De Nationale Opera
Muziek / Reportage
special: seizoen 2018 – 2019 van De Nationale Opera
De Nationale Opera

Traditie opent deur naar de toekomst

Het centrale thema van De Nationale Opera (DNO) in het seizoen 2018 -2019 is ‘identiteit en confrontatie’. Pierre Audi, die per 1 september dit jaar directeur zal worden van het Festival d’Aix-en-Provence, spreekt over het klassieke repertoire in vernieuwende ensceneringen, maar ook over een bewuste keuze voor meer werken uit de twintigste eeuw. In totaal twaalf nieuwe producties staan ons te wachten, waaronder vier in het Opera Forward Festival.

Focus op jong

Het volgende seizoen begint met Die Zauberflöte van W. A. Mozart met avant-première voor jongeren tot en met 35 jaar in het kader van het project ‘My Muse & Me’: voor slechts €20 per jaar kan iedereen tussen 16 en 35 jaar niet alleen met een flinke korting (tot 75%!) naar de opera- en balletvoorstellingen komen maar ook nog deelnemen aan activiteiten rondom voorstellingen, kennismaken met kunstvormen en de solisten ontmoeten. Els van der Plas, algemeen directeur, vertelt tijdens de persconferentie op 19 februari in het gebouw van DNO dat er op dit moment al 600 jongeren gebruik van maken.

Maar de focus op jong publiek gaat nog veel verder. DNO is trots dat meer dan 400 scholieren jaarlijks de kans krijgen om kennis te maken met de opera. Buiten dit zijn er speciale familiematinees te bezoeken, workshops ‘Opera of Dans’ voor kinderen van 6 t/m 12 jaar en de theatrale rondleidingen ‘Kijkje Achter De Schermen’, die zelfs al voor peuters van vier jaar de opera tot een spannende ontdekkingsreis maken. En niet te vergeten het Opera Forwards Festival dat al drie seizoenen lang de jonge generatie kunstenaars omarmt. Het thema wordt net zoals dit jaar ‘Noodlot en Besef’ dat in het komend seizoen in veel festivalonderdelen terugkeert als rode draad.

Een geheel nieuwe onderneming is De Nationale Opera Studio, een idee van Pierre Audi, die 1 september 2018 de deuren openzet voor studenten van Nederlandse conservatoria. Zes jonge getalenteerde zangers en één repetitor worden gedurende twee jaar intens gecoacht op het vlak van interpretatie, taal, auditietechnieken en acteren naast de muzikale stijl. Ook kunnen de zorgvuldig geselecteerde talenten meteen podiumervaring opdoen in de Opera Studio, die in samenwerking met de grote zangers de al geprogrammeerde operaproducties zal begeleiden.

Visie

Maar dat het met De Nationale Opera goed gaat ligt vooral aan de visie achter de programmering. Pierre Audi ziet in deze kunstvorm “een boodschap van tijdloze hoop, van geloof in de kracht van de menselijke geest, van behoefte aan compassie, diversiteit en tolerantie.” In zijn ogen is opera een zoektocht naar de zin van het leven. In die geest draagt hij aan het eind van dit seizoen het stokje over aan zijn opvolgster Sophie de Lint, die nu al bij de programmering betrokken is. Om een glimp van haar carrière te geven: mede onder haar leiding werd Operahaus Zürich, waar ze in 2012 benoemd werd als artistiek directeur, uitgeroepen tot Opera Company of the year 2014 (International Opera Awards). Audi en De Lint delen dezelfde visie op wat opera vandaag is. Bijna alle werken in het seizoen 2018-2019 vernieuwen de kijk op schoonheid en tragedie en verfrissen de blik op klassiekers.

De opera, als kunst van de toekomst, schuift dichterbij het leven maar blijft wel een droom: de werkelijkheid vermengt zich met het universum van een individu van nu en confronteert ons met maatschappelijke thema’s. Zo krijgt Lotte de Beer, regisseur, opnieuw de kans haar eigen wereld in Rossini’s Il Barbiere di Seviglia neer te zetten en waagt Floris Visser zich aan een hedendaagse enscenering van Vivaldi’s Juditha Triumphans.

Highlights

In de tweede helft van het seizoen 2018-2019 zijn er meer nieuwe producties waar traditie slechts een deur naar de toekomst opent. Zo is het beroemde gelijknamige toneelstuk van Samuel Beckett een uitgangspunt voor György Kurtág, die in de hedendaagse opera Fin de Partie de muzikale kant centraal zet. De combinatie met de regie van Pierre Audi wekt nieuwsgierigheid. Naast John Adams Girls of the Golden West, die in het DNO haar Europese première zal beleven, is er ook een wereldpremière van Micha Hamel: Caruso a Cuba.

Ook hij liet zich inspireren door een boek, van de Cubaanse schrijfster Mayra Montero. Hamel vermengt het feitelijke optreden van Caruso in Havana met een dromerige fantasie, die belandt tussen leven en dood. En last but not least mogen we ons verheugen op Porgy en Bess van George Gershwin, dat eindelijk op het Amsterdamse podium uitgevoerd wordt. Met de Arfo-Amerikaanse cast, de Russisch-Joodse muziek plus de politieke lading die het werk nog steeds actueel maakt is dit zeker een van de topproducties van het nieuwe seizoen. Maar er zijn zeer zeker meer highlights, neem er even de tijd voor en bekijk het volledige overzicht van De Nationale Opera of kijk voor meer informatie en verleiding op www.dno.nl

Kunst / Achtergrond
special: Nieuwe collectiepresentaties in Rotterdam en Amsterdam

Collecties opnieuw in de etalage gezet

Zowel Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam als het Stedelijk Museum Amsterdam hebben onlangs de hoogtepunten uit hun collectie opnieuw in de etalage gezet. Waar je in Rotterdam wordt uitgenodigd ‘vertraagd te kijken’, zoals gastconservator Carel Blotkamp het in een persbericht uitdrukt, word je in Amsterdam haast gretig van alles wat er valt te zien. Je zou de presentatie in Rotterdam ‘shop in shops’ kunnen noemen, en die van Amsterdam een warenhuis waar alles over elkaar buitelt.

