Julian_Barnes_Enige_verhaal_Atlas_Contact
Boeken / Fictie

Het absolutisme van de liefde

recensie: Julian Barnes - Het enige verhaal
Julian_Barnes_Enige_verhaal_Atlas_Contact

Als er iemand is die de finesses in menselijke verhoudingen weet bloot te leggen, is het Julian Barnes. En dat in prachtige literatuur, waarmee hij keer op keer zijn lezerspubliek weet te overrompelen. In Het enige verhaal neemt Barnes ons mee in de onvoorwaardelijke liefde.

Een jonge man, negentien jaar oud, wordt verliefd op een dertig jaar oudere vrouw. Plaats van handeling: een slaperig gehucht onder de rook van Londen, in de jaren zestig van de vorige eeuw. Paul verliest zichzelf op de tennisbaan in de aantrekkelijke en vrijgevochten Susan. Hij leeft nog in de invloedssfeer van zijn zorgzame ouders, zij is vastgelopen in een gangbaar huwelijk met een overheersende man en twee puberende dochters.

Tot zover de feiten. Wat volgt is een uitvoerig relaas over een volstrekt authentieke liefdesgeschiedenis. Verteld door Paul, die op hoge leeftijd terugkijkt op deze bepalende periode uit zijn jonge leven. Julian Barnes doet zich voor als een eigentijdse archeoloog: laag voor laag neemt hij de aarde weg op zoek naar de beginselen én de overblijfselen van een oprechte liefde. En daar slaagt hij goed in, zijn vondsten zijn ontdekkingen die hij verwoordt in een proza dat zowel intens is als een zekere afstandelijkheid in zich heeft.

Drie vertelvormen

De geliefden vinden moeizaam hun weg in de bekrompenheid van het Engelse dorpsleven. Ze ontwikkelen een manier van omgang die voor buitenstaanders moet lijken op een zakelijke of vriendschappelijke verhouding. Susan is doortastend maar tegelijkertijd voorzichtig. Haar hevige gevoelens voor Paul worden wat afgevlakt door de vele ballen die ze in de lucht dient te houden als echtgenote en moeder. Paul is onbezonnen romantisch, heeft een glasheldere toekomst voor ogen en is vooral bezig zich te verzetten tegen het volwassen (lees: ouderlijke) establishment.

Barnes heeft een magistrale aanpak gehanteerd. Hij laat Paul het eerste gedeelte van Het enige verhaal, als de liefde in ontwikkeling is, geheel in de ik-vorm vertellen. Alsof we in Pauls hoofd zitten en zijn hartstochtelijke gedachtestroom vanaf het eerste moment mee kunnen voelen. Alles moet wijken voor de ultieme liefde, Paul neemt met minder geen genoegen. In het tweede deel zijn de geliefden samen gaan wonen in een huurhuis in Londen en begint de verhouding een andere vorm aan te nemen. De schrijver kiest hier gaandeweg voor de tweede persoon enkelvoud en laat Paul naar zichzelf kijken in de wat meer beschouwende jij-vorm. Het tekent de afstand die in de relatie sluipt, maar verwoordt tegelijkertijd de vasthoudendheid van Paul om nog steeds met Susan de hemel te bestormen. De optredende ruis wordt weggeredeneerd in de verwachting dat alles alleen maar beter zal worden.

Lijden en redden

Het derde en laatste deel van Het enige verhaal wordt hoofdzakelijk in de derde persoon geschreven. Barnes presenteert een uitgebreid retrospectief over de teloorgang van de verhouding. Niet van de liefde, die blijft voor Paul overeind staan. Als Susan steeds verder wegdrijft in de alcohol en haar overtuiging – én haar geheugen – langzamerhand verliest, probeert hij te redden wat er te redden valt. Dat is wat hijzelf het absolutisme van de liefde noemt: ondanks alles geen verwijdering, geen afsluiting. ‘De dood is de enige vorm van afsluiting waarin ik geloof, en de wond blijft open tot dat dichtslaan van de deur.’

Opvallend is dat de schrijver geen enkele gepassioneerdheid tussen de geliefden laat zien. Er wordt wat gezoend en omhelsd, met hier en daar een vage toespeling op seks, maar geen onstuimige scènes waar de vonken van af vliegen. Dat duwt de lezer al snel in de richting van het dramatische einde dat Barnes vanaf het begin voor ogen heeft. Het lijden van de jonge Paul wordt door hem op een doortimmerde, haast wetenschappelijke manier op papier gezet. De vaste overtuiging dat deze liefde tot in eeuwigheid zal duren wordt langzaam ondermijnd door de rauwe werkelijkheid van het bestaan. En dan is het maar de vraag of de terugblik van Paul werkelijk het enige verhaal is.

Boeken / Non-fictie

De waanzinnige leeservaring

recensie: Barbara Tuchman – De waanzinnige veertiende eeuw

Een non-fictiepil van meer dan 750 pagina’s die handelt over de middeleeuwen: je kunt je afvragen waarom De waanzinnige veertiende eeuw uit 1978 in godsnaam een everseller werd. Maar daar zijn verschillende argumenten voor aan te brengen.

