Boeken / Non-fictie

Een liefdevolle kruisbestuiving

recensie: Eric de Kuyper en Emile Poppe - Theatraliteit

De auteurs Eric de Kuyper en Emile Poppe willen er in hun inleiding geen misverstand over laten bestaan: hun boek Theatraliteit is géén geschiedenis van het theater. Het is een studie naar de ‘geschiedenis van de kunst en de vorm van het vergankelijke, het theatrale’.

Vergankelijkheid en theater. Twee begrippen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Met het sluiten van het doek is de voorstelling gedaan, zal de illusie (het theatrale) nooit in dezelfde vorm terugkeren. De vertolkers kunnen onmogelijk een exacte kopie van de vorige avond opvoeren, alleen al door het simpele gegeven dat er iedere avond een ander publiek in de zaal zit en omdat dat de vertolkers zelf ook samen met hun rol een deel van zichzelf mee het toneel opnemen dat, zoals iedereen weet, fluctueert. Alle soorten opvoeringskunsten die De Kuyper en Poppe in hun werk behandelen, bezitten dit weemoedige gegeven. Maar het is juist deze eigenschap die het theater zijn magie verleent. Van de elitaire balletuitvoering tot de commerciële musical.

Rode draad

De twee schrijvers, oud-docenten en bovenal liefhebbers van theater, behandelen hun onderwerp in chronologische volgorde, te beginnen bij de barok. Als er een periode is die wordt geassocieerd met theatraliteit, dan is het deze wel. De behoefte om het natuurlijke in beheersbare vormen te persen is groot en vinden we overal terug. Bovendien ontwikkelt er zich tijdens deze jaren een theatraliteit die leidt tot vormen als opera en ballet. De Kuyper en Poppe behandelen de barok niet als stijlkenmerk, maar als een mentaliteit. Hierdoor kan de term barok ook van toepassing zijn op de theatraliteit die strikt genomen buiten de afgebakende grenzen van de stijlperiode valt.

Op dezelfde manier bespreken zij de overige perioden en kunstvormen. Als rode draad door het boek loopt de notie van interactie tussen de verschillende disciplines. Alles staat met elkaar in verbinding en de auteurs weten deze helder bloot te leggen. Theater, de kunst van de illusie, is een domein waar herhaling en recycling geen vervuilde termen zijn. Een kunst waar liefdevolle kruisbestuiving plaatsvindt. Zoals Denis Bablet, onder andere theaterhistoricus, het verwoordt:

De bewegingen werken op elkaar in, de stromingen nemen formules en procedés van elkaar over, en de zogenaamde revoluties zijn meestal niet meer dan de plotse realisering van ideeën die allang aanwezig waren, alvorens ze hun realisering vonden.

Geen onderscheid

Theatraliteit ten tijde van de Verlichting en de Franse Revolutie, de opkomst van het regietheater, de – hem soms tot wanhoop drijvende – zoektocht van Wagner naar het Gesamtkunstwerk, het politiek theater en de theatrale politiek: stromingen waar reeds boeken over volgeschreven zijn en waar De Kuyper en Poppe de essentie uit weten te destilleren. Waar ‘serieuze’ studies de commerciëlere vormen als de musical, het circus of poppenspel nog wel eens links laten liggen, doen zij dit niet. Met evenveel liefde schrijven ze over de opera of hoe de musical in de vorige eeuw zeer grote hoogten wist te bereiken. Ook bij laatstgenoemde werd de invloed van een andere kunstvorm zichtbaar, namelijk de dans.

Het laatste hoofdstuk dragen de auteurs op aan de eerdergenoemde vertolkers, zonder wie de illusie niet mogelijk of in elk geval niet volledig is. Dat de acteur niet altijd de verering ten deel viel als tegenwoordig, blijkt wel uit de wijze waarop in vroeger tijden tegen het acteursvolk werd aangekeken: als zwervers, hoeren, onbetrouwbare en zedeloze figuren. Pas in de achttiende eeuw worden actrices op toneel toegelaten. Voor die tijd werden vrouwelijke rollen door mannen ofwel castraten gespeeld. Daar acteren altijd met lichamelijkheid, met een vorm van exhibitionisme van doen heeft, blijft het theater tot op de dag van vandaag aanschurken tegen de grenzen van sensualiteit en seksualiteit.

Enthousiasme

Het lichamelijke, het mystieke, het onzegbare (waaruit sensualiteit ontstaat), is in elk tijdperk aanwezig. Door het hele boek prijken prachtige illustraties die dit versterken en waardoor Theatraliteit enkel en alleen als bladerboek al de moeite waard is. Daarnaast zorgen kaders voor verdieping van de hoofdtekst en wordt de lezer die thematisch echt de diepte in wil, voorzien van suggesties. Het enthousiasme voor het theatrale en het theater spat van de pagina’s af. Dit alles bij elkaar maakt het tot een genot voor de geest en het oog. Een werk, minder vluchtig dan hun thema, maar even magisch.

tino sehgal, a year at the stedelijk
Kunst / Achtergrond
special: A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
tino sehgal, a year at the stedelijk

Twaalf keer Sehgal – september

Een retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.

Negen uit twaalf: This Situation (2007)

Drie mensen leunen nonchalant tegen de wand van een lege museumzaal, vijf anderen zitten op de grond – de meesten aan de zijkant, enkelen in het midden. Van de drie doorgangen zijn er twee dicht. Het is moeilijk om de zaal te betreden; de deuropening wordt versperd door zo’n tien bezoekers die letterlijk de drempel niet over durven. Op de bovenverdieping van het Stedelijk vindt in de, op de mensen na, lege museumzaal een gesprek plaats. De voertaal is Engels. Hoewel het even duurt, is het niet moeilijk uit te maken wie bezoeker is en wie vertolker. Laatstgenoemde onderscheidt zich door constant in beweging te zijn; een aaneenschakeling van alledaagse houdingen in slowmotion uitgevoerd. Waar de een vanuit hurkzit langzaam tot een staande positie komt, wrijft de ander bedenkelijk met de hand over zijn kin en mond. Een derde ligt nonchalant met de rug op de grond, het hoofd met één hand ondersteunend terwijl afwisselend het linker- en rechterbeen de lucht in gaan. Het zijn in totaal zes vertolkers, waarvan drie man en drie vrouw.

Diverse constellaties ontstaan wanneer nieuwe bezoekers de ruimte betreden. Dat is aanleiding voor (een van) de vertolkers om een opzwepend ‘oeeeeeh’ in te zetten. Gevolgd door “welcome to this situation” (of, “welcome to This Situation”, aangezien schrijfwijze wegvalt bij werken waarin alleen gesproken wordt). Na elk woord valt er een kleine stilte. Op ‘situation’ volgt er een ‘haaaaa’ dat het midden houdt tussen uitademen en zuchten. Deze ‘haaaaa’ is de cue voor de vertolkers om van plek te wisselen, dit doen ze met de wijzers van de klok mee. Een nieuwe compositie is gemaakt.