Laten we maar meteen met de deur in huis vallen: bij een groot warenhuis begin je als je gaat winkelen per definitie niet langs de wanden, maar ergens middenin. En dat kun je in het Stedelijk Museum ook beter doen: de grote verrassingen en mooiste opstellingen staan in het midden van wat BASE (ook nog eens letterlijk deels in de kelder van de nieuwbouw) wordt genoemd: de door AMO/Rem Koolhaas met Federico Martelli ontworpen opstelling en keuze van curator Margriet Schavemaker in aanleg naar een idee van oud-directeur Beatrix Ruf. Langs Koolhaas’ apart ontworpen, grijze en witte, meest losstaande wanden, loop je langs een chronologische opgezet geheel; van Van Gogh, de minder bekende Vlaamse kunstenares Anna Boch, een affiche van Toorop en een klok van Berlage ga je steeds verder de tijd(lijn) in. Onderweg kom je de Vispoort van Harderwijk door Suze Robertson tegen, van wie in Rotterdam tijdelijk tekeningen zijn te zien – die volgens Blotkamp beter zijn dan haar schilderijen – en langs mooie combinaties zoals Schrale dis van Diego Rivera en Fles, glas en krant van Henri Laurens.

Mark Rothko, Grey, Orange on Maroon, No. 8, 1960. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Fotograaf: Studio Tromp, Rotterdam.

BASE

Maar niet alles hangt even mooi. De schaduw van een schitterend, hoog opgehangen werk van Gabo valt bijna over een Malevich daaronder. Dat is jammer, want zo drukken ze elkaar min of meer weg. Een Rothko (Umber, Blue, Umber, Brown) hangt naast een De Kooning (North Atlantic Light), waardoor ook hier beide doeken niet echt tot hun recht komen. Dan hangt de Rothko in Rotterdam (Grey, Orange on Maroon No. 8) mooier, en bovendien prinsheerlijk alleen op een wand. ‘Religie is voor hem drama’, staat er op een bordje bij. In Amsterdam is het vooral kleur en verfgebruik waarop, gezien de context van presenteren, de nadruk valt.

In het midden vind je onder meer vitrines met schitterend design en glas en enkele bruiklenen (!), zoals Tir (Shooting Altar) van Niki de Saint Phalle. De opstellingen zijn hier speelser en benemen je minder de adem. Hoe een en ander in elkaar steekt, kun je goed zien als je een trap opgaat en van bovenaf een mooi uitzicht over de presentatie hebt.

Zaaloverzicht De Collectie als Tijdmachine. Museum Boijmans van Beuningen. Foto: Lotte Stekelenburg.

De collectie als tijdmachine

Waar de curator in Amsterdam de bezoeker vooral in kunsthistorisch zin wat schijnt te willen leren gezien de chronologische opzet van met name de tijdlijn aan de wanden, lijkt Blotkamp in Museum Boijmans Van Beuningen de bezoeker van zijn tijdmachine vooral goed te willen laten kijken, heen-en-terug door de geschiedenis pendelend. Dat levert minder een feest der herkenning of verrassingen op (in beide gevallen bestaan die overigens voornamelijk uit werk van vrouwelijke kunstenaars), maar vooral kleine schokken wanneer je opeens voor een onverwachte wending in het geheel staat. Niet door een hoekje om te gaan, zoals in Amsterdam, maar door een andere zaal of kabinet te betreden en in een andere tijd (shop in shops, zeg maar) te stappen. Zo loop je vanuit de periode 1300-1600 opeens een zaal met een andere kleur in en kom je in een andere periode terecht: 1945-1960. Ontwerper Peter Struycken gaf in Rotterdam oude kunst donkere wanden, en lichte tinten voor de wanden met moderne kunst.

Zaalopname STEDELIJK BASE, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, c/o Pictoright Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij.

Verschillen

Er zijn natuurlijk meer verschillen. De presentatie in Rotterdam omvat 500 topstukken in bijna veertig zalen en kabinetten, met kunst vanaf 1300 tot nu toe, en enkele zaaltjes met tijdelijke exposities, zoals van Suze Robertson en de Rotterdamse kunstenaar Kees Timmer. De Amsterdamse expositie bevat 700 iconen, van 1880 tot nu. Daar waar Rotterdam ophoudt, met een overzicht van kunst uit de periode 1975-1995, gaat het Stedelijk op de eerste verdieping min of meer verder: met kunst van na 1980, met onder meer – net als in Rotterdam – werk van Kiefer en Kippenberger. Hier, op de eerste verdieping, is de presentatie traditioneler én ruimtelijker dan beneden. Een Kiefer hangt bijvoorbeeld magistraal op één wand en een prachtige schaal van Betty Woodman heeft meer dan genoeg ruimte om zich heen om te kunnen ademen.

Opvallend is dat daar waar de expositie in Rotterdam in het trappenhuis begint, met veel werken boven, onder en naast elkaar om aan te geven hoe groot de keus wel niet was, de expositie in de kelder van de nieuwbouw van het Stedelijk in Amsterdam veelal kunst laat zien die eveneens boven, onder en naast elkaar is opgehangen. Alsof er uiteindelijk geen echte keuzes gemaakt konden worden. Nu maar hopen dat ook in Amsterdam vaak en veel gewisseld zal gaan worden. En er wat meer bankjes komen – voor de broodnodige reflectieve momenten die in Rotterdam wel voldoende worden geboden. Want voor je ’t weet heb je veel gezien, maar weinig goed kunnen bekijken en in je op kunnen nemen.

