Theater / Voorstelling

Premières in NDT’s Shearing the Wolves stellen teleur

recensie: NDT II - Shearing the Wolves

Met het programma Shearing the Wolves presenteert het Nederlands Dans Theater II werken van vier choreografen voor wie de tijd bij het gezelschap een belangrijke rol heeft gespeeld in hun carrière. Helaas zijn de wereldpremières van Johan Inger’s One on One en Medhi Walerski’s Aureum matig, zowel in choreografie als vormgeving.

Een tapijt van kleine stukken grijs schuim bedekt een groot deel van het speelvlak. Het schuim reikt tot de enkels van de danser die vanavond het ijs breekt. Met de ene hand op het hoofd en de andere eronder trekt hij zijn mond open naar het publiek. Rechts achterin zien we hoe Pianist Sepp Grotenhuis in zijn bubbel zijn eigen weg gaat met Schuberts ‘Impromptus’ en de ‘Sonata No.21’.

One on One – © Joris-Jan Bos

Verloren in grijs

Ingers choreografie is licht, speels en staccato, met hier en daar wat kleine theatrale momenten. Zo speelt hij met gebaren en gezichtsexpressie. Binnen enkele lichtchangementen zien we verschillende relationele fases voorbij komen, maar echte diepgang krijgen de relaties niet. De dans blijft net zo grijs en onduidelijk als het toneelbeeld zelf. Het heeft ook te maken met de relatie tot de muziek. De pianoklanken en choreografie bewegen compleet los van elkaar. De muziek werkt hierdoor niet versterkend of ondersteunend. Een abrupte black-out en sferisch lichtchangementen voorkomen dat de aandacht verslapt.

Sleight of Hand – © Rahi Rezvani

Reprise als lichtpunt

De reprise van Sleight of Hand (2007), een theatraal dansstuk van hét NDT-duo Sol León en Paul Lightfoot, vormt het lichtpunt dat de twee premières verbindt. Het spel tussen zwart en wit doet, mede door de muziek van Philip Glass, filmisch aan. Mannen in lange zwarte jassen lijken direct uit The Matrix te zijn gestapt. Een man en een vrouw torenen in metershoge zwarte gewaden hoog boven de rest uit, als bewakers van de onderwereld die zich in de orkestbak bevindt. Sierlijk en zwierig, geaccentueerd met grimassen en vele pirouetten, Sleight of Hand is oogstrelend en heerlijk mysterieus. Knap hoe een stuk dat al zoveel karakters en sterke theatraliteit heeft toch genoeg ruimte aan het publiek laat voor interpretatie. Lightfoot en Leóns liefde voor symmetrie en synchronie is erg bepalend voor het stuk en zorgt voor een bevredigende harmonie.

Geen goud voor Walerski

Na al dat zwart, wit en grijs lijkt Aureum als gouden verschijning een warm welkom. De dansers zijn niet alleen goud geverfd maar zijn figuurlijk gesproken ook goud, want aan de uitvoering is niets op te merken. In het ensemble van zestien ijzersterke dansers toont het viertal mannen een indrukwekkende vaardigheid en aanwezigheid. Helaas blijkt naarmate het dansstuk vordert dat de potentie van de dansers te veel verborgen blijft en de reikwijdte aan ervaring, waar de directie Paul Lightfoot en Janine Dijkmeijer naar verwijzen in de flyer, niet onder die gouden verf vandaan komt.

Het gevoel dat wordt opgeroepen in Aureum doet teveel denken aan Chamber, een succesvol werk van Walerski uit 2012. Denk aan het warme voetlicht, de huidkleurige kostuums en de conventionele groepsformaties gebaseerd op de natuur. Tijdens Aureum wordt een gouden doek, dat voor driekwart het speelvlak omlijst, op en neer gelaten. In combinatie met het licht vormt het een indrukwekkende aanblik, maar de keuze voor dit enige decorstuk getuigt opnieuw van gebrek aan creativiteit. Nog geen half uur daarvoor was immers eenzelfde constructie te zien in Sleight of Hand. Aureum is als choreografie monumentaal, warm en groots, maar daarin juist zo teleurstellend en alles behalve vernieuwend, eerder gedateerd.

Eivør – Slør
Muziek / Album

Zuster-album

recensie: Eivør – Slør
Eivør – Slør

Met haar tiende album Slør gaat Eivør terug naar haar moedertaal: het Faeröers. Een taal met Keltische invloeden, die we ook terughoren in haar muziek. Eivør presenteert dit werk als het zuster-album van het eerder dit jaar verschenen Bridges.

In de release sheet verklaart de artieste heel blij te zijn met de release van dit nieuwe album, omdat ze sinds het uikomen van Bridges al het gevoel had wat te missen. Slør is gelijktijdig met Bridges geschreven en beide albums horen side-by-side beluisterd te worden..

Creatieve fase

De twee albums die Eivør dit jaar uitgebracht heeft, vormen het bewijs voor de creatieve fase waarin dit talent zich momenteel bevindt. De albums hebben beide een centraal thema: Bridges verhaalt over het verlangen naar huis, terwijl Slør juist gaat over het uitslaan van de vleugels, het avontuur aangaan en je laten meedrijven, waarheen het leven maar wil.

Het album kent tien liedjes, waarvan de afsluiter ‘Trøllabundin’ een bewerking is van een nummer uit 2004, dat Eivør nog steeds live speelt en dat daardoor geëvolueerd is tot deze nieuwe versie. Drie liedjes, ‘Salt’, ‘Verd’ en het titelnummer ‘Slør’, zijn geïnspireerd op gedichten van Marjun Syderbø Kjælnes, die tevens de volledige tekst schreef voor het nummer ‘Swing’.

