Theater / Voorstelling

Intrigerend fotoboek zonder duidelijk verhaal

recensie: Lapidarium (Theatergroep Carver)

Op weg naar het theater denk ik aan de woordenboekvertaling van het woord Lapidarium: boek over eigenschappen en krachten van edelstenen. Wat voor draai zou toneelgroep Carver hier in godsnaam aan gegeven hebben? Carver staat bekend om een creatieve werkwijze en het verbaasd me niets als er een hele aparte wending wordt gegeven aan de inhoud van hun voorstelling Lapidarium.

~

De voorstelling blijkt vooral uit flarden en fragmenten te bestaan. Verleden en heden worden aangestipt en besproken door vier personen, van wie het niet helemaal duidelijk is hoe de verhoudingen liggen. Duidelijk is dat ze elkaar wel kennen. Alle vier (gespeeld door Beppie Melissen, Joke Tjalsma, Helmert Woudenberg en Jim van der Woude) vertellen hun eigen verhaal of proberen iets duidelijk te maken.

Ouderwetse accenten

Lapidarium begint alsof je een prachtig oud fotoboek hebt open geslagen. Het decor, de acteurs, de kleding hebben precies de juiste ouderwetse accenten en weten je nieuwsgierigheid direct te prikkelen. Wat is hier aan de hand? Wie zijn die mensen? Welke verhalen dragen ze met zich mee? Je hunkert naar meer uitleg, je wilt weten wat er in de mensen omgaat, waarom ze doen zoals ze doen en wie ze zijn. Maar een bevredigend antwoord krijg je niet.

Edelstenen en eigenschap

~

Je krijgt interessante monologen en soms saaie gesprekken voorgeschoteld, die nergens toe leiden. Lapidarium kent zeker zwakke en sterke momenten. Het zijn vooral de goede toneelspelers die het leuk en intrigerend weten te maken met hun manier van acteren. Maar om nog even terug te grijpen op het woordenboek; elk bijzonder personage (edelstenen) laat in deze voorstelling (boek) een deel van zichzelf zien (eigenschap). Alleen blijft dat wel erg aan de oppervlakte. Hoe krachtig of zwak hij is blijkt uit wat hij het publiek toont. Toch krijg je je vinger er niet helemaal achter. Vooral Van der Woude is een raadselachtige verschijning. Hij is de ‘clown’ van het stel, hij snuffelt en ligt te slapen in een stoel met een vinger in een wijnfles. Zijn mimiek is wonderbaarlijk, maar wat hij precies wil vertellen is totaal onduidelijk.

Inhoud

En dat is zo jammer van Carver; deze groep weet iets heel moois neer te zetten, waar duidelijk over na is gedacht. In deze voorstelling valt bijvoorbeeld steeds de goed gekozen posities op het toneel en het gebruik van het decor op, maar aan de inhoud van de voorstelling valt nog zoveel te sleutelen. Het eindresultaat is ook hier, net als eerder bij de voorstelling Zuur, zo vaag dat je er niet veel mee kan. Je hebt je geamuseerd, maar dat is het dan.

Duidelijkere keuzes

~

Carver laat in deze wonderlijke voorstelling weer teveel aan de verbeelding over. Soms is dat fijn en dat houdt een voorstelling ook spannend, maar het zou prettig zijn als deze theatergroep het lef zou hebben om duidelijkere keuzes te maken, zodat ze niet alleen door de rasechte Carverfans begrepen en bejubeld worden. Deze voorstelling voelt in ieder geval aan alsof je stiekem hebt gesnuffeld in een fotoboek van je grootouders. Je hebt genoten van de plaatjes, maar het verhaal erachter is je niet duidelijk geworden.

Lapidarium is nog tot en met 4 september 2005 in de theaters te zien.

Muziek / Album

Het klinkt als, maar toch heel fijn.

recensie: Hollywood Porn Stars - Year of the Tiger

De Belgische lucht die halverwege de jaren ’90 werd gevuld met champagne en artisticiteit, behoort al lang tot de vervlogen tijden. Het enige wat over is gebleven zijn de incidenteel opborrelende, en dan ook behoorlijk bruisende snoepjes met de smaak van het verleden. Zo deed Mintzkov Luna in het vorige jaar plots stof opwaaien en onlangs deden The Love Substitutes een goede poging die jammerlijk nog niet verder kwam dan de marge. Nu is het de beurt aan Hollywood Porn Stars om het vuur van de Belgenpop weer wat op te laten laaien. En ondanks de vervelende naam, doen ze het verrassend goed. Met Year of the Tiger leveren ze namelijk twaalf onvervalste rocksongs af, die stuk voor stuk een sterke houdbaarheidsfactor kennen. Wie dacht dat de Belgen aan hun vervlogen succes ten onder zijn gegaan heeft het mis.

~

Anders dan het gebruikelijke patroon, komen de heren van Hollywood Porn Stars uit het zuiden van België, ofwel Wallonië. Daarvoor was de enige noemenswaardige Waalse band in Sharko te herkennen, nu hebben de Hollywood Porn Stars dat aantal met 100% laten toenemen. Toch klinken de Hollywood Porn Stars als hun Vlaamse tegenhangers. Het gevoel voor rock in combinatie met melodie moeten de Walen geërfd hebben van Metal Molly, maar vooral de link naar Evil Superstars, Millionaire en Zita Swoon (ten tijde van Moondog Jr.) is behoorlijk snel gelegd. Zelfs het knip- en plakwerk in de binnenkant van de hoes kent overeenkomsten met het artwork van Millionaire’s Outside the Simian Flock.

