Boeken / Achtergrond
special: Stripdagen in Haarlem

Strips toveren glimlach op ieders gezicht

De tweejaarlijkse Stripdagen in Haarlem, die afgelopen weekend werden gehouden, zijn altijd een interessante combinatie van exposities, tweedehands en nieuwe stripboeken en signerende striptekenaars van over de hele wereld. In tegenstelling tot de stripdagen in het Archeon zijn in die in Haarlem niet gericht op het Suske en Wiske-publiek, maar juist op die mensen die wat meer artisticiteit en diepgang in strips zoeken.

~

Dat uitte zich dit jaar bijvoorbeeld in de tentoonstellingen van Peter Pontiac en Dick Matena. De eerste had een grote overzichtstentoonstelling in de Zanderzaal, waarin duidelijk werd dat we hier te maken hebben met een eerste klas priegelaar, maar op een positieve manier. Vooral het zwart-witwerk maakt veel indruk. De onderwerpen van zowel opdrachten als Pontiacs vrije werk zijn niet mis: rock & roll, seks, hongersnood, geloof en fascisme.

Van Dick Matena werden in de Vishal de originele pagina’s van zijn stripversie van Gerard Reves De Avonden getoond. Erg virtuoos, maar hier miste het schetswerk dat het scheppingsproces in beeld zou kunnen brengen.

Bob Ross

Een absolute topper was “Teken mijn verhaal”. Deze tentoonstelling bevatte het resultaat van een project waarbij professionele striptekenaars verhalen tekenden van kinderen die dit door een handicap zelf niet konden doen. De combinatie van maffe kinderdromen en kinderabsurditeit met het werk van de professionele tekenaars leverde verschrikkelijk leuke verhalen op die de absoluut de moeite waard waren om allemaal uitgebreid te bekijken en lezen.
Leuk om nog te melden, hoewel erg klein, was de tentoonstelling van de Groningse striptekenaar Erik Wielaert. En natuurlijk de compleet wonderlijke workshop “Bob Ross-schilderen met Fokke en Sukke”!

Handtekeningenjacht

Dan waren er natuurlijk ook de tientallen tekenaars die bij aankoop van een stripboek een tekening in je boek zetten. Hoewel ze waren aangekondigd kwamen top-of-the-bill tekenaars Art Spiegelman (Maus) en Robert Crumb niet opdagen, maar er waren genoeg anderen om een handtekeningetje van te scoren, zoals Edmond Baudoin, Lorenzo Mattoti, Joe Sacco, Seth en Lewis Trondheim. Maar ook Nederlandse tekenaars zoals Mark Retera (Dirkjan), Henk Kuijpers (Franka) en Jean-Marc van Tol (Fokke en Sukke).

Net geen interview

~

Onder de signerende tekenaars bevond zich ook de jonge Amerikaanse tekenaar Craig Thompson (1975), wiens Blankets (net in het Nederlands vertaald als Een deken van sneeuw) door Time tot beste strip van 2003 is verkozen. Een lange rij dus en een door mij aangevraagd interview werd niet gehonoreerd: “Want hij doet geen interviews dit weekend.” Daar was hij zelf niet van op de hoogte, dus ik stelde hem tijdens het tekenen in mijn boek gauw wat vragen (hoewel je het dus eigenlijk geen interview mag noemen).

Thompson is zelf fan van de Franse Ecole Pigalle-tekenschool (o.a. Baudoin) die van grote invloed is geweest op Blankets. Vladimir Nabokov is zijn favoriete schrijver. Volgende maand verschijnt bij Blankets een soundtrack met negen instrumentale nummers, gemaakt door een vriend van Thompson, die hij zelf goed de sfeer van het boek vindt weergeven. Hoewel in juli wel een reisverslag van hem uitkomt, vindt hij momenteel geen tijd om aan zijn nieuwe boek te werken, omdat hij drieëneenhalve maand op promotietournee is door Europa. Een zware, want er was steeds een heel lange rij voor het signeren. Dit was zeker een van de populairste tekenaars van de dag en terecht.

Op naar 2006

Hoewel ik maar een dag ben geweest en dus lang niet alles kon zien, was het zeker de moeite waard om naar Haarlem af te reizen. Iedereen die ik sprak was zeer tevreden, van de bezoekers tot de striptekenaars en -handelaars. In het bijzonder het glunderende hoofd van directeur Joost Pollmann sprak boekdelen. Dit is het leukste stripevenement van Nederland. Was het maar vast 2006!

Muziek / Album

Mozart uit het lood

recensie: W.A. Mozart - Requiem

Met nerds moet je oppassen. Vraag een programmeur naar zijn werk en voor je het weet zit je met Dire Straits op de achtergrond een paar uur vast in een discussie over de voordelen van deze tegenover die programmeertaal, Windows versus de Macintosh of de voordelen van een laser- boven een inkjetprinter. En geen moment zul je er evenveel van snappen als hij.