Slør werd geproduceerd door Eivørs levenspartner Tróndur Bogason. De opnames vonden zoals gewoonlijk plaats op de Faeröer eilanden, vanwege de sfeer. Dat is overigens ook de plek waar Eivør nog steeds haar liedjes schrijft. Wie er ooit geweest is, kan zich bij het beluisteren van haar muziek de speciale sfeer van de eilanden zo weer voor de geest halen en begrijpt waarom het daar anders is dan waar dan ook. Een bezoek aan deze eilanden neemt een bijzondere plaats in je herinneringen in.

Tweetaligheid

Met Slør krijgt het album Mannabarn/Human Child, ook een tweeluik, een vervolg. Dat album verscheen in 2007 zowel in het Engels als in de Faeröerse taal. Sinds die tijd had Eivør nooit meer een album volledig in haar moedertaal opgenomen. Live bleef ze wel steeds haar tweetaligheid ten gehore brengen. Slør is anders dan dit eerdere tweeluik, omdat het geen vertaling is van Bridges, maar nieuwe liedjes bevat. Voor wie de Faeröerse taal niet machtig is, zullen de liedjes geheimen blijven bevatten. In het bijgeleverde tekstboekje zijn de titels voorzien van Engelse ondertitels, wat een indicatie geeft van de inhoud van het onderhavige liedje. Zo horen we in het Engels de volgende tien liedjes achter elkaar: ‘Calm’, ‘Broken’, ‘Salt’, ‘Fog Banks’, ‘Piece by Piece’, ‘The Right Shoes’, ‘In The Mist’, ‘Be mine / My World’, ‘Veil’ en ‘Spellbound’.

De sfeer van het album Slør is wellicht door de taal wat minder vrolijk en licht dan we kennen van Bridges. We horen echter wel dezelfde muzikanten aan het werk: naast de vocalen zijn dat gitaar, piano, synthesizer, bas, vocoder, viool en viola. Maar laten we ook de handdrum niet vergeten, die een belangrijke rol speelt in ‘Trøllabundin’. Het album is een mooi coherent geheel, waardoor het lastig kiezen is welk liedje er nu bovenuit steekt. Dat zou een mooie vraag zijn aan Eivør zelf: om haar een single te laten kiezen van dit album. Op één van de drie concerten, die ze de komende tijd in Nederland geeft in oude kerken en kapellen, is deze artieste toegankelijk om haar fans te woord te staan en een dergelijk vraag te beantwoorden. Voorlopig kiezen we voor beide albums, zoals ze dat zelf graag ziet.

Film / Films

James Bond: alive & kicking

recensie: Spectre

In Spectre komen vrijwel alle oorspronkelijke James Bond-elementen op een eigentijdse manier samen in een spectaculair doch overzichtelijk verhaal. Oude bekenden zorgen voor het vertrouwde gevoel waar moderne elementen vernieuwen. Het team van regisseur Sam Mendes levert samen met Daniel Craig een mooie film af.

Deze 24ste Bond is very, very Bond. Alle ingrediënten zijn aanwezig; van ingewikkelde intriges en prachtige dames tot exotische bestemmingen, snelle speeltjes op wielen en de typische droge humor. Maar dat is voor Mendes  niet genoeg. In Quantum of Solace en Skyfall werd al een aantal klassieke elementen — zoals Miss Moneypenny en Q’s handige snufjes — in ere hersteld, maar nu is ook de ultieme aartsvijand Ernst Stavro Blofeld (Christoph Waltz) terug. Het team van Mendes is er wonderwel in geslaagd dit alles tot een samenhangend geheel te smeden.

Mysterieuze boodschap

Spectre begint op een toonaangevende plek: Mexico-City, op de Dag van de Doden. De typische Bond-opening — een 37689-3spectaculaire actiesequentie nog voor de titel om daarna pas uit te leggen waar het eigenlijk over gaat — komt dit keer betrekkelijk rustig op gang, wat de spanning ten goede komt. Dit tempo wordt de hele film volgehouden en dat kijkt lekker weg. Uiteraard laat 007 ook in Mexico weer een ravage achter.
Hoewel we hopen een streng-kijkende Judi Dench als M aan te treffen, weten we wel beter: ze is er écht niet meer bij. Of toch nog een beetje? Bond’s Mexico avontuur blijkt namelijk een clandestiene missie te zijn, in opdracht van een geheimzinnige, eerder opgenomen boodschap van M, from beyond the grave. In eerste instantie weet James zelf niet precies waar hij naar op zoek is, maar komt er gaande weg achter dat de overleden M hem wilde waarschuwen voor SPECTRE, een geheime organisatie met aan het hoofd een goede bekende: Blofeld.

Kwetsbaar

Aan Cristoph Waltz de eer om Blofeld gestalte te geven, hij doet dat op uitermate onderkoelde wijze. Hij lijkt zich wat in te houden en komt als karakter niet helemaal uit de verf. Dat geldt ook voor zijn handlangers, waarvan er één een snelle knipoog lijkt te zijn naar de slechteriken van weleer, zoals Jaws.
Daniel Craig, daarentegen, lijkt beter in zijn rol te passen dan ooit. Van hem kregen we negen jaar geleden een Bond met gevoel. Nog voor Casino Royale uitkwam lieten de puristen geen spaan van hem heel, maar hij trok zich er gelukkig weinig van aan. Nu kunnen we ons niet voorstellen dat hij er misschien alweer mee gaat stoppen. Doordat hij de kwetsbare, menselijke kant van James toont, weet hij in Spectre precies de juiste snaar te raken.