Er lijkt geen regel te zijn voor de in te nemen posities – soms blijven alle vertolkers staan, dan weer zitten er drie, staan er twee en ligt er een. De momenten waarop ze allen dezelfde houding aannemen, bijvoorbeeld met hun gezicht naar de wand, een hand als een oké-teken en de andere hand opgehouden alsof ze willen voelen of het regent, maken nieuwsgierig naar hoe deze gelijke positie zonder zichtbaar overleg plaats kan vinden. Vervolgens begint elke vertolker op zijn tijdelijke plek weer met het eerder beschreven continue bewegen. In de twee uur dat ik getuige ben van This Situation valt op dat de vertolkers zich altijd dicht bij de muren ophouden en nooit een positie midden in de ruimte innemen.

Compositie van het ik

Het is een bizarre vergelijking, maar ik kan hem niet onderdrukken. Ik zit op de vloer, mijn rug tegen de muur en heb het idee te kijken naar een vergadering op de godenberg. Alsof op de Olympus gesproken wordt over hoe de mensen ‘daar beneden’ vorm geven aan hun leven. Dit heeft te maken met de aard van het gesprek, dat zich lijkt te centreren rondom de vraag: how to compose an I?

Hoewel de vertolkers geregeld persoonlijke – of wat ze doen voorkomen als persoonlijk – anekdotes met het publiek delen, heeft het gesprek een beschouwende toon. Alsof de uitspraken die betrekking hebben op hun eigen ervaring beschouwingen zijn van een ander. Gezien vanaf grote hoogte. Dit wordt versterkt doordat alle vertolkers heel ontspannen ogen. Uitdagende stellingen van de een worden door de ander enthousiast ontvangen met “Woohoo, discuss!”. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat ze hier met zijn zessen niets anders doen dan elkaars ideeën bevragen en gemakkelijke posities innemen. Alsof het hun taak is om wat gecreëerd is en wordt, te bevragen. Geenszins een bekritiseren, veeleer een stilstaan bij hoe dingen op elkaar inwerken. Geen antwoord. Geen oplossing. Uitwisseling.

Is finding yourself the same as finding a job you want to do?”

Met het innemen van een nieuwe plek begint steeds een andere vertolker met spreken. Aan dit spreken gaat een inleidende zin vooraf, zoals: “This is a quote from the 18th century…” of “In 1955 someone wrote…” Elk nieuw gesprek wordt dus, zo lijkt het, ingeleid door een bestaande quote die iets te maken heeft met de ontwikkeling van ‘het zelf’. Lange tijd wordt er gesproken over het ‘educational system’, hoe de digitalisering ook daarin een steeds grotere rol gaat spelen (iPads op scholen), wat er verstaan kan worden onder een school en wanneer de school is ontstaan. In het gesprek wisselen grote, ethische vragen en meer lichte overpeinzingen elkaar af. De vertolkers lijken op zoek naar een balans tussen de samenleving, het gecreëerde geheel van bijeengekomen of -gebrachte individuen, en het zelf, het ik. Op welke manier vallen die met elkaar samen? Of werken ze elkaar juist tegen?

Daarin klinken ook de gemeenplaatsen en valkuilen van de hedendaagse maatschappij door. Neem de vraag “Is finding yourself the same as finding a job you want to do?” In zekere zin herkenbaar voor de generatie waartoe ik ook mijzelf moet rekenen: een goed onderwijssysteem, ouders die je aanmoedigen te studeren wat je wilt. “The sky is the limit”; doen wat je leuk vindt. Maar wat als je kiest voor iets en je blijkt het toch niet zo leuk te vinden? Wat als dat wat je leuk vindt niet per definitie is wat je goed kan? Of wat als je je werk maakt van hetgene wat je leuk vindt en je daarin succesvol bent, maar een soort leegte ervaart? Kan je in elk onderdeel van je zijn volledig jezelf zijn? Is jezelf, of een zelf, überhaupt iets dat je kunt vinden? Een vrouwelijke vertolker haakt hier op in door te vertellen over een meisje dat bij haar op de middelbare school zat en als beroepskeuze ‘script girl’ geadviseerd kreeg. “Script girl is the job for you”, werd er tegen haar gezegd. “In that time we didn’t even know what that was and even now I only have a vague idea of what the profession of a script girl may look like”.

“Only touch with your eyes”

Een quote uit de achttiende eeuw over opvoeding stelt dat de ‘gulzigheid’ van kinderen om alles aan te willen raken, ingeperkt moet worden. Bijvoorbeeld door te zeggen: only touch with your eyes. Een van de vrouwelijke vertolkers, gezeten in hurkzit, waarbij ze haar gewicht verplaatst van het ene naar het andere been, herkent zich in de quote. Toen ze jong was zei haar moeder geregeld “do touch this, but only with your eyes” tegen haar, in een poging om niet elke keer ‘nee’ te hoeven verkopen op haar dochters vraag of ze iets aan mocht raken.

“I was thinking”, begint een van de mannelijke vertolkers, “of a magic trick. And how the trick, if you don’t know how it works, makes you wonder.” De frictie tussen het verlangen iets aan te raken en het niet mogen aanraken, creëert een heel andere wereld. Een wereld waarin verbeelding een grotere rol toebedeeld krijgt, zoals het voorbeeld van de goocheltruc benadrukt. Een van de vrouwelijke vertolkers trekt een vergelijking met de periodes dat zij aan het diëten was. In plaats van daadwerkelijk te eten en dus ook het eten aan te raken, ging ze naar een winkel en zocht daar de koekjes op waar ze zo’n trek in had. Voor het schap voerde ze het hele ritueel van eten – dat wil zeggen het pak openmaken, de koekjes uit hun individuele verpakking halen en deze een voor een naar de mond brengen – geheel denkbeeldig uit. Dit ‘aanraken met de ogen’, het verbeelden, gaf haar een voller gevoel en leidde af van het daadwerkelijke verlangen om te eten.

