echt drukte op het gouverneursplein. De doorgewinterde soul-funkband Yanesh! – een collectief rond leadzangeres Yanesh Sjoerdstra – geeft een strak optreden weg op het hoofdpodium. Ondanks dat het gouverneursplein nog niet bomvol staat, begint het publiek langzaam te ontdooien op de strakke grooves en de ijzersterke stem van Yanesh. Omdat frontvrouw Yanesh het na vier jaar wel welletjes vindt, is dit helaas het laatste optreden van dit succesvolle Leeuwarder collectief.

Lenige vocalen

Na dit afscheid draaien alle gezichten naar het kleinere stormpodium. Een band vol jong talent genaamd Time laat hier haar licht schijnen. Dit grote gezelschap met een zanger, twee zangeressen en een blazerssectie is ontstaan als eindexamenband van toetsenist en bandleider Jurgen Gerlofs. Vooral de eerste zangeres komt wat onzeker over en toont weinig interactie met het publiek, waardoor de band wat langzaam op gang komt. Pas als zanger Jord het stokje overneemt, maakt de band echt indruk. Hij staat in vuur en vlam, waardoor de band ook veel sterker gaat spelen. Met zijn Alain Clarke-achtige timbre en puike falsetstem weet Jurgen nummers als ‘Unaware’ van Allan Stone erg overtuigend neer te zetten. De zin ‘’We can’t stretch it any farther’’ slaat dan ook zeker niet op Jurgens lenige vocalen.

Als de laatste hoge noten zijn weggeëbd begint het zo rond etenstijd toch een stuk rustiger te worden op en rond het Gouverneursplein. Erg jammer want het indie jazz-trio Matster laat zich van zijn beste kant zien. Hun op jazz geïnspireerde instrumentale muziek heeft veel weg van filmmuziek. De titel van het openingsnummer ‘Polanski’ verwijst uiteraard naar de beroemde regisseur voor wiens oeuvre bandleider en drummer Mats Voshol een groot zwak heeft. Desondanks weten zij het kleine publiek te boeien met de vele tempowisselingen en nummers die als een schijnbaar wiegeliedje beginnen om uit te monden in een orgastisch gebulder.

Dansen met je knuffelbeer

De grote publiekstrekker dit jaar is onbetwist Jules Deelder met zijn Deeldeliers. Het plein staat vol en gretige blikken staren naar het podium om een glimp van dit duistere fenomeen op te vangen. De nachtburgemeester komt geheel in stijl op met een enorme joint tussen zijn lippen. Met Bas van Lier op orgel, Boris van der Lek op saxofoon en Erik Kooger op de drums heeft Deelder een zeer ervaren trio om zich heen verzamelt. Dit is dan ook duidelijk te merken. Met hun soulvolle jazz weten zij het publiek in een mum van tijd te betoveren. Er wordt zowaar gedanst, iets wat we eerder deze dag nog niet hebben gezien. Bij het tweede nummer – de klassieker ‘St. James Infirmary’ – trekt onze dichter de stoute schoenen aan en begint te zingen. Niet altijd even toonvast maar dat lijkt het publiek niet te deren, hij heeft wel swing. De uitmuntende instrumentale vaardigheden van de bandleden, waaaronder een orgelsolo van van Lier, tillen het nummer naar een hoger plan.

Tussen de nummers door is er tijd voor humoristische dialogen tussen Deelder en van Lier. Ook een declamatie van Deelder’s gedicht ‘Het Leven’, met de daarbij behorende schunnigheden, wordt niet geschuwd. Toch draait het vanavond om de muziek. Het voor vandaag toepasselijke nummer ‘Blues on a Sunday’ wordt ter plekke even aan de set-list toegevoegd. Bij het laatste nummer ‘The Hooker’ gaat het hele plein uit zijn dak. Een klein meisje dat nog even op mocht blijven doet vooraan het podium in haar pyjama een aandoenlijk dansje met haar knuffelbeer. Ze heeft waarschijnlijk geen idee wat de titel betekent, maar dat maakt ook niet uit.