The ladies

Vrouwen zijn altijd belangrijk geweest in de verhalen, maar sinds we in Casino Royale (2006) kennismaakten met Vesper Lynd, James’ ware liefde, hebben ze een 37689-4prominentere en meer diepgaande rol gekregen. M (Judi Dench), bijvoorbeeld, moest bij haar aantreden in Goldeneye (1995) niets van 007 hebben en noemde hem zelfs een vrouwenhatende dinosauriër, maar sinds hij in Casino Royale bij haar inbrak, verwerd ze tot een soort moederfiguur. In Skyfall werd dat zelfs bijna het hoofdthema.
Miss Moneypenny, die een paar films oversloeg en in Skyfall een nieuw gezicht kreeg (met dank aan Naomi Harris) is in Spectre een belangrijke schakel en in eerste instantie de enige die Bond vertrouwt. Daarnaast ontbreken de Bond-girls natuurlijk niet. Eén daarvan kan zelfs een statement genoemd worden: Monica Belucci, 51 jaar oud alweer, laat zien dat je bepaald geen jong blaadje hoeft te zijn om even het stralende middelpunt te zijn in een Bond-film.

Spectre is de duurste (300 miljoen euro) en de langste (148 minuten) Bond-film ooit, maar is deze investering gelukkig meer dan waard. Deze Bond-film legt de lat hoog en maakt vooral nieuwsgierig naar wat komen gaat. Want dat James Bond springlevend is, moge duidelijk zijn.

wij kijken netflix the overnight
Film / Films

Ontsporend slaapfeestje

recensie: The Overnight (dvd)
wij kijken netflix the overnight

Ongemakkelijke humor over vastgelopen relaties. The Overnight lijkt op het eerste gezicht op een platte sekskomedie, maar graaft verrassend diep.

Hoe maak je nieuwe vrienden terwijl de rest van de wereld al gesettled is? Alex en Emily verhuizen met hun zoontje naar Los Angeles. Daar proberen ze een nieuwe vriendenkring op te bouwen. Het bestaan is eenzaam, totdat ze in de speeltuin de flamboyante Curt tegenkomen. Zijn zoon lijkt goed op te kunnen schieten met de zoon van Alex en Emily en voor ze het weten wordt het echtpaar uitgenodigd voor een slaapfeestje bij Curt en zijn vrouw Charlotte.

De twee echtparen lijken het aanvankelijk heel goed met elkaar te kunnen vinden. Een nieuwe vriendschap gloort. Maar wanneer er wat drank en drugs op tafel komen, lopen de seksuele spanningen op. Curt blijkt er een nogal bizarre hobby op na te houden en Charlotte acteert in borstvoedingsdemonstratievideos, een scrabble-woord om te onthouden.

Tolerantiegrens

wij kijken netflix the overnight 2Alex en Emily reageren steeds verrast op de ontwikkelingen en stellen zich open-minded op, maar steeds verschuift hun tolerantiegrens. Een blote duik in het zwembad is even eng, even later volgt een bezoek aan een Thaise massagesalon en moeten ze weer even slikken.

Regisseur Alex Brice gebruikt ongemakkelijke humor en plaatsvervangende schaamte om een paar serieuze zaken over echtelijke trouw en vastgelopen relaties aan de orde te stellen. Steeds wanneer het slaapfeestje iets te beklemmend dreigt te worden, pakt hij uit met een bizarre ontsporing.

Kleffe griezel

The Overnight speelt zich grotendeels af gedurende een etmaal op een locatie. Veel druk ligt bij een dergelijk kamerspel op de schouders van de acteurs en die leveren hier uitstekend ensemblewerk. Vooral Jason Schwartzman speelt een geweldige rol als de kleffe griezel Curt.

Hoewel The Overnight toewerkt naar een paar zorgvuldig opgebouwde en ijzersterke grappen, verliest regisseur Brice nooit de karakterontwikkeling uit het oog. Zelfs de verleidelijk Charlotte is uiteindelijk een veel complexer persoon dan de oversekste Française waar we haar eerst voor hielden. Waarschuwing: om ongemakkelijke situaties te voorkomen, bekijk je deze uitstekende ‘dramady’ nooit tijdens een gezellige avond met vrienden. Voor je het weet trekt iemand zijn broek uit.

hellen van meene, fotomuseum den haag, the years shall run like rabbits
Kunst / Expo binnenland

Een wereld van mooie plaatjes

recensie: Hellen van Meene - The Years Shall Run Like Rabbits
hellen van meene, fotomuseum den haag, the years shall run like rabbits

De Nederlandse fotografe Hellen van Meene (Alkmaar, 1972) fotografeert in hoofdzaak jonge meisjes in de leeftijd tussen 10 en 13 jaar. Daarbij laat ze niets aan het toeval over. Het Fotomuseum in Den Haag presenteert momenteel het eerste grote oeuvreoverzicht van Van Meene. Het overzicht, dat uit meer dan 90 foto’s bestaat, laat haar werk zien vanaf 1994 tot aan haar nieuwste werk dat nog niet eerder in Nederland te zien is geweest.

Hellen van Meene, Fotomuseum Den Haag

Hellen van Meene, Zonder Titel, 2009. Foto: Marianne Vermeer

Ontluikende volwassenheid

Van Meene vindt dat jonge meisjes meer mogelijkheden bieden om te fotograferen. Ze hebben lang of kort haar en kunnen zich meer divers kleden als jongens. Zij portretteert haar modellen op het moment van hun prille ontwikkeling naar volwassenheid. Het gaat om een momentopname; een moment dat nooit meer terug komt.

