Muziek / Album

Terugblik naar de britpop

recensie: Graham Coxon - Happiness In Magazines

Graham Coxon is de ex-gitarist van britpopband Blur. Inderdaad ex-gitarist, want in oktober 2002 besloot Coxon tijdens de opnames van het album Think Tank de groep na de zoveelste ruzie met zanger Damon Albarn hals over kop te verlaten. Het geduld was op, de grens was bereikt. Helaas was dat dan ook wel ongeveer het laatste wat we van zowel Blur als Coxon hebben gehoord. Voor alle duidelijkheid: tijdens de hoogtijdagen van de britpop-periode (jaren 90) was je of fan van Blur of van aartsrivaal Oasis. Een middenweg bestond niet en bands als Pulp en Suede waren eigenlijk niet meer dan figuranten (niet iedereen zal het daar echter mee eens zijn).

~

But that was then and this is now, om maar met Roxette te spreken. Waar Albarn met de van oorsprong Nigeriaanse Franse zanger Rachid Taha en niemand minder dan Brian Eno schijnt samen te werken aan een Olympisch lied (releasedatum: ergens in juni), is Coxon druk in de weer geweest met de opnames van zijn vijfde solo album Happiness in Magazines. In vergelijking met vorige albums klinkt Coxon dit keer iets minder garage en iets poppier.

Retro

Het twaalf nummers tellende album is geproduceerd door Stephen Street, die eerder verantwoordelijk was voor de eerste vijf Blur-albums. En dat is in dit geval veelzeggend, want dat is dus ook precies zoals de nieuwe schijf van Graham Coxon klinkt, als de oude Blur. Dat is op zich niet erg natuurlijk, want die oude Blur (van Leisure, 1991, tot en met The Great Escape, 1995) was best okee. Een beetje braaf misschien, maar zeker niet slecht. Anno 2004 een beetje gedateerd misschien, maar who cares; we leven toch niet voor niets in het retro-tijdperk?

Onzuiver

Enige probleem is dat Coxons stem (die erg veel lijkt op die van Damon Albarn) op Happiness in Magazines niet altijd even zuiver is. Sterker nog, in de twee laatste nummers, Don’t Be A Stranger en Ribbons And Leaves, zingt-ie gewoon ontzettend vals. Wat opvalt, is dat dit ook precies de nummers zijn waarbij de gitaar minder direct aanwezig is. Wordt er vanaf het begin gerockt, zoals in Spectacular, Freakin Out en People Of The Earth, dan klinkt het allemaal een stuk beter. Freakin Out zou het als clubnummer best goed kunnen doen. Het heeft een lekker opzwepend tempo, een catchy melodie en klinkt een beetje dissonant. Een ander sterk nummer is het akoestische Bittersweet Bundle Of Misery, terwijl No Good Time heel erg doet denken aan Tom Petty. Coxon heeft dit keer tien weken in de studio gezeten om het album vooral niet te lo-fi te laten klinken. Op zich mag dat dan zijn gelukt, volgende keer hoop ik toch echt dat hij de moed heeft om eens iets kritischer naar zijn songs te kijken.