Afbeelding bovenaan: Salvador Dalí, Couple aux têtes pleines de nuages (Een paar met het hoofd vol
wolken), 1936. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Fotograaf: Studio Tromp, Rotterdam.
© Salvador Dalí, Fundación Gala – Salvador Dalí, c/o Pictoright Amsterdam 2017.
Afbeelding onderaan: Zaalopname STEDELIJK BASE, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, c/o Pictoright Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij
Film / Films

Een sociaalrealistische thriller met een hart

recensie: Wind River (dvd)

Schrijver Taylor Sheridan kan niet tegen onrecht. Zijn pamfletten verpakt hij in intelligente thrillers met een sociaalkritische boodschap. In Sicario beschreef hij de gevolgen van de Amerikaans-Mexicaanse drugsoorlog. In Hell or High Water liet hij de benauwde positie van Amerikaanse boeren en de dubieuze rol van de banken zien. Die scenario’s werden verfilmd door regisseurs van naam (Denis Villeneuve en David Mackenzie), in Wind River, het derde deel in de zogenaamde Frontier Trilogy, kruipt Sheridan nu zelf achter de camera.

In de openingsscène zien we een meisje met blote voeten door een besneeuwd landschap rennen. Voor wie of wat ze op de vlucht is, zal pas later in de film worden onthuld. Haar bevroren lichaam wordt niet veel later door boswachter Cory Lambert (Jeremy Renner) ontdekt. Hij mag de doodstijding gaan brengen aan de radeloze ouders.

Machteloos

Wind River speelt zich af in een indianenreservaat van de Shoshone-stam in de noordelijke staat Wyoming, een door God, politiek en justitie vergeten gebied. Een regio waar je als jonge vrouw je leven niet zeker bent. Op een populatie van zesduizend inwoners zijn er twaalf onopgeloste moorden op jonge vrouwen. De politie van het reservaat staat machteloos. Hen is het recht ontnomen om niet-Indiaanse criminelen te arresteren, ook als de misdaad binnen hun gebied is gepleegd. Eerst moet er van buiten een rechercheur van een federale dienst worden ingevlogen om tot aanhouding over te kunnen gaan. De boeven in kwestie zijn dan al lang verdwenen.

Om de zaak op het bevroren achttienjarige meisje op te lossen, stuurt de FBI de onervaren agent Jane Banner (Elisabeth Olsen) naar het reservaat. Daar wordt ze op sleeptouw genomen door de getroubleerde boswachter Corey, die zijn eigen motieven heeft om deze zaak op te lossen. Ooit verdween zijn eigen dochter, de nasleep van dit verlies kostte hem zijn huwelijk. Het gevonden meisje was een vriendin van zijn dochter.

Daverende shootout

Wind River is een speurdersdrama dat zich op een aangenaam laag tempo ontwikkelt om op de juiste momenten gas te geven. Sheridan heeft veel oog voor de sociale omstandigheden in het reservaat. De inheemse bevolking is er grotendeels werkeloos, vrijwel alle jongeren zijn verslaafd. Het decor – een ontoegankelijk en ijskoud winters landschap – werpt allerlei hindernissen op bij het speurwerk. De uit de stad afkomstige FBI-agente worstelt continu met de ijselijke omstandigheden, thermokleding en snowscooters.

Met Jeremy Renner en Elisabeth Olsen heeft Wind River een sterk koppel in de hoofdrol. De chemie tussen de depressieve boswachter en de gedreven jonge rechercheur overstijgt die van de gemiddelde buddy film omdat Sheridan veel tijd steekt in het uitwerken van de karakters van zijn hoofdpersonages.

Verleden en heden komen samen in een finale met een daverende shootout die een soort winterse variant is op de klassieke schietpartijen uit Heat. De oorverdovende wapens en de bijtende kou doen voelbaar pijn. Knap hoe Sheridan vervolgens contemplatief durft te eindigen. Dat tilt de film ver uit boven het criminele formulewerk. Wind River is een sociaalrealistische thriller met een hart.

Vondel_Croiset
Boeken / Fictie

De prins der dichters gereïncarneerd

recensie: Hans Croiset - Ik, Vondel
Vondel_Croiset

Hoewel toneel van Joost van den Vondel niet meer gespeeld wordt en zelfs de traditionele nieuwjaarsopvoering van de Ghijsbrecht van Aemstel eraan moeten geloven, kwam Hans Croiset op het idee zijn personage als Vondel zelf op papier ten tonele te voeren.

Hoewel gepresenteerd als roman is Ik, Vondel een zuiver voorbeeld van faction. Croiset heeft veel materiaal opgewoeld om dat vervolgens levensecht tot een mooie eenheid om te smeden. Voornaamste bron voor het verhaal zijn Vondel’s aantekeningen uit de laatste jaren van zijn leven, want die jaren bestrijkt de roman. Maar veel komt aan de orde uit al die jaren voor zijn dood op 91-jarige leeftijd. Terugblikken worden in een prettig tempo afgewisseld met de nog gaande tijd.

Geheime liefde

Vondel verloor aan de dood zijn vrouw en al zijn kinderen en kleinkinderen, en ook de geheime liefde die hij koesterde voor ene M. Croiset verklapt niet of dat Maria Tesselschade was, op wie niet alleen Vondel een oogje had. Zij blijft hem na haar dood af en toe opzoeken en toespreken – een dramatische  manier van herinneren.

Niet verwonderlijk dat een toneelman bij uitstek als Croiset de ik van Vondel speelt om letterlijk in diens huid  te kruipen. Verwonderlijk is evenmin dat juist Croiset de zogeheten ‘prins der dichters’ zo is toegewijd. Hij heeft ettelijke zalen vol gekregen met aan de huidige tijd aangepaste opvoeringen van onspeelbaar geachte Vondel-treurspelen. Ook Vondel zelf stelde uiteindelijk vast dat die verouderd waren: te veel alexandrijnen en rijm.

Kloostercel

De actieradius van de oude Vondel wordt steeds beperkter. Slechts een enkele keer komt hij zijn ‘kloostercel’ uit, laat staan dat hij nog de straat op gaat. Dat laatste gebeurt alleen als Constantijn Huygens hem in diens voertuig ophaalt voor Monteverdi’s Maria Vespers in de Oude Kerk. Die opvoering wordt ruw verstoord door vertegenwoordigers van het gezag, die vanaf de straat katholiek gezang hoorden uit de niet meer katholieke kerk. Maar toestemming stond onvervalst op een document.