~

Mozart kun je gerust als een muzieknerd omschrijven. Kijk, er zal echt wel een markt voor zijn getuige de barrage aan Mozart-opnamen, maar aan mij is het niet besteed. Teveel noten, ziet u. Het ene idee is nog niet goed en wel verwerkt of het volgende dringt zich alweer op. Waar je temidden van uren Wagner hoopt dat er wat meer gebeurt, smeek je na een paar minuten Mozart al om minder. Daarbij schreef Wolfgang ook best veel: meer dan veertig symfonieën, zoveelentwintig pianoconcerten en god mag weten hoeveel strijkkwartetten, pianostukken en sonates. Allemaal met heel veel noten. Daarbij moet wel worden gezegd dat Mozart een weinig nerdig privébestaan had: dat werd gevuld met drank, dames en dobbelstenen.

Steve Vai

Ik weet dat ik met mijn mening duidelijk in de minderheid verkeer. En ik zal ook grif toegeven dat het allemaal best goed is. Maar net zoals ik weet dat, om maar eens iets te noemen, Steve Vai goed kan gitaarspelen, zal ik niet snel iets van Mozart (of Steve Vai) opzetten. Maar er zijn uitzonderingen, stukken waarin Mozart zichzelf beter wist te beheersen dan gebruikelijk. Die Zauberföte is zo’n voorbeeld waarbij hij boven het gebruikelijke gekrakeel uitsteeg. Of zijn Requiem.

Krap bij kas

Nou ja, zijn Requiem… zoveel Mozart zit er eigenlijk niet in. Veel meer Süssmayr eigenlijk. Nadat Wolfgang Amadeus na een leven van werken, zuipen en gokken in 1791 zijn laatste adem had uitgeblazen ging deze leerling op aandringen van de altijd krap bij kas zittende mevrouw Mozart aan de slag met wat de meester had nagelaten. Veel was dat niet: het meeste van de koordelen was voltooid, maar van de orkestpartituur was alleen het openingsdeel, Introït, klaar.

Amadeus

Maar Süssmayr produceerde wel iets moois. Iedereen die Milos Formans film Amadeus wel eens heeft gezien (en gehoord) is vertrouwd met zijn handwerk. Onmiskenbaar Mozartiaans is het wel. Anderzijds is dat ook een beetje een kip-en-ei kwestie omdat het Requiem mede bepaalt wat we als ‘mozartiaans’ zien. Indrukwekkend is het ook, vooral als het met wat panache wordt uitgevoerd.

Lenny

~

Laat dat maar aan Lenny over. Nu Deutsche Grammophon bijna is overleden als muzieklabel brengt het gelukkig nog wel regelmatig archiefstukken in omloop. Deze opname uit 1989 behoort tot Leonard Bernsteins laatste en is opgenomen met het Beierse omroeporkest, destijds één van Duitslands betere. Alles lijkt dus op zijn plaats voor een memorabele gebeurtenis en hoewel iedereen heel erg z’n best doet wordt het toch nergens echt briljant. Misschien ook wel omdat Bernstein een beetje teveel zijn best doet en hij met een heel goed orkest maar een nogal middelmatig koor moet werken. En van dat koor horen we dankzij de opnamejongens van Deutsche Gramophon veel meer dan van het orkest. Hier en daar klinkt het bijna alsof het koor vóór het orkest stond, zozeer overstemt het de orkestleden.

Bifocaal

Bernstein was een eigengereid mens. Soms liep dat goed af, soms minder goed. Hier is het laatste het geval, vrees ik. Aan energie geen gebrek, wel aan snelheid. Waar Bernsteins ingehouden tempi in bijvoorbeeld zijn Mahler-opnamen heel goed kunnen werken is dit stuk veel meer gebaat bij een vlotter tempo. Nu klinkt alles wel heel erg ‘uitgerekt’ en daardoor onnodig pompeus en bombastisch. Gecombineerd met de disbalans in de opname zorgt dat voor een vreemd vervormd geluidsbeeld. Een beetje alsof je door de bifocusbril van je oma kijkt.

Ik sluit niet uit dat ik na enige gewenning gehecht ga raken aan deze opname, maar vooralsnog zie ik het niet gebeuren – een technische off-day van DG gecombineerd met de zwarte kant van Bernsteins eigenzinnigheid maken dit tot een weliswaar opmerkelijk, maar niet erg charmant document.

Muziek / Album

Wie het kleine niet eert…

recensie: EP-overzicht juni 2004: Vladimir, Cereal en Juliet's Ghost

EP’s zijn op 8WEEKLY eigenlijk nooit echt aan de beurt gekomen. Van bands als Radiohead en Motorpsycho deden we het bij wijze van spreken wel, maar de mindere helden schoten er nog wel eens bij in. Toch is het jammer om de kleine broertjes en zusjes van de langspeler te laten zitten. Vandaar deze rubriek waarin nieuwe of minder bekende Nederlandse bands hun EP’tjes gerecenseerd zullen zien. Aan de schandpaal met degene die de term ‘On-Nederlands Goed’ heeft bedacht! Wil je ook dat jouw plaatje in deze rubriek terechtkomt? Mail dan even naar mark@8weekly.nl.

