Muziek / Album

Zomerse geluiden

recensie: You shot me // The dangermen sessions volume 1

Hoewel het KNMI afgelopen maandag tot de conclusie kwam dat de zomer dit jaar eigenlijk best warm was, is de korte broek in juli en augustus maar weinig uit de kast geweest. Laat staan dat ik met een wit-biertje en ska-plaat in de zon kon zitten. Maar gelukkig kan het nu, op de valreep van de zomer, toch nog. Daarom twee zomerse ska-platen nog even belicht.

Mark Foggo’s Skasters – You shot me

~

Mark Foggo mag als langdurig in de Lage Landen (eerst Nederland, later België) verkerende Brit best een beetje als “eigen” worden beschouwd, ook al spreekt de beste man na al die jaren nog altijd geen woord Nederlands. De hobbels die veel Nederlandse en Vlaamse ska-bands op hun pad tegenkomen kent de ervaren Foggo echter niet, of hij neemt ze op zijn minst zonder al te veel moeite. Ter promotie van You shot me speelt de band bijvoorbeeld in Tsjechië, Ierland, Duitsland en Oostenrijk, iets waar veel Nederlandse en Vlaamse groepen alleen maar van kunnen dromen als ze weer eens naar een buurthuis op het platteland rijden.
Waar het verschil hem in zit? Ten eerste heeft Foggo een handvol zeer getalenteerde muzikanten om zich heen verzameld. Maar de aantrekkingskracht schuilt vooral in de volstrekte onzinteksten. Dat begint meteen al in het eerste nummer Doobeedoo, waarin in het refrein verschillende op elkaar rijmende muziekstijlen worden opgenoemd (zo is Motown soul gekoppeld aan rock’n roll). Rythm & Blues bleek echter moeilijk aan iets bestaands te verbinden, dus wordt maar wat bedacht: ‘doobeedoos’ (spreek uit als ‘doebiedoes’). En daar is dan ook meteen de titelverklaring van het nummer. Sprekend zijn ook frases als Feeling like a football lying on the ground: everybody wants to kick you around (Deadbeat) en I can’t drink, ‘cause you can’t drive (You can’t drive). You shot me is kortom een kwalitatief hoogstaande plaat die helemaal nergens over gaat.

Madness – The dangermen sessions volume 1

~

Minder interessant is het nieuwste werkje van Madness. In een soort van ode aan hun oude helden hebben ze een fikse greep in de ska-snoeppot gedaan en de lekkerste zoetjes eruit gezocht. Daar is op zich niets mis mee; zie Johnny Cash die op het eind van zijn leven enkele van de mooiste nummers uit zijn carrière opnam. Het verschil is echter dat Cash zowel zichzelf als die nummers opnieuw uitvond, terwijl Madness soms wel erg voor de hand liggende nummers (Shame & scandal van Lord Tanamo, Desmond Dekkers Israelites en Bob Marleys So much trouble in the world) in een weinig spannend of vernieuwend jasje weet te steken. Een positieve uitzondering op de voor de hand liggende keuzes is You keep me hanging on (Diana Ross en The Supremes), alleen is de bekende versie zondermeer leuker. Alweer een minnetje voor “The dangermen” dus.
De enige positieve uitwerking die The dangermen sessions volume 1 kan hebben is dat mensen die Madness uit de disco kennen, deze plaat kopen en zodoende uitgedaagd worden zich te verdiepen in de geschiedenis van ska, reggae en rock steady. Mocht je Shame & scandal echter al in zeven verschillende versies hebben, dan voegt deze weinig meer toe.

Boeken / Fictie

De keizer van de onzin

recensie: Haruki Murakami - De olifant verdwijnt

Na alle honderdnegentig bladzijden doorgenomen te hebben, komen we al snel tot een allesomvattende conclusie: Haruki Murakami is nog steeds een enorme mafkees. Met de verhalenbundel De olifant verdwijnt verbaast Murakami wederom zijn wereldwijde publiek met zijn absurde verhaallijnen en Japans-westerse logica. Korte verhalen vol vreemde gebeurtenissen zorgen voor hilariteit waar je mond van openvalt.