Vondel blijkt toegerust met trekken die, tot zijn onrust, vaak met elkaar in strijd zijn.  Hij is opvliegend en ook relativerend, hij blijkt weinig achting voor zijn oude werk op te kunnen brengen (het al te literaire verborg wat hem werkelijk bezielde), maar ontdekt daarin toch ook mooie passages. Hij is vast in zijn godsgeloof maar twijfelt veel (‘bij mijn volle verstand twee keer van geloof veranderd’), hij heeft een afkeer van bezoek maar kan daarvan ook wel opknappen. En  zijn biograaf Gerard Brandt ergert hem, maar die staat hij toch te woord.

Vereenzelviging

‘Zal wat Brandt schrijft míjn verhaal bevatten of dat van hem?’. Na Vondel vraagt de lezer van Ik, Vondel zich af in hoeverre dit vooral het verhaal van Croiset is. Want hoe bestaat het dat deze over zoveel detailinformatie beschikte terwijl Vondel het liefst blanco de geschiedenis in was gegaan en ook zijn schrijfsels verbrandde? En waar de feiten kloppen, klopt dan ook het geschetste karakter van Vondel?  Hoe dan ook, de vereenzelviging is zo op het oog meer dan gelukt. Als een drie-eenheid beleeft de lezer van binnenuit Vondel, zijn omgeving en zijn tijd.

Behalve met een nawoord eindigt het boek met een appendix van aanheffen die door Vondel niet voltooid zijn. In samenwerking met Hans Croiset (82) brengt Toer van Schayk (82) Vondel’s Lucifer als een nieuwe choreografie. Het is te hopen dat voor beiden leven en welzijn meewerken.

Heidevolk – Vuur van Verzet
Muziek / Album

Heidevolk trekt ten strijde

recensie: Heidevolk – Vuur van Verzet
Heidevolk – Vuur van Verzet

Met een nieuwe zanger en een paar Engelstalige liedjes lijkt de Gelderse folkmetalband Heidevolk op hun nieuwe album Vuur van Verzet een andere weg in te slaan, maar hun unieke geluid is nog altijd te horen.

Heidevolk trekt ten strijde met een gedeeltelijke nieuwe bezetting. Jacco Bühnebeest vervangt Mark Splintervuyscht sinds 2015 en Vuur van Verzet is het eerste album waaraan Jacco meewerkt. De band gaat op hun album letterlijk de strijd aan: Vuur van Verzet staat vol liederen over gevechten, landen veroveren en reizen.

Een andere weg ingeslagen?

De nummers ‘A Wolf In My Heart’ en ‘The Alliance’ vallen meteen op, omdat juist Nederlandse teksten de Gelderse band zo uniek maken. Op het vorige album Velua (2015) maakte Heidevolk ook al een uitstapje naar het Engels, maar daar bleef het bij bonusliedjes. Nu is de Nederlandstalige versie ‘Een Wolf In Mijn Hart’ juist een bonusnummer, maar die klinkt toch beter dan de Engelse versie. De opbouw van het album wordt enigszins verstoord door de Engelse nummers, die desalniettemin goed klinken.

Naast de Nederlandse taal zijn de afwisseling van hoge en lage vocalen kenmerkend voor Heidevolk. Lars Nachtbraeker zingt al enige jaren de lage vocalen en Jacco Bühnebeest nu de hoge, maar het contrast lijkt niet zo groot als op vorige albums. Juist de combinatie van samenzang tussen de hoge en lage vocalen en de afwisseling daarvan, maakte de muziek van Heidevolk extra interessant.

Een vertrouwd geluid

Een nummer dat meteen indruk maakt is ‘Yngwaz’ Zonen’, waarin op een trom na alleen vocalen zitten. Die komen hierin erg mooi uit: de lage stem van Lars Nachtbraeker wordt ondersteund door een koor met hoge mannenstemmen. Het nummer laat zien dat Heidevolk even veel indruk kan maken zonder harde drums en gitaren. De folkmetalband treedt soms al akoestisch op, waarbij hun mooie teksten nog beter uitkomen en verstaanbaar zijn. Misschien is een akoestisch album ook eens een idee?

Op de genoemde veranderingen na is op het album vooral ook het vertrouwde geluid van Heidevolk te horen, met nummers als ‘Ontwaakt’ en ‘Brittania’. Het nieuwe wordt afgewisseld met het vertrouwde. De energie en strijdlust spatten van het nieuwe album af. Heidevolk experiment een beetje, wat interessant is om te horen, maar of Engels nou de weg is? Het lijkt eerder tijd te worden voor een akoestisch album.

Theater / Voorstelling

Negentig minuten durend gemopperkont

recensie: Hummelinck Stuurman Theaterproducties – ROEM

Wie twee sterke acteurs neerzet op een podium, verwacht grootse, bruisende theaterkunst. Toch kan dat aardig tegenvallen. In een nieuwe voorstelling van Hummelinck Stuurman Theaterproducties zoekt een gevallen BN’er (Victor Reinier) psychologische hulp (Renée Soutendijk) als hij uit een politieserie wordt geschreven. Op televisie mag Reinier dan floreren als politieagent Floris Wolfs, in deze voorstelling flikt ‘ie ‘m niet.