James Brown

Het eclectische Actarus trekt meteen de kar en deze blijft, met hier en daar een tempoverschilletje, tot aan Marylin rollen. De toon van Mauro Pawlowski en de geest van de Mercy-beat waard rond in het nummer Fonzie en het is net zo cool als de persoon waaraan wordt gerefereerd. Het enige jammer is dat ze awesome, cool en good bijna in een adem uitspreken met die man van thehardest losse handjes in showbizz: James Brown. De als Evil Superstars klinkende en pompende bas in Hollybolly wordt gecombineerd met een Snow Patrol-achtige sound, die ook in de volgende nummers wordt doorgezet waardoor het allemaal goed in het gehoor komt te liggen. Mede door die onvermoeibare energie die de laatste plaat van Voicst ook zo geweldig maakte.

Porn Stars feat. Stef

Bij Mintzkov Luna werd wel eens gezegd dat Tom Barman daar de zang voor zijn rekening had genomen, bij het voor bezinning zorgende Starwest klinkt het alsof Stef Kamil Carlens zijn kunsten heeft geleend aan Hollywood Porn Stars. Om nog een stapje verder te gaan, zou je kunnen beweren dat het fijn dansbare Love Idol perfect op een Zita Swoon-album had kunnen staan. Hoewel de Hollywood Porn Stars als in een flipperkast rondbotsen tegen allerlei vergelijkingen, blijft Year of the Tiger een plaat die zoals gezegd meerdere keren kan worden opgezet. Die dekselse Belgen flikken het toch maar weer.

Muziek / Album

Een heerlijk tussendoortje

recensie: Karate - In the Fishtank 12

.

~

Oorspronkelijk stond de opnamesessie gepland voor eind 2003, maar op de dag dat het allemaal moest gebeuren, bleek voorman Geoff Farina plots te ziek. Ongeveer een jaar na dato is het dan toch zover. Karate heeft gekozen voor covers die stuk voor stuk een kritisch geluid laten horen waar het Amerika betreft. Ongetwijfeld ingegeven door het huidige politieke klimaat aldaar. Het schijfje bevat de Billy Holiday-classic Strange Fruit, Bob Dylan’s Tears of Rage, Mark Hollis’ A New Jerusalem en vier Minutemen covers. Het moet gezegd, op de één of andere manier kan Karate er uitstekend mee uit de voeten (al lijkt A New Jerusalem in goede bedoelingen te blijven steken). Vooral Strange Fruit zit als gegoten. Toch is het album een stuk minder jazzy dan ik vooraf had vermoed. Blijkbaar voelde de band in de E-Sound studio’s in Weesp meer voor het strakke keurslijf. Daarmee staat dit tussendoortje dichter bij Karate’s vroege werk, dat toch iets meer rock georiënteerd is.

Intiem

Uw recensent heeft Karate een aantal jaar geleden eens live mogen aanschouwen in Groningen’s trots VERA-Club for the International Pop Underground. Het was vlak na het verschijnen van het indrukwekkende The bed is in The Ocean (1998) die ik op aandringen van een aantal toenmalige collegae toch maar meende te moeten aanschaffen. Een prachtplaat was het, het geld dubbel en dwars waard. De verwachtingen voor het optreden waren hoog gespannen. Gelukkig stelden Farina en zijn mannen niet teleur (ondanks het gebrek aan charisma- L); de soulvolle stem van zanger/gitarist Farina, de jazzy drums van Gavin McCarthy, de walking bass van Jeff Goddard, alles viel op zijn plaats, al bleek eens te meer dat dit soort muziek vooral gedijd in een intieme omgeving. Een festivalband zal het nooit worden. Niet dat dat erg is, laat ze maar lekker underground blijven. Wat ook opviel was dat ondanks dat Karate technisch veel in haar mars heeft, ze de structuur graag simpel houdt. Farina:

“If I’m going to play something simple, it’s because I choose to play it, not because it’s the only thing that I’m capable of doing.”

Daarmee is geen woord te veel gezegd.

Groten van het genre

Wellicht was een samenwerking spannender geweest, maar al met al hebben we hier te maken met een lekker tussendoortje van een der groten van het genre. Tevens een mooie sparringpartner voor het eveneens onlangs verschenen nieuwe Karate album Pockets. De liefhebber kan ze beide blindelings aanschaffen.

Theater / Voorstelling

Broers leven eenzaam in verschillende universums

recensie: Nationale Toneel - Elementaire Deeltjes

.

~

Met zijn Elementaire deeltjes verwijst Houellebecq naar een gedachtenexperiment uit de jaren dertig, dat samenhangt met de quantumtheorie van Einstein. De gedachte: als twee direct samenhangende deeltjes van elkaar worden gescheiden en kilometers van elkaar verwijderd raken, houden ze desondanks een soort telepathisch contact met elkaar. Zoals tweelingen verbonden schijnen te blijven, zelfs als ze in verschillende werelddelen gaan wonen. Voor de halfbroers in het toneelstuk Elementaire deeltjes gaat dat niet helemaal op. Als kinderen van dezelfde moeder maar van verschillende vaders, groeien ze niet alleen ver van elkaar op, maar vormen ze ook elkaars tegenpolen.