Het heeft even geduurd, maar twaalf (!) jaar na het uitkomen van het Japanse origineel heeft Jacques Westerhoven de Nederlandse vertaling van De olifant verdwijnt gepubliceerd. Wie al tijden snakt naar nieuwe Murakami-humor zal niet teleurgesteld worden door het resultaat. Sprookjesachtige onwaarschijnlijkheden spelen de hoofdrol in de korte verhalen over broodjesrovers, verdwijnende olifanten en TV-people. Haruki Murakami heeft zijn fantasie wederom de vrije loop gelaten en blijft trouw aan de schrijfstijl die hij hanteerde in zijn wereldwijde succes De jacht op het verloren schaap. De olifant verdwijnt is weliswaar meer van hetzelfde, maar weet toch weer te verassen.

Rijke fantasie

~

Kenmerkend voor de verhalen van Murakami is de diversiteit van de onderwerpen. Moeiteloos stopt de schrijver olifantenfabrieken, dansende dwergen en revolutionaire oorlogen in één verhaal en hij laat het geheel nog logisch overkomen ook. Murakami creëert in De olifant verdwijnt een wereld waarin droom en werkelijkheid met elkaar vermengd worden. Het resultaat is een komisch surrealisme waar je als lezer volledig in opgaat. De hoofdpersonen van de verhalen doen niets anders dan het beschrijven van hun ervaringen, en daar zijn ze puur objectief in. Zonder enige twijfel accepteren ze al het onwaarschijnlijke dat hen overkomt en deze ‘wat gebeurd is, is gebeurd’-houding grijpt de lezer al vanaf de eerste alinea bij de kladden:

In deze wereld is het mogelijk dat een slechte keuze tot goede resultaten leidt en een goede keuze tot slechte. Om een dergelijke absurditeit (…) te vermijden, is het noodzakelijk het standpunt in te nemen dat wij in feite helemaal geen keuzes maken, en in grote lijnen is dat het principe volgens welk ik mijn leven heb georganiseerd. Wat gebeurd is, is gebeurd en wat nog niet gebeurd is, nog niet.

Weinig veranderd

Wie bekend is met het werk van Murakami zal de overeenkomsten tussen De jacht op het verloren schaap en de verhalenbundel De olifant verdwijnt niet ontgaan. Murakami’s hoofdpersonen zijn over het algemeen vrijgezelle mannen van rond de dertig, die ietwat lui zijn en van een pilsje houden. Altijd komen ze in onwerkelijke situaties terecht en altijd accepteren ze op een zakelijke, objectieve manier wat hen overkomt. Verder zijn de gebeurtenissen die hen bezighouden altijd nét over the top. Vooral dit laatste terugkerende aspect maakt dat de verhalenbundel ondanks alle overeenkomsten geenszins saai is: elk verhaal ontpopt zich op een dusdanige onvoorspelbare manier dat de lezer zich telkens afvraagt welk hersenspinsel van Murakami centraal zal staan op de volgende bladzijde. Elk verhaal kan overal over gaan en meestal overtreft het onderwerp het meest vreemde dat je kunt bedenken.

Uniek

De olifant verdwijnt kan alleen maar omschreven worden als uitzonderlijk. De verhalenbundel bestaat uit een verzameling bovennatuurlijke gebeurtenissen, bekeken met een onvoorstelbare nuchterheid. Humoristische filosofie over burgerlijke onderwerpen leiden tot onwaarschijnlijke situaties en vice versa. Murakami is een fantast, komiek en begaafd schrijver en De olifant verdwijnt bewijst dit eens te meer. Hij verdient zonder twijfel de titel ‘keizer van de onzin’.