In het begin van haar carrière vond Van Meene haar modellen in haar omgeving en hield ze ook een modellenboekje bij. Als ze een idee had, zocht ze daar het geschikte meisje bij. Tegenwoordig gaat dat anders. Ze reist veel en overal waar ze komt plukt ze meisjes van allerlei culturen van de straat. Daarbij gebruikt ze haar intuïtie. Ze weet wat ze wil bereiken. Soms heeft ze ter plekke maar tien minuten om een beslissing te nemen; de foto te schieten die zij wil. Het is niet zo moeilijk om een jong kwetsbaar meisje te fotograferen, maar Van Meene wil iets extra’s. Ze laat ook het krachtige, autoritaire zien in haar portretten. Deze emoties, kwetsbaarheid en trots, hebben volgens van Meene iets met elkaar gemeen.

Ze zoekt geen ‘ach wat schattig’- gevoel. “Ik wil met mijn foto’s ook mensen zonder kinderen of die een hekel aan kinderen hebben aanspreken. Dat is het moment waar ik naar zoek”, vertelt ze in een interview voor de Noorse televisie in 2010.

Hellen van Meene, Fotomuseum Den Haag

Hellen Van Meene, Zonder Titel, 2000. Foto: Marianne Vermeer

Voor altijd jong

Jong betekent volgens Van Meene openheid, spontaniteit, gezondheid, kracht en toekomstdromen. “Jong trekt aan en het duurt niet zo lang. Op een of andere manier willen we liever niet oud worden”, vertelde ze in het bovenvermelde interview.

Alles wat van Meene fotografeert is zorgvuldig geregisseerd en geënsceneerd. Ze heeft een eigen signatuur ontwikkeld. Je herkent haar werk direct. Ze houdt van tijdloze oubolligheid. Dat zie je terug in de kleding van de meisjes en in de keuze van de attributen. Ze maakt consequent gebruik van natuurlijk licht en fotografeert graag buiten. Ze houdt van de herfst, want dan is het licht het mooist. Ook is het een moeilijke periode om te fotograferen omdat het licht dan heel veranderlijk is. Haar manier van fotograferen geeft de toeschouwer een onbestemd en bevreemdend gevoel en roept vragen op. Wat denkt en voelt dit meisje?

Hellen van Meene, Fotomuseum Den Haag

Hellen van Meene, Zonder Titel, 2013. Foto: Marianne Vermeer

Niet uniek

Al heeft van Meene een eigen signatuur, toch is zij niet uniek in het fotograferen van jonge meisjes. Denk aan Rineke Dijkstra (Nederland, 1959), Loretta Lux (Duitsland, 1969), Lisa Carletta (België, 1982). Allemaal maken zij gebruik van een ‘maniertje’; het afbeelden van meisjes op weg naar volwassenheid in een wel of niet lijkende geënsceneerde werkelijkheid.

De tentoonstellingsruimte waar het werk van Van Meene hangt is groot. Fotomuseum Den Haag heeft dat opgevangen door de ruimte op te delen in een soort kleine kamertjes met een intieme sfeerverlichting. Deze keuze past goed bij haar werk, dat klein van formaat is. Reden om als bezoeker dichterbij te komen.

Hoewel het een schitterende tentoonstelling is, voelt het gepresenteerde werk niet aan als echt ‘nieuw’. Van Meenes vroege werk onderscheidt zich nauwelijks van haar latere werk, behalve qua onderwerpkeuze. Je ziet nu soms ook jongetjes in haar werk en de laatste tijd veel honden. Haar foto’s hebben geen titels. Ze wil dat de geportretteerden anoniem en tijdloos zijn. Dat verklaart misschien ook dat Van Meene ook niet echt op zoek is naar ‘nieuw’.

Boeken / Non-fictie

Als iets wordt gedaan in naam van religie, is religie dan ook de oorzaak ervan?

recensie: Govert Buijs en Marcel ten Hooven (red.) - Nuchtere betogen over religie

Religie is ‘in een kwade reuk komen te staan’ en dus zou het ‘geen onprettige uitkomst’ zijn als men na het lezen van dit boek wat positiever  naar religie zouden kijken. Althans, zo stellen de samenstellers van Nuchtere betogen over religie.

De missie van samenstellers Govert Buijs en Marcel ten Hooven is duidelijk. Helaas slaagt deze maar zeer beperkt. Volgens Buijs is religie voor veel mensen in Nederland gelijk komen te staan aan blinde gehoorzaamheid, conformisme, een gebrek aan eigen verantwoordelijkheid en aan onderdrukking. Aan de hand van een collectie uiteenlopende essays, denk: islam, MH17, vrijwilligerswerk, is het aan de bijdragers van het boek om het tegenovergestelde te bewijzen.

De daaropvolgende verscheidenheid binnen de verschillende essays is direct één van de eerste complicaties van de collectie: het wordt maar niet duidelijk of het hier om een academische uiteenzetting gaat of een vurig, opiniërend betoog. Dit wordt ook niet geholpen door het feit dat er geen enkele uitleg is over wie de verschillende schrijvers überhaupt zijn, wat hun achtergrond is of op grond waarvan ze gekozen zijn.