Ratio en emotie

Michel (Bob Schwarze) staat symbool voor de ratio. Emotioneel wordt hij zelfs niet als hij verliefd is en zijn geliefde aan zich moet zien te binden. Uit Michels koker komen hoogbevlogen wetenschappelijke gedachten over relativiteit en genetica. Voor de niet-natuurkundig aangelegde toeschouwer: gewoon over je heen laten gaan en je concentreren op de relaties tussen de mensen. Bruno (Pieter van der Sman) symboliseert de emotie. Voor Houellebecq betekent emotioneel-zijn voor een man blijkbaar dat hij vooral zijn pik achterna loopt, Bruno is feitelijk alleen maar in seks geinteresseerd. Daarmee zijn ze allebei gemankeerde persoonlijkheden, het evenwicht tussen gevoel en verstand ontbreekt volledig.

Late liefde

Door hun verhalen heen wandelen een aantal vrouwen, die tegelijkertijd dienen als observator en commentator van de twee mannen. De bot-egoistische moeder ( Nelleke Zitman), Michels verlegen vriendin Annabelle (Gonny Gaakeer) en Bruno’s late liefde Christiane (een cynisch- humoristische Harriët Stroet). Annabelle kan haar verstandelijke Michel emotioneel niet bereiken. Christiane spreekt net als Bruno voornamelijk de taal van de seks, maar haar is geen lang leven beschoren.

Neergang

~

Dat deze voorstelling ondanks het natuurkundige getheoretiseer heel sterk is, komt mede door de muziek en de dominante vormgeving. Musicus Harry de Wit bouwt op de speelvloer een geluidsdecor met alles van een heavy ritmebox tot ijle klankschaaltjes. Maar bepalend zijn vooral de camera’s. Die kruipen op de huid van de acteurs en bieden zowel spelers als publiek geen ontsnapping aan een gedetailleerde registratie van al wat er gebeurt. Regisseur Johan Doesburg gaat ongeveer over lijken, hij perst het onderste uit zijn acteurs. Halfnaakt en vaak onflatteus worden ze levensgroot op schermen geprojecteerd. Kwetsbaar en onontkoombaar wordt hun onvermijdelijke neergang in beeld gebracht.

Op schoot

Gek toch, dat het Nationale Toneel alsmaar het imago houdt van een brave Haagse toneelclub die bezadigde stukken brengt ten behoeve van een keurig en hoogbejaard publiek. Want ze bewijzen nu twee keer achter elkaar dat ze juist heel confronterende, actuele voorstellingen maken, die als een mokerslag aankomen in het hart van de toeschouwer. Eerst de sterke, spirituele De Meiden, geregisseerd door Franz Marijnen, waarin drie vrouwen met hun ellende bij de toeschouwer op schoot kruipen. En nu een enerverende en confronterende Elementaire deeltjes. Geen gezellige en comfortabele voorstellingen, maar een avondje graven in de duistere krochten van de menselijke ziel.

Elementaire deeltjes, te zien tot en met 21 mei 2005.

Muziek / Album

Troubadours van het Ierse levenslied

recensie: The Pogues - The Ultimate Collection / Live at the Brixton Acadamy

.

~

Direct vanaf het begin van de jaren 80, toen de groep naam begon te maken onder de naam Pogue Ma Hone (kus m’n reet!), ontwikkelden The Pogues een hele eigen stijl. Traditionele Ierse muziek met punkinvloeden. Anarchistisch, romantisch en chaotisch. Tegen het einde van de jaren 80 was hun succes ongekend. Ze scoorden monsterhits als Streams of Whiskey, The Irish Rover en If I Should Fall From Grace With God en hun cd’s verkochten als een trein. Dit succes was niet in de minste mate toe te schrijven aan de legendarische live-optredens waarbij ‘feest’ het sleutelwoord was. Maar ook schreven ze prachtige ballads waaronder A Pair of Brown Eyes en Fairytale of New York, het mooiste kerstliedje allertijden.

Shane MacGowan

De muziek van The Pogues is doorspekt met verschillende muzikale invloeden: Grieks (Hell’s Ditch), Zuid-Amerikaans (Fiësta) en zelfs country (Dirty Old Town) passeren de revue, maar de nummers blijven altijd onmiskenbaar Iers. Al deze nummers en de al genoemde hits staan uiteraard op The Ultimate Collection. Rond 1990 verschoof de traditionele Ierse muziek, tot groot ongenoegen van frontman en zanger Shane MacGowan, naar de achtergrond. Toen de groep in 1991 uit elkaar viel, droeg MacGowan dit aan als reden voor de breuk. De overige bandleden weten het aan de het gedrag van de blikvanger die zeker in de top tien staat van mensen met de meest destructieve levensstijl allertijden. Onder invloed van heroïne en een hoeveelheid alcohol waarmee de Ierse zee met gemak mee gevuld kan worden, vielen de live-shows regelmatig in het water (of bier, of whiskey). Zijn haast tandenloze mond bracht alleen maar vals gebrabbel voort. Als hij de tekst tenminste kende, en als hij überhaupt op kwam dagen…

Reünie

The Pogues gingen door zonder Shane MacGowan, die in The Popes een nieuwe begeleidingsband vond. Zowel het niveau als de populariteit van beide groepen viel erg tegen en langzamerhand bloedde een legende dood. Vier jaar geleden kwamen ze met kerst weer bij elkaar voor een reeks reünieconcerten waarvan een selectie van de toen gespeelde nummers op de tweede cd is te vinden. Naast veel van de grote hits staan er ook zes nummers op die niet op The Ultimate Collection staan. Dit liveconcert klinkt verrassend goed en zelfs de zang is te pruimen. Op enkele ballads na zingt MacGowan verrassend zuiver.