“I really love touching things”, onthult een ander terwijl hij in slowmotion handgebaren maakt waarmee hij ‘aanraken’ lijkt uit te beelden. Hij benoemt dit verlangen als iets dat voortkomt uit een onbedaarlijke drang grip te krijgen en de wereld beter te begrijpen. Een ander legt de link met het eten met je handen en nog geen seconde later gaat het gesprek over etiquette. Hoe leg je een vork op de juiste manier op tafel? Horen de ‘tanden’ naar boven te liggen of juist naar beneden? Een meisje vertelt dat haar nog niet zo lang geleden verteld is dat er een Franse en Engelse manier is. Waarbij in het geval van de laatste de tanden van de vork naar beneden liggen, in contact met het tafellinnen. Geen van de andere vertolkers kent dit fenomeen. “Are you allowed to cut your salad with a knife in The Netherlands?”, vraagt weer een ander aan wat, naar ik aanneem, het enige Nederlandse meisje in de groep is. Antwoordend dat etiquette niet haar forte is, wordt het vraagstuk bij het publiek in de zaal neergelegd waar een aantal bezoekers voorzichtig bevestigt dat het niet ongebruikelijk of gek is wanneer je je salade snijdt. “Thinking is an alternative for touching, surely”, merkt een ander op en het gesprek is wederom van richting veranderd.

Autonome verhoudingen

This Situation ontkent het publiek niet, er worden regelmatig blikken uitgewisseld. Ook komen enkele vertolkers net te dicht naast je staan of zitten, op zo’n manier dat het iets ongemakkelijks heeft. Je bent je nooit niet bewust van hun aanwezigheid. Enkele bezoekers zoeken naar het titelbordje in de hoop zich te kunnen vergewissen van wat er hier aan de hand is. Degenen die vertrouwd zijn met het werk van Sehgal weten dat dit ijdele hoop is. Geen titelbordje, geen houvast anders dan de wetenschap dat je je moet overgeven aan de situatie.

Het gesprek vindt grotendeels plaats tussen de vertolkers. Bezoekers worden, zo lijkt het tijdens mijn bezoek, slechts incidenteel bij het gesprek betrokken. Wanneer een bezoeker die net de zaal binnenkomt spontaan reageert op een van de vragen van de vertolkers, antwoordt hij: “It wasn’t a question”, overigens zonder de dialoog met haar te beëindigen. Een andere keer kijkt een van de vertolkers mij recht aan en vraagt me: “What do you think?” Mijn antwoord – dat ik zelf ook in hoge mate onbevredigend vind – luidt: “I have no idea.” Ik ben overrompeld door haar bevestiging van mijn aanwezigheid, waarvan ik me bewust word door haar vraag. “You seem to react a lot”, zegt ze ook nog.

This Situation roept de vraag op wat gechoreografeerd is en waar er, of er, binnen de choreografie ruimte is voor improvisatie – een vraag die eerder een grote rol speelde bij werken als This Variation (2012) en Yet Untitled (2013), respectievelijk opgevoerd in juni en juli. De quotes waarmee de vertolkers een nieuw gesprek inleiden zouden een vast gegeven kunnen zijn. Een verzameling uitspraken waaruit ze kunnen putten en die vervolgens leidt tot een oneindig aantal mogelijke gesprekken. Gevoelsmatig is er veel vrijheid – er wordt gelachen, oogcontact gemaakt, het voelt heel menselijk. Het komt zelfs voor dat de vertolkers midden in een gesprek zitten, er nieuwe bezoekers binnenkomen, deze verwelkomd worden met “oeeeeeeh, welcome to this situation, haaaaa”, een van de vertolkers een quote opnoemt en vervolgens aangeeft graag nog even terug te willen gaan naar het gesprek van voor de plaatsverandering. Het uitgangspunt is letterlijk veranderd – ze hebben een nieuwe plek ingenomen – maar de katalysator voor een nieuw hoofdstuk – de quote – wordt terzijde geschoven.

Am I really happy? Am I really fulfilled? And who is it that says I here?”, vraagt een van de mannelijke vertolkers. Who is it that says I here: het uitspreken van deze vraag maakt je ervan bewust dat het hier gebruikte ‘I’ – ‘ik’ – niet per definitie samenvalt met degene die het uitspreekt. Wie is het die ik zegt als ik zeg: “ik zeg”? ‘I’ is maakbaar, kneedbaar en meer dan alleen een woord dat verwijst naar degene die het bezigt. Het ik, individu, is een concept. Een concept dat vraagt om invulling en ernaar verlangt zichzelf invulling te geven. Betekenis.

Theater / Reportage
special: Incubate Festival

Meer dan muziek

Festival Incubate is vooral bekend vanwege het vernieuwende muziekprogramma, maar dit jaar was er ook veel theater te zien. Eigenlijk zijn het veelal performances waarin muziek een belangrijke rol blijft spelen en die het karakter van het festival onderstrepen: cutting edge, hybride en internationaal. Spannend! De sfeer past prima bij het verrassend cultuurvriendelijke klimaat van Tilburg. In de door de redacteur bezochte performances kwam de tijdgeest vooral naar voren in het vervagen van grenzen, in het hergebruik van beeld- en geluidsfragmenten en in een verlangen naar lijfelijke aanwezigheid in het hier en nu.

Yann Marussich – Bleu Remix (CH)

De Zwitserse Marussich zit doodstil in een nauwe perspex box, terwijl hij langzaam blauw wordt. Eerst zie je blauw snot uit zijn neus lopen, dan blauw zweet onder zijn oksels verschijnen, blauw spuug uit zijn mond druipen en aan het eind van de performance – na ongeveer een uur – is zijn hele lichaam bedekt met minuscule blauwe zweetdruppels.

De performance verraadt een grote lichaamsbeheersing, als die van een yogi of danser, en roept intense concentratie op. Het toont de beweging in de schijnbare onbeweeglijkheid. Het diepe blauw heeft hier een minder abstract effect dan bijvoorbeeld bij kunstschilder Yves Klein of beeldhouwer Anish Kapoor. Je kan de kunstenaar van heel dichtbij bekijken, je ziet zijn huid, zijn ademhaling: dit beeld leeft.

Een gitarist draagt met geluid  bij aan het indrukwekkende spel. Voor elke ‘Bleu Remix’ samplet een lokale muzikant, live en naar eigen inzicht, fragmenten uit een eerdere voorstelling en dit past precies bij de mysterieuze, levende aanwezigheid waar het werk van vertelt. Het echte geheim is niet de naam van het chemische goedje dat de performer vooraf slikt. Het echte geheim is: hoe kan een man die enkel stilzit, en waarvan je vooraf al weet dat hij blauw gaat worden, zo spannend zijn?

Liquid Loft – Shiny, Shiny (AT)

‘Shiny, shiny, shiny boots of leather…’ begon de donkere stem van Lou Reeds ‘Venus in Furs’. ‘As if you opened a door to a decadent S&M/opium den…’ werd over dit nummer geschreven. Het wordt weer gezongen in deze voorstelling – en de geest van Andy Warhol waart nog op veel meer manieren rond.