Als afsluiter is deze vijfde editie The Cool Quest uitgenodigd op het hoofdpodium. Deze funky hiphopband kun je kennen van optredens bij 3FM en DWDD. Helaas zijn er nogal wat technische mankementen bij het aanvangen van de band: veel gepiep en gekraak en de saxofoon is onhoorbaar voor het publiek. Het duurt even voordat dit op orde is en dat zorgt ervoor dat veel mensen doorlopen naar het UITFestival. Het verdere verloop van hun optreden is prima maar wel een beetje tam. Dit maakt The Cool Quest niet de gedroomde afsluiter van vanavond en de Deeldeliers het eigenlijke hoogtepunt van deze swingende zondag.

Der Rosenkavalier van Richard Strauss en Hugo von Hoffmannsthal, door de Nationale Opera. 8WEEKLY.
Muziek

Schitterende jubileumproductie

recensie: Der Rosenkavalier door de Nationale Opera.
Der Rosenkavalier van Richard Strauss en Hugo von Hoffmannsthal, door de Nationale Opera. 8WEEKLY.

Het gebeurt niet zo vaak dat de samenwerking tussen dirigent, regisseur, decor- en kostuumontwerper zo hecht is dat een nagenoeg ideale productie ontstaat. Marc Albrecht, Jan Philipp Gloger, Ben Baur en Karin Jud zijn er in geslaagd de kern te laten horen en zien van de ruim honderd jaar oude opera Der Rosenkavalier. Met een groep zangers die ontroert en overtuigt.

Boodschapper met zilveren roos

Wat is dan die kern? Der Rosenkavalier is een Komödie für Musik in drei Aufzügen. Het komische overtuigt alleen waar diepe ernst op de achtergrond meespeelt. De al wat oudere Marie Therèse ontwaakt na een nacht met haar jonge minnaar Octavian en meent haar echtgenoot te horen. De minnaar verstopt zich en verkleedt zich vervolgens als kamermeisje, zo gaat dat in de traditionele Weense opera. En dan komt de lompe, zelfgenoegzame baron Ochs binnen, verloofd met de dochter van nouveau riche Faninal. Hij grijpt direct onder het rokje van de verklede Octavian. En hij weet niet dat diezelfde persoon – man, vrouw – zijn Rosenkavalier wordt, de boodschapper die met een zilveren roos de verloving bevestigt.

Oud, dik en zonder geld

Wat is daar nog leuk aan in 2015 – en toch werkt het. Omdat de Feldmarschallin, de schitterende sopraan Camilla Nylund, precies die terughoudende toon en lichaamstaal heeft die past bij een rijpe vrouw, die weet dat haar zeventienjarige vriend uiteindelijk weggaat. Omdat Octavian, sopraan Paula Murrihy, het heethoofdige hormoonlijf totaal inzet om de dreigende breuk te bezweren. Baron Ochs (Peter Rose) is een voorbeeld van wat altijd grappig zal blijven: iemand die probeert te zijn wat hij niet is. Ochs is oud en dik en zit zonder geld. In sporttenue hangt hij de jonge, rijke rokkenjager uit. Hij zal ten slotte de grote verliezer blijken. Als de rust is weergekeerd in de schemerige kamer met het haardvuur en de bruine overgordijnen, zingt Nylund haar twijfels en eenzaamheid uit in een scène die tot de ontroerendste van de operaliteratuur hoort. Het drama van de ouder wordende vrouw, haar verdriet over de voortschrijdende tijd. Maar ze is wijs, in tegenstelling tot haar steeds heftiger protesterende Octaafje.