Een halve liter Murphy’s

Ondanks het feit dat de band al zo’n 15 jaar uit elkaar is, zijn The Pogues nog mateloos populair; niet alleen in Ierse ouwelullen-pubs, maar ook bij de punkjeugd. Door het succes van bands als Dropkick Murphys en Flogging Molly, die feitelijk niets meer zijn dan The Pogues met distortion, worden The Pogues door de jonge punkertjes herontdekt. Deze dubbelaar is dus niet alleen voor oude mannen bij wie een overmatige alcoholconsumptie dagelijkse routine is, maar ook voor hun pinkpopzonen en lowlandsdochters. Een fles Glenfiddich (voor pa) of een halve liter Murphy’s (voor hun nazaten) verhogen de toch al enorme pret die het luisteren van deze collectie met zich mee brengt.

Theater / Voorstelling

Zweetvoeten stampen het leven vrolijkheid in

recensie: Gumboots

Een voor een komen de dansers voor op het podium staan. Ze maken ieder een ander geluid, en met elkaar klinken ze als een ouderwetse stoomtrein. Dan ‘stappen’ ze stuk voor stuk ‘uit de trein’: de nieuwe mijnwerkers zijn aangekomen bij de mijnschacht. Hen staat een zwaar lot te wachten. Een zwarte in Zuid-Afrika was al niks waard, maar een zwarte mijnwerker was wel het laagste van het laagste.

~

De mijnwerkers in negentiende-eeuws Zuid-Afrika liggen ten grondslag aan Gumboots, een zang- en dansvoorstelling waarnaar je op twee manieren kunt kijken. Als gezellig vermaak van een stelletje stampende negers. En als een in vrolijkheid verpakte aanklacht tegen de mensonterende omstandigheden waaronder die mijnwerkers moesten leven.

IJzersterk

De afgelopen tien jaar duiken in het theatercircuit in binnen- en buitenland groepen op die allemaal min of meer vanuit hetzelfde principe werken: ze gebruiken alles -van hun borstkas en hun schoenzolen tot decorstukken- om er ritmes en muziek uit te timmeren. Bekende voorbeelden: Stomp, Tapdogs en Mayumana. Groepen die met gelikte shows de wereld rondreizen, en zo een avondje pretentieloos vermaak bieden. In die sfeer hoort ook Gumboots, sinds 1999 op reis. Toch overstijgt Gumboots het niveau van alleen maar gezellig, en wel om twee redenen. Hun muziek is ijzersterk, en de grondslag voor hun voorstelling is een bitter historisch gegeven.

Rottende voeten

~

Zuid-Afrika staat bekend om zijn begerenswaardige grondstoffen, zoals diamant, goud en koper. Om die op de diepen, gebruikten de blanken uiteraard zwarten. Hoe dat ging, leggen de mannen van Gumboots in korte flardjes Engelse tekst uit. Door heimwee verteerd, moesten de mijnwerkers honderden kilometers van hun familie verwijderd werken in duistere tunnels die langzaam volsijpelden met water. Dat water werd niet weggepompt: veel te duur! In plaats daarvan kregen de aan kettingen vastliggende mijnwerkers goedkope rubber laarzen aan, waarin de wonden aan hun voeten rotten. Bovendien mochten ze tijdens het werk niet praten. Daarom ontwikkelden ze een ‘stamp’-taal, een soort morsecode, waarbij ze door met hun rubber laarzen te stampen communiceerden. De twaalf mannen van Gumboots vertellen met liedjes en dansen het verhaal van deze mijnwerkers. De mannen tapdansen, en drummen door met hun handen op de schachten van de laarzen te slaan. Sterk is het beeld van de mijnwerker in de schaars verlichte schacht die spetterend in het water danst.

Volksdansen

Het praten met laarzen is in Zuid-Afrika eind negentiende eeuw verwaterd van een serieus communicatiemiddel tot een soort volksdansen op straat. Uit die streetdance-traditie komt Gumboots voort. Voor wie houdt van de African Beat, is dit smullen geblazen. Het meerstemmige gezang, begeleid door drums en nu en dan keyboard, doet denken aan King Sunny Ade en Ladysmith Black Mambazo. Daarmee is het behalve een dansvoorstelling een meeslepende muziekvoorstelling. Een minpuntje is de wat kinderachtige humor: de dansers zoeken zogenaamd elk een vrouw in het publiek om tegenaan te geilen. Tongen rollen over de lippen, dansjes ontaarden in neukbewegingen. Flauw, nep en overdreven.

Serieuze boodschap

Aan de reacties van het publiek te horen, kun je Gumboots op verschillende manieren bekijken. Als je naar de Engelse tussenteksten luistert, haal je het verhaal van de geknechte, van zonlicht en hun geliefden verstoken mijnwerkers eruit. Er blijken echter ook toeschouwers te zijn die alleen maar de dans zien en het onverstaanbare Zuid-Afrikaanse gezang horen, en dat allemaal erg oppervlakkig vinden. En dan heb je altijd nog de heel platte variant: een groepje mensen bespreekt in de pauze de lichamen van de dansers en vindt dat het allemaal wel wat strakker had gekund. Maar voor wie er oog en oor voor heeft, brengt Gumboots een serieuze boodschap in een sterke muzikale verpakking.