Eind jaren 70, begin jaren 80 kende het Westen een (korte) fascinatie voor de middeleeuwen. Enerzijds kende in de wetenschap de mediëvistiek een grote bloei dankzij de nogal marxistische benadering van de periode door beroemde wetenschappers als Jacques Legoff en (vooral) Emmanuel LeRoy Ladurie, anderzijds bracht de literatuur bijna gelijktijdig drie bestsellers rond de middeleeuwen voort: Montaillou in 1975, De waanzinnige veertiende eeuw in 1978 en De naam van de roos in 1980. Die laatste werd de bekendste en meest tegenwoordige (het boek werd verfilmd en wordt momenteel tot serie herwerkt), maar ook het boek van Tuchman weerstond de tand des tijds goed – in tegenstelling tot bijvoorbeeld Herfsttij der middeleeuwen. Vooral om Barbara Tuchman heel wervend kon schrijven – ook al moest de historische waarheid zich daar soms naar buigen.

Bevooroord-eeuwd

De grootste kritiek die Tuchman (terecht) te slikken kreeg, is haar tunnelvisie die ook al uit de titel bleek: alle ontwikkelingen – zowel positief als negatief – zijn zorgvuldig geselecteerd om te kunnen bewijzen dat de veertiende eeuw écht waanzinnig was: de Zwarte Dood, de 100-jarige Oorlog, de cultuurrenaissance in Italië, het ontstaan van de moderne roman … Maar die tweedeling tussen edele cultuur en agressie gaat eigenlijk voor élke eeuw (in de middeleeuwen) op. Zo zou je voor de 11e eeuw de Kruistochten en millennium-godsdienstwaanzin perfect tegenover de opkomst van de steden kunnen plaatsen.

Positief aan die selectieve aanpak is dan weer dat het de lezer toelaat zich volledig onder te dompelen in een sensationele, onbekende wereld, bijna letterlijk aan de hand van de Franse ridder Enguerrand VII van Coucy. Een aanpak die Frits van Oostrom ook hanteerde in zijn Maerlants wereld en Nobel streven, en die werkt. Omdat het aantoont dat we hier niet spreken over een exotisch non-fictiedecor, maar over een tijdsgewricht dat ‘amper’ 600 jaar van ons verwijderd is maar eigenlijk niet verder van onze 21e eeuw kon staan, behalve dat het ook bevolkt werd door mensen van vlees en bloed. Je gelooft het, met andere woorden.

Aangename kennismaking

Als kennismaking met een heel boeiend tijdsgewricht is De waanzinnige veertiende eeuw uitermate geschikt. Maar het is daarnaast een heel persoonlijke kijk geworden, dus van echte objectiviteit is geen sprake. En misschien zal ook de omvang vele hedendaagse lezers afschrikken. Maar hey, toen we 12 waren deinsden we toch ook niet terug voor de klepper die Kruistocht in spijkerbroek was?

Boeken / Fictie

Een panter op een doodlopend spoor

recensie: Patrick Modiano - Slapende herinneringen

De aantekeningen van de Franse schrijver Patrick Modiano lijken onuitputtelijke bronnen voor zijn romans. Iedere keer duiken er weer nieuwe namen, adressen en telefoonnummers op en altijd weer komt hij verloren gewaande mensen tegen, soms in de straat waar hij ze ooit ontmoette. Modiano speelt een geraffineerd spel met het geheugen, dat niet onderdoet voor zijn grote voorganger Marcel Proust.

‘Ik probeer orde aan te brengen in mijn herinneringen. Elke herinnering is een stukje van een puzzel, maar er ontbreken er heel veel, zodat de meeste niet bij elkaar passen.’

De verteller kijkt terug op een periode in zijn leven waarin hij van kamer naar kamer zwierf, na een onrustige jeugd in kindertehuizen en op kostscholen. Zijn specialiteit was weglopen, en dat bleef hij tot ver in de volwassenheid doen. Hij memoreert de talloze keren dat hij afspreekt in een gebouw met twee uitgangen, zodat hij met de opmerking ‘ik ben zo terug’ via de andere uitgang kan verdwijnen. ‘Even sigaretten halen’ staat voor een diepgeworteld patroon van wantrouwen, benauwdheid in het gezelschap van anderen en soms regelrechte angst.

‘Er zijn plekken die op het eerste gezicht geen argwaan wekken omdat ze er zo gewoon uitzien, maar waarvan je al gauw de negatieve uitstraling begint te voelen. … Het gaat om een speciale gave die vergelijkbaar is met het zesde zintuig van truffelhonden en die ook wel doet denken aan bepaalde apparaten, zoals mijndetectors.’

 

Dode man

Zijn wantrouwen, een angstige nieuwsgierigheid die hem steeds weer op onderzoek doet gaan, blijkt niet zelden gegrond. Hij wordt bedreigd in een café door iemand die hij ooit een vals telefoonnummer gaf om van hem af te zijn. Hij kan nog net ontsnappen aan deze niet-deugende broer van een vriendinnetje.

In een volgend hoofdstuk belt een andere vriendin hem om hulp. Er is een ongeluk gebeurd, zegt ze. Als hij aankomt op haar adres, dat niet haar eigen woning is, vindt hij een dode man. De vriendin geeft hem een pistool. Met een ijzige kalmte loodst hij haar het gebouw uit, groet de conciërge, schrijft zich onder zijn eigen naam in een hotel in de buurt. Pas later komt de angst: worden ze gezocht?