Rite de passage

“De tijd stroomt, klankloos als een zandloper”, zingt ze, terwijl achter de enorme ruiten de regen valt als zand, een prachtige regievondst. Verzet brengt ongeluk, je moet meebewegen, aanvaarden en loslaten. Aan het slot van de opera laat ze haar vriend los. Octavian is dan verliefd geworden op de verloofde van de baron. Deze Sophie, meesterlijk gezongen door Hanna-Elisabeth Müller, is aan het begin van de tweede akte een opgedirkt gansje in het mintgroene paleis van Faninal, een overtuigend proleteninterieur. Sophie wordt verliefd op de Rosenkavalier op hetzelfde moment dat ze snapt dat ze is uitgehuwelijkt aan een oude gek. Net als haar Octavian maakt ze een snelle ontwikkeling door, een rite de passage te midden van allerlei personages van twijfelachtige allure.

Virtuoos gespeelde contrasten

Deze productie staat in het teken van het uitbeelden van tegenstellingen. Jong versus oud, rijk versus arm, eerlijk versus frauduleus. De drie decors, totaal verschillend van elkaar, versterken die opzet. De regie benadrukt de contrasten, conflicten en ontknopingen. Richard Strauss heeft prachtige meeslepende muziek geschreven bij de komisch-diepzinnige teksten van Hoffmannsthal . Marc Albrecht slaagt er in om het Nederlands Philharmonisch Orkest tot uiterste expressie van de kernthema’s te brengen. Het premièrepubliek was razend enthousiast, en terecht.

Der Rosenkavalier is een jubileumproductie – 50 jaar geleden werd hij uitgevoerd in de net gebouwde Nieuwe RAI in Amsterdam.

Er zijn nog voorstellingen op 9, 13, 16, 19, 24, 27 en 30 september 2015.

Kunst / Expo binnenland

All in the family?

recensie: Haagse meesters van de romantiek. De gebroeders Verveer herontdekt.

Drie broers waren het, met als overeenkomst dat ze allemaal een snor en, naar hun vader, Leonardus als tweede naam hadden. En alle drie waren beeldend kunstenaar. Maar er zijn ook spannende verschillen.

De samenstellers van de overzichtstentoonstelling in het Joods Historisch Museum in Amsterdam moeten een berg werk hebben verzet om het werk van Salomon, Maurits en Elchanon Verveer, dat veelal in privécollecties is ondergebracht, bij elkaar te brengen. Slechts enkele stukken komen uit een museumcollectie. En dan gaat het voornamelijk om schilderijen en een houtskooltekening van Salomon, de oudste van de drie Haagse broers.

Salomon Verveer, Haags stadsgezicht met de Groenmarkt, 1860. Particuliere collectie

Salomon Verveer, Haags stadsgezicht met de Groenmarkt, 1860. Particuliere collectie

Alvorens de drie onderdelen van de tentoonstelling die aan de respectievelijke broers zijn gewijd te betreden, komt de bezoeker binnen in een ruimte die geënt lijkt op de toenmalige Pulchri Studio in Den Haag. Niet voor niets, want Salomon was in 1847 medeoprichter van deze kunstenaarssociëteit. Dit gedeelte is gewijd aan de emancipatie van het jodendom in de negentiende eeuw in het algemeen, en in het bijzonder aan de culturele, sociale en religieuze achtergrond van de familie Verveer Cohen, zoals ze op het laatste onderschrift bij het ‘departement’ over Salomon wordt genoemd.

Hieruit blijkt dat de familie behoorde tot de zogenaamde kohaniem, afstammelingen van Aäron. Dat is een opmerking die nieuwsgierig maakt naar een mogelijk verband met het feit dat geen van de broers (en zussen) Verveer getrouwd zijn geweest.

Salomon Verveer (1813-1876)

Maurits Verveer, Portret van Koningin Emma en prinses Wilhelmina, 1880. Koninklijke verzamelingen, Den Haag

Maurits Verveer, Portret van Koningin Emma en prinses Wilhelmina, 1880. Koninklijke verzamelingen, Den Haag

Salomon, de oudste van de drie broers, maakt de titel ‘Haagse meesters van de romantiek’ helemaal waar. Zijn Havengezicht op Rotterdam (1855) heeft bijvoorbeeld in datzelfde jaar niet voor niets op de Wereldtentoonstelling in Parijs gehangen. Zoals bij veel romantische meesters liepen bij hem werkelijkheid en fantasie door elkaar. In die trant schilderde hij stadsgezichten en landschappen. En na 1851 ook geromantiseerde jodenbuurten, waar de realiteit heel wat minder rooskleurig was dan wordt voorgesteld.