Ongemakkelijke dialoog

In de nieuwe voorstelling Roem, geschreven door Ger Thijs, staan Victor Reinier (Jos de Man) en Renée Soutendijk (Odette) als gevierde televisieheld en psychiater tegenover elkaar. Al vanaf het eerste moment heerst er een soort ongemakkelijkheid. Zo opent Soutendijk het toneelstuk door haar publiek te bestoken met vragen, zonder op de antwoorden te wachten. Op haar vragen wordt schamper geantwoord door het publiek, terwijl Soutendijk verdergaat met haar tekst, wat het ongemak vergroot. Daarna strompelt Reinier de toneelvloer op, zijn haar in een frommelig staartje gestoken. Hij speelt de ‘verloren’ acteur, die zijn opwellende tranen telkens moet bestelpen met zakdoekjes. Zijn personage zal na twaalf jaar op het doek worden neergeschoten, met de dood als gevolg. Deze fictieve dood staat voor Jos gelijk aan zijn doodsvonnis als acteur. Nog voordat het noodlot heeft toegeslagen, manoeuvreert hij over het podium als een sloddervos en verandert hij stilaan in een ‘vieze man’ (compleet met trenchcoat) als hij Odette op veel te zichtbare manier wil versieren.

Odette, die de menselijke psyche schijnbaar met ‘verve’ weet te ontleden, vertelt hoe deze man in haar leven kwam en haar leven veranderde. Echte rake observaties over Jos heeft ze niet, wél verkondigt ze algemene wijsheden – verpakt in mooie, zelfs bijna te archaïsche verwoordingen. Odette blijft afwisselend het woord voeren tot Jos en het publiek. In korte intermezzo’s doorbreekt ze de vierde wand door met het publiek te praten, een publiek dat zogenaamd alles weet over het boek dat ze heeft geschreven over Jos (het boek waarmee ze faam heeft vergaard). De scènes die wij als publiek zien, tonen wat zij in haar boek heeft geschreven: de ‘take-in’, de vervolgafspraken, het intieme hoogtepunt en de afronding van de sessies.

Wachtend op antwoorden

In de getoonde scènes is getracht een regelmaat tussen komedie en tragedie aan te houden. De voorstelling heeft zeker haar humoristische momenten, maar de meeste grappen zijn te voor de hand liggend om écht leuk te zijn. Het tragische komt tot uiting in het levensverhaal van Jos, die  geen gelukkige jeugd heeft gehad (want: afwezigheid vader). Jos lijkt daar zelf graag dieper op in te willen gaan door een stapeltje foto’s van vroegere tijden mee te nemen, maar daar ziet zijn psychiater het nut niet van in. Langzamerhand raakt Jos emotioneler en meer geïrriteerd en voelt zich continu snel aangevallen. Het komt nooit tot een rustig, goed gesprek waarin Jos eindelijk zijn verhaal kan doen. Odette kraakt Jos voornamelijk af en laat hem niet verzwelgen in zelfmedelijden (‘Kom op man!’) en lijkt eerder een mental coach dan een psychiater. Het resultaat van hun volhardende houding zorgt ervoor dat dit toneelstuk totale diepgang mist. De hoofdvraag van deze voorstelling ‘Wat doet bekendheid met iemands karakter?’-die op de voorkant van de flyer prijkt – is dan ook misplaatst. De psychiater kan niet eens een antwoord op deze vraag formuleren. Of op een algemenere vraag als ‘Wie ben ik?’ Dit toneelstuk draait vooral om de relatie tussen de acteur en diens psychiater. De daadwerkelijke hoofdvraag zou moeten luiden: ‘Hoe kan ik me professioneel blijven gedragen tegenover een bekende Nederlander?’.

Energieloos

Het zijn niet de acteurs, niet het decor, niet de verlichting en ook niet de tekst (er komen mooie passages in naar voren) waardoor het niet werkt: het is de algehele ‘energie’ van deze voorstelling. Die mist namelijk. Het komt allemaal te log over. Dat is onder andere gelegen aan de niet volmaakte chemie tussen de twee spelers, het op wel erg zachte toon communiceren, de ongemakkelijke stiltes en het net te lome tempo. Dat is er vooral in gelegen dat het nergens écht serieus wil worden, nooit doorvoel je bepaalde emoties die bij een naderend zwart gat horen. Geen woedeaanvallen, geen gekrijs, geen echt lijkende traan, geen gestampvoet, geen beschuldigingen: het is allemaal haast te ‘liefjes’. Daarnaast zijn er ook nog kleine intermezzo’s waarin beide acteurs het podium verlaten, de lichten dempen en er een komisch muziekje door de zaal schalt. Die muziek lijkt wereldvreemd, omdat het zo’n deuntje is dat bij een Charlie Chaplin of circusvoorstelling niet zou misstaan. En heeft het publiek net schuddebuikend liggen gieren en brullen? Nou, niet echt. Bovendien zijn die muziekstukjes van te lange aard en ze maken het tempo van de voorstelling nog langzamer.

Over het algemeen heeft deze voorstelling zeker haar momenten en wordt er zelfs een komisch (hetzij voorspelbaar) hoogtepunt bereikt, maar wel pas nadat het publiek één uur lang naar een tamelijk droog gesprek heeft moeten luisteren. Een typisch gesprek tussen twee mensen dat je in het dagelijkse leven zou opvangen op het perron of in de rij voor de kassa en dat je – nadat je twee tellen je oor te luister hebt gelegd – al snel niet interessant genoeg vindt.

Boeken / Non-fictie

‘Wijnig’ meerwaarde voor de leek

recensie: Jay McInerney - Een hedonist in de kelder

Voor niet-wijnspecialisten is Een hedonist in de kelder van Jay McInerney als een feestje waarop je niet bent uitgenodigd. Je staat buiten te kijken hoe ze zich daarbinnen amuseren, maar je kan en mag niet meedoen. Anderzijds zullen (tegendraadse) wijnliefhebbers aan deze levendige verhalenbundel allerminst een kater overhouden.

Eerst en vooral: Jay McInerney kan nog steeds schrijven. Dat bewees hij al meteen in 1984, met zijn overrompelende, van cocaïne stijf staande en generatiebepalende debuut en doorbraakboek Bright Lights, Big City. Die pittige schrijfstijl is ruim 30 jaar nog steeds intact, alleen is het onderwerp, net als de auteur zelf wellicht, heel wat braver en verfijnder geworden: van het witte poeder naar het veredelde druivensap. Van ‘big city’ naar chateau.