Galileo en kerk gingen prima samen

De subtitel, Waarheid en verdichting over de publieke rol van godsdiensten, suggereert een zoektocht naar feiten, maar voor een academische benadering is het boek wel erg stellig van toon. ‘Zonder religie zouden we het moeten doen zonder majoor Bosshardt, zonder Martin Luther King, zonder Tutu, zonder Franciscus van Assisi én zijn hedendaagse navolger paus Franciscus’, stelt Buijs. Het onlosmakelijke verband tussen ‘goed zijn’ en religie is direct gelegd. Los van het feit dat er wellicht mensen zijn die het leven zonder paus geen verlies zouden vinden, komt ook de vraag naar boven of deze stelling überhaupt klopt. Was het religie dat deze mensen tot goede daden bracht, of hadden zij dat goeds al in zich en vonden zij een uitlaatklep en publiek binnen het geloof? Het is een dergelijke discussie die ontbreekt.

Het betoog over Galileo Galilei van Everard de Jong, dat afsluit met ‘in ieder geval is duidelijk dat in de tijd van Galileo er geen sprake is van een strijd van “de wetenschap” tegen “de kerk”, noch omgekeerd’, brengt de aangehaalde relatie tussen significante figuren uit de geschiedenis en het geloof naar een nog krampachtiger niveau. Ongeacht of er een kern van waarheid in de argumenten zit, wordt de rode lijn binnen het boek te gedecideerd, en toch ook te prekend, ingekleurd om als academisch stuk serieus genomen te worden. Het jammere daarvan is dat het hierdoor waarschijnlijk het beoogde publiek voorbijschiet.

De burger als neutraal wezen

Het intrigerende is dat nuance juist wel sterk naar voren komt als het gaat om religieus extremisme. Een essentiële discussie wordt opgeroepen met de vraag waarom we zo op religie focussen als het om terrorisme gaat, terwijl in werkelijkheid het aantal niet-gewelddadige gelovigen significant groter is dan andersom. Kortom: is religie de boosdoener? Waarom kijken we binnen de samenleving niet naar de grondslag van terrorisme zelf? Daaruit ontstaat dan weer de interessante vraag: als iets wordt gedaan in naam van religie, goed of slecht, is religie dan ook de oorzaak ervan?

Soms weten de essays de niet-religieuze samenleving wel degelijk een spiegel voor te houden. Blinde navolging van iets of iemand wordt vandaag de dag zonder pardon afgeschoven als zwak, misschien zelfs gevaarlijk (komt radicalisme daar immers niet uit voort?). Maar bestaat er wel zoiets als een volkomen onafhankelijke, in absolute vrijheid kiezende ik? En betekent vrijheid niet ook dat zij die voor religie kiezen in de publieke ruimte mogen bestaan? Een contrast ontstaat tussen een neutrale of een pluriforme samenleving. Zoals Jean Baubérot, in een verder stroef te lezen stuk, treffend over neutraliteit in Frankrijk zegt: ‘Binnen dit denkkader is de ware Franse burger een “abstracte” persoon, als burger ben je alleen maar burger en heb je geen verdere onderscheidende identiteitskenmerken.’

Geen verzoening

De grote tekortkoming in dit streven naar nuance binnen religie is dat het boek dit alleen denkt te kunnen bereiken door de ‘ander’, de niet-religieuze lezer,  net zo hard te stigmatiseren. Door de schrijvers wordt opgebokst tegen een door hen geschapen mensbeeld dat getekend wordt door individualisme, prestatiedrang en hebzucht, een samenleving die niet in staat is tot naastenliefde, vergeving of onderschikking; individuen die, door het losworstelen van enig dogma, permanent ‘lijden’ aan een vrijheid die te groots is, te veel leegte achterlaat. Er lijkt een tegenstelling tussen religie en de moderne samenleving te zijn, waarin het positief belichten van de één per definitie ten koste van de ander gaat.

Tussen religie en de moderne samenleving bestaat nou juist geen verzoening. De één wordt gepresenteerd als de oplossing van de ander, en andersom. Dat de moderne mens en samenleving op bepaalde gebieden te wensen overlaat en wellicht doorslaat in een drang naar individuele prestatie, komt in Nuchtere betogen over religie duidelijk en overtuigend naar boven. Dat dit de absolute definitie van de moderne mens is niet. En dat religie het antwoord op deze tekortkomingen zou zijn al helemaal niet.

Muziek / Concert

Destine is down and out

recensie: Afscheidstour Destine, locatie Bibelot

Na een succesvol crowdfundingproject dat leidde tot de productie van het derde album Forevermore, besloot de Tilburgse band om in november dit jaar er helemaal mee te stoppen. Nog slechts drie shows stonden gepland als afscheidstour met het nieuwe album, waarvan het optreden in Bibelot (Dordrecht) er eentje was.

Een stilteperiode van bijna drie jaar had Destine nodig om inspiratie op te doen voor een nieuw album. Hierin weten ze hun interpretatie van punk weer te leveren met invloeden van Paramore, Jimmy Eat World, en Simple Plan, maar dan met een betere structuur in de liedjes dan op het tweede album. De band leek weer terug van weggeweest met meer energie dan tevoren. Toch kondigden ze eind juli vanuit het niets aan te gaan stoppen. De reden daarvoor wordt niet eens duidelijk gegeven. Het enige wat ze erover zeggen is dat het “nu het juiste moment voelt om ons verhaal te eindigen”, in een lang bericht op de Facebookpagina van de band.

Verschillende tekenen wijzen op een stervende band: de bandleden verkopen de merchandise voor spotprijzen. Zelfs spullen uit de beginperiode van de band komen weer tevoorschijn voor een laatste verkoop. Het merendeel van het publiek is vrouw, en de gemiddelde leeftijd ligt net onder de twintig. Daarnaast is het kleine podium in Bibelot, de Power Stage, lang niet uitverkocht (in tegenstelling tot Hedon, Zwolle). Waar is het misgegaan?