Gumboots is tot en met 17 april 2005 te zien in de Theaterfabriek in Amsterdam.

Muziek / Album

Plezier tijdens het speelkwartier

recensie: John Wayne Shot Me - The Purple Hearted Youth Club

.

~

Nu is er dus The Purple Hearted Youth Club, het tweede volwaardige album, nadat de band ook nog als tussendoortje een cd met covers heeft gemaakt. Het is een duidelijk vervolg op Fortan Catapult dat al flink wat jaartjes geleden uitkwam. De nieuwe cd staat net als de vorige vol met poppy liedjes afgewisseld met meer melancholieke songs die allemaal een relatief eenvoudige compositie hebben. Door het enorm Nederlandse accent van de verschillende zangers is alles nog net even lulliger. Dat is helemaal niet erg, het is een soort lulligheid die ook voorkomt bij Meindert Talma en Spinvis en die er juist voor zorgt dat het geheel heel ontwapenend is.

Alle trucjes uit de kast

John Wayne Shot Me weet in alle nummers iets bijzonders te stoppen waardoor je als je de cd meer op de achtergrond luistert je steeds even opkijkt om aandachtig te luisteren. Alle nummers zijn gevuld met lullige orgeltjes, trompetjes, gekke geluidjes, computerstemmetjes en -geluidjes (uit de Atari?) en koortjes. Hoewel The Purple Hearted Youth Club op zichzelf staand een heel interessant werkje is, galmt de echo van Fortan Catapult wel erg door. De nieuwe plaat lijkt hard te proberen vernieuwend en bijzonder te zijn, wat als je deze muziek voor het eerst hoort zeker zo is, maar als je de eerste plaat kent, is het opeens allemaal wat minder speciaal en heb je alle ’trucjes’ al een keertje gehoord.

Een sterke staart

De band is de afgelopen jaren wel wat rustiger geworden en de nummers zijn meer uitgebalanceerd en breken minder abrupt af. Behalve opener Intercontinental Machines dat zomaar wordt afgekapt, waardoor je met een gevoel blijft zitten dat je meer wilt. Gelukkig komt dat, want je hebt nog een hele cd te gaan met maar liefst 99 nummers, waarvan er overigens 80 stil zijn en steeds 4 seconden duren als aanloop voor het op de hoes al aangekondigde bonusnummer. Toppers zijn To Watch The Vultures And Think Of Komarov en Autopilot Collisions (JWSM is erg goed in het bedenken van lange songtitels), dat beide lekker “catchy”nummers zijn met een leuk orgeltje. Opvallend is dat de tweede helft van het album iets beter is dan het begin. In ieder geval is Purple Hearted Youth Club een lekker vrolijk album waar je lekker de lente mee in kan en dat een regenachtige dag goed kan opvrolijken.

Film / Films

Videotapes op een schijfje

recensie: Maart 2003

.

Pulse

(Kiyoshi Kurosawa, 2001 • Asiamania/Total Film)

~

Wat gebeurt er als het rijk der doden zo vol wordt dat er geen plaats meer is voor nieuwe overledenen? Dan moeten de doden uitwijken naar het domein van de levenden om daar hun schimmige bestaan voort te zetten, daar aangekomen treden ze via het internet in contact met hen die nog niet tot de doden behoren. Het slachtoffer wordt daarbij geconfronteerd met schimmige beelden van anderen en zichzelf. Als dood en leven elkaar in de ogen kijken dan blijft dit niet zonder gevolgen en al snel beginnen er steeds meer mensen te verdwijnen. Uit Pulse van de Japanse regisseur Kiyoshi Kurosawa (nee, niet de broer van) spreekt een ambivalente houding ten opzichte van moderne technologie. De computer die miljoenen aan zich weet te kluisteren, vervreemd de mensen van hun omgeving. In feite, zo lijkt de film te willen zeggen, behoren al die aan hun computer gekluisterde mensen allang tot het rijk der doden. Het zijn schimmen die geen werkelijk substantie meer bezitten. (Martijn Boven)

Blue Gate Crossing

(Chih-Yen Yee, 2002 • De Filmfreak)

~

De ontluikende seksualiteit brengt altijd problemen en onzekerheden met zich mee, als deze seksualiteit daarbij ook nog eens niet in overeenstemming met de heersende moraal blijkt te zijn dan is een crisis onvermijdelijk. Blue Gate Crossing van de Taiwanese regisseur Chih-Yen Yee brengt deze crisis fijnzinnig in beeld. Kerou raakt behoorlijk in de war als ze bij zichzelf bemerkt dat ze ‘bepaalde gevoelens’ koestert voor haar boezemvriendin Yuezhen. Akelig genoeg verlangt Yuezhen van Kerou dat ze in de liefde bemiddeld tussen Yuezhen en de sportieve zwemmer Shihao. Tot overmaat van ramp wordt Shihao tijdens deze pogingen op Kerou verliefd. Zo ontstaat er een mooie cirkel: Kerou houdt van Yuezhen die op haar beurt van Shihao houdt, terwijl Shihao weer van Kerou houdt. De problemen die zo ontstaan geven Kerou’s zoektocht naar haar eigen identiteit voldoende reliëf om te blijven boeien, zonder dat de film daarbij uitmondt in een gemakkelijke oplossing. (Martijn Boven)