Bagheera

De verteller heeft een lievelingsboek dat ‘De eeuwige wederkeer’ heet. Hij noemt het vaak in zijn relaas. Het lijkt een van de belangrijkste thema’s in de roman: ontmoetingen, gebeurtenissen, zelfs teksten herhalen zich. Modiano geeft een mooi voorbeeld van deze licht occulte theorie door de panter Bagheera uit Jungle Book van R. Kipling te introduceren en tegelijk te zinspelen op het beroemde gedicht Der Panther van Rainer Maria Rilke. De panter in zijn kooi in de Jardin des Plantes, die eindeloos rondjes loopt en langzaam gek wordt van de constante blik op zijn spijlen.

Patrick Modiano is, net als zijn protagonist, zelf wellicht zo’n panter die in eeuwige wederkeer rondjes loopt door zijn kooi genaamd Parijs. Geboren net na de oorlog, verwaarloosd door zijn getraumatiseerde joodse vader en zijn afwezige moeder, een actrice, is zijn werk een poging om orde aan te brengen in een wereld zonder samenhang. Zijn romans bestaan uit korte hoofdstukken, beginnend bij een aanwijzing, die langzamerhand tot een speurtocht uitgroeit. Maar altijd eindigt het onderzoek zonder dat het raadsel is opgelost. ‘La Passée’ heet een van de café’s waar hij een oude kennis tegenkomt. Het spoor. Modiano’s sporen lopen dood, maar zijn verhalen zijn springlevend.

Rineke Dijkstra - Vondelpark 2005
Kunst / Expo binnenland

Oog in oog met de tijd

recensie: Rineke Dijkstra - overzichtstentoonstelling
Rineke Dijkstra - Vondelpark 2005

Na een indrukwekkend 25-jarig jubileum in 2017 trekt De Pont opnieuw de aandacht met een retrospectief van de Nederlandse fotografe Rineke Dijkstra. Met deze overzichtstentoonstelling geeft het museum een gedegen, breed overzicht van haar werk.

Rineke Dijkstra is zo bekend dat ze bijna geen uitleg behoeft. Althans, dat is de insteek van het museum. Zoals we gewend zijn van De Pont zijn de zalen gevuld met kunst, maar blijft de bemiddeling beperkt tot enkele wandteksten. Bij binnenkomst is het daarom even zoeken naar het begin van de tentoonstelling, want deze deelt deels de ruimte met de eigen collectie. Het portret van een jong meisje net voorbij de kassa blijkt de start. Ze staat frontaal afgebeeld op een leeg strand, haar houding is afwachtend. Door de flits komt ze een beetje los van de achtergrond. Met indringende blik kijkt ze je aan. ‘Schiet eens op,’ lijkt ze te willen zeggen, ‘waar wachten jullie nog op?’ Het is een van de strandportretten waarmee de fotografe 20 jaar geleden internationaal doorbrak tijdens de Biënnale van Venetië.

Oog in oog

Rineke_Dijkstra-De-Pont_Tilburg

Rineke Dijkstra, Kolobrzeg, Poland, July 26, 1992.
Courtesy the Artist and Marian Goodman Gallery, New York, Paris and London; Galerie Max Hetzler, Berlin and Paris and Jan Mot, Bruxelles.

De eerste zaal van de tentoonstelling is gevuld met soortgelijke portretten, die ons net als het meisje van het begin bijna allemaal strak aankijken. Die specifieke, afwachtende blik zien we in deze zaal vaker terug, want Dijkstra werkt heel bewust met een trage, analoge, platencamera. Maar hoewel ze langzaam te werk gaat, weet ze toch altijd precies het juiste moment te vangen. Tijd is hier ook een meespelend element voor de kijker, want hoe langer je kijkt naar de schuchtere tieners, hoe meer vragen deze bij je oproepen. Wat is er hier eigenlijk precies te zien? Wat gaat er in de geportretteerde kinderen om?

De pubers zijn bewust vastgelegd met zo min mogelijk informatie om hen heen. Dankzij welbekende portretten uit de schilderkunst zijn we gewend om er allerlei tekens en attributen in tegen te komen die ons iets vertellen over de identiteit van de geportretteerde. Het ontbreken hiervan zorgt voor spanning: je zoekt naar herkenning, maar je weet te weinig. De betekenis van deze beelden ligt daarom helemaal bij de kijker: je bepaalt zelf wat je erin ziet.

Verderop draait Dijkstra dit concept om: in de portretten van broers en zussen die ze in hun eigen huis fotografeerde, is het juist de achtergrond die betekenis geeft aan de foto’s. Het zijn stuk voor stuk portretten van kinderen in volwassen ruimtes. In soms kille, decadente huiskamers laat de fotografe zien hoe de omgeving onze interpretatie van het beeld bepaalt, maar ook hoe bepalend ieders omgeving is voor diens ontwikkeling.

Tijd en transformatie

Rineke_Dijkstra_de_pont_Tilburg

Rineke Dijkstra, Sasha and Marianna, Kingisepp, Russia, November 2, 2014.
Courtesy the Artist and Marian Goodman Gallery, New York, Paris and London; Galerie Max Hetzler, Berlin and Paris and Jan Mot, Bruxelles.

De tentoonstelling gaat door in de nieuwbouw van het museum. Hier hangen bijvoorbeeld de recente drieluiken waarin de fotografe een drietal jonge vrouwen op verschillende momenten in hun leven heeft vastgelegd. Toch zijn het de vroege series die de meeste aandacht opeisen, want hierin zien we pas echt hoe de tijd het unieke vermogen heeft om ons te transformeren. In de lange serie over de uit Bosnië gevluchte Almerisa wordt zichtbaar hoe zij van klein meisje opgroeit tot zelfverzekerde vrouw en uiteindelijk ook zelf kinderen krijgt. Met deze reeks portretten laat Dijkstra iets zien dat normaal niet zichtbaar is: het verstrijken van de tijd.