Niet bijzonder, wel leuk, klungelig voorprogramma

Heel toepasselijk wordt Destine in het voorprogramma bijgestaan door Call It Off, eveneens een punkbandje dat klinkt als een mix van Green Day en Blink182, maar dan jonger en minder strak. Het zijn een stel losgeslagen halve garen; de jongens draaien helemaal door op het podium, letterlijk. De jonkies stuiteren over het podium alsof ze beschikken over een onuitputtelijke energiebron, wat de tweestemmigheid er niet zuiverder op maakt. De uitvoering is superklungelig, waardoor we ons kunnen afvragen hoe vaak (of hoe weinig, beter gezegd) ze eigenlijk op een soortgelijk podium gestaan hebben. Draden raken verwikkeld om instrumenten heen, de microfoons blijven nog maar net staan en draaien een andere kant op, snoeren vliegen uit de instrumenten… Daarnaast lijken ze ook maar één volumestand te hebben: keihard. En dat terwijl de microfoonsterkte varieert door steeds te wisselen van de beschikbare microfoons op het podium.

Als de leadgitarist aangeeft geen inspiratie te hebben voor een solo, komt hij met het idee om te gaan crowdsurfen — een enorm gewaagde actie met zo weinig publiek voor het podium. Het gaat dan ook maar nét goed. De zanger lijkt hierdoor wat jaloers en probeert het een lied later ook. Hij faalt echter en valt bijna direct op de grond, tot groot vermaak van het publiek. Dit soort uitstraling en persoonlijkheden mogen we wel vaker zien in voorporgamma’s. Het publiek gaat er echt van leven, alleen zullen deze rookies nog erg moeten werken aan hun techniek.

Gemiste potentie

Gelukkig verschijnt er nog meer publiek voordat Destine begint aan hun set. Ze weten precies waar de mensen voor gekomen zijn. Met een soort ‘best of Destine’-optreden passeren alle bekende liedjes de revue, zoals ‘Stars’, ‘Down’, ‘Thousand Miles’, ‘Burn’, en liedjes van het nieuwe album, waaronder ‘Anywhere You Wanna Go’, ‘More’, en ‘Forevermore’. Ze spelen een show waar ze zelf helemaal achter staan. De band is allesbehalve dood in dit opzicht en is prima op elkaar ingespeeld. Zelfs als er gaten vallen tussen de nummers, weten de bandleden het met een beetje humor op te vullen. Als blijkt dat er een Noor en een Let aanwezig zijn in het publiek, praten ze ineens over een internationaal optreden. Ook de anekdotes over het schrijven van de liedjes ontbreken niet. Zo vond zanger Robin van Loenen het heel erg tof toen zijn buurvrouw en tantes zeiden dat ze het gaaf vonden dat hij in een bandje ging spelen.

Tom Vorstius KruijffToch zit de show vol met minder toffe momenten. Nog vrij aan het begin van de set gaat er iets mis met de gitaar van Robin. Hij staat er wat verloren bij met zijn hand op zijn rug. Ook laat hij het publiek bij zo’n beetje elk lied klappen, wat op een gegeven moment echt gaat vervelen. Bij ‘Down’ hoort Robin dat zijn gitaar begint te ontstemmen, en door aan de knoppen te draaien wordt dit zelfs nog iets erger. De bandleden proberen zich te gedragen als echte popidolen terwijl sommige meiden uit volle borst meezingen, maar missen net dat beetje charisma. Dat maakt voor sommigen niets uit; naast me barst een fan in tranen uit.

De show is één groot voorbeeld van een band met gemiste potentie, een band dat het simpelweg niet heeft gehaald in de muziekwereld. De muziek mist net dat extra randje van finetuning en de band lijkt dat zelfs met onderliggende toon te erkennen. Voor ze beginnen aan de afsluiter ‘Down and Out’ maakt bassist Tom Vorstius Kruijff nog even een sarcastische opmerking: “Wie wil er nog merch van een dooie band? We raken het aan de straatstenen niet kwijt,” wat overigens helemaal niet waar is. Een groot deel van de spullen vloog gisteren over de toonbank in Zwolle. Hij doet er echter nog een schepje bovenop: “We geven de shirts haast voor niets weg. Binnenkort zie je gewoon Syriërs in onze shirts lopen.” Een opmerking die door de humoristische toon nog net door de beugel kan.

De herinneringen aan de geweldige shows die Destine heeft gegeven, zullen de bandleden altijd blijven koesteren. In het voorprogramma staan van onder andere Fall Out Boy, Sum 41, en All Time Low, plus zelf op Pinkpop en Lowlands spelen en een uitverkochte tour… dat zijn geen kleine prestaties. Maar Destine is door de jaren heen niet ouder geworden en heeft zich muzikaal niet verder ontwikkeld. Over een paar jaar zal hun muziek alleen nog klinken in een vergeten hoekje van de achterhoofden van midden-twintigers en die-hardfans.

Muziek / Album

Luisterboek

recensie: Marco Martens - Ieder Huis Is Uit Vertrekken Gebouwd

Marco Martens (1982) mag inmiddels best een nederhopveteraan genoemd worden. Hij maakte deel uit van Macronizm en De Nuance, die garant stonden voor intelligente, sterke nederhop. Nu brengt hij zijn eerste soloplaat uit: Ieder Huis Is Uit Vertrekken Gebouwd.