InterMission

(John Crowley, 2003 • Paradiso)

~

InterMission is een enthousiast ontvangen Ierse film met een puike cast (een aantal acteurs uit Trainspotting, Hollywoodheld Colin Farrell, Colm Meany) en een uitgemolken uitgangspunt: het wel een wee van een groot aantal getroubleerde personages die allemaal iets met elkaar te maken hebben. Debuterend regisseur Crowley stond waarschijnlijk een combinatie voor ogen van de charmante Ierse humor van de Roddy Doyle-verfilmingen, een gewelddadige Tarantino-werkelijkheid, het wrede sarcasme van 15 Minutes en de zelfkanthumor van Trainspotting. Hij slaagt er allerminst in: Intermission heeft een paar prima scènes (vooral die met de schmierende Meany), maar het ontbeert de film aan tempo, focus (niemand de ensemble-cast krijgt een sterk karakter mee) en originaliteit. Wie bovengenoemde films, Go, de films van Guy Ritchie of een willekeurige Britse misdaadprent van de laatste tien jaar heeft gezien, zal weinig plezier beleven aan deze nutteloze toevoeging aan een versleten genre. (Paul Caspers)

Baboussia

(Lidiya Bobrova, 2003 • De Filmfreak)

~

Met het verdwijnen van het communisme zijn niet alleen de grote fabrieken en de wachtrijen voor de slager verdwenen, ook het collectieve gedachtegoed heeft het veld moeten ruimen voor het individualisme (of: egoïsme). In deze film van regisseuse Lidiya Bobrova staat de oude Baboussia symbool voor het Rusland dat zichzelf maar geen richting, geen plaats kan geven. Baboussia is een oud besje dat bij haar zieke dochter in woont. Wanneer zij naar het ziekenhuis moet, gaat Baboussia naar haar zus Anna en haar aan de wodka verslaafde zoon Victor om daar te wonen. Na een poosje echter komt Anna ten val en wordt ook zij opgenomen. Baboussia moet weer op zoek naar een nieuw thuis. Op een manier die doet denken aan Ozu’s Tokyo Story wordt Baboussia van nicht naar kleindochter naar schoonzoon gebracht maar niemand wil haar in huis. Hoewel dit erg dramatisch klinkt, is Baboussia een erg leuke film waar de arme familie in alle ellende en armoe toch veel plezier vindt en er zit erg veel humor in de film. Naast een sociaal manifest is de film ook een klaagzang op het etnische geweld in Tsjetjenië. De film is verder voorzien van prachtige traditionele Russische muziek en andere uitingen van de Russische folk-cultuur. Na Father and Son en The Return opnieuw een mooi, aangrijpend familiedrama uit Rusland. En als bonus een mooi, diepgaand interview met Bobrova. (Harrie de Vries)

The Alamo

(John Lee Hancock, 2004 • Buena Vista)

~

The Alamo is een Amerikaanse film over vaderlandslievende Amerikanen die strijden voor het mooiste stukje land op aarde (in dit geval Texas). De film balanceert dus onvermijdelijk op het randje tussen verheffend en sentimenteel. Enerzijds vertonen de makers een enthousiaste interesse voor lullige één-tweetjes en kritische opmerkingen. Anderzijds bevat de film een flink aantal oorlogsfilmclichés. Zo maakt Billy Bob Thornton van Davy Crockett een ondeugende showcowboy die door ‘de gruwelijkheden van de strijd’ verandert in een oprechte, dappere realist. Thornton vertolkt de man met verve, maar kan niet verhoeden dat de kijker een vermoeiend cliché ziet, in plaats van een interessante nieuwe kijk op een beproefd thema. (Let ook op Jason Patric in de rol van ijzervreter James Bowie! Waarom niet hij, maar die vaatdoek Hugh Jackman Wolverine speelt in de X-Men-films, is mij een raadsel.) Op de dvd staan verder nog wat dertien-in-een-dozijn-documentaires over het productieproces (“de grootste set ooit gebouwd in de Verenigde Staten!”). Redelijk interessant zijn alleen de verwijderde scènes met regisseurscommentaar. (Paul Boon)

Kids

(Larry Clark, 1995 • RCV)

~

Kids is de voorloper van Ken Park en doet dan ook erg aan de deze film denken. Het troosteloze van de skater-scene wordt wederom duidelijk uit de doeken gedaan. Clark schetst een schrijnend contrast tussen Jennie (Cloe Sevigny) die net te horen heeft gekregen dat ze bij haar ontmaagding besmet is met HIV en de skaterwereld van drugs, seks, agressie en volkomen zinloze baldadigheid. De enige jongen waarmee Jennie het bed deelde, Telly (Leo Fitzpatrick), is op hetzelfde moment bezig om opnieuw een verse maagd van 14 tegen de muur te plakken. Een inmiddels gedrogeerde Jenny gaat naar hem op zoek om een nieuwe besmetting te voorkomen. De film is in 2005 confronterend, maar moet dit tien jaar geleden helemaal geweest zijn. Allereerst worden ouders wakker geschut door het feit dat kinderen van rond de 14 zeker aan seks doen. Ook wordt in de film heel helder duidelijk hoe onderschat AIDS was. Het was een ziekte van homo’s en het was iets wat mensen werd aangepraat. Want, zo zeggen de puberende jongens: “Ken jij iemand die AIDS heeft? Ik niet”. (Joost van Hoek)

Film / Films

Onderhuidse spanning

recensie: Enduring Love

Bij de titel Enduring Love ben je onmiddellijk geneigd te denken aan een romantische komedie. Ik wel tenminste, zeker wanneer de regisseur Roger Michell is, die eerder Notting Hill maakte. Maar dat pakt dus heel anders uit. Enduring Love is gebaseerd op een behoorlijk alarmerende roman van Ian McEwan. Michell heeft daarvan een indrukwekkende psychologische thriller gemaakt, waarin het fenomeen van de stalker op wel heel navrante wijze wordt uitgewerkt.