Maurits Verveer (1817-1903)

De middelste broer, Maurits (Mozes) begon als schilder en was zeker geen meester, zodat hij snel overstapte naar de in zijn tijd opkomende fotografie. Vanaf 1863 was hij hoffotograaf. Op de expositie hangen portretten die hij ‘schoot’ van leden van het koninklijk huis, maar ook van bekende tijdgenoten als Joh. Bosboom, diens vrouw Truitje Bosboom-Toussaint (die niet zo blij was met dit portret …) en Pulchri-schilder Jozef Israëls.

Elchanon Verveer (1826-1900)

Elchanon Verveer, De terugkeer van de vissersvloot. Vreugde en radeloosheid, ca. 1865-1866. Galerie Nieuw Schoten, Haarlem

Elchanon Verveer, De terugkeer van de vissersvloot. Vreugde en radeloosheid, ca. 1865-1866. Galerie Nieuw Schoten, Haarlem

Het werk van de jongste van de drie doet het minst recht aan de titel van de expositie. Met name in zijn latere werk heeft de fantasie, die de romantische schilderijen van zijn oudste broer kenmerkt, plaats gemaakt voor een weergave van het harde, onzekere leven van de Scheveningse vissers. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het doek De terugkeer van de vissersvloot (ca. 1865-1866), dat vooruit lijkt te lopen op de inhoud van Heijermans’ toneelstuk Op hoop van zegen (1901). Elchanon werd vooral bekend door zijn illustraties voor periodieken en boeken en zijn rake karikaturen onder meer collega-schilder Jozef Israëls, die ook door broer Maurits werd vereeuwigd.

Bij de tentoonstelling is een fraai uitgevoerde monografie verschenen (uitgave Walburg Pers).
Rond de expositie worden evenementen georganiseerd, zoals lezingen (27 september, 11 oktober, 1 november) en rondleidingen (25 oktober).

Boeken / Fictie

De kunst om konijnen te fokken

recensie: Erling Jepsen (vert. Edith Koenders) - Uit het dagboek van een konijnenfokker

In 1968 vonden ‘grote gebeurtenissen’ plaats, die ook in het Zuid-Jutse Gram niet onopgemerkt bleven. Maar het was daar toch vooral het jaar dat de bijna dertienjarige Allan Jensen een konijnenfarm begon. Erling Jepsen verhaalt erover in Uit het dagboek van een konijnenfokker.

Voor wie al meer werken van de Deen Jepsen heeft gelezen, is Allan allerminst een onbekende. In De kunst om in koor te huilen en Met oprechte deelneming stond hij met zijn familie eveneens centraal. Wie deze boeken al las zal voortdurend kleine verwijzingen vinden, maar Uit het dagboek van een konijnenfokker kan ook zonder problemen los worden gelezen.

Drie drachtige vrouwtjes

Na het overlijden van kat Kisser krijgt Allan toestemming van zijn ouders om konijnen te gaan fokken. Op zijn eigen farm van twee bij drie meter begint hij met drie drachtige vrouwtjes. Het aantal konijnen groeit al snel en het verzamelen van voedsel blijkt een tijdrovende klus. Daarvoor weet hij eerst leeftijdsgenoot Frode als knecht te ritselen, en later ook de iets jongere Mette. Hij betaalt ze met ’toverballen, winegums, zoethout en chocozoenen, die toen nog negerzoenen heetten’, uit de winkel van zijn ouders.