~

Vladimir – Versus Coda

Silent Minority Records 2004

Wat?

Bloedstollende Indierock

Wie?

Vier jongens uit Apeldoorn

Sinds?

Eind 1999

Waar?

http://vladimir-web.com

Historie?

2001: Paramedic EP
2002: It Would Be Nice EP
2003: Reverse the Tape EP

Te koop?

Jazeker: voor € 6,49 euro.

En waarom nou eigenlijk?

Omdat deze drie nummers van Vladimir werkelijk te mooi voor woorden zijn. Ik denk dat Chris Martin en de zijnen er geen problemen mee zouden hebben deze songs op de nieuwe plaat van Coldplay te zetten. Integendeel: de schitterende stem van Sander van der Linden lijkt zelfs wel wat op die van Martin en kent zeker dezelfde intensiteit. En dan die prachtige meeslepende muziek. Het is niet vreemd dat bands als Elbow, Tortoise en Múm gelinkt zijn op de website van de band. Deze hele EP heeft een vergelijkbare allesomvattende, bijna buitenaardse schoonheid. Vladimir beschikt op Versus Coda echter ook nog eens over het geheime wapen. Wat een trompet wel niet met je muziek kan doen. Opener Unison is al prachtig, maar wanneer dit hemelse blaasinstrument tussenbeide komt, verdwijnen al mijn gedachten als sneeuw voor de zon en kan ik slechts nog luisteren naar die schitterende muziek. U raadt het al, dit is een band om in de gaten te houden, vooral met het oog op een eventuele langspeler. Zo’n plaatje als dit maakt ongeduldig.

~

Cereal – New Tattoos

Glambookings 2004

Wat?

Dampende stonerrock

Wie?

Vier ruige kerels uit Haarlem

Sinds?

1998

Waar?

http://www.cereal.nl

Historie?

2000: Demo
2001: Promo
2002: Transpose EP

Te koop?

Zie de website van de band

En waarom nou eigenlijk?

Omdat de copywriters van de biografie van Cereal de waarheid geen geweld aandoen wanneer zij schrijven over een ‘overdonderde in-your-face sound’. Deze door Corno Zwetsloot geproduceerde plaat herbergt zeven harde, dampende rocksongs vergelijkbaar met het werk van Queens of the Stone Age, die met het twee jaar geleden verschenen Songs for the Deaf de lat onbereikbaar hoog legden. Het is niet verbazend dat die sound het vooralsnog vooral live erg goed bleek te doen. Cereal is er echter op New Tattoos in geslaagd een geluid neer te zetten waarbij je zonder veel fantasie een voorstelling kan maken van een keihard rockende band in een rokerige zaal. Een band die haar lawaaierige doch intelligent hoekige stonerrock als een machinegeweer op het publiek afvuurt. Ik denk dat menig hedendaags garagebandje stinkend jaloers is op het moddervette geluid van deze vier heren. De truc is het geluid van Josh Homme enkel te gebruiken als inspiratiebron en niet te streven naar een Nederlandse kopie. Cereal heeft dat helemaal door.

~

Juliet’s Ghost – Man Down

Skipper Boetlek 2004

Wat?

Mysterie, intensiteit en… die stem!

Wie?

Ervaren muzikanten/journalisten/uitgevers uit Haarlem en Amsterdam

Sinds?

2001

Waar?

http://www.julietsghost.com

Historie?

2001: Juliet’s Ghost EP

Te koop?

Voor 5 euro op de website van Juliet’s Ghost

En waarom nou eigenlijk?

Omdat het publiek altijd, nou ja bijna altijd, gelijk heeft. Juliet’s Ghost won in de Melkweg namelijk de publieksprijs in de finale van de Amsterdamse Popprijs 2004. Er is dan ook geen beter moment dan dit om een nieuwe EP uit te brengen. Wat het meest opvalt aan de muziek van Juliet’s Ghost is de prachtige stem van Michèle van Trigt, om over haar intense voordracht nog maar te zwijgen. Het is niet voor niets dat de band voor het eerst van zich liet horen tijdens een tribute aan Jeff Buckley (die nog steeds een grote bron van invloed lijkt te zijn). Deze tweede EP Man Down bevat vijf sterke, mysterieuze nummers die aan de ene kant doen denken aan de rauwe poëtische rock van de nog steeds briljante Patti Smith en aan de andere kant aan de duistere triphop van Portishead (Van Trigt doet zeker niet onder voor Beth Gibbons). Conclusie: het geluid van deze band staat als een huis. Het publiek is niet achterlijk.

