~
De korte stukjes tekst in
Dagboek 1974, of langer wanneer er iets opmerkelijks is gebeurd, geven een mooi beeld van zijn leven. Wolkers kookt voor zijn vrienden, doet boodschappen in de Beethovenstraat en kijkt naar het voetbal. Die tijd houdt hij over omdat hij gedisciplineerd en nauwkeurig werkt. Wolkers windt zich op wanneer Amerika voor miljarden wapens Perzië binnenpompt maar ook wanneer zijn de blauwe papaver uit Tibet al iets meer van zijn blauwe bloemen toont. Hij fotografeert elke dag het dode molletje dat hij vond om het ontbindingsproces vast te leggen. En al die kleine bezigheden en anekdotes in die typische, beeldende Wolkers-stijl, vallen als puzzelstukjes precies binnen zijn thematiek en leven.
Een gereformeerd milieu en een gipsen torso
Wolkers wordt op 26 oktober 1925 geboren in Oegstgeest in een streng gereformeerd gezin. Zijn dominante vader leest hem driemaaldaags voor uit de bijbel, maar hij wint de ziel van zijn zoon er niet mee. Wolkers begint zich af te zetten tegen zijn gereformeerde milieu. Zijn oudere broer, die hierin zijn voorbeeld is, overlijdt tijdens de Tweede Wereldoorlog aan difterie. In deze periode valt Wolkers ook van zijn geloof. De broer als tegenspeler van de calvinistische vader en satires op het geloof zijn veelvuldig terug te vinden in de boeken van Wolkers.
In de jaren voor de oorlog ging het niet al te best met de kruidenierswinkel van zijn vader. De jonge Wolkers zwierf rond en nam allerhande baantjes aan. Tegen het einde van de oorlog belandt hij op de Leidse schildersacademie. Hij ontdekt daar het gipsen torso van een jonge Griekse godin, waar hij zijn lusten op botviert. Zij is echter niet tegen Wolkers’ heftige omhelzingen bestand en valt op een dag in stukken uiteen, waarop Wolkers van de academie getrapt wordt. Vervolgens studeert Wolkers bij de schilder Kokoschka in Salzburg en krijgt hij in 1957 van de Franse regering een beurs om bij Zadkine aan de Académie de la Grande Chaumière te Parijs zijn studie te voltooien. Daar begint hij zijn eerste verhalen te schrijven, die hij in 1961 publiceert onder de titel Serpentina’s Petticoat.
Wolkers’ krijgt vele reacties op deze verhalenbundel. Lezers sturen hem exemplaren van het boek, besmeurd met menselijke uitwerpselen maar ook bedolven onder lipstick-kusjes. Wolkers voelt zich aangemoedigd en bleef schrijven.
Penetratie, precisie en principes
~
Wolkers doet gedegen onderzoek voor hij begint met schrijven. “De hele dag bezig met lezen en doorkijken van materiaal over Bandung, voor het stuk
Hallo Bandung“, schrijft hij op zondag 14 juli. Niet alles hoeft waar gebeurd te zijn, maar Wolkers transformeert het realistische naar literatuur. Het moet toch wel geloofwaardig overkomen! Er wordt na de eerste versie nog flink aan zijn boeken gesleuteld, waarna hij nog zo’n zes versies van het boek schrijft. Het is zijn vrouw en muze Karina die hem tenslotte het boek hardop voorleest om de laatste fouten eruit te halen.
Op allerlei gebieden in het werk van Wolkers is de invloed van de bijbel terug te vinden. Het ‘memento mori’ dat zijn vader er instampte maakte Wolkers geen vroom, braaf jongetje, maar wekte zijn interesse naar vergankelijkheid en seksualiteit. Die vergankelijkheid wil hij nog wel eens op lugubere wijze uitbeelden, zoals de fotoserie van het dode molletje. Ook het tegenovergestelde van het ‘memento mori’, conceptie en het ontkiemen van nieuw leven is een belangrijk thema in zijn werk. Wolkers zei ooit in een interview: “Elke zaadcel bevat bij de conceptie reeds een klein doodshoofdje”. Wolkers schuwt er vervolgens niet voor de weg van die zaadcelletjes onomwonden te beschrijven. Op drie januari: “Voor ik ga douchen trek ik me even af en neuk later nog met Karina”.
Wolkers zegt waar het op staat, en ook dat directe en gevatte vind je terug in de bijbel. “Als er in de bijbel sprake is van een appel, dan wordt die aan iemand gegeven. Alles wat in de bijbel staat heeft een functie”, aldus Wolkers. Zo is het ook in zijn werk. Hij geeft geen overbodige details en heeft het verloop van zijn verhaal goed uitgedacht. Zoals Tsjechov het zegt: “Als er aan het einde van het toneelstuk een schot valt, moet er aan het begin een geweer te zien geweest zijn”. Ondanks dat Wolkers’ zinnen kort en direct zijn, bevatten ze vaak de mooiste metaforen. “Die vuile trut heeft (…) een soort interview gebakken dat een platgereden aardworm uit het graf zou doen herrijzen als ze het abusievelijk bij zijn literaire nalatenschap stopten”.