Met deze tentoonstelling presenteert De Pont een volwaardig overzicht van de carrière van een fotografe met het unieke talent om je oog in oog met het vluchtige verstrijken van de tijd te laten staan. Haar portretten bevinden zich op de flinterdunne grens tussen het persoonlijke en het universele. De absolute focus die het museum op de kunstwerken legt en niet op de informatie eromheen, houdt misschien geen rekening met de behoeftes van verschillende soorten bezoekers, maar dit is bij deze tentoonstelling geen enkel probleem. De beelden spreken hierdoor wel echt voor zichzelf. Zo is er niets dat afleidt van de indringende foto’s in deze tentoonstelling.

Boeken / Non-fictie

Walter Isaacson: veni, vidi, Vi(n)ci

recensie: Walter Isaacson – Leonardo da Vinci: de Biografie

Met reeds spraakmakende biografieën over Einstein, Benjamin Franklin en Steve Jobs op zijn cv, weten we het wel zeker: Water Isaacson heeft een zwak voor genieën. Logisch dus dat hij voor zijn laatste worp het vizier richtte op wat ontegensprekelijk het grootste genie aller tijden is geweest: Leonardo da Vinci. En wat een boek is het geworden!

Soms is een onderwerp zo dankbaar dat het wel moét resulteren in een goed boek. Zoals Leonardo da Vinci. Eén van de beroemdste mensen uit de geschiedenis en hét toonbeeld van de uomo universalis die in werkelijk alles uitblonk: schilderkunst, beeldhouwkunst, architectuur, wiskunde en wetenschap in het algemeen – al zouden velen hem, met zijn ontwerpen van onder meer helikopters, duikapparatuur en duikboten, eerder een futurist of zelfs fantast noemen. En hem verwijten dat hij met talloze zijwegen waarin hij niet echt was getalenteerd (zoals militaire strategieën, anatomie en cartografie) heel wat kostbare tijd verspilde.

Maar wie was de mens achter dat genie? Daar hebben we, ondanks de ruim zevenduizend pagina’s notities die hij achterliet, het raden naar. Isaacson doet een erg verdienstelijke poging en geeft ons boeiende inzichten in de werkwijze, esthetische opvattingen en detailwerking van Da Vinci, maar de mens zelf blijft een enigma. Dat hoeft echter niet meteen een probleem te zijn.

Homoseksueel en vegetarisch

Isaacson schildert met zijn woorden een aarzelende (hij deed 15 jaar over de Mona Lisa), ongrijpbare, ongeduldige, opstandige, arrogante, flamboyante man, die altijd diep in gedachten was verzonken en daarom heel verwarrend kon overkomen. Maar dat was volgens Isaacson omdat hij voortdurend verbanden legde tussen alle mogelijke disciplines. Hij dacht niet in afgebakende domeinen, maar wilde het geheel zien. Ook zijn overtuigende levenswijze – homoseksueel en strikt vegetarisch – maakte hem tot een kolossale persoonlijkheid. Over seks had hij trouwens merkwaardige ideeën: zo was hij ervan overtuigd dat de penis een eigen leven leidde en zich daarbij niets aantrok van de man in kwestie. Het verklaart volgens Isaascon waarom hij vrouwen zo zacht en teder afbeeldde: hij had er niets mee in het echte leven, dus kon hij ze in schilderijen onvoorstelbaar vroom en breekbaar tonen.

De bron van het genie vindt Isaacson in de notitieboeken van Da Vinci, waar hij een grenzeloze nieuwsgierigheid ontwaart – of zoals Isaacson het verwoordt: “het grootste verslag van nieuwsgierigheid ooit opgetekend”. Da Vinci spoort (zichzelf) aan om de tong van de specht te onderzoeken, de poot van de gans, de manier waarop mensen in Vlaanderen over ijs bewegen, enzovoort. Dit is een man die met ogen open naar de wereld keek.

Sexy non-fictie

En als je nu nog niet overtuigd bent van het feit dat biografieën niet saai moeten zijn: niet alleen Isaacsons (vrij kritiekloze) Jobs-biografie werd de inzet van een hevige strijd om de filmrechten – wat resulteerde in het vrij aardige Jobs – maar ook om Leonardo da Vinci werd meteen stevig gevochten. Met gefluister in de wandelgangen of Leonardo DiCaprio (vernoemd naar het genie) de hoofdrol zou spelen. Om maar te zeggen hoe sexy non-fictie kan zijn! Zeker als het boek in een dergelijke prachtige uitgave, met wonderlijke illustraties, op ons afkomt. Aanrader!

Boeken / Non-fictie

Een niet zo perfecte biografie

recensie: Charles J. Shields – John Williams: de man die de perfecte roman schreef

Soms worden de meest opwindende meesterwerken gerealiseerd door weinig avontuurlijke of zelfs – vooruit dan maar – saaie mensen. Franz Kafka was ambtenaar, Fernando Pessoa had tijdens zijn leven geen enkele (seksuele) relatie en John Williams was zijn hele leven een academicus die vrijwel nooit in zijn ziel liet kijken. En toch is de biografie van deze laatste (enigszins) de moeite waard, hoewel de lezer niet veel wijzer wordt over de persoon Williams.