8WEEKLY

Het is weer theatertijd!

Artikel: Wat is er nog een keer te zien?

.

Foto: Anna Rottier
Foto: Anna Rottier

Eerst nog even de voorstellingen die we zagen tijdens de festivals deze zomer. Heb je het gemist, baal dan niet! Als je goed zoekt, zul je zien dat er nog een paar van die voorstellingen in de theaters te zien zijn. Even een kleine greep uit het festivalaanbod: Op hoop van zegen door Polly Maggoo zagen we op Over het IJ en is nog tot en met 24 september in de theaters te zien. Ook Zeeuwse nachten van het Volksoperahuis is nog wel even te zien. Op Boulevard zagen we Wende Snijders optreden met haar show Wende. Zij zal nog zeker tot en met juni volgend jaar in de theaters te zien zijn. Op Noorderzon trad Eboman op met de voorstelling Verknipt. Daar kan je van 22 september tot en met 9 november nog van genieten in de theaters. In Rotterdam liepen we op de Parade binnen bij de voorstelling De Varkensfabriek en bij Van Houts en de Ket die optraden met hun show Zere Benen. Beide succesvolle voorstellingen kom je ook regelmatig tegen in de theaterboekjes. Tot slot zagen we op de Parade in Amsterdam de voorstellingen: Extase, religion no problem door Suver Nuver, Blöd door Bellevue Theaterproducties en Via Rudolphi en Hypoklisma door V.I.G. Voor deze voorstellingen krijg je nog twee maanden de tijd om ze te bekijken.

Toneelgroep Amsterdam – De Kruistochten

Foto: Chris van der Burght
Foto: Chris van der Burght

Een aantal landelijke toneelgezelschappen en Nederlandse schouwburgen presenteert vanaf dit seizoen jaarlijks een serie ‘Topstukken’. Eén van die stukken is dit seizoen De Kruistochten. Een voorstelling die nu voor het derde seizoen op rij gespeeld mag worden. En terecht, al zeggen we het zelf.
Speelperiode: 14 januari tot en met 16 april 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Nationale toneel – Wachten op Godot

Foto: Pan Sok
Foto: Pan Sok

Een ander topstuk zagen we twee seizoenen terug: Wachten op Godot. Een bijzonder en zeker niet gemakkelijk stuk met hoofdrollen voor Mini (Karel de Rooij) en Maxi (Peter de Jong). Een voorstelling waar de tijd voor wordt genomen en waar je uiteindelijk tot de conclusie komt dat wachten heel lang kan duren.
Speelperiode: 14 september tot en met 19 november 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Montezuma’s Revenge – Pop Art

~

Karel de Rooij is ook verantwoordelijk voor de regie van Pop Art. Het resultaat mag er zijn. Gouden strotjes hadden de vijf heren van Montezuma’s Revenge al, maar nu is de aankleding, uitvoering en choreografie ook nog eens erg indrukwekkend en vooral magisch.
Speelperiode: tot en met 21 april 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

André Manuel – Lazarus

Foto: Martin Bosker
Foto: Martin Bosker

“Humor is een tumor met een toetertje”. Cabaretier André Manuel steekt zijn mening niet onder stoelen of banken. Het kan hem niets schelen als hij mensen kwetst. Dan hadden ze maar niet moeten komen kijken, straalt hij uit. Een overdonderende, sterke voorstelling.
Speelperiode: 9 september 2005 tot en met 16 april 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Fred Delfgaauw – Mozart

Foto: M. Brinkgreve
Foto: M. Brinkgreve

Met Mozart won Fred Delfgaauw de NRC Handelsblad Toneelpublieksprijs 2004-2005. Een reden om dit seizoen ook weer rond te trekken met deze bijzondere en adembenemende poppentheatervoorstelling.
Speelperiode: 5 oktober 2005 tot en met 29 januari 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Ro Theater – Proust 4

