Theater / Voorstelling

Zweetvoeten stampen het leven vrolijkheid in

recensie: Gumboots

Een voor een komen de dansers voor op het podium staan. Ze maken ieder een ander geluid, en met elkaar klinken ze als een ouderwetse stoomtrein. Dan ‘stappen’ ze stuk voor stuk ‘uit de trein’: de nieuwe mijnwerkers zijn aangekomen bij de mijnschacht. Hen staat een zwaar lot te wachten. Een zwarte in Zuid-Afrika was al niks waard, maar een zwarte mijnwerker was wel het laagste van het laagste.

~

De mijnwerkers in negentiende-eeuws Zuid-Afrika liggen ten grondslag aan Gumboots, een zang- en dansvoorstelling waarnaar je op twee manieren kunt kijken. Als gezellig vermaak van een stelletje stampende negers. En als een in vrolijkheid verpakte aanklacht tegen de mensonterende omstandigheden waaronder die mijnwerkers moesten leven.

IJzersterk

De afgelopen tien jaar duiken in het theatercircuit in binnen- en buitenland groepen op die allemaal min of meer vanuit hetzelfde principe werken: ze gebruiken alles -van hun borstkas en hun schoenzolen tot decorstukken- om er ritmes en muziek uit te timmeren. Bekende voorbeelden: Stomp, Tapdogs en Mayumana. Groepen die met gelikte shows de wereld rondreizen, en zo een avondje pretentieloos vermaak bieden. In die sfeer hoort ook Gumboots, sinds 1999 op reis. Toch overstijgt Gumboots het niveau van alleen maar gezellig, en wel om twee redenen. Hun muziek is ijzersterk, en de grondslag voor hun voorstelling is een bitter historisch gegeven.

Rottende voeten

~

Zuid-Afrika staat bekend om zijn begerenswaardige grondstoffen, zoals diamant, goud en koper. Om die op de diepen, gebruikten de blanken uiteraard zwarten. Hoe dat ging, leggen de mannen van Gumboots in korte flardjes Engelse tekst uit. Door heimwee verteerd, moesten de mijnwerkers honderden kilometers van hun familie verwijderd werken in duistere tunnels die langzaam volsijpelden met water. Dat water werd niet weggepompt: veel te duur! In plaats daarvan kregen de aan kettingen vastliggende mijnwerkers goedkope rubber laarzen aan, waarin de wonden aan hun voeten rotten. Bovendien mochten ze tijdens het werk niet praten. Daarom ontwikkelden ze een ‘stamp’-taal, een soort morsecode, waarbij ze door met hun rubber laarzen te stampen communiceerden. De twaalf mannen van Gumboots vertellen met liedjes en dansen het verhaal van deze mijnwerkers. De mannen tapdansen, en drummen door met hun handen op de schachten van de laarzen te slaan. Sterk is het beeld van de mijnwerker in de schaars verlichte schacht die spetterend in het water danst.

Volksdansen

Het praten met laarzen is in Zuid-Afrika eind negentiende eeuw verwaterd van een serieus communicatiemiddel tot een soort volksdansen op straat. Uit die streetdance-traditie komt Gumboots voort. Voor wie houdt van de African Beat, is dit smullen geblazen. Het meerstemmige gezang, begeleid door drums en nu en dan keyboard, doet denken aan King Sunny Ade en Ladysmith Black Mambazo. Daarmee is het behalve een dansvoorstelling een meeslepende muziekvoorstelling. Een minpuntje is de wat kinderachtige humor: de dansers zoeken zogenaamd elk een vrouw in het publiek om tegenaan te geilen. Tongen rollen over de lippen, dansjes ontaarden in neukbewegingen. Flauw, nep en overdreven.

Serieuze boodschap

Aan de reacties van het publiek te horen, kun je Gumboots op verschillende manieren bekijken. Als je naar de Engelse tussenteksten luistert, haal je het verhaal van de geknechte, van zonlicht en hun geliefden verstoken mijnwerkers eruit. Er blijken echter ook toeschouwers te zijn die alleen maar de dans zien en het onverstaanbare Zuid-Afrikaanse gezang horen, en dat allemaal erg oppervlakkig vinden. En dan heb je altijd nog de heel platte variant: een groepje mensen bespreekt in de pauze de lichamen van de dansers en vindt dat het allemaal wel wat strakker had gekund. Maar voor wie er oog en oor voor heeft, brengt Gumboots een serieuze boodschap in een sterke muzikale verpakking.

Gumboots is tot en met 17 april 2005 te zien in de Theaterfabriek in Amsterdam.