De zes dansers lijken met tientallen te zijn. Ze bedienen twee camera’s en een aantal spotlights om hun eigen bewegingen te vermenigvuldigen tot felgekleurde patronen en hun portretten larger than life te maken. Ook pruiken worden ingezet om steeds andere personages te creëren. Je ogen kiezen zo haast ongemerkt voor de verslavende (‘shiny shiny’) projecties en vergeten de lichamen waaruit ze voortkomen.

Er is iets ongemakkelijks aan deze beeldschone, zichzelf herhalende image-fabriek; de dansers krabben zich veelvuldig. En hoewel er ook tekst voorbij komt, bestaan de woorden enkel uit geplaybackte oude filmfragmenten. Ook de betoverende muziek wordt gemaakt door samplen. Dat kan toch iedereen? Liquid Loft sleepte een aantal jaar geleden een prijs op de Biënnale van Venetië in de wacht. ‘Vloeibaar’ is het aangename bewegen tussen verschillende disciplines, de performance zelf is scherp en eigentijds.

Lampekap/Villanella – Fresco (BE)

Hoe bezie je de zaken als je op je rug ligt, in dit geval samen met medebezoekers op een roodfluwelen cirkel (zonder schoenen)? Toch anders, het roept haast vanzelf openheid en overgave op.

Na een tekst door filosoof Alan Watts, over de onmogelijkheid om het natuurlijke leven te vangen in door mensen bedachte constructies, beginnen de muziek en de beelden te spelen. We zien wolken. De wolken, ja, die zijn inderdaad nooit hetzelfde en ze zijn moeilijk te vangen in een grid. Ze gaan gewoon hun gang. Evenals mensen, die we, langzaam bewegend en naakt, boven ons zien verschijnen als keken we naar het plafond van een kapel. Slechts een oude man kijkt stil op ons neer. De geometrische patronen tussendoor, lijnen en cirkels, vestigen de aandacht meer op de muziek – ook ooit door een mens bedacht (door de gitarist van dEUS in dit geval). Na afloop blijken we, weer haast vanzelf, te zijn bewogen, zoals de wereld ongemerkt draait.

Theater / Voorstelling

Poppenliefde: een realistisch sprookje

recensie: Ulrike Quade Company – MANIACS

Theatermaker Ulrike Quade nodigt met haar nieuwe voorstelling MANIACS haar publiek uit om een kijkje te nemen in het leven van een man die verliefd is op een levensechte pop. Het stuk roept vragen op over het ervaren van menselijk geluk en eenzaamheid.

Wanneer het publiek binnenkomt, is acteur Phi Nguyen reeds verwikkeld in een dans met zijn sekspop, Renée. Beide zijn naakt. Ze bevinden zich op een verhoogd wit podium, wat dient als een klinisch witte huiskamer. De dans is echter liefkozend en bijna intiem, alsof Renée een echt mens zou zijn. Phi behandelt haar met veel zorg en respect en het lijkt daardoor alsof hij oprecht van haar houdt. Hij praat zelfs tegen haar en legt aan het publiek uit waarom zij zijn beste ‘relatie’ tot nu toe is – hij kan altijd op haar rekenen en ze spreekt hem nooit tegen. Zijn liefde voor haar en haar liefde voor hem zijn beide deel van zijn fantasie, wat eigenlijk erg sneu is voor hem. Toch is hij gelukkig. Maar was hij dan als vrijgezel in een individualistische samenleving ongelukkig en kon hij zijn bestaan als eenling niet meer aan? De vraag over hoeveel mensen er in de stad chronisch eenzaam zijn, blijkt prangend.

Het paradijs

Tussen de live-scènes van Phi en Renée door wordt er een aantal keer een videoprojectie getoond van de twee ‘geliefden’ in een wonderschone groene omgeving, wat natuurlijk doet denken aan Adam en Eva in het paradijs. De levensechte Renée staart met een levensloze blik de camera in. Phi acteert op een Amerikaanse voice-over, die telkens zijn zinnen begint met ‘I know what you’re thinking…’ Het is een eng realistisch sprookje, welk door Phi (gelukkig) met humor gespeeld wordt.

Subject-object

In haar oudere stukken (zoals The Wall of Munch en Van Gogh) gebruikt Quade haar poppen als personages en verhalenvertellers en speelde zij vaak zelf, maar nu heeft zij meer afstand genomen: ze speelt zelf niet. Aan de andere kant, staat zij juist dichter bij haar eigen materiaal door hedendaagse onderwerpen aan te halen, in plaats van scènes uit de geschiedenis te vertalen naar het heden. De aanwezigheid van de sekspop, die subject en object is in deze voorstelling, creëert transparant en voyeuristisch theater: het publiek mag kijken naar het leven van een geloofwaardige gek.

Randprogramma

Naast de voorstelling is een fotoserie te bekijken van mannen die werkelijk met een pop leven. Samen worden ze geportretteerd op de bank, met andere familieleden – alsof het normaal zou zijn. Samen met een pop een boswandeling maken is al evenmin normaal. Natuurlijk zoekt eenieder zijn of haar geluk op een eigen manier en dat is prima, zolang die anderen niet schaadt, maar dat er zulke schrijnende gevallen van eenzaamheid en obsessie in onze wereld bestaan, is wel degelijk zorgelijk en dat is in deze voorstelling mooi in beeld gebracht.

Theater / Voorstelling

Dit jaar niet drie maar één echte winnaar: La Isla Bonita

recensie: Rudolphi Producties - Het Debuut

Jaarlijks selecteert de jury van Rudolphi Producties de drie beste voorstellingen tijdens het International Theatre School Festival. Dit jaar staken vijf meiden van de Toneelacademie Maastricht, opleiding Theatraal Performer, zo boven hun eigen generatie theatermakers uit dat het onvermijdelijk was: Het Debuut presenteert dit jaar één voorstelling van honderd minuten.

Het vijftal vormt in La Isla Bonita een clubje van de ritmisch-gymnastiekvereniging Sirenes 08 die ‘na elke training nog wel even een biertje drinken met de jongens van de rugby’. Aan het einde van de grootse glittershow leggen de typetjes Madelon, Donna, Shanna, Joy en Saskia pas uit dat het evenement is bedoeld als benefietactie voor de bootvluchtelingen op de Middellandse Zee. Binnen de vorm van de voorstelling zijn gymnastiek en de bootvluchtelingenproblematiek ingenieus met elkaar verbonden. In de volle honderd minuten wordt het onderwerp vanuit verschillende perspectieven belicht, beginnend met een humoristisch maar overtuigend lesje ‘empathie’.