Foto: Pan Sok
Foto: Pan Sok

Proust 4: De kant van Marcel, zoals de volledige titel van deze voorstelling luidt, raakt het hart minder dan deel drie. Maar dat succesnummer overtreffen was dan ook wel een heel lastige opgave. Tijdens deel vier is vooral de huishoudster van Proust (Paul Kooij) aan het woord. Het is niet noodzakelijk om de andere delen gezien te hebben, maar als je dat wel wilt, hou dan je ogen open voor de Proust Marathon.
Speelperiode: 7 september tot en met 13 november 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Jochem Myjer – Yeee-haa!

~

Cabaretier Jochem Myjer is nog sneller dan tijdens zijn vorige show Adéhadé. Hoe komt hij toch zo druk!? Toch is hij nog steeds even grappig en gevat. Een krullenbol om van te houden. Ga hem zien en laat je verrassen. Je zal het niet vol kunnen houden om niet in de lach te schieten.
Speelperiode: 10 september tot en met 27 mei 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Toneelgroep Amsterdam – Het temmen van de feeks

Foto: Chris van der Burght
Foto: Chris van der Burght

Het temmen van de feeks is het derde deel van de huwelijkscyclus die Ivo van Hove regisseert bij Toneelgroep Amsterdam. Dit jaar volgt nog het slot, Perfect wedding, waar we ook veel van verwachten. Tot die tijd kan je in ieder geval nog gaan kijken naar de verrassende versie van deze Shakespearefeeks.
Speelperiode: tot en met 15 december 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Noord Nederlands Toneel – De getemde feeks

~

Ook het Noord Nederlands Toneel haalt hetzelfde stuk van Shakespeare weer uit de kast. We zagen deze versie in 2003. Een geslaagde voorstelling, die toen na een erg korte repetitieperiode opgevoerd moest worden. Regisseur Karina Kroft heeft nu alle tijd gehad om nog wat puntjes op de i te zetten.
Speelperiode: 20 januari tot en met 1 april 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Theater EA – Puin

Foto: Anna van Kooij
Foto: Anna van Kooij

Een voorstelling over een broer en zus die vertellen over de dood van hun ouders en de gluiperige oom Henrie. Wij hadden wat kritiek op het spel van de broer. Wellicht zit de ingewikkelde tekst inmiddels wat meer in zijn hoofd en kan er wat vrijer worden gespeeld.
Speelperiode:9 december 2005 tot en met 2 april 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

John Buijsman – Een nacht uit het leven van de stad

Foto: Beer Buijsman
Foto: Beer Buijsman

De donkere verhalen in Een nacht uit het leven van de stad worden door middel van muziek met elkaar verbonden. De voorstelling wordt gebracht als muziektheater, maar daar is het wel wat magertjes voor. Het zijn krachtige en realistische monologen, uitgesproken door John Buijsman met een muzikale begeleiding, niets meer en niets minder.
Speelperiode: 12 januari tot en met 25 februari 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Cirque Éloize – Nomade

Foto: Patrick Beauchamp
Foto: Patrick Beauchamp

Het Canadese theatergezelschap Cirque Éloize komt nog een keer terug naar Nederland met de voorstelling Nomade. Geen dieren, maar wel veel acrobaten, clowns en een slangenmens. Een indrukwekkend, niet alledaags circus.
Speelperiode: 21 september tot en met 16 oktober 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Erik van Muiswinkel en Diederik van Vleuten – Antiquariaat Oblomow

Foto: Katinka Krijgsman
Foto: Katinka Krijgsman

Een voorstelling met veel imitaties en actualiteiten. Erik van Muiswinkel en Diederik van Vleuten laten zich gaan en maken er wat moois van. De dialogen zijn vermakelijk en spits en de vlijmscherpe oneliners blijven je bij.
Speelperiode: 6 september tot en met 23 december 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Joop van den Ende Theaterproducties – The Price