Boeken / Fictie

Nieuwe Surinaamse literatuur?

recensie: Het hart van Eva

Surinaamse literatuur. Na lang zoeken en graven komt er een lijstje met namen: Albert Helman, Hugo Pos, Astrid Roemer en Bea Vianen. Het zijn schrijvers die in Suriname geboren zijn, maar hun geboorteland verruild hebben voor Nederland. In ons land zijn het onbekende namen zijn het en er wordt ook niets ondernomen om deze Surinaamse schrijvers te (her)ontdekken, zoals met sommige vergeten Nederlandse auteurs wel gebeurt. Maar misschien moet je het verleden laten voor wat het is en kijken naar de toekomst. Hoewel Nathalie Emanuels gewoon in Amsterdam werd geboren moet zij misschien de kar maar gaan trekken wat betreft Surinaamse literatuur. Haar debuut Het hart van Eva is een eerste stap.

Eva woont en werkt in Suriname als een soort weldoenster. Haar zus Ellen heeft bijna het tegenovergestelde werk: zij is accountant in Nederland. Hun ouders zijn verongelukt toen Eva en Ellen nog klein waren en sindsdien zorgt tante Jetty voor hen, samen met oom Ed. Het verhaal begint wanneer Ellen voor een paar maanden op vakantie komt in Suriname. Oom Ed is rechercheur en speurt wat naar verdwenen en misbruikte meisjes en tante Jetty verjaagt uilen van haar erf, want die vogels zijn ongeluksbrengers. Wie graag snel van een plus een twee maakt, voelt al dat er onaangename dingen staan te gebeuren.

Geforceerd

Maar de spannende ontwikkelingen blijven een beetje uit. Mysterieus is het allemaal wel: een soort medicijnman houdt Eva constant in de gaten. Hij legt kruiden rond haar huis en voert rare rituelen uit. Ellen raakt intussen verliefd op een drugsbaron, een figuur die nogal geforceerd het tegenovergestelde is van wat je van een drugsbaron zou verwachten. En het is zijn schuld ook niet, dat hij in de handel terecht is gekomen. Oom Ed is ook een beetje cliché: een goedaardige diender, die met het grootste gemak heerlijke gerechten klaarmaakt. Tante Jetty is een moeke die haar verdriet verwerkt door veel sambal te eten.

De personages zijn misschien wat vlak, al zijn het zeker geen typetjes. Ze ontwikkelen zich wel, maar enige sturing of stuwing lijkt er niet in te zitten: ze strijden niet, ze streven niet. Ze voelen alleen, en dat maakt van de meeste personages passievelingen.
Hoewel er in eerste instantie genoeg spanning opgeroepen wordt om het passieve van de karakters te vergeten, loopt ook dat op weinig uit. Het thema liefde wordt op verschillende -inventieve en spannende- manieren ingezet, maar de meeste lijntjes eindigen ergens in het luchtledige. Het hart van Eva is geen klassiek familiedrama, want daarvoor zitten er te veel literaire oneffenheden in. Dat bedoel ik overigens niet negatief: familiedrama’s zijn meestal zo gepolijst dat je al van verre ziet wie er met wie vandoor gaat. Emanuels laat dingen gebeuren zonder ze meteen te duiden, wat een prettig soort raadselachtigheid oplevert. Maar ondanks de raadselen wil Het hart van Eva ook maar geen thriller worden: daarvoor zijn de spanningsbogen niet strak genoeg.

Vragen

Enerzijds is het prettig eens een boek te lezen dat na de laatste punt maar een paar van de tientallen vragen beantwoord heeft. De belangrijkste vragen -wat gebeurt er met de medicijnman? Wat is er überhaupt gebeurd?- blijven open. Omdat er zoveel vragen blijven hangen, kun je het raadsel van Het hart van Eva mysterieus noemen, maar minder welwillende lezers zullen misschien eerder kiezen voor warrig, rommelig en onbevredigend.

Het grote pluspunt van Het hart van Eva is de schrijfstijl van Emanuels. Hoewel er wat slordigheidjes in staan en ze soms twee keer hetzelfde woord in één zin gebruikt, is haar stijl vlot, los en prettig. Haar woordkeus is niet bijzonder literair, maar stoort evenmin. Het is dat ‘onopvallend’ zo onaardig klinkt, anders zou dat de perfecte omschrijving zijn. Het taalgebruik van Emanuels staat geheel in dienst van haar verhaal.

Potentie

Het hart van Eva kenmerkt zich door een vanzelfsprekendheid die eigenlijk heel dicht bij het echte leven komt: de stijl staat in dienst van het verhaal en spanningsbogen zakken zonder pardon in elkaar. Hoewel het erg negatief klinkt allemaal is Het hart van Eva helemaal geen slecht boek. Verfrissend juist, om eens een debuut te lezen zonder hoogdravend literair taalgebruik, ingewikkelde plot en keurig afgehechte draadjes. Het is ruw, maar het heeft potentie. Misschien kan Emanuels die kar met Surinaamse literatuur eerst verder vullen, en dan over een tijdje gaan trekken.