Opgelet: we hebben het hier niét over de befaamde filmmuziekcomponist die ons de wereldberoemde deuntjes schonk van onder meer Jaws, Indiana Jones en Star Wars. Deze John Williams was tot 2006, lang na zijn overlijden, een nobele onbekende die in 1965 een roman had geschreven die onder de radar bleef. In 2006 werd het boek – Stoner genaamd – heruitgegeven in de klassiekenreeks van de New York Review of Books en werd het een ongekend wereldsucces.

Ook in de Lage Landen, waar onder meer Arnon Grunberg zich fan uitte, werd het een regelrecht fenomeen met honderdduizenden verkochte exemplaren. Het was duidelijk dat het boek een gevoelige snaar raakte: het verhaal van een man die zijn leven lang kansen laat passeren in plaats van die te grijpen, paste perfect in de traditie van onder meer The Catcher in the Rye en De Avonden. Leegte, desillusie, de vruchteloze zoektocht naar geluk – what’s not to like?

Alcohol en sigaretten

Maar wie was de man achter dit fenomeen (en verder ook de prachtromans Butcher’s Crossing en Augustus)? Dat probeert deze biografie duidelijk te maken, met wisselend succes. Enerzijds zijn er enkele fascinerende details over Williams’ leven bekend – hij trouwde vier keer én had minnaressen, hij was verslaafd aan alcohol en sigaretten en op het einde van zijn leven gaf hij zijn studenten les terwijl hij zich van een zuurstofmasker bediende – maar anderzijds komen we weinig te weten over Williams zélf en diens privéleven: hij verstopte zijn ziel achter zijn academische en literaire ambities. In 1965 was hij ervan overtuigd dat hij met Stoner een meesterwerk had geschreven, maar daar leek niemand het echt mee eens te zijn. Dat leidde tot diepe wanhoop en vereenzaming, waardoor hij ironisch steeds meer op zijn hoofdpersonage ging lijken. Een boeiende evolutie, die helaas gortdroog en feitelijk wordt verteld – een echt wervende verteller is Charles J. Shields helaas niet, en al te vaak gaat hij in op details die er in het grotere plaatje weinig toe doen. Ook Stoner gaat in wezen nergens over, maar dat wordt wel op weergaloze wijze beschreven.

Verfilming

Poetic justice dus voor deze gefrustreerde auteur. Deze biografie werpt een klein licht op dat leven gemarineerd in wrok, alcohol en nicotine, maar wie John Williams écht wil leren kennen, kan dat wellicht op geen betere manier dan door Stoner (nogmaals) te lezen. Zeker omdat uit de biografie toch vooral een door en door egoïstische en norse man tevoorschijn komt, wat meteen weer de goede raad onderstreept dat je maar beter je helden nooit persoonlijk leert kennen.

Voor de geïnteresseerden: in 2019 verschijnt de verfilming, met Casey Affleck en Tommy Lee Jones in de hoofdrollen. De biografie zelf wordt beter niet verfilmd – het resultaat zou wellicht toch teveel van hetzelfde zijn.

Film / Films

Tobbende Teo en zijn drie vrouwen

recensie: Il colore nascosto delle cose (dvd)

Voor iedereen die op foute mannen valt, is Il colore nascosto delle cose een aanrader. Voor alle anderen neigt deze film meer naar een irritante cultuurbotsing met Italiaans machismo.

Veertiger Teo (Adriano Giannini) werkt in de reclame en is dol op mooie vrouwen. Hij brengt de meeste tijd door bij zijn vriendin en heeft daarnaast een minnares. Wanneer de bindingsangst hem te veel wordt, vlucht hij naar zijn vrijgezellenflatje.

Op een dag komt Teo de blinde Emma tegen. Zij werkt als osteopaat en kan zichzelf goed redden. Het gelukkige leven dat ze leidt, zal Teo de rest van de film flink overhoop gooien. Een relatie met een gehandicapte, bloedmooie vrouw ontbreekt nog in zijn verzameling veroveringen. Hij raakt bovendien gefascineerd door het feit dat de visuele beperking Emma helemaal niet in de weg zit. In het beperkte universum van Teo is zij de eerste die anderen niet op hun uiterlijk beoordeelt.

Narcist

Natuurlijk is die Teo een vervelende narcist, maar dat maakt van deze film nog niet meteen een totale mislukking. Regisseur Silvio Soldini (Pane e tulipani, Cosa voglio di più, Giorni e nuvole) weet wat hij doet. De vraag of Teo door een van zijn geliefden wordt betrapt op overspel, houdt de spanning er een beetje in. Maar, interessanter is eigenlijk de volstrekt harmonische manier waarop Emma omgaat met haar handicap. Soldini maakte eerder een documentaire over blinden en dat is te merken. Met veel aandacht voor detail, schetst hij het leven van deze vrouw, zonder in alle clichés over handicaps te vervallen.

Cultuurkloof

Emma is helaas niet de hoofdpersoon in deze film. We zijn gedwongen mee te leven met de tobbende Teo die tot het geniale inzicht moet komen dat uiterlijk schoon slechts schijn is en dat alleen innerlijke schoonheid telt. Gaap.