Martens vertelde ondergetekende eens dat hij niet de rest van zijn leven wilde blijven rappen. Op Ieder Huis Is Uit Vertrekken Gebouwd rapt hij nog wel, maar minstens zo vaak zingt hij of doet hij aan spoken word. Muzikaal ligt de plaat ook een eindje van hiphop af: veel gitaren, hoofdzakelijk akoestisch, maar soms elektrisch en met een fijne laag distortion voor een mooie muzikale uitloop. De muziek heeft meer te maken met roots en folk dan met beats, al komt Martens in de buurt van Amerikaanse artiesten als Sage Francis en Cecil Otter, die hiphop met americana kruisen. Martens’ album komt opvallend genoeg ook uit op Bastaard Platen, dat niet bekend staat als een hiphoplabel, maar wel een neusje heeft voor rootsmuziek met Nederlandstalige teksten.

Plattelandsjongen

Maar hoe interessant de muziek vaak ook is, Ieder Huis Is Uit Vertrekken Gebouwd draait vooral om het verhaal, waarover straks meer. Het album klinkt vaak als een luisterboek met een fraaie soundtrack. Daarin schuilt ook een minpunt van de plaat: niet zelden wordt een nummer nooit echt een liedje, maar blijft het eerder een soort poëzievoordracht op muziek. Daar is op zich niets mis mee, maar ‘echte liedjes’ als ‘Madam Jeannette’ en ‘Tien Tellen’ zijn toch overtuigender omdat ze nu eenmaal wat ‘makkelijker’ klinken en zo beter je aandacht vasthouden.

Maar zoals gezegd: het verhaal steelt de show. De verteller groeide op in een dorp, verhuisde naar de stad, is muzikant (hij heeft wel wat weg van Martens zelf), en komt op een dag Harm tegen. Eerstgenoemde beschrijft de laatste als iemand naast wie hij toevallig in de klas zat, een jeugdvriend — misschien zelfs zijn beste vriend. Harm heeft een glazenwassersbedrijf en houdt van auto’s, happy hardcore, Kane, en ‘gewoon wat er op de radio is’. Hij wordt enigszins neergezet als een plattelandsjongen die weinig op heeft met ‘hoge’ cultuur; het zit net niet tegen stereotypering aan. Maar tegelijkertijd is hij een geloofwaardig, herkenbaar personage.

Rusteloosheid

Het sterke is echter dat de verteller ook niet gespaard wordt. Harm zet de zaken bijvoorbeeld onbedoeld in perspectief als hij vraagt waarom de ‘ik’ nog nooit een hit heeft gehad als hij al zo lang met muziek bezig is. Maar Harm heeft ook wat de ‘ik’ niet heeft gevonden: berusting. Laatstgenoemde komt in afsluiter ‘Madam Jeanette’ weliswaar tot de conclusie dat hij uit z’n comfort zone komt, maar ook ‘voor vertrekken continu [is] bestemd’. Ook hij heeft wat stereotype-achtige trekjes: die van de rusteloze kunstenaar. Dat zorgt voor balans; er wordt niet alleen voorzichtig de draak gestoken met Harm, maar hij is tegelijkertijd op zijn eigen manier benijdenswaardig.

De relatie tussen de verteller en Harm blijft fascineren; ze spiegelen elkaar tot op zekere hoogte, en hebben beide hun goede en mindere kanten. Er valt veel te ontdekken in Ieder Huis Is Uit Vertrekken Gebouwd, eigenlijk zoals een goed boek ook steeds iets nieuws lijkt te bevatten bij herlezing. Martens heeft met recht een luisterboek gemaakt, in de beste zin van het woord.

 

Theater / Voorstelling

Tim Fransen laat lachend de achterkant van de ernst zien

recensie: Tim Fransen – Het failliet van de moderne tijd

Al enige tijd wordt cabaretier Tim Fransen (1988) genoemd als een van de grote beloften in zijn genre. Zijn optredens in De Wereld Draait Door, de samenwerking met Theo Maassen en zijn grote inspiratiebron, wijlen filosoof René Gude, hebben sterk bijgedragen aan de opmars van zijn carrière. Als winnaar van het Leids Cabaret Festival 2014 toerde hij met de finalistentoer, maar haalde er naar eigen zeggen geen echte voldoening uit. Tim Fransen is een man van de ratio en wilde meer verdieping in zijn programma om het spannend te houden. Dat is met verve gelukt.

De enigszins prestigieuze titel van zijn debuutprogramma, Het failliet van de moderne tijd, doet vermoeden dat we hier te maken hebben met een zwaarmoedig betoog van een cynische jonge denker, maar dat is niet helemaal terecht. Fransen begint zijn verhaal vanuit de muziek, en citeert daarbij zijn pianostemmer die een opvallend wijze uitspraak doet. De opmerking valt pas aan het eind van het programma in de juiste context, al is er gelukkig een optimistisch sluitstuk na een avond intellectueel cabaret. Zijn opzet is daarbij mooi in balans: hij wil het publiek niet alleen laten lachen om wat taalgrappen en piemels; hij schetst voor de pauze een mooi filosofisch kader wat hij in de tweede helft schitterend invult. Dat is de grote kracht van Fransen: hij wil niet alleen cabaret maken dat ‘op de lach’ geschreven is, maar wil ook zijn interesse voor de filosofie delen. De vele boeken op de pianovleugel en een portret van Friedrich Nietzsche illustreren zijn bezetenheid en belezenheid en hij legt enkele sleutelbegrippen magnifiek uit met anekdotes. Zo kan je in het kader van vrijheid altijd maar beter een muts of oorwarmers ophouden, en is de afstand tot een deur altijd groter dan je zou denken.