In het jaar 1974 gaat het Wolkers goed. Hij haalt de lekkerste flesjes chablis en champagne voor zijn bezoek. En dan die heerlijke, exquise hapjes! Wolkers geniet van het leven, maar toont zich een geëngageerd man. Hij had nog steeds geen rekening ontvangen van de 5000 gulden die hij aan het Strijdfonds Chili overgemaakt had.
~
Wolkers symphatiseert sterk met het socialisme. Ook in zijn boeken klinkt zijn revolutionaire visie door. Bijvoorbeeld in de
De Walgvogel, waar hij in 1974 aan schrijft. De Nederlandse kolonialisten in Indië komen er niet al te fraai vanaf. “Een romanschrijver mag wel een moralist zijn, maar hij mag niet programmatisch gaan schrijven”, vindt Wolkers.
Zijn principes gooit Wolkers niet zomaar aan de kant. In 1963 ontvangt hij zijn eerste literatuurprijs, die van de stad Amsterdam, voor Serpentina’s Petticoat. In 1966 retourneert hij het geld. Hij is het niet eens met het sadistisch optreden van de Amsterdamse politie tegen de provo’s. Later in zijn carrière weigert hij de Constantijn-Huygensprijs en de P.C. Hooftprijs. Volgens Wolkers zijn literaire prijzen in Nederland een farce. Vriendjespolitiek!
En toen was het goed
De man, zijn werk en de thematiek passen bij elkaar. ‘Dit klopt’, denk je, wanneer je Wolkers’dagboek met zijn oeuvre in je achterhoofd leest. Met dezelfde precisie waarmee hij zijn bollen plant, schrijft hij zijn boeken en giet hij zijn engagement in prachtige beelden. Achter die norse kop en wilde krullenbos zit een talentvol, bevlogen man, met een innemend karakter.
Het zout in oude wonden
Op de middelbare school was geschiedenis nooit één van mijn favoriete vakken, ondanks het feit dat de leraar ontzettend goed kon vertellen. Voor mij bleef het een vak waarbij jaartallen en feitjes in het hoofd gestampt moesten worden. Niet dat het belang van de kennis me ontging, maar de stof was me gewoon te droog. Zou ik in die tijd een cd als deze hebben gehad was de motivatie voor dit vak waarschijnlijk een stuk groter geweest. Een korte blik in de teksten van The Monolith Deathcult (TMDC) leert al een hoop over verschrikkingen die plaats vonden gedurende verschillende oorlogen en die tirannieën ondersteunden. Daarnaast zijn het vaak niet de algemeen bekende, op school geleerde, feiten die beschreven worden.
Conceptueel
Zoals gezegd is het merendeel van de teksten een beschrijving van verschillende gebeurtenissen in de geschiedenis in de breedste zin van het woord. Bepaalde punten uit de Tweede Wereldoorlog komen voorbij, maar ook de verschrikkingen die onder het bewind van de Hertog van Alva werden uitgevoerd worden beschreven. De titelsong verhaalt juist weer over de meest verschrikkelijke van de interneringskampen in de Goelag-archipel, ten tijde van Stalin’s regime. Niet zomaar de standaard “Ik zal je lichaam opensnijden waarna ik je darmen eruit ruk teneinde er zelf doorheen te kunnen schijten”-deathmetalteksten voor deze jongens dus. Een ander interessant punt is ook het wisselend perspectief waarin de teksten geschreven zijn. Zowel vertellingen uit de eerste persoon als beschouwende gedeelten komen voorbij.
Bombastisch geweld
~
Iedere oorlog zijn wapenstilstand
Gelukkig hebben de heren van TMDC ook beseft dat bijna 45 minuten aan razend geweld zelfs met de meest acute ritmewisselingen nog teveel van het goede kan zijn. Halverwege de CD is dan ook een rustpunt ingebouwd waarbij collega Van Drenth (Beyond Belief) een instrumentaal weggeeft dat goed aansluit op het voorgaande nummer.
Daarnaast is het 10 minuten durende epos The White Crematorium een waardige afsluiter van het album, waarbij in de laatste twee minuten de luisteraar nog verrast wordt met het communistische Lied der Partei. Dit illustreert als afsluiter van al het geweld toch nog even mooi de hoop die mensen ten tijde van oorlog en/of onderdrukking nog op konden brengen om alle verschrikkingen te boven te komen.
The Monolith Deathcult
Album: The White CrematoriumMisschien ook iets voor u
Eingenwijze verzamelrock
Ooit was er ConQbine, een band die een crossover van funk, metal en hardcore speelde. Helaas was mijn eerste kennismaking met deze band ook direct het laatste optreden wat ik van ze heb meegemaakt, gezien het feit dat ze niet heel lang daarna ophielden te bestaan. Het treurige gevoel maakte echter plaats voor blijdschap toen ik vernam dat uit de resten een nieuwe band ontstaan was. Met de instrumentale sectie van voorheen en een nieuwe zanger en Chapmanstick’er is Skip the Rush een nieuwe muzikale weg ingeslagen.