Hier wreekt zich de cultuurkloof echt. Soldini schetst Teo als een bewonderenswaardige macho die het lukt drie vriendinnen te runnen en echte liefde voelt voor een gehandicapte vrouw. Als stereotiep Italiaans moederskindje gaat hij ook nog eens uithuilen bij zijn mama. Voor Italiaanse begrippen misschien positieve eigenschappen, maar voor broodnuchtere, geëmancipeerde West-Europeanen blijft Teo vooral een beetje een sneu, zelfingenomen mannetje.

Kunst / Expo binnenland

Identiteit in lichaamstaal

recensie: Identity Unraveled

Alle menselijke waarden houden verband met identiteit. En identiteit is vervolgens weer gelinkt aan een allesbepalende lichamelijkheid. In de beeldende kunst wordt doorlopend gezocht naar uitdrukkingsvormen om die verbintenis te visualiseren. De mens is het meest dankbare onderwerp, maar blijkt niet voor één gat te vangen te zijn.

De jonge expositieruimte Salon Salon, in het Rotterdamse Industriegebouw, toont in haar tweede tentoonstelling – Identity Unraveled – een reeks kunstwerken die stuk voor stuk een bijzondere ‘condition humaine’ laten zien. De verstilde atmosfeer houdt het midden tussen een gemankeerde schoonheid en een macabere freakshow. In de perfectie van de geselecteerde werken, de uitgekiende composities én de totale inrichting van de tentoonstelling is duidelijk de vormgevende hand van de initiatiefnemers (ontwerpbureau Studio Beige) te herkennen. De som der delen draagt bij aan een kijkervaring die op zijn minst avontuurlijk is te noemen. Een avontuur in vervormde menselijkheid.

Zachtaardig en afschrikwekkend

Salon Salon - Schilte-Portielje-

Schilte & Portielje, 11-B1 (2011), courtesy of the artist & Kahmann Gallery Amsterdam

Een groot deel van de open galerieruimte wordt ingenomen door Nu Couché van Madeleine Berkhemer (foto boven). Een bizar spinnenweb, ter plekke geconstrueerd uit stukgetrokken panty’s, lijkt te zweven onder het plafond, maar is op veel plaatsen vastgeknoopt aan alle uitsteeksels die maar voorhanden waren. Het geheel is tot een letterlijk spanningsveld uiteengetrokken, in het centrum bijeengehouden door een aantal spiegelbollen. Zachtaardig en afschrikwekkend tegelijk: in de context van deze tentoonstelling is dit de verbeelding van een seksualiteit die bij vrijwel alle andere kunstwerken juist in het verborgene blijft. Materiaal, constructie en uitvoering vormen een prachtige metafoor voor het fragiele spel van aantrekken en afstoten in menselijke verhoudingen.

Dat verborgene is overal voelbaar in deze show. Onder Berkhemers transparante hemel ligt een wereld die de geslotenheid heeft omarmd. Schilte & Portielje tonen hun duistere samengestelde personages; gefragmenteerde vrouwfiguren die in onderdelen tot leven zijn gekomen in grote fotocomposities. Hier worden verhalen verteld die niet voor de openbaarheid zijn bestemd. De raadselachtige uitstraling heeft iets van een sprookje, ondersteund door de ijzige verstilling van het perfect gemonteerde beeld. Op de rug gezien missen deze ‘wezens’ een gezichtsuitdrukking, een herkenbare emotie, wat de wonderlijke sfeer alleen nog maar verhoogt.

Geknevelde geheimzinnigheid

salon salon - Van Beek

Ruth van Beek, Untitled #2 (de Moeders) (2014), courtesy of the artist & The Ravestijn Gallery Amsterdam

Ook de Duitse kunstenaar Frank Rheinboldt stelt zijn werken samen tot uiteindelijk een nieuwe creatie ontstaat. De gebruikte fotografie is slechts grondstof voor verdere verwerking; bestaande beelden worden in onderdelen gescheiden en op doordachte wijze opnieuw tot leven gewekt. Er wordt geschoven en gedraaid, gelijmd en met nietjes samengebracht. Rheinboldt is een virtuoos schepper van een geconstrueerde menselijkheid: op zoek naar de uiterste grenzen tussen abstractie en herkenbaarheid, maar altijd doordrongen van de kracht van de uiteindelijke compositie.

In de teruggetrokken wereld van Ruth van Beek is geen plaats voor een uitgebalanceerde vlakverdeling. De gelaagde beelden zijn centraal opgebouwd, met een kenmerkende stofuitdrukking maar verder als volledig onherkenbare vorm. Door de opvallende aaibaarheid en het subtiele kleurgebruik lijken de werken op het eerste gezicht toegankelijk te zijn. Toch is er sprake van een mysterieus achterliggend gebeuren, iets wat onzichtbaar dient te blijven. Hier en daar bevestigt de kunstenaar die verwachting door een klein detail in de kantlijn te tonen. Het is die simpele handreiking die de kunst van Ruth van Beek zo bijzonder maakt, eenvoud en fijngevoeligheid met de suspence van een verborgen achtergrond.

In tegenstelling tot wat de titel Identity Unraveled weergeeft, heeft deze opmerkelijke expositie niets van doen met het ontrafelen of onthullen van een verborgen identiteit. De werken tonen juist allemaal een gemaskeerde uitdrukking van de menselijke verschijning, die door vrijwel alle deelnemende kunstenaars wordt vertaald in een vervormde, haast geknevelde geheimzinnigheid. En niets is de mens vreemd: seksualiteit ligt dan vanzelfsprekend op de loer. Niet als lieflijke samensmelting van lichamen, maar juist als verontrustende beweging in het duister van onze rijke verbeelding.