Foto: Pan Sok
Foto: Pan Sok

In The Price worden situaties geschetst waarin iedereen zich wel een keer zal kunnen herkennen. Het wordt op een menselijke, alledaagse en komische manier gebracht. John Kraaijkamp mag dan wel een glorierol hebben in het stuk en de mensen naar het theater lokken, maar wij vonden Victor Löw toch ook erg goed en passievol spelen.
Speelperiode: tot en met 16 oktober 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Ashton Brothers – Ballyhoo

Foto: Leo van Velzen
Foto: Leo van Velzen

Ballyhoo betekent chaos, trammelant, drukte en spektakel. En dat is precies wat je als bezoeker krijgt. Pepijn Gunneweg, Pim Muda, Joost Spijkers en Friso van Vemde bewijzen met deze wervelende show dat hun eerste voorstelling, Tragiek van de Onderman, geen eendagsvlieg is geweest.
Speelperiode: 13 september 2005 tot en met 24 juni 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Leon van der Zanden – Zwarte hond

~

Vorig seizoen wist Leon van der Zanden ons nog niet helemaal te overtuigen. Aan de ene kant slaagt hij erin om snel en scherp in te spelen op zijn publiek. Aan de andere kant is hij net iets te langzaam en gaat hij soms wel erg lang door op een grap. Zou hij daaraan hebben gewerkt?
Speelperiode: tot en met 28 april 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

De praktijk – Hurly Burly

Foto: Joris van Bennekom
Foto: Joris van Bennekom

Lekker zwelgen in deze ellende, dat is het gevoel dat overheerst na het zien van deze zwartgallige komedie. Een avondje kijken naar vrienden die zichzelf naar de kloten helpen. Goed geacteerd, maar het stuk ligt wel zwaar op de maag.
Speelperiode: 13 oktober tot en met 29 december 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Jörgen Raymann – In Holland staat mijn huis

Foto: Daniel L. Istatia
Foto: Daniel L. Istatia

Deze theatervoorstelling vonden we teleurstellend. In Raymann is laat mag Jörgen Raymann dan misschien leuk zijn, maar tijdens dit avondvullend programma is hij soms wat langdradig en te grof. De snelheid en de originaliteit die hij tijdens zijn tv-shows heeft, mist hij in het theater.
Speelperiode: 4 november 2005 tot en met 12 juni 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

De Mexicaanse hond – De verschrikkelijke moeder

Foto: Ben van Duin
Foto: Ben van Duin

Deze voorstelling is best leuk, maar het ontbreekt aan een goede en vooral logische verhaallijn. Het spel van vooral Pierre Bokma en Kees Hulst, en de mooie muziek maken veel goed.
Speelperiode: 8 september tot en met 10 december 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Dood Paard en Monk – Zomernachtliefde

Foto: Sanne Peper
Foto: Sanne Peper

Zomernachtliefde is een energiek, fris, melig en brutaal toneelstuk. Het spel heeft een goed ritme en veel vaart. De acteurs schakelen perfect tussen beheersing en chaos. En natuurlijk ontbreken de Shakespeareiaanse teksten niet.
Speelperiode: 21 september tot en met 8 december 2005.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Ruben en Nathan – Integere types

Foto: Ingrid Wolff
Foto: Ingrid Wolff

Vanaf maart 2006 werken Ruben en Nathan aan hun tweede programma. Nu toeren ze nog snel even met hun voorstelling Integere types. Een leuk duo, dat vooral met zijn fantasierijke avonturenverhalen weet te scoren.
Speelperiode: 14 september 2005 tot en met 16 februari 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Joep Onderdelinden – Strak

~

Strak zijn de typetjes die Joep Onderdelinden neerzet. Geen BN-ers, maar eenvoudige, haast kinderlijke personen of dieren die dicht bij het publiek staan. Maar door het gebrek aan inhoud van zijn voorstelling weet hij de nieuwsgierigheid van zijn publiek niet te bevredigen.
Speelperiode: 6 januari tot en met 8 mei 2006.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Joop van den Ende Theaterproducties – The Lion King