Mila Jovovich

In Een hedonist in de kelder worden eerder verschenen verhalen en essays gebundeld, aangevuld met enkele nieuwe teksten. Het resultaat is een aangenaam gistende, volle sensatie, op voorwaarde dus dat je wijnkenner bent. Want de terroirs, druivenrassen en wijnhuizen worden je om de oren geslagen – wie er niets van kent, zal er zich wellicht aan ergeren. De meeste metaforen en vergelijkingen mogen dan erg geestig en spitsvondig zijn – McInerney vergelijkt bijvoorbeeld graag wijnen met personen – maar even vaak vervalt de auteur in snobistisch en hoogdravend wijnjargon waar leken doorgaans van gruwen – het is geen toeval dat McInerneys essays populair zijn bij restauranthouders en wijncritici.

Beide uitersten liggen soms slechts een pagina van elkaar. Zo lezen we op pagina 143:

Coulée de Serrant, hoe bijzonder ook, is een mooi voorbeeld van de vele eigenschappen van Savennières, een heel klein appellationnetje (…), gelegen in de Loirestreek Anjou, die perfect geschikt lijkt, voor de druif chenin blanc.

Maar even later:

De 2008 was fluwelig en vol, bijna zoet maar krachtig, een jeugdige en uitgesproken schoonheid zoals Milla Jovovich in Resident Evil. De 2007 was weelderiger en decadenter, met een vleugje honing dat me doet denken aan Ava Gardner in The Barefoot Contessa.

Bij dat laatste kan een filmliefhebbers als ondergetekende zich tenminste wél iets voorstellen. Af ten toe passeert er ook een zin die blijft hangen en zelfs zo aan de muur kan, zoals wanneer een wijnboer dé tip geeft om wijnkenner te worden: “koop een kurkentrekker en gebruik hem”.

Rock ‘n’ roll

Kortom, wijnliefhebbers met enig gevoel voor rock ‘n’ roll zullen aan Een Hedonist in de Kelder zeker géén kater overhouden en de vele anekdotes over de verschillende wijnhuizen wellicht met smaak degusteren – zeker omdat ze goed geschreven zijn. Niet-kenners zullen wellicht iets opsteken over bepaalde druivenrassen, maar het doorgaans in Keulen horen donderen wanneer producentennamen worden opgesomd als “grote jongens als Zind Humbrecht, Domaine Leflaive, Movia en Araujo”. Maar goed, in het beste geval wordt die laatste groep aangestoken om er meer over te leren kennen. In die zin kan Een hedonist in de kelder zelfs als opstapje dienen.

Kortom, dit boek is zoals wijn zelf: je houdt ervan of je houdt er niet van, je kent er iets van of je bent leek, en je selecteert en degusteert – uit de verschillende verhalen – je favorieten.

BluesUpdataVol7
Muziek / Album

Blues in veel gedaantes

recensie: Blues-Update Volume 7
BluesUpdataVol7

In deze zevende editie van de blues-update een drietal albums die sterk van elkaar verschillen. Ook de artiesten hebben een zeer uiteenlopende historie. De een heeft een zestigjarige carrière achter de rug terwijl de ander pas aan het begin staat.

Wonderbaarlijke comeback

Dat blues een van de oudste muzieksoorten is, bewijst deze blues-update nogmaals. De comebackplaat die we hier bespreken is van een artiest, die vele decennia geleden debuteerde. Oscar Benton debuteerde zo’n zestig jaar geleden. Velen zullen hem kennen van het legendarische nederbluesnummer ‘Bensonhurst Blues’. Een lied dat tot ons collectief muziekgeheugen gerekend mag worden. Op dit album I Am Back vinden we dit lied in een zogenaamde ‘revisited’-versie terug. Benton heeft na zijn afscheid in 2010 geen album meer gemaakt. Daarbij had hij ook afscheid genomen van het Nederlandse publiek. Na een periode waarin hij langzaam herstelde van een zware coma van twee weken, die hij opliep bij een val in huis, heeft hij zich teruggevochten. Barrelhouse-gitarist Johnny Laporte heeft samen met Oscar Benton deze comebackplaat gemaakt. We horen een Benton, die met een wat onvaste stem zingt op een fraai bluesgitaartapijt van Laporte en band. Het openingsnummer van het album, ‘Benjamin Wilder’, is het beste te vergelijken met Gavin Bryers. Gelukkig wordt er in het volgende nummer, ‘I Am Back’, een heel stuk beter gezongen en dat geldt voor meer stukken van het album. Het titelnummer gaat overigens over de periode van de coma van Benton en zijn gevecht terug naar het leven. Met ‘Like A Howlin’ Wolf’ laat Benton zich van zijn betere kant horen, wat bewijst dat het openingsnummer wellicht niet zo gelukkig gekozen is. Het album is over zijn geheel genomen niet alleen een charmante poging van Laporte om Benton weer op de kaart te zetten, maar ook een alleszins genietbare verzameling bluesliedjes.

Ode aan de oude blues

Big Bo timmert al vele jaren aan de weg. Maar sinds hij een nieuwe liefde gevonden heeft lijkt ook zijn muzikale carrière in de lift naar boven te zitten. Die nieuwe liefde, Vera van Faassen, staat tevens garant voor het fotowerk op de hoes van dit nieuwe album. Drie jaar geleden bracht Big Boo zijn vijfde album Traveling Riverside uit en won daarmee de Dutch Blues Award voor het beste album van 2015. Dat was een prestatie van formaat en een enorme erkenning van zijn talent.

Dat talent om oude bluesmuziek te laten herleven, zet hij voort op dit nieuwe album met een behoorlijk authentieke snit. Preaching the Blues werd opgenomen met een BBC Marconi AXB uit ±1937 in de Uncle Larson’s Studio te Den Haag door Marco van der Hoeven en Peter van Amstel. Om het effect nog te vergroten horen we onder de muziek het geluid van een krakende 78-toeren plaat. Of je dat laatste effect fijn vindt, mag iedereen zelf beslissen.