Muziek / Album

De ziel en zaligheid van de Britse straat

recensie: The Streets - A Grand Don't Come For Free

Onder het motto ‘geluk zit hem in hele grote dingen’ vertelt Mike Skinner, alias The Streets, een verhaal op zijn nieuwe album A Grand Don’t Come For Free. Dit keer zit het geluk in één ‘grand’ en zijn meisje. Wat dat geluk precies is, en dat het vinden ervan moeilijker is dan Skinner had verwacht, wordt in elf nummers duidelijk gemaakt. Alles in een goed in elkaar zittend verslag en met een aantal terugkerende thema’s. Wie dacht dat The Streets na het sterke debuut Original Pirate Material en het magere optreden op het afgelopen Lowlands-festival minder verrassend voor de dag zouden komen, zit ernaast. Skinner slaat die sceptici zonder pardon om de oren. Ongeveer vijftig minuten lang.

~

Met zijn ‘intellectual garage’ verraste Mike Skinner in 2002 met Original Pirate Material zelfs de grootste indie-bleekscheet met een uitermate sterke variant van hiphop. De plaat wist zonder moeite veertien nummers lang de aandacht vast te houden. De jonge rapper zong over de dagelijkse dingen, zonder een moment vervelend te worden met zelfverheerlijkende raps. Nee, The Streets wisten hoe ze een groot publiek moesten behagen.

Weinig verandering, of toch wel

Op de nieuwe plaat is Skinner eigenlijk niet veel veranderd. Hij prijkt op de hoes, wachtend op de bus. De toon is weer gezet. Nog steeds geen bubbelbaden, bling bling, grote auto’s, massa’s vrouwen of veel champagne. Skinner is nog steeds de jonge geezer van de Britse straten. Hij wacht niet alleen op de bus, maar ook op de dag dat zijn leven verandert. Maar weet dat hij daar alleen maar van kan dromen. In de tussentijd en om de tijd te doden, hangt Skinner wat rond, vergokt zijn geld, drinkt bier in de kroeg, ligt wat voor de TV en maakt de meest grandioze hiphop.

Anders dan de andere

Op het eerste gehoor klinkt A Grand Don’t Come For Free niet zo toegankelijk als de vorige plaat. Dit keer geen nummers als Sharp Darts, It’s Too Late of Too Much Brandy. Maar wanneer je wat beter naar de nieuwe plaat luistert en vooral naar het nummer Wouldn’t Have It Any Other Way, zit het album tekstueel gezien perfect in elkaar. Alle nummers zijn qua thematiek gekoppeld aan elkaar. Namelijk: Skinner heeft 1000 pond verloren tijdens het gokken bij de bookies, zijn tv is stuk, hij heeft vanwege het gokken geen geld om het te repareren en kijkt daarom voetbal bij zijn vriendin, waardoor hij problemen met haar krijgt. Dat is het in het kort, maar The Streets poetsen het op naar een bijna een uur durend verhaal, waar de chronologie soms ver te zoeken is.

Alleen nog wachten op de doorbraak

Het niveau dat The Streets met A Grand Don’t Come For Free haalt is hoog, waardoor de twijfel steeds meer richting de overtuiging gaat: dit wordt het jaar van The Streets. Want met A Grand Don’t Come For Free kan het niet anders dan dat de grote doorbraak gaat komen. Te hopen valt dat Skinner weet om te gaan met al dat geld dat in zijn richting komt, anders kon er wel eens een groot artiest verloren gaan. Tot die dag is er nog de oprechte Skinner die zijn ware ziel berapt.

Muziek / Album

De Snoeptrommel

recensie: Gem - Tell Me What's New

.

~

De jongens van Gem zijn wel heel erg eerlijk tegen moeder. “Ja hoor, wij hebben gestolen uit de snoeptrommel, maar het was wel lekker!” Wat moet je dan doen als opvoeder: geef je die jongens een draai om de oren of kun je gewoon je glimlach niet onderdrukken bij het zien van die vijf ondeugende tronies? Straatschoffies dat zijn het, maar het blijven toch je kinderen. Dus komen ze er natuurlijk gewoon mee weg. Ik hoop dat ik de situatie zo voldoende geschetst het, zodat ik verder kan met het ophemelen van dit ontzettend leuke debuut van deze band uit Utrecht. Een plaat met de oh zo toepasselijke titel Tell Me What’s New.

Taxman

Gem heeft het afgelopen jaar een aanzienlijke status opgebouwd als live-act, wat ik mij erg goed kan voorstellen wanneer ik deze plaat hoor. Als de tweelingbroer van opper-Stroke Julian Casablancas zingt, schreeuwt en schertst zanger Maurits Westerik zich door deze elf perfecte rocksongs heen. De liedjes zijn sterk, blijven hangen en zijn net zo aanstekelijk als de hoest van een grieppatiënt. En die knipoog naar Taxman van the Beatles in het nummer Eyes Open Wide is ook erg leuk. Het lijkt mij dat de jongens van Gem per ongeluk op hetzelfde intro kwamen als Harrison ten tijde van Revolver, maar geen zin hadden zo’n goed nummer weg te gooien. “Dan gebruiken we toch ook gewoon het woord Taxman in ons nummer.” En ja hoor, ook daar komen ze mee weg, net als met de intro van Revolution in het volgende nummer Can You Wait For It?. Of hoor ik er nou teveel in?