Kippenvel

Het is gewaagd om je als jonge maker gelijk vast te klampen aan een problematiek die zo groot, ingewikkeld, maar bovenal emotioneel is. De actrices Milou van Duijnhoven, Luit Bakker, Mirthe Labree, Lisa Schamlé en Aukje Schaafsma doen er dan ook goed aan om de problematiek zo breed mogelijk te benaderen. Luit kruipt in de huid van een getraumatiseerde kapitein van een boot vol vluchtelingen, terwijl Milou de rol inneemt van een koude, emotieloze onderhandelaar.

Door de diversiteit aan perspectieven en meningen zijn de scènes in de performance goed van elkaar te onderscheiden. Hierdoor is de structuur helder, maar niet minder verrassend. De spanning en emotie worden afgewisseld met hysterie en lompe choreografieën. Juist deze choreografieën visualiseren de problematiek het sterkst. In een visueel heftige dans transformeren de vijf en hun schaduwleger van Spaanse grensbewakers tot wilde en ‘mensvreemde’ Afrikanen. Als dan onverwachts de vlag wordt uitgehangen op het nummer Conquest of Paradise van Vangelis, heb ik kippenvel.

Fysieke overgave

De jonge makers hebben duidelijk alles op alles hebben gezet om de trucs en bewegingen van het ritmisch gymnastiek goed onder de knie te krijgen. Met name de linten – die ook €12,50 duur zijn! – vragen om een ongelofelijke behendigheid en zijn een absoluut onmisbaar aspect van de prachtige vormgeving. De performers putten zichzelf uit tot de allerlaatste minuut: van het hoelahoepen om de nek tijdens het uitvoeren van een minuten durende monoloog tot het gekrijs in een te vroeg beëindigde benefietavond.

De jury, die dit jaar bestond uit Marie-Anne Rudolphi, Maarten van der Cammen en actrice Ariane Schluter, had het makkelijk. Van de ontworpen pakjes, het lichtontwerp, de structuur en muziek tot de grof en volmondig geschreven teksten is La Isla Bonita een inhoudelijk sterke voorstelling. De avond lijkt een never ending story, met adembenemende beelden. Het is overigens wél een extreem moralistische bedoening. Maar oké, wat wil je met een onderwerp als dit.

in my tree, push the plow
Muziek / Album

Voortploegend

recensie: In My Tree - Push the Plow
in my tree, push the plow

Twee jaar na het titelloze debuutalbum kan de liefhebber van Americana-muziek genieten van het tweede album van In My Tree. Met Push The Plow maken de Ossenaren de belofte waar.

Ondanks positieve kritieken en een dito kwaliteit, is het de band In My Tree nog niet gelukt een platendeal in de wacht te slepen. Met Push The Plow zou het deze zesmansformatie toch moeten lukken om een platenbaas naar ze toe te lokken. Voor de liefhebbers en de fans is dit tweede eigen-beheer-plaatje in ieder geval smullen geblazen.

Ontspruiten

De harde kern van de band wordt nog altijd gevormd door zanger Bert-Jan Kuijpers en multi-instrumentalist Paul Verschuur. Live worden daar Jürgen Krooshoop, Bart van der Heijden, Hans Biesmeijer, Rik van der Sanden en Remco Krooshoop aan toegevoegd en dat is inclusief geluidstechnicus.

Twee jaar na het titelloze debuut is er dan nu Push The Plow met een elftal gloednieuwe liedjes. De mengeling van country, folk en een vleugje blues van het debuut is gelukkig gebleven. De Americana-liefhebbers van Nederland zouden naast het werk van soortgelijke bands over de plas deze band niet links mogen laten liggen. Dat ze uit ons eigen Oss komen is niet hoorbaar: gewoon de ogen dichtdoen en genieten van de stem van Bert-Jan Kuijpers. Hij kijkt ons vervaarlijk aan als hoofd op een vogelverschrikker op de binnenkant van het hoesje, waarop hij over een akker waakt die zojuist is omgeploegd en ingezaaid. De donkere wolken pakken zich samen boven deze – nu vruchtbare – grond, waar bij toevoeging van wat water ineens het gewas zal ontspruiten. Zo is ook de muziek van In My Tree, die naar mijn mening niet lang meer verborgen blijft rond Oss!

In My Tree & band

In My Tree & band

Dorst overheerst

Slechts op een tweetal composities op het album krijgt de harde kern hulp van de live-groepsleden. Op ‘The Devil’ horen we Jürgen Krooshoop saxofoon spelen. Dat doet hij ook op ‘Foot In The Grave’, waar we daarnaast nog de dubbele bas van Rik van der Sanden horen klinken. Dat de rest door slechts twee muzikanten is volgespeeld, is niet hoorbaar aan het eindresultaat. Hoe de band dat live gaat doen, zal duidelijk worden als ze op 12 september in hun woonplaats het album ten doop hebben gehouden.

De muziek van In My Tree heeft een overduidelijke overeenkomst met de muziek die we doorgaans uit Austin, Texas krijgen voorgeschoteld. Toch zien we op de hoes van dit album een duidelijk oud-Nederlands tafereel met een boer die een ploeg voortduwt. De klompen geven de sfeer van ons land weer, maar het lange haar van de boer verraadt een twist. Achterop het album zien we de windmolen van een gemaal, zoals we die wel in de USA zien. De heren weten de zinnen te bespelen, zowel muzikaal als visueel. Vanaf de opener ‘This Machine’ tot en met de afsluiter neemt In My Tree de luisteraar mee met liedjes van internationale allure. In een setting waarin ook veelvuldig de banjo of ukelele te horen is.

Misschien is het afsluitende liedje ‘Foot In The Grave’ niet alleen het toetje van dit tweede album van In My Tree, maar huist daar ook een van de hoogtepunten in. Als de laatste noot is weggestorven overheerst ontegenzeggelijk de dorst naar meer.

Live in Nederland:

28-11-2015 Cafe D’n Dommel, Sint Oedenrode (duo gig)
29-11-2015 Caffee Toffee, Oss

Theater / Voorstelling

Een verlichtende kijk op een complexe generatie, maar geen ontbranding

recensie: HartenJagers - De therapiegeneratie

Twintigers en dertigers lijken het allemaal niet meer op een rijtje te hebben. Gevoed door de honger naar succes en de toenemende ijdelheid via sociale media, is de weg naar vrije antidepressiva een snelle route om deze problematiek het hoofd te bieden. Tel daar een combinatie van angst, onzekerheid en egocentrisme bij op en je hebt genoeg stof voor een hedendaagse theatervoorstelling. De intentie van tekstschrijver Lykele Muus is daarom een antwoord proberen te vinden op de vraag naar welke oorzaken precies aan deze problematiek ten grondslag liggen, en wat er aan te doen is. Zijn twintigers en dertigers aanstellerig en kwetsbaar, of zijn er wel degelijk aanwijzingen dat maatschappelijke ontwikkelingen dermate complex zijn dat ze jongeren dwingen om in therapie te gaan?