Foto: Deen van Meer
Foto: Deen van Meer

Dit seizoen komt Van den Ende met nog een Disneyklassieker: Beauty and the Beast. Die voorstelling zal van theater naar theater trekken. In het Circustheater in Scheveningen blijft de musical The Lion King nog steeds genoeg bezoek trekken en het zal dan ook geen verrassing zijn dat het dierenspektakel ook dit seizoen nog te zien is.
Speelperiode: het hele seizoen nog.
Lees hier onze uitgebreide recensie.

Theater / Voorstelling

20 jaar lang aanstormend cabarettalent

recensie: Cabarestafette (Diverse cabaretiers)

Cabarestafette viert dit jaar het 20-jarig jubileum. Het publiek heeft in deze jaren kennis kunnen maken met zo’n 140 cabaretiers onder wie Bert Visscher, Hans Teeuwen, Theo Maassen en Sanne Wallis de Vries. De avond is opgebouwd uit drie optredens en is meer een festival dan een wedstrijd, zoals vaak ten onrechte wordt gedacht. Iedere avond komen er allerlei vormen en stijlen van cabaret aan bod. Vanavond staat de meer traditionele vorm van Micha Wertheim, de kleinkunst van GEEN FAMILIE en de meer gedurfde vorm van Ilse Warringa op het programma.

De presentatie is zoals altijd in handen van de spitsvondige Jan J. Pieterse. Hij draagt tussen ieder changement kort voor uit eigen werk. Zijn frisse en grappige poëzie over het alledaagse leven past goed bij de avond. Na een gedicht te hebben voorgedragen gooit hij zijn boek als cadeau het dankbare publiek in. “Laat dat voorlezen maar, gooi meteen maar weg!”, aldus Pieterse.

Ilse Warringa

Ilse Warringa. Foto: Diana Wildschut
Ilse Warringa. Foto: Diana Wildschut

Het spits wordt afgebeten door Ilse Warringa, finalist van Cameretten 2003. Vanavond laat ze ons scènes zien uit haar avondvullende programma Bye Bye Blackbird. Ilses stijl is wrang en verwarrend. In een hoog tempo volgen bizarre sketches elkaar op met een duidelijke poging te shockeren. Helaas werkt dit soort confronterende humor hier meestal averechts. Het ligt er te dik bovenop en de onderwerpen zijn niet gelukkig gekozen. Deze lopen uiteen van een rampoefening met Moslims (gaap, haal de Moslims er maar weer bij) tot sekslessen voor kinderen. Het is allemaal erg platvloers, maar dat is duidelijk een bewuste keuze. Ze doet tussendoor een dansje met een klarinet, zingt hier en daar een liedje en vertelt het verhaal van de Kussenman. Dit laatste stuk is ook al zo’n vreemde eend in de bijt. Een tragisch verhaal, tussen al deze ludieke stukken. Ook is het geen verrassend verhaal als je dit theaterstuk van Martin McDonagh al kent.

Het publiek reageert niet erg enthousiast; een klein lachje kan er zo nu en dan wel af, maar echt schuddebuiken zit er niet in. Warringa is wel sterk in stemmetjes en typetjes; van kakmadam tot kindsmeisje en van clown die sekslessen aan kinderen geeft tot vals kreng. Ook heeft ze een goede zangstem, maar ze kan even goed vals zingen en dat is knap. Ze gaat voor verwarring, maar dat is meteen ook het slechte eraan: de coherentie is hierdoor verdwenen. Ilse Warringa lijkt nog zoekende naar haar eigen stem en stijl.

Bye Bye Blackbird is nog tot en met 19 mei te zien in de theaters.