Hoe dan ook – en je kunt het totaal niet met me eens zijn – is Tell Me What’s New een te gek debuut, dat een soort Nederlandse Is This It? zou kunnen worden. Als vader het met moeder eens is tenminste, want hij is in dit geval veel groter en sterker en kan natuurlijk altijd nog een paar fikse klappen uitdelen. Nee, het gezinsleven kent niet alleen maar pais en vree.

Film / Films

Stuurloos in Las Vegas

recensie: The Cooler

Casinofilms zijn er in alle soorten en maten. Vaste prik in dergelijke films zijn elementen als gemene mafiosi, valsspelers, bottenbrekers, arme serveerstertjes, losers, winnaars, botte boeren en rustige gokkers met stijl. Bijna alle elementen zien we terug in The Cooler. Deze film schetst een beeld van Las Vegas in een schemerwereld tussen Frank Sinatra en N’Sync.

~

Bernie (William H. Macy) is zo’n grote loser dat hij zijn ongeluk ook op anderen overbrengt. Zijn oude kennis Shelly (Alec Baldwin) is casinobaas, en gebruikt de gave van Bernie om van winnaars verliezers te maken. Zijn casino loopt dan ook vrij goed, maar tijden veranderen. Shelly’s casino is er nog een van de oude stempel, en diverse geldschieters willen er een moderner oord van maken. Shelly doet alles om te voorkomen dat zijn klassetent verandert in een pretpark, maar er wordt flink aan de poten van zijn stoel gezaagd. Bernie op zijn beurt is het leven als loser beu, en wil stoppen. Als hij een relatie krijgt met de serveerster Natalie (Maria Bello) keert zijn geluk echter, en ditmaal in zijn voordeel.

Perfecte loser

~

Deze film moet het hebben van een sterke cast, en wat dat betreft mag de beginnende regisseur Wayne Kramer zich in zijn handjes knijpen. Macy is natuurlijk de perfecte loser, en ook Bello laat zien dat zij een prima karakteractrice is. Alec Baldwin steelt echter in deze film de show, en laat zien dat zijn onverwachte Oscarnominatie zeker niet onterecht was. Een prettig verlopend plot doet de rest, en The Cooler lijkt een leuke bioscoopervaring te worden.

Matig einde

Helaas hangt of staat een film met een goed einde, en juist daar faalt The Cooler erbarmelijk. Op ongeveer tweederde van de film begint het verhaal te kabbelen en stuurloos te raken. Tot dan toe hebben de makers veel liefde voor hun karakters getoond, en zijn ook ieders schaduwzijden bloot komen te liggen. ‘Wat nu?’ moet men gedacht hebben. De film sleept zich het laatste deel moeizaam voort naar het einde dat toch een beetje teleurstellend is, en wordt vergezeld met één van de meest ongemakkelijk uitgesproken stukjes tekst die ik ooit gezien heb. Goed opletten, het gaat om de regel “It’s a drunk driver”.

Conclusie

The Cooler is een redelijke productie geworden die vooral door de Oscarnominatie van Baldwin enige bekendheid mag genieten. Ondanks het leuke begin kwam ik toch een beetje teleurgesteld de bioscoop uit. De karakters slagen er helaas niet in om een hele film te boeien, en daarom is de film slechts half geslaagd. Bovendien dreigt de film momenteel wat ondergesneeuwd te raken door andere megaproducties die momenteel te zien zijn.

Theater / Voorstelling

Godot komt niet!

recensie: Nationale Toneel - Wachten op Godot

Je kan wachten totdat je een ons weegt, maar Godot komt nooit. Ook niet in deze bewerking met Mini (Karel de Rooij) en Maxi (Peter de Jong) in de hoofdrollen. Een landweg, een boom en twee zwervers (met bolhoed) die wachten op een zekere meneer Godot. En maar wachten, praten en hopen. Gelukkig krijgen ze nog bezoek van Pozzo (Peter Tuinman) en diens huppende knecht Lucky (Stefan de Walle) die er een eigenaardige manier van leven op na houden.

~

Dat de keuze op Mini en Maxi is gevallen is niet zo gek als je weet dat de schrijver van het script, Samuel Beckett, zijn tekst onder meer heeft geïnspireerd op het werk van variété-komieken uit de eerste helft van de vorige eeuw en de helden van de stomme film zoals Buster Keaton, Charlie Chaplin en de Marx Brothers. En als de regie dan ook nog eens in handen komt van Jos Thie, de man die jaren lang nauw heeft samengewerkt met dit olijke duo, dan is een optelsommetje snel gemaakt. Het maakt dit toneelstuk met De Rooij en De Jong in ieder geval iets toegankelijker, want al met al blijft Wachten op Godot redelijk zware kost.