Ludieke praatsessies

Dergelijke vragen worden in dit stuk gerepresenteerd in ludieke praatsessies. Zes jongeren ontmoeten elkaar in een praatgroep, die wordt geleid door de jonge en verleidelijke psycholoog Ruth. De jongeren hebben een ding gemeen: het zijn vrijwel allen kunstenaars. Een cabaretier, een danseres, een acteur, een DJ, een pornoster en een juridisch adviseur proberen ieder vanuit hun eigen professie de strubbelingen kenbaar te maken. Eerst in een traditioneel kringgesprek, maar daarna varieert de samenstelling steeds meer. Dat komt de dynamiek ten goede. Waar eerst de psycholoog duidelijk de leiding had, gaat dan de groep steeds meer haar eigen leven leiden en onttrekt zich steeds meer aan het autoritair gezag. Bij tijd en wijle levert dit hilarische taferelen op, bijvoorbeeld wanneer de juridisch adviseur P-D (sterk gespeeld door Wart Kamps) en danseres Lottie (Mira van der Lubbe) elkaar ontmoeten. Ook als de heetgebakerde acteur Boy aan zijn verhaal wilt beginnen maar telkens wordt onderbroken, voel je een lachwekkend medelijden opkomen. Het maakt de thematiek in elk geval een stuk lichter en daarmee behapbaar.

Gebrek aan engagement

Toch knaagt het dat de voorstelling niet voorbij de oppervlakkigheid durft te gaan. Clichématige opmerkingen als ‘het zit in jezelf’ en ‘je hebt een laag zelfbeeld’ spreken niet echt tot de verbeelding. Dat de voorstelling oppervlakkig blijft, kan ook te maken hebben met het aantal spelers: er is te weinig tijd om er gelaagdheid in te brengen, waardoor het lastiger is om sympathie op te brengen voor de personages. Dat is een gemiste kans. En hoewel het allen kunstenaars zijn, zijn het toch vooral de beroepsmatige klachten, die uiteindelijk leiden tot wat persoonlijke klachtjes. Tja. Het kan echter ook de keuze van de schrijver zijn geweest om niet te zwaar en te geëngageerd over te komen, om zo de toegankelijkheid van het stuk te vergroten. Dat is dan zeker gelukt. Een andere kanttekening is dat het spel hier en daar niet los en ontspannen genoeg oogt om het geloofwaardig te maken en te laten ontbranden. De dialoogjes doen soms stijfjes aan, met de hier en daar afgemeten staccatozinnen. Door een iets lager tempo en bezinning zou het stuk aan kracht winnen. Door de huidige vorm kabbelt het een beetje voort, maar gaat iedereen toch goedgemutst naar huis. Het moet tenslotte geen therapietheater zijn.

Vinny Fazzari, Live Life Long
Muziek / Album

Toch geen afstel

recensie: Vinny Fazzari – Live Life Long
Vinny Fazzari, Live Life Long

De naam Vinny Fazzari zal niet bij veel mensen een belletje doen rinkelen. Toch draait deze artiest al heel wat jaren mee en heeft hij zelfs voor het verschijnen van zijn debuut Live Life Long al een award op zak als solo-artiest.

Multi-instrumentalist Vinny Fazzari speelde mee met een lange rij aan artiesten, waarvan Bob Dylan en Earth, Wind & Fire de bekendste zijn. Ook werkte hij in zijn eigen studio als producer en engineer voor voornoemde artiesten. Dan besluit hij zijn studio in Amerika te verkopen en zijn geluk in Europa te beproeven. Hij speelt in Duitsland, Italië en Spanje. Hoog tijd dus dat Fazzari zijn eigen nummers vast gaat leggen en een debuutalbum uitbrengt.

Uitstel werd geen afstel

Al in 2006 – na het winnen van de award voor Beste Solo-Artiest bij de Los Angeles Music Awards – besluit Vinny Fazzari om een album te maken onder eigen naam met composities van zijn eigen hand. Met drummer Gus Genser (Herman Brood and his Wild Romance), bassist Ivo Severijns en gitarist John Hayes (Mother’s Finest) bestookt hij de clubs in Nederland, als hij een belangrijk besluit moet nemen. Door ziekte van zijn moeder keert hij terug naar Amerika en laat hij zijn uitvalsbasis Amsterdam achter zich. De verzorging van zijn moeder heeft tot een lang uitstel geleid, voordat Live Life Long kon verschijnen.

Nu is het dan eindelijk zover dat Fazzari zijn wens in vervulling kan laten gaan: een thema-album maken, geschoeid op oude leest, waarbij hij de composities toch met elkaar wil laten samensmelten. Na enige keren beluisteren kunnen we alleen maar beamen dat Fazzari prima geslaagd is in zijn missie. Hij schreef alle nummers en speelt veel instrumenten zelf, zoals gitaar, basgitaar, toetsen, marimba en percussie. Toch is het geen eenmansproject geworden, want we horen ook andere instrumentalisten bijdragen leveren.

Rijk muzikaal leven

Fazzari heeft een fijne stem en een goede hand van liedjes schrijven. De tweede song van het album verhaalt over onze hoofdstad ‘Amsterdam’ en is een lekker pakkend liedje, dat makkelijk uitnodigt om mee te zingen. Helemaal niet verkeerd om als Nederlander dit loflied over deze stad mee te kunnen zingen. Direct daarna gaat Fazzari naar Mexico, dat het toneel is van het nummer ‘Your Dress’.

De manier van zingen en de sound van het album doen herinneringen tot leven komen van muziek uit de jaren zeventig en tachtig. Luister naar ‘Hold Me Close Tonight’ en je hoort er de sound doorheen van bijvoorbeeld Boston of Journey. De zang – met uithalen waarbij de kopstem niet geschuwd wordt – doet sterk denken aan een zanger als Gary Wright of Al Stewart. Krijg vooral niet de indruk dat dit nummer tekenend is voor de sound van het hele album! Nee, Live Life Long is duidelijk het gevolg van een rijk muzikaal leven en al die invloeden neemt Fazzari mee in zijn muziek. Hij maakt er anno 2015 een nieuwe, eigen mix van en dat resulteert in een album met veel gezichten.

Boeken / Fictie

De lezer weerspiegeld

recensie: Roger Martin du Gard (vert. Anneke Alderlieste) - De Thibaults. Deel 2.

Vorig voorjaar maakte uitgeverij Meulenhoff goede sier met de vertaling van de eerste helft van De Thibaults, het magnum opus van de Franse schrijver Roger Martin du Gard. Nu is het tweede deel – nog ietsje dikker, nog ietsje magistraler – verschenen.