Valentine
Muziek / Interview
special: Interview Robby Valentine
Valentine

Robby Valentine over gevoel, tegenslag, inspiratie en optreden.

We zitten in de thuisstudio van Robby Valentine. Een rijtjeshuis in een nieuwbouwwijk met de familieauto voor de deur. Beneden leert zijn dochter van zes breien. In een vitrinekast staan beeldjes van Queen en aan de muur hangt een iconische gitaar met het Love Symbol van Prince “Ken je ‘Let it go’ van de film Frozen,” vraag ik en hij lacht.

Robby: “Eigenlijk is het uit nood geboren dat ik zelf opneem. In Wisseloord was ik drieduizend gulden per dag kwijt, dat telt flink door als je er een maand zit. Ik had thuis met 16 sporen demo’s gemaakt die beter klonken. Toen dacht ik: dit ga ik niet meer doen. Voor mijn derde plaat had ik in 1995 een goede deal in Japan en ben ik direct mooie spullen gaan kopen. In basis staat hier nog dezelfde studio. Die mengtafel valt wel bijna uit elkaar van ellende, ik ben blij dat hij het tot het laatste nummer van de nieuwe plaat heeft volgehouden.”

“Ik voel me meer mezelf dan in een joggingoutfit”

Robby Valentine Fotosessie The Alliance

Foto: Hans van Eijsden

Het contrast tussen de uitstraling van Robby Valentine op het podium (waarbij windkanonnen, lange haren en make-up een grote rol spelen) en de eerder wat introverte man die voor me zit, is groot. Ik vraag me af of hij zich anders voelt als hij de kleding van Valentine aandoet: “Ik voel me eigenlijk meer mezelf als ik met de muziek bezig ben, dan als ik bijvoorbeeld in mijn joggingoutfit op straat loop. Dat vind ik veel minder ik.”

Het valt me op dat Robby Valentine zich in bijna alles laat leiden door zijn gevoel. Of hij het nu heeft over de keuze voor de school voor zijn dochter of als hij praat hoe hij inspiratie krijgt voor zijn muziek. Het gezin woonde in Almere: “Ik was geen zwever, en daar ben ik het een beetje geworden. Als je inspiratie zoekt dan roep je het goddelijke aan, maar het leek wel of dat daar helemaal was afgesloten.”

“Je bent hartstikke bezorgd. Dan keer je naar binnen.”

De inspiratie kwam na de verhuizing naar West-Friesland waar het noodlot toesloeg. Zijn ene oog was al aangetast door glaucoom waardoor hij door een koker kijkt. Zijn andere oog kreeg met een aantal infecties te maken waardoor er littekenweefsel ontstond en hij enkel licht en donker kan onderscheiden. “Ik heb er aan moeten wennen, autorijden kan niet meer. Ik prijs me gelukkig dat ik in ieder geval nog wat kan zien. Voordeel is wel, de jaren ervoor kwam er geen fatsoenlijk idee uit. Tijdens die oogontsteking lag ik de hele dag op bed en was ik ook echt ziek. Je probeert je koest te houden, maar eigenlijk ben je hartstikke bezorgd. Dan keer je naar binnen en ineens had ik de helft van de nieuwe plaat in mijn hoofd zitten.”

Hoewel hij met enige regelmaat een platendeal krijgt en daarmee ook zijn platen regulier op de markt verschijnen, is Valentine volledig onafhankelijk in zijn werk. Hij neemt zijn platen in eigen beheer op en brengt ze zelf uit. “Ik sluit nooit compromissen. Ik wil muziek maken zoals ik voel dat het moet zijn, totaal niet berekenend. Maar bij platenmaatschappijen, was er altijd wel iets. Het begon met mijn imago. Daar moest over geouwehoerd worden, dat was een continue strijd. Ik werd er erg ongelukkig van. Ik denk ook dat grote bedrijven waar ook ter wereld het tegenovergestelde zijn van creatieve geesten. Je werk wordt dan business. Hoe kan je als creatief en artistiek persoon in godsnaam een product zijn? Je ziet ook veel wereldsterren waarvan ik me afvraag of ze in de greep van de commercie gelukkig zijn. Ze worden helemaal uitgewrongen.“

“Gaaf gevoel als iedereen meeblèrd”

Voor die nieuwe plaat The Alliance loopt een succesvolle crowdfundingcampagne en langzaam licht Valentine tipjes van de sluier op. “Heel veel nummers hebben een hoog meezinggehalte. Er zitten veel unisono-koren in, waardoor ik met die nummers een eenheid kan worden met het publiek. Bij het nummer ‘Black Rain’ vind ik het zo’n gaaf gevoel als iedereen meeblèrd. Dat vind ik het mooiste aan muziek, dat je een eenheid wordt met het publiek.”

Robby Valentine Fotosessie The Alliance

Foto: Hans van Eijsden

Valentine (inmiddels 49) lijkt met de nieuwe plaat meer dan ooit voor een eigen weg te kiezen waarbij hij melodieën met Turkse invloeden heeft toegevoegd. “Vroeger was ik beledigd als ze constant zeiden dat het te veel op Queen leek, terwijl Queen eigenlijk weer op The Sweet lijkt. Nu denk ik: ik vind het mooi, flikker op, ik maak gewoon wat ik mooi vind.”