Stoppen en doorgaan

~

De zwervers blijven dag in dag uit hopen op hun verlosser uit de dagelijkse sleur, Godot. Het hele stuk draait om hoop en leven. En hier en daar laat het stuk genoeg vragen open om je eigen gedachten te laten gaan. Het mooie van deze bewerking is eigenlijk nog dat je het gevoel hebt dat er een dubbel verhaal in zit. Zo nu en dan lijkt het ook over De Rooij en De Jong zelf te gaan; over het niet zonder elkaar te kunnen, stoppen en doorgaan. Het is natuurlijk je eigen interpretatie die je aan dit stuk geeft, maar dit voegt zeker wel iets toe aan deze langdradige voorstelling.

Spreektaal

Klassieker of niet, regisseur Jos Thie besloot wel dit stuk eens flink onder handen te nemen en teksten opnieuw tegen het licht te houden. En hoor daar een nieuwe vertaling (van Jacoba van de Velde): “Kom, we gaan.” Waarop de andere zwerver antwoordt: “Aaaah.” De passage die je op een gegeven moment de neus uitkomt, maar die toch perfect in dit stuk past. Het geeft het wachten aan, het anders willen doen, maar het is niet actief genoeg om de woorden kracht bij te zetten en weg te gaan. Want wat moet je anders? Opvallend is dat er vooral gekozen is voor heel veel simpele spreektaal met veel herhalingen. Een geluk voor Mini en Maxi, want dit is hun eerste echte toneelstuk met tekst. Een hele uitdaging en dat gaat hen redelijk af.

Bij de les

Sterker nog: ze zijn een perfect team! Zo goed als zij elkaar aanvullen en aanvoelen is een lust om naar te kijken. Ze hebben er duidelijk plezier in om weer in de spotlight te staan en het is ze gegund. Gelukkig hebben ze ook een goede balans gevonden tussen het serieuze spel en het rollen met de ogen en grappige bewegingen. Tevens veel lof voor Peter Tuinman en Stefan de Walle (Cyrano) die ook een geweldig stel neerzetten, waarbij je als kijker weer even bij de les wordt gehouden.

De koek is op

Want hoe mooi en goed ze ook allemaal spelen, het is een lange zit. Een paar geeuwen in het publiek kunnen op den duur maar moeilijk onderdrukt worden. Het is steeds een herhaling van zetten en niet al je vragen zullen beantwoord worden. Bij deze moderne bewerking had Thie er misschien nog meer uit kunnen halen dan erin zat, al heeft hij De Jong en De Rooij prima onder controle. Maar misschien is de koek ook wel gewoon op voor deze klassieker. Veel andere toneelgroepen gingen het Nationaal Toneel voor met hun eigen bewerkingen, maar nu moet het maar eens stoppen. Hoe je het ook wendt of keert: Godot komt niet en zal nooit komen!

Wachten op Godot is nog tot en met 26 juli te zien in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag.

Muziek / Album

Terugblik naar de britpop

recensie: Graham Coxon - Happiness In Magazines

Graham Coxon is de ex-gitarist van britpopband Blur. Inderdaad ex-gitarist, want in oktober 2002 besloot Coxon tijdens de opnames van het album Think Tank de groep na de zoveelste ruzie met zanger Damon Albarn hals over kop te verlaten. Het geduld was op, de grens was bereikt. Helaas was dat dan ook wel ongeveer het laatste wat we van zowel Blur als Coxon hebben gehoord. Voor alle duidelijkheid: tijdens de hoogtijdagen van de britpop-periode (jaren 90) was je of fan van Blur of van aartsrivaal Oasis. Een middenweg bestond niet en bands als Pulp en Suede waren eigenlijk niet meer dan figuranten (niet iedereen zal het daar echter mee eens zijn).

~

But that was then and this is now, om maar met Roxette te spreken. Waar Albarn met de van oorsprong Nigeriaanse Franse zanger Rachid Taha en niemand minder dan Brian Eno schijnt samen te werken aan een Olympisch lied (releasedatum: ergens in juni), is Coxon druk in de weer geweest met de opnames van zijn vijfde solo album Happiness in Magazines. In vergelijking met vorige albums klinkt Coxon dit keer iets minder garage en iets poppier.

Retro

Het twaalf nummers tellende album is geproduceerd door Stephen Street, die eerder verantwoordelijk was voor de eerste vijf Blur-albums. En dat is in dit geval veelzeggend, want dat is dus ook precies zoals de nieuwe schijf van Graham Coxon klinkt, als de oude Blur. Dat is op zich niet erg natuurlijk, want die oude Blur (van Leisure, 1991, tot en met The Great Escape, 1995) was best okee. Een beetje braaf misschien, maar zeker niet slecht. Anno 2004 een beetje gedateerd misschien, maar who cares; we leven toch niet voor niets in het retro-tijdperk?