Inhoudelijk weet Big Bo met de twaalf authentieke bluesnummers het gevoel van weleer op te roepen dat de slaven hadden op de katoenplantages in de Mississippi delta. Vorig jaar bezocht hij die omgeving om inspiratie voor zijn performance op te doen. We horen composities van Robert L. Johnson, Charley Patton, Blind Willie Johnson en vele andere grootheden. Big Bo haalt vooral de minder bekende composities uit de historie naar voren.
Het levert andermaal een bluesalbum op dat wortelt in het verleden, maar voldoende eigentijds klinkt door de geluidskwaliteit, die toch echt van deze tijd is.

Big Bo is vooral in zijn zangkwaliteiten gegroeid ten opzichte van zijn vorige album. Dat zal mede het gevolg zijn van het vele toeren in de periode tussen 2015 en nu. Het album verdient zeker de nodige aandacht van de bluesliefhebbers van het pure oude genre. Het is echt genieten geblazen van de eerste tot de laatste noot.

Blues en meer

The Reverend Shawn Amos heeft zich met zijn nieuwste album Breaks It Down niet beperkt tot louter de blues. Hij doet ook aangrenzende stromingen als soul en gospel aan. Toch voelt dit nieuwe album wel echt als een blues album. Zelfs het door David Bowie geschreven ‘The Jean Genie’ klinkt als een echte bluessong. Alleen de tekst trekt je uiteraard wel helemaal naar de uitvoering van Bowie terug. Een gewaagde cover, mag ik wel zeggen, maar The Reverend Shawn Amos brengt het er goed en waardig van af.

Het is overigens niet de enige cover van het album. Het album wordt afgesloten met andermaal een waagstukje. ‘(What’s So Funny ‘Bout) Peace, Love, and Understanding’ werd geschreven door Nick Lowe en ooit eind jaren zeventig door Elvis Costello opgenomen. Ook bij deze uitvoering gaat het Amos goed af en weet hij vooral veel gospelgevoel toe te voegen. De overige zeven composities zijn wel van de hand van Amos zelf, soms in co-schrijverschap.

Door de stijlvermengingen, maar zeker ook de verschrikkelijk lekkere uitvoering en muzikale verzorging op dit album en regelmatig inzet van koperblazers, is Breaks It Down een album geworden om te zoenen en te omarmen. Het geeft de luisteraar die deze negen composities tot zich laat komen een behaaglijk gevoel. Een album om je vele keren bij te warmen. En dat kun je niet van veel bluesalbums zeggen, waar het klagen vaak vanaf druipt.

Boeken / Fictie

Een beregoed verhaal voor jong en oud

recensie: Dino Buzzati – De beroemde bereninvasie van Sicilië

De beroemde bereninvasie van Sicilië is een Italiaans kinderboek uit 1945, geschreven en geïllustreerd door Dino Buzzati. Deze roman voor kinderen van 9 tot 99 jaar vertelt over een berenkoning die op zoek gaat naar zijn ontvoerde zoon. Tijdens zijn zoektocht moet hij vele gevaren overwinnen. Een plezier om (voor) te lezen.

Er leeft een berenvolk in de bergen van Sicilië. Tonio, de zoon van berenkoning Leonzio, wordt ontvoerd door twee jagers. De koning heeft geen idee waar hij zijn zoon moet zoeken. Wanneer de beren tijdens een strenge winter noodgedwongen het dal in gaan op zoek naar voedsel, wordt er een reeks gebeurtenissen ontketend die hem op het spoor van zijn zoon brengt.

Het verhaal bestaat uit twee delen; de eerste helft gaat over de zoektocht naar Tonio, de tweede helft over de bezetting van een mensenstad op Sicilië. In de stad zien we hoe de vredige, naïeve beren uit de bergen veranderen in hedonistische lieden—ze gaan zich namelijk als mensen gedragen. Ze beginnen zich zelfs te kleden als de mensen uit de stad die ze hebben ingenomen.

Een boek om voor te lezen

De beroemde bereninvasie van Sicilië stamt uit 1945 maar is nu pas voor het eerst naar het Nederlands vertaald. De Engelse editie verscheen al iets eerder—in 2003—maar nu kunnen ook Nederlandse kinderen genieten van het verhaal. Want wat opvalt is dat het boek echt geschreven is om voorgelezen te worden. De verteller in het verhaal spreekt namelijk tot de lezer alsof hij voorleest aan een groep kinderen, met zinnen als: “Wie van jullie heeft er wel eens van de Snaterkater gehoord?”

De vertelling wordt afgewisseld met alinea’s in dichtvorm, wat doet denken aan de boekjes die je als kind voorgelezen kreeg. Deze gedichten hebben een prettig regelmatige cadans en zijn voorzien van een eindrijm:

Aanhoor nu eens goed en aandachtig
de beroemde bereninvasie van dat prachtig
Sicilië – lang, lang geleden, toen de dieren goed waren
en de mensen wrede barbaren.

Het verhaal is rijkelijk geïllustreerd met kleurentekeningen, gemaakt door de auteur zelf. Net als wanneer een kind wordt voorgelezen wordt er gewezen op de tekeningen in het boek. Die staan er dus niet alleen voor de sier; ze zijn onderdeel van het verhaal. Zo zegt de verteller bijvoorbeeld: “Als je heel, heel aandachtig naar de kaart van de veldslag staart, zul je een vreemde figuur aantreffen, in een lange jas.”

Terwijl de kinderen genieten van het spannende verhaal kunnen de ouders gniffelen om de humor. Zo wordt er bijvoorbeeld bij de introductie van de karakters ook een weerwolf voorgesteld. Zit hij in het verhaal? Nee, maar de verteller wilde geen risico lopen: “Hij kan er van het ene op het andere moment plotseling zijn. En wat voor figuur slaan wij dan wel niet, als we hem niet aangekondigd zouden hebben?”