Tegelijkertijd is er van alles loos in Gram. De dorpsbewoners raken van slag door de komst van een ‘Afrikaanse’ vrouw en tussen de jonge inwoners loopt de spanning steeds hoger op, doordat de Oost-Zuid-Jutse ‘import’ van Gram de grens op de Spoordijk met West-Zuid-Jutse oudgedienden als Allan dreigt te overschrijden. Als de perikelen in het dorp of de problemen met zijn farm Allan te veel dreigen te worden, trekt hij zich graag terug met een boek.

Grote culturele verschillen

Out of Africa van de Deense Karen Blixen is een van die titels. Daarin staat Blixens leven op een koffieplantage in Brits-Oost-Afrika, het huidige Kenia, centraal. Allan vindt het boek eigenlijk behoorlijk saai: ‘de taal was vreemd ouderwets en er stonden geen plaatjes in’. Dat het uiteindelijk toch diepe indruk op hem maakt, blijkt bijvoorbeeld uit het begin van het boek. ‘Ik had een farm in Zuid-Jutland, aan de voet van de heuvel van het dorpje Gram’, is de openingszin. Ter vergelijking: Karen Blixen had ‘een plantage in Afrika, aan de voet van het Ngong-gebergte’.

Bij nadere beschouwing zitten er meer van zulke leuke verwijzingen in het boek. De Deense titel van Uit het dagboek van een konijnenfokker, Den sønderjyske farm, is bijvoorbeeld een rechtstreekse verwijzing naar Blixens Den afrikanske farm. En waar Blixen in haar werk de tegenstelling tussen de inheemse bewoners en Europeaanse kolonisten regelmatig laat terugkeren, bespreekt Allan uitvoerig de verschillen tussen de Oost-Zuid-Jutten en de West-Zuid-Jutten:

Hier en daar kwamen zelfs gemengde huwelijken voor. Zo’n echtelijke verbintenis duurde meestal niet heel lang, daarvoor waren de culturele verschillen toch te groot.

Allans huwelijk strandde ook. Zijn ex-vrouw was een Oost-Zuid-Jut.

Een 56-jarige schrijver aan het werk

In vergelijking met de andere boeken over Allan en zijn familie komt, zoals hij het noemt, ‘de kwestie met Sanne’ weinig ter sprake. Allans zus Sanne, die in De kunst om in koor te huilen ’s nachts regelmatig hun vader op de bank moest ’troosten’, woont inmiddels bij een pleeggezin. Maar juist door het zwijgen van Allans ouders broeit het. Ook de dorpsgenoten zijn nooit te beroerd om met een beschuldigende vinger naar zijn vader te wijzen en veel kinderen mogen niet meer met Allan omgaan. Hij is dan ook behoorlijk eenzaam. Jepsen weet dit alles, net als in zijn eerdere werken, invoelend te beschrijven. Doordat er tegelijkertijd veel ruimte is voor humor, wordt het verhaal echter nooit te zwaar.

Eveneens als in Met oprechte deelneming is het de volwassen Allan die terugblikt op zijn jeugd. Zijn ontwapende naïviteit, die De kunst om in koor te huilen zo kenmerkte, ontbreekt hier daarom. Nu zien we een 56-jarige schrijver aan het werk, die zijn jeugd reconstrueert en er een literair tintje aan geeft. Dat maakt het boek anders, maar niet minder interessant: op deze manier laat Jepsen weer nieuwe kanten van zijn personage zien. Al met al is Uit het dagboek van een konijnenfokker weer een echte Jepsen: onderkoelde humor, onderhuidse spanning, sterke dialogen en schrijfplezier dat van de pagina’s spat. Het is te hopen dat Allans levensverhaal nog lang niet is uitverteld.

Boeken / Non-fictie

Van roofkunst tot restitutie

recensie: Anders Rydell (vert. Robert Starke) - De plunderaars. De nazi-obsessie met kunst

Dürer, Rembrandt en Michelangelo: het waren slechts enkelen van Hitlers favoriete kunstenaars. In De plunderaars bespreekt Anders Rydell de voorliefde van de Führer en andere prominente nazi’s voor kunst, verweven met de problematische naoorlogse gevolgen van hun verzamelwoede.