Rust

Hoewel er inhoudelijk vrij weinig op het debuut van Fransen af te dingen is, kan er in de vorm nog wel wat verbeterd worden. Zo is zijn articulatie hier en daar slordig en praat hij soms te snel waardoor zinnen door elkaar gaan lopen. Hij zou zichzelf wat meer rust kunnen gunnen; het tempo is al vrij hoog doordat hij nauwelijks rustpunten heeft ingebouwd. Dat is te prijzen, maar het kan ook een valkuil worden. Zijn timing is daarentegen goed; hij weet wanneer hij de lach kan incasseren en laten doorrollen, zodat de energie in de zaal opgestuwd wordt. Dat is knap voor iemand die vrij recent begonnen is met cabaret. Maar het komische talent van Fransen is onmiskenbaar en ook muzikaal laat hij zien dat hij niet alleen klassiek geschoold is. Hij maakt er zelfs een klein feestje van door te verwijzen naar onder meer Mariah Carey. Dat lichte vertier smaakt heerlijk zoet, zeker tussen zijn moeizame, maar hilarische treinritjes en dorpswandelingen door. Ga zijn voorstelling dan ook zeker bekijken, al is het maar om zijn liefde voor de filosofie zo mooi verpakt te zien in een uitgekiend programma. Met zijn debuut legt Tim Fransen de lat voor hedendaags cabaret in elk geval een stuk hoger, op een prettige manier.

Theater / Voorstelling

Huilen tussen de Haagse hyena’s

recensie: Hummelinck Stuurman Theaterproducties - Eline Vere

‘Kind, je bent prachtig en je hebt geld.’ Een Haagse succesformule, naar het schijnt. Dat het bij lange na niet genoeg is voor Eline Vere, de Madame Bovary van de Nederlandse literatuur, blijkt uit de vierde Couperusbewerking van Ger Thijs.

Een tragedie op zichzelf

Eline, gespeeld door in een scharlakenrood gehulde Hanne Arendzen, is een tragedie op zich: melancholisch, altijd verlangend naar meer en te groot van geest voor de stad waarin ze opgroeit. Haar liefdesleven beperkt zich tot bindingsangstige advocaten en onbereikbare operazangers. Als ze dan eindelijk met één voet in het huwelijksbootje staat, laat ze datzelfde bootje verzuipen in een onstilbare innerlijke storm.

‘Dat is toch heel eenvoudig, een man kiezen? Ga voor degene met de grootste bankrekening. En de neuzen, je moet kijken naar de neuzen.’ Thijs weet de bekrompenheid die het Haagse milieu van Eline kenmerkt, te vangen in scherpe dialogen die, ondanks het archaïsche taalgebruik, vaart hebben – in ieder geval tot de tweede helft.

Eline’s ondergang

Gezien de tragiek van Couperus’ vertelling is het opvallend hoe jolig het stuk is. Neef Vincent (Vincent Croiset), wordt neergezet als een lompe vrijbuiter met een bierbuik en incestueuze neigingen – prima, maar moet hij dan ook nog op het toneel verschijnen in een matrozenpak van drie maten te klein? Nettie Blanken als tante Elize is rijkelijk bedeeld met oneliners: ‘Ik vroeg om een theekópje, niet om een kopje thee.’ Toppunt is wel Henk, die gespeeld wordt door Nico de Vries. ‘Jij bent gewoon een Henk,’ aldus zijn echtgenote Betsy. ‘Geen Henry.’

Ze hebben de functie van de hyena’s in The Lion King: er moet ergens om gelachen kunnen worden als er voor de rest alleen maar wordt gehuild. De eerste helft kan het stuk dat prima dragen, en op sommige momenten is het zelfs een toevoeging. Het tweetal Jeanne (Nina Goedegebure) en Cateau (Julia Herfst) levert met hun gekat en geroddel bijvoorbeeld een mooie bijdrage, in die zin dat ze een typerend beeld geven van de kring waarin Eline opgroeit.

Tegen het einde worden de hyena-personages echter vooral storend en stort het stuk, synchroon met Eline zelf, in. Ergens moet er in het meisje een overgang hebben plaatsgevonden van beginnende depressie naar complete waanzin, maar die valt tussen de grappen door niet meer te zien. De zelfmoord lijkt nauwelijks onderbouwd; het is een plotselinge kentering en daardoor volslagen ongeloofwaardig.

Vlak vermaak

Als het om die ongeloofwaardigheid gaat zou het oneerlijk zijn om naar Hanne Arendzen te wijzen. Zij zet een schitterende Eline neer, van wie we, in welke krankzinnige staat ze ook verkeert, allemaal leren houden. Het probleem zit hem in de dialoog zelf. Waar die het eerste deel van de voorstelling tempo had, vormen de slotmonoloog en de aanloop daar naartoe een opsomming waarin werkelijk alles wat handeling of implicatie had kunnen zijn wordt benoemd: ‘Wat als ik doodga? Wat als ik teveel van die druppels genomen heb?’ Je krijgt bijna zin om arme Eline de morfine af te pakken en door het strot te duwen, in plaats van te luisteren naar een uiteenzetting over hoe ze dat binnen enkele minuten zelf zal doen.

Eline Vere doet nu hetzelfde als het gelijknamige hoofdpersonage: het probeert te hard iets te zijn en gaat daaraan ten onder. Het neigt naar klucht en is nu vooral vermakelijk – de vraag is dan ook of Ger Thijs zijn reproductie onder de noemer ‘tragedie’ recht aan heeft gedaan.