~
Melting pot
De muziek liet zich in de Oor al beschrijven als “bijna-pop voor de net-niet-massa” (05/04). Daarnaast zijn “neurorock” en “progpunk” ook termen die gebezigd worden om het muzikale product van deze vijf Amsterdammers te beschrijven. Maar ja, het zijn slechts termen en Skip the Rush is eigenlijk niet makkelijk in een hokje te plaatsen. Ondanks hun kenmerkende eigen geluid bedienen ze zich van een veelheid aan stijlen en smelten het samen tot één geheel. Zo horen we rock, emo, punk en indie allemaal voorbijkomen, maar telkens in een eigenwijs jasje. Slechts heel af en toe hoor je een duidelijke verwijzing naar een andere band voorbijkomen (het refrein in The Anticipators bijvoorbeeld doet erg aan Incubus denken). Misschien dat juist het eigenwijze karakter van de muziek tot nog toe ook de reden is geweest voor het uitblijven van een doorbraak.
Podiumbeesten
Met dit debuutalbum is de kans echter zeker aanwezig dat het grote publiek bereikt gaat worden. De band zet een volwassen album neer en zolang ze ook dit album met optredens blijven ondersteunen zoals ten tijde van Chaperone moet het helemaal goedkomen. Een ieder die deze jongens live heeft gezien weet met hoeveel overtuiging ze spelen en nog belangrijker: hoe gemotiveerd ze ook blijven als de zaal niet heel erg gevuld is. Zodra de muziek inzet wordt er op het podium aan alle kanten bewogen. Blikvanger is zanger Jaap die als een bezetene heen en weer rent over het podium en zich vastklampt aan zijn microfoonstandaard. Ondanks de fysieke inspanningen haalt hij dan ook nog alle denkbare toonhoogten mogelijk nog scherper dan op cd. Skip the Rush is, zowel live als op de plaat, een fenomenale ervaring.
Skip the Rush
Album: All Is Fit For TonightMisschien ook iets voor u
Bettens vindt in de VS haar eigen stijl
Het is moeilijk om het eerste echte solo-album van Sarah Bettens onbevooroordeeld te beluisteren. De vergelijking met de succesformule van K’s Choice dringt zich bij het horen van haar stem onvermijdelijk op. Toch hoor je ook duidelijk dat Bettens het vertrouwde België achter zich heeft gelaten en nu echt op eigen benen staat.
~
Eigen stijl
Ondanks al deze grote breuken met het verleden is het als luisteraar moeilijk om de typische stem van Bettens los te zien van de muziek van K’s Choice. Er is dan ook een aantal nummers dat heel erg lijkt op het laatste studio-album Almost Happy. Toch zijn dit vooral de nummers die ook al op de EP Go te vinden waren, zoals Go en Fine. Naarmate haar verblijf in de VS voortduurde, heeft Bettens hoorbaar haar eigen stijl gevonden.
Kwetsbaar en rauw
Wat over het algemeen opvalt, is dat Bettens solo de onvermijdelijke twee stem, die haar broer vaak vervulde, heeft losgelaten. Heel af en toe hoor je nog een man meezingen op de achtergrond, maar meestal doet ze het helemaal alleen. Dit nieuwe zelfvertrouwen zorgt voor heerlijk kwetsbare en rauwe nummers. Daarbij vallen nummers als She Says en de sublieme ballad Don’t Let Me Drag You Down direct op. Bij Scream klinkt een nieuwe hoeveelheid levenservaring door die bij K’s Choice minder te horen was.
Eigen geluid
De eerste echte soloplaat van Sarah Bettens is zeker verrassend. Haar uitstapje naar de Verenigde Staten heeft hoorbaar geloond en het getuigt van heel veel lef dat ze haar banden met het verleden zo duidelijk heeft doorgesneden. Niet alleen laat ze haar broer als schrijver van liedjes los, ze kiest er ook voor om zijn typerende tweede stem niet meer te gebruiken. Hiermee heeft ze de ruimte genomen om een eigen geluid te ontwikkelen. Hier is ze al goed in geslaagd en hopelijk kan dit ook in de toekomst tot erg veel mooie platen leiden.
Sarah Bettens
Album: ScreamLink: Sarah Bettens - Go
Misschien ook iets voor u
Excessief eetgedrag
De hongerheldin, de nieuwste roman van Amélie Nothomb, is zo’n boek waar je vlak na het eten – onder het genot van een kop koffie en een forse koek – in begint lezen en dat je twee uur later weer dichtklapt.
“Uit,” zucht je behaaglijk. Je zet het boek in de boekenkast en gaat verder met je dagelijkse beslommeringen. Meer gebeurt er niet. Je bent niet opgezadeld met onbeantwoordbare vragen, er klinkt geen ongemakkelijke echo in je brein, je bent niet besmet geraakt met een zeurend gevoel van onbehagen. Het boek brengt niet meer bij je teweeg dan de koek die je tijdens het lezen hebt opgepeuzeld. Het las desondanks lekker weg en je hebt je geen moment hoeven vervelen.