Rydell werkt als hoofdredacteur van een Zweeds kunsttijdschrift. Toen er in Zweden – en daarbuiten – een controverse ontstond over het al dan niet teruggeven van een kunstwerk aan de erven van de Joodse vooroorlogse eigenaar, werd zijn belangstelling voor het thema nazi’s en roofkunst gewekt. De plunderaars is het resultaat.

Rembrandt als Duitser

De strijd over het desbetreffende schilderij krijgt van Rydell in een lang hoofdstuk de meeste aandacht, wat vooral voor Zweedse lezers herkenning zal oproepen. Voor Nederlandse lezers is het interessant dat ook Nederlandse kwesties uitgebreid besproken worden. Zo verzamelden onder meer Hitler en Göring veel werken van Nederlandse schilders. Maar zij wilden niet alleen hun collecties verrijken, ze wilden kunst ook voor een breder doel inzetten:

Voor de nazi’s was kunst niet alleen een manier om een imperium op te bouwen. In kunst moest de raciale en geestelijke superioriteit van het Duitse volk weerspiegeld worden. Kunst was een uiting en rechtvaardiging van de nationaalsocialistische ideeënwereld.

In Nederland probeerden de nazi’s Rembrandt en zijn schilderijen hiervoor te gebruiken. In plaats van het koningshuis moest Rembrandt het nationale symbool worden, compleet met eigen postzegels en een nationale feestdag. Erg succesvol waren de Duitse bezetters echter niet in hun streven om de Germaanse banden met hun westerburen te versterken. Rydell spreekt van een ‘faliekante mislukking’: Nederlanders zagen Rembrandt niet als een Germaanse held, maar als een symbool van nationale – Nederlandse – waardigheid.

Met zevenmijlslaarzen

Rydell probeert in zijn boek twee grote kwesties te bespreken. Ten eerste gaat het om de omgang van nazi’s met kunst: hierbij komen bijvoorbeeld de politieke en ideologische aspecten, maar ook de aangelegde collecties van vooraanstaande nazi’s aan de orde. Ten tweede wordt er aandacht besteed aan de naoorlogse en met name sinds de jaren negentig weer actueel geworden vraag hoe er met naziroofkunst moet worden omgegaan. De onlosmakelijke verbondenheid met de Holocaust speelt daarbij een grote rol.

Beide onderwerpen zijn interessant, maar helaas weet Rydell onvoldoende een scheiding aan te brengen tussen de twee rode lijnen. Daardoor lopen ze onduidelijk in elkaar over. Door de opeenstapeling van losse hoofdstukken en thema’s worden veel kwesties herhaaldelijk geïntroduceerd, terwijl die beter tezamen behandeld hadden kunnen worden. Dit alles maakt De plunderaars een lastig boek om te lezen.

Ook de historische achtergrond van de voorliefde voor klassieke kunst van de nazi’s blijft wat achter. Deze wordt met zevenmijlslaarzen geschetst, waarbij details ter sprake komen die niet relevant zijn en bovendien gegevens onbesproken blijven die wel degelijk van belang waren geweest. Overigens spreekt de achterflap ten onrechte van ‘begin 1800’ toen de combinatie van romantische esthetische idealen en de rassentheorie samenkwam: deze verbinding kwam pas aan het eind van de negentiende eeuw tot stand.

Merkel op Görings tapijt

Het sterkst is Rydell in zijn anekdotes waarmee hij bijna elk hoofdstuk begint. Hitler die in zijn testament opdracht geeft om alles te vernietigen, behalve zijn kunstcollectie, en droomt van een Führermuseum vol kunst in ‘zijn’ stad Linz; Angela Merkel die zonder het te weten jarenlang over een tapijt van Hermann Göring loopt: Rydell vertelt het beeldend en spannend.