~

Daniel Craig is Joe, een docent aan een Londense universiteit, die graag mag filosoferen over het wezen van de mens. Joe heeft niet zo’n zonnige kijk op onze soort. Mensen zijn geprogrammeerde wezens wier bestaan geen enkele reden heeft. Liefde is een illusie. Liefde is niet meer dan biologie, een mechanisme, ingeplant door de natuur, dat enkel bedoeld is om ons tot de geslachtsdaad te drijven en daarmee de soort in stand te houden. Het perspectief dat die (nogal academische) opvatting geeft op het verloop van het verhaal is slechts één van de elementen die van Enduring Love een interessante film maken. Hoezeer die zogenaamde “illusie” de mens in de greep kan houden ondervindt Joe aan den lijve door zijn ontmoeting met Jed, een eenzame man die ervan overtuigd is dat Joe zijn grote liefde, de bestemming van zijn leven is. Langzaam maar zeker wordt Joe meegezogen.

Luchtballon

Aanleiding voor deze bizarre relatie is het incident waarmee we in de ijzersterke opening van de film meteen geconfronteerd worden. Joe zit met zijn vriendin Claire (Samantha Morton) te picknicken op een grasveld bij Oxford (later blijkt dat hij van plan was geweest haar een huwelijksaanzoek te doen) wanneer plotseling een grote luchtballon naar beneden komt. In de mand zit een bang jongetje, daarbuiten hangt zijn opa aan het touw in een wanhopige poging het gevaarte te controleren. Van verschillende kanten schieten mensen toe om te helpen; ook Joe. Hoewel ze met man en macht aan de touwen hangen stijgt de ballon na een flinke windvlaag toch weer op, zodat ze allemaal los moeten laten. Op één man na, die een paar honderd meter verder naar beneden valt en op slag dood is.

Onontkoombaar

~

Idyllisch groen, een blauwe lucht, fluitende vogels, en dan komt de dood uit de lucht gevallen en ben je er onontkomenlijk bij betrokken. Het is zo’n bekende “wat zou jij in die situatie gedaan hebben”-vraag. Het sterke van de film is dat die op onontkoombare wijze gesteld wordt. Als we met z’n allen waren blijven hangen hadden we misschien nog iets kunnen doen en was die man nu niet dood geweest. Joe kan die dwingende gedachte niet kwijtraken; zijn vrienden kunnen zijn schuldgevoel niet van hem af praten. Was hij degene die als eerste losliet? Hij kan het zich niet meer herinneren.

Ziekelijke obsessie

Het wordt er niet beter op wanneer hij een telefoontje krijgt van Jed. Jed was ook bij het ongeluk aanwezig; Joe heeft zelfs met hem gebeden om Jed een plezier te doen. Hij wil een keer met Joe praten en blijft hem daarna achtervolgen. In eerste instantie is Joe verbaasd, dan raakt hij geïrriteerd, en al gauw blijkt dat Jed lijdt aan een ziekelijke obsessie. Voor Joe.

Gordijnen

De toestand die McEwan in zijn boek beschrijft is kennelijk een bestaand fenomeen. Het syndroom van de Clerambault is genoemd naar de dokter die een vrouw behandelde die ervan overtuigd was dat de koning van Engeland, George V, verliefd op haar was. Ze stond urenlang buiten Buckingham Palace en was ervan overtuigd dat de koning met haar communiceerde door de gordijnen open en dicht te doen. Ook Jed heeft het steeds over gordijnen…

Adembenemende finale

Bij tijd en wijle is deze film niet gemakkelijk om naar te kijken. Het is schrijnend om te zien hoe Joe geleidelijk aan de controle over zijn bestaan kwijtraakt; hij en Claire beginnen van elkaar te vervreemden. Mooi is de intense wijze waarop Daniel Craig Joe speelt: de spanning waaronder hij komt te staan is altijd voelbaar. Je ziet hem stap voor stap verder wegglijden. Maar het is vooral het subtiele acteren van Rhys Ifans als Jed dat de film tot een succes maakt. Jed is een eenzame, pathetische figuur die weliswaar heel enge kantjes heeft, maar toch ook inlevingsvermogen bij de kijker oproept en altijd blijft boeien.

In een regenbui van King Lear-achtige proporties doet Joe een laatste poging de zaak alsnog tot een oplossing te brengen. Het leidt tot een spannende, finale die adembenemend gefilmd is en tenslotte leidt naar een onontkoombaar tragisch einde. Naar dat einde wordt door Michell zorgvuldig toegewerkt; er zijn nauwelijks overbodige scènes. De cinematografie ondersteunt de vertelling altijd en de personages zijn stuk voor stuk geloofwaardig. Dit is geen vrolijke film, maar wel een hele goede.