De franstalige Belg Amélie Nothomb is al jaren een fenomeen. Ze valt op door haar onorthodoxe gedrag, haar fabuleuze schrijfsnelheid en de mythische omvang van haar grotendeels ongepubliceerde oeuvre. Zo droeg Nothomb tijdens een Frans televisieprogramma ooit een hoge tovenaarshoed die iedereen lichtelijk in verwarring bracht. Verder brengt ze minstens een keer per jaar een boek uit en heeft ze het gerucht verspreid dat ze nog zo’n vijfentwintig ongepubliceerde manuscripten in haar bureaula heeft liggen. Zulke mythes zijn goed voor de verkoop, die door de leesbaarheid van Nothombs boeken toch al weinig te wensen over liet. Het hoeft dan ook niemand te verbazen dat uit Nothomb een bestsellerauteur werd geboren, die met haar dertien gepubliceerde boeken al vaak in de prijzen is gevallen.
Betoog
Het belangrijkste thema van De hongerheldin is, hoe kan het ook anders, de honger. De eerste vijfentwintig à dertig pagina’s vormen een soort van proloog waarin dit onderwerp theoretisch geïntroduceerd wordt. De ik-verteller mijmert aan de hand van het eigenaardige eiland Vanuatu – waar zo’n grote overvloed heerst dat het fenomeen honger er feitelijk niet bestaat – over de wenselijkheid van honger en de impact ervan op het menselijk gedrag. Qua betoogtrant doen deze pagina’s denken aan een populair-wetenschappelijk essay waarin de honger als theoretisch probleem wordt onderzocht. De verteller behandelt ‘een kwestie’ en wil iets ‘aantonen.’
~
Überhunger
De hongerheldin is een autobiografisch getinte roman die handelt over de jeugdjaren van Amélie. Aangezien haar vader als diplomaat bij de VN werkte en zodoende nogal eens moest verhuizen, heeft Amélie haar jeugd doorgebracht in Japan, China, Amerika en Bangladesh. Telkens ontdekt ze nieuwe vormen van honger. Het eetgedrag van Amélie is niet willekeurig, het vormt voor haar een manier om met de werkelijkheid om te gaan. De beperkingen die de wereld om haar heen aan haar oplegt, tracht ze te ontkomen door in excessief eetgedrag een vorm van vrijheid te vinden die niemand haar af kan nemen. Om die reden is haar eetgedrag voortdurend in ontwikkeling en hangt de aard van het exces af van de beperkingen die haar worden opgelegd.
Voor Nothomb is honger niet alleen een fysiek gegeven, maar kent het ook een geestelijk component. Wie hongert, denkt bijvoorbeeld anders dan iemand die door overdaad of langdurige onthouding de honger ontwend is geraakt. Het cliché dat asceten en kluizenaars een rijker geestelijk leven hebben, wordt daarbij echter hardnekkig ontkend. Wie geen enkele vorm van honger meer kent, hoeft ook nergens meer naar te streven en daarmee verdwijnt de basis voor alle ontwikkeling.
Lichtvoetig
Nothomb laat haar lezers op een amusante en lichtvoetige manier met haar alter ego kennismaken, zonder daarbij al te diep in te gaan op grote problemen en akelige kwesties. Aan de ene kant ligt de charme van het boek in de afwezigheid van elke vorm van zwaarmoedigheid, het lichtvoetige karakter brengt de lezer niet uit balans en laat hem volledig wegdromen in de fictieve wereld. Aan de andere kant is de luchtige toon van het boek uiteindelijk toch onbevredigend; de bestaansproblematiek van de hoofdpersoon wordt nauwelijks verinnerlijkt, waardoor de vertwijfeling die ze op vele punten in het boek ervaart, niet werkelijk existentieel wordt. De hongerheldin is zodoende een ideaal boek voor tussendoor, maar het is minder geschikt voor de momenten waarop je stevig aan het denken gezet wil worden of waarop je de wereld in zijn voegen wil horen kraken.
Prijs: 16,95
Bladzijden: 206
ISBN: 9076682305
Misschien ook iets voor u
Masturberende nonnen
Satanisme: de meeste mensen zullen schrikken bij het woord. Aan de vooravond van de twintigste eeuw stond het christelijke geloof flink onder druk van het rationalisme. Alles werd geclassificeerd, geordend en uitgepluisd. Zo ook het onstoffelijke, het metafysische en het onzichtbare. Op die manier kon het gebeuren dat het spiritisme en het vooruitgangsdenken broederlijk samengingen. Veel mensen uit aristocratische kunstkringen wendden het satanisme aan om met het goede uit de duivel het kwaad van god te bestrijden. Het satanisme stond in die zin niet zozeer voor verering van de duivel maar juist voor een bevestiging van het geloof in een god. Immers, zonder god geen duivel en vice versa.
Félicien Rops (geb. 1833 in Namen, België) ging in zijn jeugd naar een jezuïetenschool, waar zijn rebellie tegenover het kerkwezen al snel duidelijk werd. Van jongs af aan verzorgde hij bijvoorbeeld de illustraties van satirische prenten in eigen opgezette tijdschriften. Toen hij later in Brussel ging studeren richtte hij met geërfd geld het tijdschrift Uylenspiegel op. Ook heeft Rops vele illustraties gemaakt voor boeken van bevriende schrijvers en dichters. Daarbij keerde hij jaarlijks voor drie maanden terug naar Parijs om zich op de hoogte te brengen van de nieuwste ontwikkelingen in de kunst.