Tegelijkertijd is De plunderaars een werk dat je aan het denken zet. Bij de plunderaars uit de titel gaat het zonder twijfel om de nazi’s. Maar hoe zit het met advocaten die exorbitant hoge bedragen opstrijken om kunst terug te brengen naar de familie van de oorspronkelijke eigenaren? En welke rol speelde de kunstwereld in het algemeen? Daar is lange tijd de andere kant op gekeken, zonder nadere aandacht te besteden aan de herkomst van kunstwerken. Ook nationale overheden verdienen geen schoonheidsprijs: ondanks internationale afspraken in 1998 is er alleen in Duitsland, Groot-Brittannië, Oostenrijk en Nederland een aanpak voor restitutie van kunstwerken ontwikkeld die volgens Rydell ’tot op zekere hoogte’ functioneert.

De Commission for Looted Art in Europe schat dat maar liefst 98 procent van de zoekgeraakte kunst nog steeds niet terecht is, voornamelijk doordat veel kunst bij (onwetende) particulieren terecht is gekomen. Ook zeventig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog is Hitlers kunsterfenis dus nog steeds niet afgewikkeld.

Boeken / Fictie

Mission accomplished

recensie: Marcel Proust - Swanns kant op (vert. Martin de Haan en Rokus Hofstede)

De nieuwe vertaling van Du coté de chez Swann door Martin de Haan en Rokus Hofstede is een meesterwerk op zichzelf. De als moeilijk bekendstaande roman is toegankelijk geworden. Met deze uitgave zijn de humor en diepgang van Marcel Proust bereikbaar voor iedere geïnteresseerde Nederlander.

Opnieuw vertalen van klassieke werken is een grote opgave. Behalve met de oorspronkelijke tekst en met afwijkende versies in het manuscript moet rekening worden gehouden met alle vorige vertalingen. Lezers zijn gewend aan een gangbare Nederlandse uitgave. Sommige lezers van de Russische klassieken ergerden zich indertijd aan veranderingen in de nieuwe vertalingen. Woorden die uit vroegere eeuwen leken te stammen verdwenen ten gunste van moderner taalgebruik. De nostalgiefactor leek te verdwijnen.

Ironie en heimwee

De vertalers van het eerste deel van A la recherche du temps perdu/Op zoek naar de verloren tijd van Marcel Proust gaan in hun nawoord uitgebreid in op deze kwestie. Hoe wordt de balans gevonden tussen het streven naar toegankelijke taal en behoud van de oorspronkelijke sfeer en stijl? De romanserie is ruim honderd jaar oud. Als geen ander probeerde Proust de atmosfeer van het Parijse fin de siècle op te roepen. Met ironie en heimwee vertelt hij over de opgroeiende Marcel die schrijver wil worden en het aan het eind van zijn romanserie daadwerkelijk is. Zijn tijd ligt ver van de onze – hoe breng je dat over en vertaal je het zo dat we dóórlezen?

Wandelingen als metafoor

Martin de Haan en Rokus Hofstede noemden hun vertaling simpelweg Swanns kant op. Het verschil met het gebruikelijke De kant van Swann is subtiel. Het woordje op suggereert beweging en dat is precies de bedoeling, want de titel slaat op een van de twee wandelingen die de jongen maakte met zijn ouders en grootouders tijdens de vakanties. Deze wandeling voerde langs het landhuis van meneer Swann, die een grote rol speelt in het verhaal. De andere wandeling doorkruist het bezit van de adellijke familie Guermantes.

Maar veel zwaarder dan de geografische afstand tussen de twee [wandelingen, ICR] woog voor mij de afstand die er bestond tussen de twee delen van mijn hersenen waarin ik aan ze dacht, zo’n afstand in de geest waardoor dingen niet alleen verder uit elkaar liggen, maar zelfs radicaal worden gescheiden en in een ander vlak geplaatst worden. (pag. 143)