Boeken / Fictie

De psychologische kleerscheuren van een poëet

recensie: Nick Flynn - Een klotenacht in kutstad / Ether

Je moeder is dood: ze joeg een kogel door haar borst. Hoe herinner je haar? En wat te denken van je vader, die nooit een vader voor je is geweest, maar laveloos door Boston dwaalde, zijn strafblad liet uitdijen en nog altijd fantaseert over een literair debuut? Nick Flynn trachtte zijn memoires over zijn ouders te verwoorden. In zijn dichtbundel Ether en roman Een klotenacht in Kutstad, beiden tegelijkertijd in het Nederlands vertaald, raapt hij flarden van zijn gedachten bijeen.

Gewetensangst

Als je vader aan de drank is, op bankjes in het park slaapt, stennis schopt in het daklozencentrum waar je zelf al jaren werkt en liever cheques vervalste dan zich te bemoeien met je opvoeding, ben je hem dan iets verschuldigd? Deze gewetensangst hangt als een zwarte wolk over Flynns eerste roman met de ondubbelzinnige titel Een klotenacht in kutstad. Flynn schetst in krachtige taal het portret van zijn vader; een doorgaande woordenstroom over dronken worden, high zijn, smerige straten, louche zaakjes en ongelukkige liefdes.
De drank, drugs en het nomadenbestaan lijken vader en zoon te delen. Stukjes van zijn eigen hachelijke leven en dat van zijn vader vallen als een puzzel in elkaar, wanneer de laatste de opvang Pine Street Inn binnenstrompelt voor een bad en een bed.

De roman is als een klembord van herinneringen. De genoteerde gedachten stammen uit een ver en minder ver verleden. Uit zijn jeugd, toen zijn moeder nog leefde en haar talloze dates leidde tot een stoet aan surrogaatvaders. Of het moment waarop hij de eerste brief kreeg van een mistige wannabe-dichter, die zijn vader bleek te zijn.
Flynn spreekt klare taal, maar het provocerende van de titel komt nergens in zijn boek terug. Hij spreekt over zijn vader met een mengeling van liefde en genadeloosheid. De emotionele afstand maakt zijn vader bijna tot een vreemde. “Maar als het me rechtstreeks wordt gevraagd, zal ik zeggen dat hij gewoon een dronkelap is. Dat is wat me altijd is verteld: een dronkelap en een oplichter. Hij heeft niets met mij te maken.”

De stijl van een poëet

~

De heftige levensloop van Flynn lijkt voer voor het nodige opgeklopte drama, maar gelukkig houdt de familiegeschiedenis zich daar verre van. Flynn is niet de zoveelste auteur die zwelgt in (zelf)medelijden. Het verhaal is juist oprecht, de stijl recht voor zijn raap, maar verdund met gortdroge humor. De ironische ondertoon geeft de roman een wrange, doch prettige bijsmaak.
Door afwijkende zinsbouw en woordkeuze is het niet alleen de inhoud die telt. De memoire is over een groot aantal hoofdstukken uitgesmeerd, allen heel verschillend van stijl, formaat en lengte. De ene keer heeft hij aan een half woord genoeg, dan weer lijken drie bladzijdes nog ontoereikend om alle synoniemen voor dronkenschap op te sommen. Glashelder proza, een reeks van ‘dertien willekeurige feiten’ (“In 1878 zei Benjamin Disraeli: ‘Nu luistert u niet, maar op een dag zult u me horen'”) en theater wisselen elkaar af en maken het boek opvallend. Daar waar het zwerversbestaan van zijn vader tot aan het einde in ruwweg dezelfde ellende voortkabbelt, houden de enorme stijlommezwaaien het verhaal levendig. Naar het einde toe komen de vormexperimenten met kortere intervallen en begeeft hij zich op het randje van onduidelijkheid. Het is duidelijk dat een poëet zich tot proza heeft gewend.

Ether

‘Plotseling’

Als het een hartaanval was geweest, zou de krant
het woord groots hebben gebruikt,
     alsof een berg zich
     in haar had geopend, maar in plaats daarvoor
gebruikte men het woord plotseling, een licht dat aangaat

in een lege kamer (…)

Als het
terminaal zou zijn geweest, hadden we haar kunnen wiegen
terwijl ze kleiner werd, haar mond afgeveegd,

     gedag gezegd.

Met Ether werd Flynn in feite de dichter die zijn vader nooit was, vervult hij een wens die niet de zijne was. Naast enkele gedichten over het zwerversbestaan van zijn vader, leest de door Hanz Mirck vertaalde dichtbundel voornamelijk geschreven als eerbetoon aan zijn door zelfmoord omgekomen moeder. De gedichten zijn stuk voor stuk een roep naar het waarom van haar daad. Op elke bladzijde is vertwijfeling te lezen. De verklaring, die haar tot zelfmoord bewoog is even ongrijpbaar als radiogolven, het heelal, de ether. Ondanks dat de biografische feiten even aangrijpend zijn, zijn de emoties verfijnder en door de compactheid mooier dan in de roman. Eenzelfde wispelturige schrijfstijl komt in Ether beter tot zijn recht. Korte naast lange versregels, het ene gedicht telt één enkele regel, het ander is bladzijdenvullende poëzie. Telkens vallen de woorden rauw op je dak. Flynns woordkeuze bezit een geniale vindingrijkheid, die elk gedicht treffend maakt. De psychologische kleerscheuren worden even pijnlijk duidelijk, maar lijken in een voor het talent Flynn meer passende vorm gegoten.