Kont tegen de kribbe
Rops heeft met zijn prenten van naakte vrouwen en duivels vaak tegen de schenen van de kerk geschopt. Dit lag geheel in lijn met zijn libertijnse opvattingen. Net zoals kunstenaars uit de jaren 60 en 70 van de twintigste eeuw tegen ‘het gezag’ schopten, probeerde Rops in zijn tijd taboes te doorbreken door bijvoorbeeld expliciet masturberende nonnen te tonen. Hij zinspeelt daarmee direct op de hypocrisie die van de vrome christelijke deugden uitgaan. Lang beschouwde men het immers als onverantwoord om een geheel naakt mens af te beelden, hoewel een naakte godin naar menselijk gestalte wèl weer deugde.
Vrouw
Rops’ visie op de vrouw is een klassiek voorbeeld van hoe een man zowel verrukt door schoonheid als verlamd door angst kon zijn. Seksualiteit, en zeker die van de vrouw, was eeuwenlang taboe. Rops was echter nergens bang voor en liet alles open en bloot zien. Hij beschouwt de vrouw niet alleen in termen van schoonheid, maar ziet haar ook als de connectie tussen het aardse en het paradijselijke. Het was immers Eva, de eerste vrouw, die de mens vanuit het paradijs naar de aarde heeft gebracht. Voor Rops was de relatie vrouw-duivel evident, want zoals de man bezeten was door de vrouw, was de vrouw bezeten door de duivel. Deze combinatie zie je in bijna zijn gehele oeuvre terug.
Onbekendheid gekoesterd
In de Kunsthal in Rotterdam zijn van Félicien Rops ruim 150 werken in één zaal samengebracht. Het betreft voornamelijk prenten. De tentoonstelling geeft daarmee een goed overzicht van Rops’ werk Ik vraag mij echter wel af of Rops’ tijdens zijn leven bereid zou zijn geweest in de Kunsthal te exposeren. Hij was namelijk erg kritisch over waar hij tentoonstelde. Zo zei hij eens: “Ik koester mijn onbekendheid, ik gruwel van populariteit en de aanrakingen door Grote Roem die zo zoet proeven op de lippen van ‘eerlijke mensen’ van wie ik walg en moet kotsen.” Helaas is de aangereikte informatie erg karig. Zonder je in te lezen via een website of catalogus blijft het vaak gissen naar de intenties van de kunstenaar. Daarbij valt zonder achtergrondinfo eveneens moeilijk een beeld te vormen van de tijd waarin Rops leefde. Voor diegene die zich wel inleest is de tentoonstelling echter zeker de moeite waard.
Félicien Rops - De schone en het beest
Gezien in: de Kunsthal, RotterdamNog te zien tot: zondag 22 mei 2005
Misschien ook iets voor u
Zeg nooit nooit
Hoe goed ken je de mensen om je heen? Weet je wat andere mensen bezielt, wat hen bezig houdt? In Sint-Juttemis blijkt in ieder geval dat je beeld van een ander, iemand die je al jaren kent, wel eens heel erg kan afwijken van wat die persoon in wezen eigenlijk is.
In Sint-Juttemis wordt Margot van der Molen plotseling geconfronteerd met het bericht dat de man die zij al haar hele leven kent en als haar ‘naaste naaste’ beschouwd in een comateuze toestand in een psychiatrisch ziekenhuis in Parijs is opgenomen. Het betreft Christophe Dralas, een beroemde filmster, een man die Margot nooit niet gekend heeft. Ze zijn namelijk van kinds af aan, Christophe is drie weken jonger dan Margot, met elkaar opgetrokken. Dralas lijdt aan het conversiesyndroom. Een patiënt dissocieert zich in zo’n geval lichamelijk en soms geestelijk van een zwaar innerlijk emotioneel conflict. Margot vertrek samen met haar 82-jarige schoonmoeder en haar vijftienjarige stiefdochter naar Parijs om hem te redden uit zijn zelfgekozen isolement.
Werkelijkheid
Om Dralas uit zijn huidige staat te krijgen is Margot er van overtuigd dat ze uit moet zien te vinden waarom Christophe tot de wanhoopsdaad is overgegaan die heeft geleid tot de dissociatie. Ze gaat op zoek naar de mensen die Christophe nog hebben gesproken in de weken en dagen voorafgaand aan de noodlottige gebeurtenissen. Door de gespreken die zij heeft met deze mensen komt ze steeds meer tot de conclusie dat ze ‘Cricri’, de man die ze nooit niet heeft gekend, eigenlijk nooit echt heeft gekend. Dat haar versie van de werkelijkheid niet de werkelijkheid van Christophe was. En de werkelijkheid speelt sowieso een belangrijke rol in dit boek:
Het blijkt namelijk al snel dat de dingen in de wereld wel degelijk complexer zijn, veel complexer.
Grenzen
~
In haar zoektocht naar de waarheid overschrijdt Margot namelijk een duidelijke grens en als wij als lezer niet mét haar over die grens stappen, zullen wij haar onherroepelijk kwijt raken.