Kastenstelsel

De twee hersendelen staan voor wat we nu ‘meerdere identiteiten’ noemen. Je bent een ander mens naargelang je in verschillende sociale groepen verkeert. Aan het einde van de 19e eeuw waren met de komst van het vele nieuwe geld de scheidslijnen vervaagd. Krampachtig probeerde de elite sociale stijgers uit te sluiten. Het Franse antisemitisme sloot daar op aan. De subtiele beschrijvingen van dit kaste-achtige maatschappelijk verkeer, de bochten waarin de personages zich wringen om hun snobisme te verhullen en tegelijk de scheidslijnen onwrikbaar te houden, zijn in de frisse taal van Hofstede en De Haan een genot. Het voorval met meneer Legrandin, die volhoudt niemand te kennen van de adel, terwijl de vader van Marcel hengelt naar een aanbevelingsbrief, is meesterlijk vertaald. Voor het eerst begreep ik de enorm grappige tegenstelling tussen ’s mans ontkenning en zijn lichaamstaal. Zo gaat het eigenlijk het hele boek door.

Eerlijk gezegd was het vroeger soms echt puzzelen om er achter te komen wat Proust nu precies schrijft. De vele uitweidingen en vergelijkingen vergen nog altijd concentratie van de lezer. Maar als het doel van de vertalers was het werk toegankelijker te maken, dan zijn ze daar helemaal in geslaagd.

The Maureens-Bang the Drum
Muziek / Album

Het laatste zonnestraaltje van de nazomer

recensie: THE MAUREENS – BANG THE DRUM
The Maureens-Bang the Drum

Met hun debuutalbum schaarden The Maureens zich bij een lange traditie van Utrechtse bands als Daryll-Ann en The Yearlings. Op hun nieuwe album Bang The Drum dat in september verschijnt, zetten ze de ingeslagen weg voort. Laat je op de valreep, voordat de herfst intreedt, meevoeren naar zonnig Californië.

Liefdesbaby

Aangezien de leden van The Maureens een destillaat uit verschillende succesvolle bands zijn – o.a. Silence is Sexy, Mr. Love and the Stallions en The Kevin Costners – beschikten zij, voor het maken van hun gelijknamige debuutalbum, al over genoeg ervaring om dit tot een geslaagde plaat te maken. Bijeengebracht door hun voorliefde voor Americana en meerstemmige zang is ook hun tweede liefdesbaby er een om te omarmen.

De single en plaatopener ‘Heartbreak’ geeft meteen een grote tegenstelling van het album bloot. Zoals de titel al doet vermoeden gaat de tekst over hartzeer. De muziek vertelt echter een ander verhaal: het aanstekelijke refrein straalt hoop uit. Een positieve inslag die de rest van het album wordt doorgezet. “When Autumn leaves are falling down and nights are getting long” luidt de eerste zin van ‘Catch Me When I Fall’. Ook hier geen zomers tafereel, maar het nummer ademt met zijn melodische refrein, slide gitaar en orgeltapijtje wel een zomerse vibe. Met zijn akoestische basis, waarover elektrische gitaar en orgel worden afgewisseld, vormt dit nummer de blauwdruk voor de rest van het album.

Westcoast

Met hun aan Westcoastmuziek gelieerde samenzang slaan The Maureens de spijker op zijn kop. Hun stemmen kleuren wonderschoon samen op nummers als ‘Caroline’ en ‘Bang The Drum’. Af en toe heb je zelfs het idee dat je met Crosby, Stills and Nash of The Beach Boys van doen hebt. De samenzang met Sarah Bettens op het nummer ‘Lonely Trail’ komt helaas wat minder goed uit de verf. De beide melodielijnen lopen vrijwel synchroon en er zit te weinig dynamiek in om Bettens echt de kans te geven om er uit te springen. Het is omdat haar naam er bij staat dat je het weet.

Niet alleen de meerstemmigheid, maar ook het instrumentarium maakt dit een plaat met een breed geluid. De orgeloutro van ‘September’ en de tremolo-effecten en countryachtige slidegitaar op ‘I Forgot’ geven deze plaat precies de afwisseling die het nodig heeft. Nedericana op zijn best. Mocht je de komende donkere maanden op zoek zijn naar een zeldzaam zonnestraaltje: zet dan Bang The Drum van The Maureens op voor de broodnodige vitamine D.