Onzuiver

Enige probleem is dat Coxons stem (die erg veel lijkt op die van Damon Albarn) op Happiness in Magazines niet altijd even zuiver is. Sterker nog, in de twee laatste nummers, Don’t Be A Stranger en Ribbons And Leaves, zingt-ie gewoon ontzettend vals. Wat opvalt, is dat dit ook precies de nummers zijn waarbij de gitaar minder direct aanwezig is. Wordt er vanaf het begin gerockt, zoals in Spectacular, Freakin Out en People Of The Earth, dan klinkt het allemaal een stuk beter. Freakin Out zou het als clubnummer best goed kunnen doen. Het heeft een lekker opzwepend tempo, een catchy melodie en klinkt een beetje dissonant. Een ander sterk nummer is het akoestische Bittersweet Bundle Of Misery, terwijl No Good Time heel erg doet denken aan Tom Petty. Coxon heeft dit keer tien weken in de studio gezeten om het album vooral niet te lo-fi te laten klinken. Op zich mag dat dan zijn gelukt, volgende keer hoop ik toch echt dat hij de moed heeft om eens iets kritischer naar zijn songs te kijken.

Muziek / Album

Na de bijnadoodervaring

recensie: Seafood - As The Cry Flows

Deze Groningse boer moet normaalgesproken niets hebben van alles wat uit de zee komt. Voor mij dus geen mosselen, kreeft en kabeljauw. Alleen al van de gedachte dat ik dat glibberige spul naar binnen zou moeten werken, word ik misselijk. Captain Iglo’s vissticks gaan echt nog net. En toch maak ik in dit geval graag een uitzondering. Sinds het verschijnen van Seafoods debuutplaat Surviving The Quiet (2000) ben ik namelijk ‘hooked’. Godverdomme, wat was dat een lekker schijfje zeg. Heerlijke rustige intro’s gevolgd door een bijna maniakale geluidsexplosie, een beetje zoals The Pixies maar dan extremer. De gitaren leken eindeloos om elkaar heen te vlechten en net als je ging denken dat de muziek nergens heen zou gaan… BLAM!… right in your face! Een bijna ongeëvenaarde kruising van indie noise/pop en emo.

~

Surviving the Quiet stond aan het eind van 2000 in veel polls op nummer 1. Het was onbetwist de plaat van 2000. Opvolger When Do We Start Fighting verscheen een jaar later en leek iets rauwer en toegankelijker, maar was jammer genoeg ook iets minder spannend. En daarna werd het een tijdje stil. Er vond een bezettingswisseling plaats, gitarist Charles Macleod verliet wegens, zoals dat zo mooi heet, muzikale meningsverschillen de band en werd vervangen door Kevin Penney. In 2003 startten de opnames van het derde album, tot het noodlot toesloeg: David werd getroffen door een hartaanval en balanceerde op het randje van leven en dood. Na diverse operaties, veel morfine en zes weken ziekenhuis mocht hij eindelijk weer naar huis. Het is dus begrijpelijk dat we eventjes hebben moeten wachten op een nieuwe Seafood.

Hypnotiserend en subtiel

Maar nu is er As The Cry Flows. Wat opvalt is dat het twaalf nummers tellende album een stuk ingetogener klinkt dan zijn twee voorgangers. Het ligt misschien iets te voor de hand om alles op Davids bijnadoodervaring te gooien, maar impact zal het zeker hebben gehad. Natuurlijk ontbreken de scheurende gitaren ook dit keer niet, zoals in het refrein van Heat Walks Against Me, in het ijzersterke Sleepover en in Good Reason, maar toch is het eerder uitzondering dan regel. Op vorige twee albums werd de melodie vaak ondergedompeld in een flinke hoeveelheid distortion, terwijl op As The Cry Flows de nadruk meer ligt op het liedje. Gelijk hebben ze ook, want de nummers zijn werkelijk prachtig. Waarom nog langer verbloemen waar je goed in bent?

Veelbelovend

Een typisch Seafood-nummer had tot voor kort een rustig intro voorzien van een vrij strakke drum- en baspartij, een heldere hypnotiserende gitaarsound en een rockrefrein waarbij de distortion helemaal los ging. As The Cry Flows heeft dit ook, maar gaat verder. De ziel wordt blootgelegd, de akoestische gitaar en piano worden daarbij niet langer geschuwd (luister bijvoorbeeld naar Broken Promises, 1324 en Orange Rise). De twee laatste nummers, Broken Promises en Willows Song zijn misschien wel het beste voorbeeld van Seafood anno 2004. Zoals ze zelf al zeggen: “This is what the future holds” (in Sleepover). Als je het mij vraagt een van de meest veelbelovende pop/rockbands van dit moment.