Muur
Op haar zoektocht naar de beweegredenen van Christophe laat Margot op een gegeven moment de mentale teugels, die haar geest in bedwang houden, helemaal vieren. De mogelijkheden die een grenzeloos gebruik van je bewustzijn met zich meebrengen, vergen niet alleen van Margot, maar ook van de lezer het nodige aanpassingsvermogen. Aangezien Margot pas op driekwart van het verhaal zover is dat ze zichzelf toestaat om buiten de, door haar in haar hoofd opgetrokken, muur van rede en logica te treden, is het ook voor de lezer een hele schok om opeens met de gevolgen daarvan geconfronteerd te worden. Als je dit als lezer niet accepteert zul je de laatste honderdvijftig pagina’s in een dichte mist verkeren. De werkelijkheid van de rede en de logica is verlaten en Margot heeft de werkelijke werkelijkheid betreden. Een werkelijkheid die tot dan altijd achter een grote, hoge muur verborgen heeft gelegen. Een werkelijkheid waarin:
Simpel
En zo simpel is het: als je je verbeelding niet het werk laat doen, dan is Sint-Juttemis een onbegrijpelijk boek. Maar als je dat wel doet, als je bereid bent grenzen te overschrijden, dan heb je aan Sint-Juttemis een geweldige geestelijke uitdaging. En dan is alles mogelijk, zelfs het onwaarschijnlijke einde. Een einde dat nooit voor mogelijk werd geacht. Maar nooit bestaat niet in de wereld van Margot en Christophe. Alleen maar onbegrensde mogelijkheden.
Prijs: 22,50
Bladzijden: 448
ISBN: 90 5018 633 5
Misschien ook iets voor u
Versiertips voor sukkels
.
~
Het verhaal is eenvoudig. Alex ‘Hitch’ Hitchens is een ‘date-doctor’ in New York. Hij werkt anoniem, is niet te vinden in de Gele Gids en is succesvol. Hitch, een rol van Will Smith, koppelt mensen. Hij is de ideale consulent op het liefdespad, geeft alleen maar adviezen die werken en bezorgt elke man de liefde van zijn leven. Bij het koppelen van twee mensen, blijken er geen onmogelijke duo’s te zijn. Hitch is, kortom, “the cure for the common man.” Tot Hitch zelf wordt verblind door de liefde, tot over zijn oren verliefd raakt, vlinders in zijn buik voelt, hakkelend een afspraakje wil maken en dus een consulent, een ‘date-doctor’ zou kunnen gebruiken. En natuurlijk verlopen zijn eigen de afspraakjes niet vlekkeloos. Of echte liefde een deukje kan hebben? De toeschouwer krijgt na 115 minuten het antwoord.
De eerste kus
~
Dodelijk
Als onze hoofdpersoon de roddeljournaliste Sara Melas (Eva Mendes) tegenkomt, geloven ze beiden niet in de liefde. Hitch past al zijn wetten en adviezen toe op zijn ontmoetingen met Sara, maar ze blijken niet te werken. En dat zou in het echte leven alleen maar logisch zijn. Er springt geen enkele vonk de bioscoopzaal in bij de scènes tussen Smith en Mendes. Voor de film is dit dodelijk. Waar een door Hitch bewerkstelligde relatie tussen een buikende boekhouder en een zeer rijke jongedame geloofwaardig wordt, sprankelen, spetteren en knetteren de gevoelens tussen Hitch en Sara nergens. Het is duidelijk dat deze twee mensen niets met elkaar zouden moeten hebben.
Piloot
Zoals gezegd zit de carrière van Will Smith wat in het slop. Met Hitch zal Smith er niet in slagen aan geloofwaardigheid te winnen. Hij acteert charme op de automatische piloot en vooral in scènes met Eva Mendes is er geen enkele chemie. Hitch is een film die vooral gemaakt is voor Will Smith. Hij krijgt de ruimte, het tegenspel en de mogelijkheden om iets van de relatieconsulent Alex ‘Hitch’ Hitchens te maken. Will Smith faalt hopeloos in die opdracht.
Hitch
Regie: Andy TennantJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Rauwe broederliefde
Patrice Chéreau, die met zijn vorige films (onder andere Intimacy en La Reine Margot) door heel Europa heen al de nodige prijzen heeft binnengehaald, staat bekend om zijn intieme en aangrijpende films die over weinig gaan maar zoveel weten te vertellen. Son Frère vormt hierop geen uitzondering: Chéreau volgt bekende wegen, ongetwijfeld tot groot genoegen van de liefhebbers van zijn eerdere werk.
~
Wanneer Thomas te horen krijgt dat hij ernstig ziek is en misschien nog maar enkele maanden te leven heeft, wil hij de relatie met zijn broer Luc nieuw leven in blazen. In losse, niet chronologische episodes zien we het laatste half jaar van het leven van Thomas, vanaf het moment dat hij bij Luc aanklopt om hem te zeggen dat hij waarschijnlijk stervende is. Samen ondergaan ze de lijdensweg, van ziekenhuizen, onderzoeken, teleurstellingen en aftakeling tot het moment dat Thomas de strijd heeft opgegeven en in een vredig dorpje in Bretagne zijn laatste dagen slijt.