Kinderen van 9 tot 99 jaar

De beroemde bereninvasie van Sicilië is een boek voor kinderen van 9 tot 99 jaar, zo staat op de titelpagina geschreven. Het boek is officieel een jeugdroman, maar kan inderdaad ook heel goed door volwassenen gelezen worden. Het is enerzijds een spannend verhaal over een groep beren, anderzijds een commentaar op de grote-mensen-wereld.

Dit boek is een verhaal over hoe verschillende volkeren met elkaar omgaan. De beren worden voor dom en naïef aangezien en daardoor onderschat. Andersom worden de mensen afgeschilderd als wrede figuren: “Geen van de beren, zelfs Koning Leonzio niet, wist waar de mensen daadwerkelijk toe in staat waren, hoe slecht en sluw ze waren, wat voor vreselijke wapens ze bezaten, of wat voor listen ze kenden om dieren te vangen.”

Vervolgens wordt het nobele berenvolk verpest door het ‘beschaafde’ leven in de stad. Koning Leonzio vraagt zich daardoor af of ze niet beter in de bergen hadden kunnen blijven. Zo levert dit oude boek een perspectief op migratie en integratie—een terugkerend thema in onze huidige maatschappij.

Een tijdloze roman

De beroemde bereninvasie van Sicilië bevat alle ingrediënten voor een spannend jeugdverhaal: een nobele hoofdpersoon, enge monsters en mooie illustraties. Maar ook de volwassene kan genieten: van de cadans van de gedichten, de humor in het verhaal, de maatschappelijke ondertoon en natuurlijk het stiekeme plezier om weer eens voorgelezen te worden.

De kracht van dit boek is dat het niet gedateerd voelt. Het stamt dan wel uit 1945, maar de karaktertrekken en maatschappelijke situaties zijn nog altijd actueel. Dino Buzzati schreef hiermee een tijdloze jeugdroman voor kinderen van alle leeftijden.

Theater / Voorstelling

Unieke The Hole is prachtig

recensie: The Hole – Ohad Naharin / Nederlands Dans Theater

Het Nederlands Dans Theater begint 2018 op geweldige wijze met The Hole van de Israëlische sterchoreograaf Ohad Naharin. De voorstelling is op slechts drie plaatsen te zien – Den Haag, Amsterdam en Heerlen – en is al bijna overal uitverkocht. Terecht: het is een krachtig, spannend en mysterieus stuk, een meesterwerk, schitterend gedanst door de mooie dansers van het NDT.

Bijzonder is dat het NDT het enige gezelschap buiten Israël is dat The Hole op mag voeren. Dat komt niet alleen omdat het NDT zeer door Naharin wordt gewaardeerd, maar ook omdat het Lucent Danstheater middenin een verbouwing zit en daarmee een uitstekende venue vormt voor het ingewikkelde productieproces waarmee The Hole gepaard gaat. Geen prachtige theaterzaal, maar een niet al te grote achthoekige ruimte met een achthoekige dansvloer, waar het publiek omheen zit, en waar de dansers ook de muren, het plafond en de ruimte onder de vloer gebruiken.

Twee versies

Aangekondigd is dat de voorstelling twee vormen kent: één waarin mannelijke dansers het meest prominent zijn en één waarbij vrouwen het middelpunt vormen. Kiezen is niet mogelijk, je moet maar afwachten welke je te zien krijgt. Wel is zeker dat als je twee voorstellingen boekt op één avond je beide versies ziet. Vanwege het grote succes zijn er echter extra voorstellingen ingepland en op sommige avonden, zoals vandaag, zijn er drie versies te zien. De eerste versie die ik vanavond zie, is gemengd: vrouwen en mannen dansen niet apart, maar samen.

Als het licht aangaat zien we acht dansers verdeeld over de ruimte tegen de muren staan. Een andere groep dansers stormt de vloer op en verspreidt zich in een achthoek. Ze liggen op hun zij vlak voor ons, kijken ons aan, rollen op hun rug en verplaatsen zich. Wat er op de vloer gebeurt wordt door de dansers aan de kant becommentarieerd. Als de dansers op de vloer zich klein maken en met gebogen hoofd en rug voortsluipen, staan die aan de kant zich uit te sloven, trekken hun top uit en nemen sexy poses aan. Maar als de dansers op de vloer wild en agressief zijn, zitten de mensen aan de kant op hun hurken met hun hand voor de mond. Er is één moment dat niet de impact heeft die het in Israël ongetwijfeld wel had. Op een gegeven moment wordt er steeds tot vier geteld, eerst in het Engels, vervolgens in het Arabisch. In Israël was dat Hebreeuws versus Arabisch, wat behoorlijk confronterend moet zijn geweest. Hoewel? Wat je als publiek meeneemt van de voorstelling kan erg verschillen. Zijn de dansers aan de kant vijanden? Of bieden ze juist steun? Of beide?

Trots en ontroerend

Het is een prachtige dans die een overweldigende kracht heeft, toch ben ik een beetje teleurgesteld. Ik was erg benieuwd naar de verschillen tussen de mannelijke en de vrouwelijke versie. Dan, bij de tweede voorstelling die ik zie, wordt een tip van de sluier opgetild: de mannen staan tegen de muur en  alleen vrouwen komen het podium opstormen.

Het verschil is gigantisch. Dansers hebben altijd sterke, gespierde lichamen, maar mannen zijn meestal groter en volumineuzer dan vrouwen die daarbij vergeleken bijna altijd kleiner zijn en soms zwakker lijken. Maar dat is niet zo als vrouwen een groep vormen, dan is er alle ruimte voor hun kracht en worden het krijgers, die tot veel in staat zijn en bijvoorbeeld makkelijk op spectaculaire wijze een man heen en weer kunnen werpen. Het einde, wat in de eerste versie teder en spannend was, is nu van een ontroerende en trotse schoonheid.

Ik weet jammer genoeg nog steeds niet hoe de mannelijke versie is, maar de vrouwelijke heeft het vanavond in ieder geval met glans gewonnen.