In het vorig jaar verschenen deel zijn de eerste zes romans, of delen, van De Thibaults opgenomen. Dit tweede deel opent met ‘Zomer 1914’, wat dus het zevende deel van deze roman fleuve is. Het beslaat driekwart van de in totaal ruim duizend pagina’s van De Thibaults, deel 2. We gaan verder waar we gebleven waren aan het einde van De Thibaults, deel 1: de vader van Jacques en Antoine Thibault is overleden, het zelfstandige leven van de jongens begint. Wat ligt er op hun weg naar volwassenheid?

We beginnen bij Jacques, die in revolutionaire kringen in Genève verkeert. Lui uit alle windstreken van Europa zijn in de stad aan het meer, waar ze het socialisme bezingen, het kapitalisme verafschuwen en als een bohemien leven. Antoine, onderwijl, is een succesvol arts. Hij woont in het ouderlijk huis, maar heeft het grondig laten verbouwen. Wanneer in Sarajevo de schoten worden gelost die de Eerste Wereldoorlog zullen ontketenen, reageren beide broers geheel anders: voor Jacques kan de schok niet groter zijn, voor Antoine niet kleiner.

Zichtbare verschillen

Daarmee worden de verschillen die eerder al te bespeuren waren tussen de jongens duidelijker aangezet. Jacques en de zijnen, altijd al zoek naar politieke invloed en macht, zien een kans daadwerkelijk een vuist te maken en de geschiedenis te beantwoorden. Ze proberen erachter te komen wat de overwegingen zijn in de Europese hoofdsteden, met wie ze kunnen spreken. Antoine blijft eerst en vooraleer arts: hij helpt zijn Parijse patiënten zo goed als hij kan – al probeert hij ook zijn affaire met de getrouwde Anne vol te houden.

Wanneer Jacques in Parijs is om mensen te spreken en te beïnvloeden, gaat hij bij zijn broer langs. Hier botsen twee werelden, ja, misschien zelfs tweewereldbeelden: de een bezorgd, actiegericht, maar ook wat onbeholpen; de ander koel, rationeel, naar later zal blijken te afstandelijk. Tijdens het eten discussiëren de broers op het scherpst van de snede; Martin du Gards dialogen zijn fel en puntig, zijn scènes helder en filmisch – hij was geïntrigeerd door dat nieuwe medium, de mogelijkheden die het bood. Maar hij blijft een schrijver, een romancier, die uitstekend weet wat de roman vermag. Regelmatig kruipt hij in de hoofden van zijn personages, en ontleedt daar hun gedachten:

Antoine zweeg. Holle frasen! bromde hij bij zichzelf. Hij draaft door, die dwaas! Hij zwelgt in gemeenplaatsen… Hij voelde echter wel dat zijn ergernis hem belette helemaal fair te zijn; en dat de problemen die Jacques met zijn geraaskal had opgeworpen niet te verwaarlozen waren. Problemen, dacht hij, die veel ingewikkelder zijn dan Jacques en de simplistisch redenerende types van zijn soort zich voorstellen… Problemen die oneindig complex zijn, en waar humanitaire utopisten zich niet mee bezig zouden moeten houden, maar geleerden grote onpartijdige geesten, bedreven in wetenschappelijke methoden…

Misschien is wat ik eerder zei onjuist: misschien is Antoine niet te afstandelijk en Jacques onbeholpen. Misschien is het probleem eerder dat de ene broer (nog) waarde hecht aan autoriteit, en de andere niet. Of misschien is het beide terecht. Hierin toont zich Martin du Gards meesterschap in De Thibaults: is het leven ook niet zo ambigu en dubbelzinnig? Waarom handelen mensen zoals ze handelen, en kunnen wij die beweegredenen weten? Ons antwoord op die vraag is in grote mate afhankelijk van wie wij zelf zijn. Een antwoord weerspiegelt eerder onze eigen persoonlijkheid dan die van een ander. Tijdens het lezen van deze roman komt dat duidelijk naar voren: Martin du Gard laat zien hoe zijn personages zich gedragen, wat ze denken, maar geeft zijn lezers de ruimte daar oorzaak en gevolg in aan te brengen.

Kies deze

Er wordt wel gezegd dat Martin du Gard niet zo’n vernieuwer, niet zo’n opvallend auteur was als zijn tijdgenoot Marcel Proust. Diens grootse roman-in-delen À la recherche du temps perdu (1913–1927) luidde immers een literaire revolutie in, en wist heel wat oren rood te kleuren in de gegoede Franse kringen. Maar Martin du Gards werk is ook vele malen leesbaarder. En qua psychologische diepte en scherpte doet het niet onder voor dat van Proust.

Lange tijd had Proust het voordeel vertaald te zijn: van het eerste deel van Op zoek naar de verloren tijd zijn er zelfs enkele verschillende versies beschikbaar. De laatste jaren heeft uitgeverij Meulenhoff bijna alle romans van Roger Martin du Gard op de markt gebracht en dankzij het titanenwerk van Anneke Alderlieste is nu ook de volledige De Thibaults in het Nederlands beschikbaar, in twee prachtige banden. Er zijn vele redenen om beide te lezen, maar wie moet kiezen, kieze deze tweede.

 

Seattle Pike Place market
Kunst
special: Seattle: progressie wordt traditie
Seattle Pike Place market

Zomerspecial: Seattle – VS

Afgelopen zomer ben ik geëmigreerd naar het noordwesten van Amerika, waar de nog ongerepte naaldbossen en eeuwenoude gletsjermeren een harmonieus contrast vormen met een vrijzinnige bevolking en haar voortdurende streven naar voortuitgang. Zo ook in de kunsten.

Ik bevind mij in Seattle, een stad die ik ten onrechte een metropool zou noemen vanwege haar indrukwekkende skyline die ik, tegen het decor van een met bergtoppen bezaaide horizon, maar deels vanuit ons appartement in Bellevue kan zien. Maar dat is geen probleem; ik houd dat metaforisch gebruis van downtown graag zo lang mogelijk op afstand, totdat de honger naar culturele ontplooiing mij overvalt. En aangezien Bellevue mij met welgeteld één museum maar een karige boterham verschaft ben ik genoodzaakt Lake Washington over te steken naar Seattle, de stad die ook wel The Emerald City wordt genoemd. Seattle is ontstaan in 1853 op het ooit heilige land van de inmiddels verjaagde inheemse Amerikanen. De stad wordt gerund door techies en bevolkt door hipsters. Welke labels we er ook aan vast willen hangen, het mag duidelijk zijn dat Seattle een onconventionele atmosfeer behelst die de progressieve geest van haar inwoners aanzet tot creativiteit.