Horten en stoten
~
Schaamhaar
De film valt verder op door de onverbloemd in beeld gebrachte lichamelijke aftakeling die Thomas ondergaat. Bruno Todeschini, die de rol van Thomas speelt, is voor Son Frère 12 kilo afgevallen en dat is te zien. Maar dat is niet de enige lichamelijke marteling die hij moet ondergaan. Naast de uitgemergelde staat waarin zijn lichaam verkeert, zie je in een minutenlange scène hoe hij voor een operatie van haast al zijn lichaamshaar ontdaan wordt (een subtiele verwijzing naar het bijbelse Jakob-en-Ezau-verhaal). Zelfs zijn schaamhaar moet het ontgelden. Hij voelt zich zwak, vernederd en minderwaardig, hij is geen echte man meer. Blijkbaar denkt zijn vriendin er ook zo over: alsof Thomas nog niet diep genoeg in de put zit, verlaat ze hem.
Aandoenlijk
Maar Son Frère is geen ziekenhuisfilm over een slepend ziekbed. Het is een typische Franse karakterfilm waarin veel gepraat wordt. De twee broers en hun relatie vormen de spil van het verhaal. Chéreau is er in geslaagd om de twee broers ongelooflijk menselijk en realistisch neer te zetten. Naast lichamelijk angstaanjagend zet Todeschini een prachtige kloothommelige egoïstische Thomas neer. Maar ook Eric Caravaca (bekend van C’est quoi la vie) verdient alle lof. Zijn aandoenlijke, warme, maar mentaal gekwetste Luc is het eigenlijke hoofdpersonage van de film.
Zilveren Beer
Helaas moet de film het helemaal hebben van deze twee acteurs, voor de rest is de film vrij saai. Het verhaal is niet bijzonder, de overige acteurs zijn niet onderscheidend en filmisch is er ook niet veel te genieten. Dat Chéreau een Zilveren Beer voor beste regie uit Berlijn mee mocht nemen, is te veel eer. Son Frère is gewoon geen onderscheidende film. De liefhebber van De Franse Praatfilm komt echter ruimschoots aan zijn of haar trekken met deze film over verlangen, imperfectie en opoffering. Maar dit valt vooral de heren acteurs toe te dichten.
Son Frère
Regie: Patrice ChéreauJaar: 2024
Distributeur: De Filmfreak
Misschien ook iets voor u
Het blijft een boekenweekgeschenk
De meeste boekenweekgeschenken zijn leuk voor de heb, soms ook nog best goed, maar niet meer dan dat. Echte literaire meesterwerkjes zitten er niet zo veel tussen. Misschien komt dat doordat veel boekenweekgeschenkenschrijvers romanciers zijn en doorgaans geen korte verhalen schrijven. Jan Wolkers, de uitverkoren auteur van dit jaar, heeft echter wel een verleden vol korte verhalen. Binnen 92 bladzijden vertelt hij een verhaal met kop en staart en ook nog een gedegen middenstuk.
De ik-verteller van Zomerhitte is een fotograaf die op een waddeneiland reportages maakt. Als hij in de duinen door zijn telelens ligt te koekeloeren, vangt zijn zoeker plotseling een naakte, jonge vrouw: Kathleen. Al gauw blijkt dat Kathleen als barmeisje met veel mannen omgaat. Zo is er een oude man die haar na haar werk naar huis brengt, een ex-chauffeur die behoorlijk van haar gecharmeerd is, een gladde lijfwacht en natuurlijk de fotograaf zelf. De fotograaf en de ex-chauffeur, Job Frederici, maken kennis met elkaar en ontdekken samen dat Kathleen niet de zuivere madonna is die ze lijkt. Wat moet zij met die oude kerel en die gladde lijfwacht?
Liebfraumilch
~
Twee kanten
Op het eerste gezicht is Zomerhitte misschien een oppervlakkig misdaadverhaaltje. De fotograaf ontdekt het een en ander over Kathleen en dat leidt tot on-Nederlandse taferelen op het waddeneiland. Op de laatste bladzijde is het verhaaltje uit, alles lijkt opgelost en de overlevenden leven rustig verder, maar schijn bedriegt. Juist de details, de ietwat zonderlinge voorvallen die Wolkers aan zijn verhaal toevoegt, maken van Zomerhitte meer dan een tussendoortje. Weliswaar kun je het boekje na de laatste zin met een gerust hart dichtslaan, sommige dingen, en dan vooral de kleine scènes of haast terloopse opmerkingen, blijven hangen en roepen achteraf nog de nodige vragen op.
Zo is Zomerhitte een perfect boek om de rest van het oeuvre van Wolkers te verkennen, voorzover je nog niks van de eminence blanche hebt gelezen: een lekker boekje voor een zomermiddag aan het Texelse strand, maar ook voor de avond erna wanneer je de slaap niet kunt vatten. Denk echter niet dat je met piekeren over de details de hele nacht kunt doorbrengen: Zomerhitte blijft misschien wat langer hangen, maar het blijft toch een boekenweekgeschenk.
Prijs: gratis bij € 11,50 aan boeken
Bladzijden: 92
ISBN: 90 5965 012 3
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Wolkers
/ 0 Reactiesdoor: Eveline Bijlsma / beeld: Steye Raviez 0 Sterren.