Ondanks dat hij een perfectionist in de studio is, houdt hij het meest van optreden. “Het moment dat je alles gemixt hebt en het precies is zoals je het wilde, dat is het mooiste gevoel. Maar dat duurt maar even en daarna wordt het gevoel alleen maar minder. Er gaat niets op tegen het gevoel om met de band te spelen. Ik wil het dan wel zo goed mogelijk spelen, zoals het op de plaat klinkt. Met mijn huidige band kan dat. Ik stuur ze de nummers op en ze repeteren thuis. Gelukkig zijn ze nog meer perfectionistisch dan ik. Meestal hoeven we niet te repeteren en is een soundcheck genoeg.“

Tot slot vraag ik hem wat er van hem was geworden hij geen muzikant zou zijn. Hij lacht: “Toevallig keek ik net naar een interview met Prince waarin hem dezelfde vraag werd gesteld en hij gaf hetzelfde antwoord. Omdat ik niets anders leuk vind heb ik alles op alles gezet om muzikant te worden. Bij hem is het goed gelukt, en ach, ik kan er ook nog altijd van leven.”

 

Boeken / Non-fictie

Bestseller in nieuw en bloederig kleedje

recensie: Gladiatoren. Volksvermaak in het Colosseum

Wat een literaire productie hield Fik Meijer er toch op na de laatste twee decennia: hij schreef in recordtempo talloze boeken over alles wat met de Oudheid te maken had. Van Paulus over mediterrane archeologie tot stervende keizers en vechten gladiatoren. Zowat al die boeken kregen en krijgen herdrukken – Gladiatoren is nu zelfs al aan de negende toe.

Gladiatoren waren de sportmannen en soms zelfs regelrechte vedetten van de Oudheid, die er in tegenstelling tot het cliché niet meteen het bijltje bij neerlegden maar soms een jarenlange carrière wisten uit te bouwen – hoewel ze altijd onderaan de sociale ladder bleven bengelen. Zelfs de Romeinse keizer Commodus was er zodanig door gefascineerd dat hij als gladiator de arena betrad (maar wel valsspeelde). Ook na 2000 jaar blijven gladiatoren tot de verbeelding spreken: ze werden en zijn het onderwerp van verschillende succesvolle films (Spartacus, Gladiator, Pompeii), documentaires en … boeken.

Geschiedenisleraar

Gladiatoren. Volksvermaak in het Colosseum verscheen voor het eerst in 2003 en kreeg prompt vijf herdrukken, een Engelse en Italiaanse vertaling, én een pocketuitgave. Een regelrecht succes dus, en dat heeft verschillende redenen. Ten eerste is Fik Meijer een aangename verteller: bedaard, geduldig, met kennis van zaken – hij klinkt zoals iedereen zich zijn favoriete geschiedenisleraar voorstelt. Ten tweede zijn gladiatoren wegens hun exotische karakter zoals gezegd een hot item, en ten derde doet het boek wat het moet doen: de clichés over gladiatoren, zoals die vooral in Gladiator werden getoond, genadeloos ontkrachten of toch minstens nuanceren. Meijer heeft weliswaar oog voor het spectaculaire, maar laat zich nooit verleiden tot sensatiezucht (hoewel hij daar in de context van gladiatorengevechten alle redenen toe zou hebben).

Vrouwelijke gladiatoren

Het boek is ook heel aangenaam – want gevarieerd – opgebouwd, met boeiende uitgangspunten waar de hoofdstukken aan worden opgehangen: wat deed men met de lijken van gestorven gladiatoren – niet begraven, want dat verdienden ze niet. Hoe zag een dagje Colosseum er eigenlijk uit – executies van gevangenen dienden zowaar als pauzemoment. Hoe accuraat zijn verfilmingen over gladiatoren eigenlijk – laten we beleefd blijven en zeggen dat aan Fik Meijer geen begenadigd filmrecensent is verloren gegaan. Waren er eigenlijk ook vrouwelijke gladiatoren – jazeker, en ze vochten tegen dwergen of zelfs kinderen.

Boeiend leesvoer dus, zeker wanneer Fik Meijer de spannende, van doem dampende zinnen bovenhaalt. Zoals deze, wanneer hij vertelt over de executie van gevangenen in het Colosseum:

“Dicht opeengepakt in karren werden de ter dood veroordeelde gevangenen de avond voor de executies uit alle delen van de stad naar het Colosseum gereden en afgeleverd in de duistere, stinkende catacomben. Sommigen waren zo wanhopig dat ze de executies niet afwachtten maar ervoor kozen zelf een einde aan hun leven te maken. Seneca vertelt over een slaaf die plotseling zijn hoofd tussen de spaken stak van een van de wielen van de kar die hem naar het Colosseum bracht. Zijn hoofd werd verbrijzeld.”

 

Films en games

De conclusie is bekend: de Romeinen waren een op bloed en geweld belust volk. Anderzijds waarschuwt Meijer ons voor het wijzende vingertje. Want zijn wij er, met onze voorliefde voor actiefilms en gewelddadige games, dan zoveel beter aan toe? Brood en spelen zijn nu eenmaal van alle tijden, maar het blijft een feit dat de hang naar extremiteiten bij de Romeinen écht wel een bijzonder en moeilijk te verantwoorden fenomeen was. En dat maakt dit boek heel erg duidelijk. Dit is populaire wetenschap zoals die hoort te zijn.