Vernieuwing wordt traditie

Want kunstzinnig kunnen we de stad wel noemen. Kunst is hier zo geïntegreerd in het straatbeeld dat je het werkelijk overal in de stad zal aantreffen: muurschilderingen op stations, bruggen en gebouwen en beelden op straathoeken en in parken. Naast de decoratieve functie is het voornamelijk een manier om het liberale en vooruitstrevende imago van de stad te reflecteren. En de tendens om zichzelf hierop voortdurend te willen bewijzen lijkt een traditie te zijn geworden die waarschijnlijk in de naoorlogse depressie is ontstaan. De stad verloor toen haar oorlogsindustrieën wat een grote werkloosheid tot gevolg had. De armoede verpauperde het straatbeeld en bedrijven weken uit naar de randgemeenten, die door het aantrekken van werknemers in een razend tempo expandeerden en het centrum van Seattle aan de studenten achterlieten. Maar dit is niet uniek voor Seattle; het leeglopen van downtown is een trend die in de jaren ‘60 over heel de VS ontstond. De oplossing voor dit probleem lag voor Seattle in innovatie en creativiteit.

Het daaropvolgend decennium stond daarom geheel in het teken van het restaureren en weer aantrekkelijk maken van downtown; wolkenkrabbers schoten als paddenstoelen uit de grond en investeringen in kunst en technologie kwamen hoog op de agenda te staan. Seattle’s drang om een ‘we’ve still got itstatement te maken werd versterkt door een algemeen gevoel van nationalisme dat heerste in de tijd van de space race tegen de Russen, die toen met de lancering van Sputnik op kop lagen. De hierna georganiseerde World Fair van 1962 bracht naast een aantal futuristische spektakels daarom de Space Needle, die met zijn architectonisch hoogstaand ontwerp (UFO) een vooruitstrevend nieuw tijdperk aankondigde en als een direct en duidelijk gevolg kan worden gezien van deze nieuwe tendens.

Andere voorbeelden, die niet direct beantwoorden aan de space race, maar wel zijn ontstaan uit dezelfde strekking, zijn onder andere de Monorail (1962), de Pacific Science Center (1962) de Seattle Opera (1963), The Seattle Cinerama (1963) en Magnolia Branch Library (1964).

space needle

Space Needle

Downtown: the place to be

In de jaren hierna is het centrum van Seattle zowel op cultureel als economisch vlak blijven groeien. We zien hier deels een causaal verband, die aan de andere kant niet had kunnen bestaan zonder de komst en (internationale) expansie van lokale bedrijven zoals Starbucks (1971) en Amazon.com (1994).

Na een korte observatie in downtown kan je niet anders dan concluderen dat dit een stad is die weer helemaal meedoet; genoeg winkels, restaurants en cafés waar de inwoners zich kunnen overleveren aan vermaak. Maar ook de toeristen hoeven met zoveel variëteit in culturele attracties en bezienswaardigheden niet van de koude kermis thuis te komen. Van een georganiseerde stadswandeling tot aan een driegangen cruise vanuit de haven van Seattle. En indien het budget dit niet toelaat zijn er nog genoeg gratis activiteiten te ondernemen, zoals een wandeling door Olympic Sculpture Park of een bezoek aan een van de gratis lunch time concerten. En met zoveel mogelijkheden moet je keuzes maken, daarom deel ik met jullie mijn top vijf culturele attracties  die je bij een bezoek aan Seattle in ieder geval moet opnemen in je reisplan.

  1. EMP-museum: ontstaan aan het begin van dit millennium, is het EMP museum volledig gewijd aan de hedendaagse popcultuur. Het huisvest naast wisselende tentoonstellingen permanente exposities zoals bijvoorbeeld Nirvana: taking punk to the masses, die met hun vooruitstrevendheid een grote invloed hebben uitgeoefend op de muziek in de decennia na de introductie van grunge in de jaren ‘80. Zoals de naam van de expositie al verklapt is het Nirvana die deze muziekstijl heeft groot gemaakt. De tentoonstelling besteedt hiernaast ook aandacht aan het leven van de leadzanger Kurt Cobain en diens tragische dood. Omdat muziek een belangrijk onderdeel is in de contemporaine popcultuur van Seattle komen ook andere internationale artiesten en tevens progressieve lokale geesten aan bod zoals Jimi Hendrix. Als de bezoeker eenmaal voldoende geschiedenis en feitjes tot zich heeft genomen, dan is het tijd om zelf met verschillende muziekinstrumenten aan de slag te gaan in een van de geluiddichte sound labs.
  2. Chihuly Garden & Glass: dit museum is gebaseerd op het revolutionaire werk van de in Washington geboren glaskunstenaar Dale Chihuly en representeert de creativiteit in de regio. Hiermee hoopt het museum de bezoekers te inspireren en aan te sporen om outside of the box te denken.
  3. Space Needle: de 184 meter hoge toren geeft zoveel herkenning aan de skyline van Seattle dat het een veelvoorkomend object is op lokale souvenirs. Door de inmiddels retro uitstraling is de architectuur niet meer verbijsterend. Toch maakt het verhaal achter de toren en de symbolische waarde de Space Needle aandoenlijk. En natuurlijk is het uitzicht over de stad vanaf die hoogte ook de moeite van het bezoeken waard.
  4. Pike Place Market: de in 1907 ontstane (boeren)markt is tot vandaag de dag een functionele markt waar dagelijks verse producten zoals vis en groenten worden verhandeld. Het beleid voor de opbouw en reconstructie van Seattle downtown van de jaren ‘60 leidde bijna tot de sloop van de Pike Place Market, die door een handtekeningeninzamelingsactie in 1969 werd verhinderd.
  5. Starbucks: een echte koffiejunk zal het wachten in de rij voor de ingang voor lief nemen. Hoewel dit officieel niet de eerste Starbucks vestiging is, wordt ze toch als bedevaartoord gezien voor menig Starbucks-fanaat. De originele eerste Starbucks heeft namelijk  sinds 1971 bijna op dezelfde plek gestaan, maar dan een stukje verderop in de straat.

Seattle en met name haar centrum heeft als relatief jonge stad dus voldoende te bieden ter culturele ontplooiing. Want ook hier blijkt ‘cultuur’ een alles overkoepelend begrip:  van wetenschap in de Pacific Science Center tot aan de graffiti op de muren van de metrotunnels. Beide worden gedreven door dezelfde progressieve geest, die in de jaren ‘60 na een periode van verval als reactie hierop lijkt te zijn ontstaan. Dat de ontwikkeling van dit streven naar vooruitgang een belangrijk keerpunt is geweest in de geschiedenis van Seattle, blijkt uit de weerslag die zij heeft gehad op de opbouw van de stad en haar ideologie die zij vandaag de dag nog steeds uitdraagt.