~
Een gereformeerd milieu en een gipsen torso
Wolkers wordt op 26 oktober 1925 geboren in Oegstgeest in een streng gereformeerd gezin. Zijn dominante vader leest hem driemaaldaags voor uit de bijbel, maar hij wint de ziel van zijn zoon er niet mee. Wolkers begint zich af te zetten tegen zijn gereformeerde milieu. Zijn oudere broer, die hierin zijn voorbeeld is, overlijdt tijdens de Tweede Wereldoorlog aan difterie. In deze periode valt Wolkers ook van zijn geloof. De broer als tegenspeler van de calvinistische vader en satires op het geloof zijn veelvuldig terug te vinden in de boeken van Wolkers.
In de jaren voor de oorlog ging het niet al te best met de kruidenierswinkel van zijn vader. De jonge Wolkers zwierf rond en nam allerhande baantjes aan. Tegen het einde van de oorlog belandt hij op de Leidse schildersacademie. Hij ontdekt daar het gipsen torso van een jonge Griekse godin, waar hij zijn lusten op botviert. Zij is echter niet tegen Wolkers’ heftige omhelzingen bestand en valt op een dag in stukken uiteen, waarop Wolkers van de academie getrapt wordt. Vervolgens studeert Wolkers bij de schilder Kokoschka in Salzburg en krijgt hij in 1957 van de Franse regering een beurs om bij Zadkine aan de Académie de la Grande Chaumière te Parijs zijn studie te voltooien. Daar begint hij zijn eerste verhalen te schrijven, die hij in 1961 publiceert onder de titel Serpentina’s Petticoat.
Wolkers’ krijgt vele reacties op deze verhalenbundel. Lezers sturen hem exemplaren van het boek, besmeurd met menselijke uitwerpselen maar ook bedolven onder lipstick-kusjes. Wolkers voelt zich aangemoedigd en bleef schrijven.
Penetratie, precisie en principes
~
Op allerlei gebieden in het werk van Wolkers is de invloed van de bijbel terug te vinden. Het ‘memento mori’ dat zijn vader er instampte maakte Wolkers geen vroom, braaf jongetje, maar wekte zijn interesse naar vergankelijkheid en seksualiteit. Die vergankelijkheid wil hij nog wel eens op lugubere wijze uitbeelden, zoals de fotoserie van het dode molletje. Ook het tegenovergestelde van het ‘memento mori’, conceptie en het ontkiemen van nieuw leven is een belangrijk thema in zijn werk. Wolkers zei ooit in een interview: “Elke zaadcel bevat bij de conceptie reeds een klein doodshoofdje”. Wolkers schuwt er vervolgens niet voor de weg van die zaadcelletjes onomwonden te beschrijven. Op drie januari: “Voor ik ga douchen trek ik me even af en neuk later nog met Karina”.
Wolkers zegt waar het op staat, en ook dat directe en gevatte vind je terug in de bijbel. “Als er in de bijbel sprake is van een appel, dan wordt die aan iemand gegeven. Alles wat in de bijbel staat heeft een functie”, aldus Wolkers. Zo is het ook in zijn werk. Hij geeft geen overbodige details en heeft het verloop van zijn verhaal goed uitgedacht. Zoals Tsjechov het zegt: “Als er aan het einde van het toneelstuk een schot valt, moet er aan het begin een geweer te zien geweest zijn”. Ondanks dat Wolkers’ zinnen kort en direct zijn, bevatten ze vaak de mooiste metaforen. “Die vuile trut heeft (…) een soort interview gebakken dat een platgereden aardworm uit het graf zou doen herrijzen als ze het abusievelijk bij zijn literaire nalatenschap stopten”.
In het jaar 1974 gaat het Wolkers goed. Hij haalt de lekkerste flesjes chablis en champagne voor zijn bezoek. En dan die heerlijke, exquise hapjes! Wolkers geniet van het leven, maar toont zich een geëngageerd man. Hij had nog steeds geen rekening ontvangen van de 5000 gulden die hij aan het Strijdfonds Chili overgemaakt had.
~
Zijn principes gooit Wolkers niet zomaar aan de kant. In 1963 ontvangt hij zijn eerste literatuurprijs, die van de stad Amsterdam, voor Serpentina’s Petticoat. In 1966 retourneert hij het geld. Hij is het niet eens met het sadistisch optreden van de Amsterdamse politie tegen de provo’s. Later in zijn carrière weigert hij de Constantijn-Huygensprijs en de P.C. Hooftprijs. Volgens Wolkers zijn literaire prijzen in Nederland een farce. Vriendjespolitiek!
En toen was het goed
De man, zijn werk en de thematiek passen bij elkaar. ‘Dit klopt’, denk je, wanneer je Wolkers’dagboek met zijn oeuvre in je achterhoofd leest. Met dezelfde precisie waarmee hij zijn bollen plant, schrijft hij zijn boeken en giet hij zijn engagement in prachtige beelden. Achter die norse kop en wilde krullenbos zit een talentvol, bevlogen man, met een innemend karakter.
Misschien ook iets voor u