Micha Wertheim

Micha Wertheim. Foto: Felix Kalkman
Micha Wertheim. Foto: Felix Kalkman

Micha Wertheim begint zijn show met een goochelact waarin hij hondjes van ballonnen maakt – en dan ook alleen maar hondjes. Wertheim won in 2004 het Leids Cabaret Festival. Al snel ontpopt hij zich op het podium als een arrogante artiest wiens roem naar zijn hoofd is gestegen. Dit is allemaal gespeeld, en ondanks de irritante zelfgenoegzaamheid blijft hij toch innemend. Al gaat dit trucje – want dat wordt het na verloop van tijd – wel op den duur vervelen omdat het de hele tijd terugkomt. Zo mag het publiek met zijn gewonnen beker op de foto (ja, hij heeft hem meegenomen en betast hem alleen met witte handschoentjes) en citeert hij uit lovende persberichten. Wertheim mag best laten zien dat hij meer in huis heeft en geen one trick pony is. Goochelen is bijvoorbeeld een terugkerend thema in zijn optreden en de show krijgt ook kracht door de vaart en de energie die de man uitstraalt. In het midden van de show zakt het heel even een beetje in, maar gelukkig herstelt hij zichzelf snel. Het publiek is enthousiast en Wertheim mag het meeste applaus van de avond in ontvangst nemen.

Micha Wertheim staat nog tot en met 31 maart in de theaters.

GEEN FAMILIE

GEEN FAMILIE
GEEN FAMILIE

GEEN FAMILIE bestaat uit Niels van der Laan en Jeroen Woe. In april 2005 won het duo het Concours om de Wim Sonneveldprijs. GEEN FAMILIE maakt voorstellingen die het midden houden tussen cabaret, toneel en muziektheater. De twee mannen zijn kleinkunstenaars in hart en ziel, en erg studentikoos. Je houdt ervan of niet en de teneur in de zaal is dan ook verdeeld. Ze zingen liedjes die wel erg in de buurt komen van Acda & De Munnik. Hier en daar hoor ik wel een hitje, zoals het nummer Dikke Doerak.

GEEN FAMILIE vertelt deze avond een verhaal over de boze Ralph. Ralph leidt een teruggetrokken bestaan in het huis van de nieuwe vriend van zijn moeder. Naast Ralph en de vriend komen er nog wat personages langs. Heel leuk gevonden is de rol van Toelichter, een personage dat tussendoor uitlegt wat er nu eigenlijk gebeurt. En dat is geen overbodige luxe, want het is allemaal erg versnipperd en qua verhaalstructuur niet echt boeiend. Gelukkig komt het verhaal aan het einde wel mooi samen, maar echt strak gebeurt het niet. Het is wel erg afwisselend; soms serieus, dan weer ludiek en zo nu en een liedje. Leuk, maar het kan allemaal wel wat gekker en meer overdreven. Het komt nu wat bescheiden, rommelig en bij vlagen zelfs knullig over.

GEEN FAMILIE gaat met een nieuwe voorstelling op tournee in het seizoen 2006/2007.

De Cabarestafette trekt door het hele land en is nog te zien tot en met 8 juni 2006. Elke avond is uniek, omdat er uit een bestand van 25 deelnemers steeds drie andere optredende cabaretiers met hun eigen stijl en vorm worden gekozen.

Muziek / Album

Joseph Marx’ Romeinse kastelen

recensie: Orchestral Music Vol. 4 – Romantisches Klavierkonzert / Castelli Romani

Een nieuwlichter is niet altijd een groot kunstenaar – omgekeerd is een groot kunstenaar niet per definitie een vernieuwer. Bach is een goed voorbeeld: een groots vakman, maar niet echt een innovator. Het omgekeerde zou je kunnen zeggen van Schönberg. Als ik de Oostenrijker Joseph Marx (1882-1964) in dit plaatje probeer in te passen, kom ik eerder uit aan de kant van Bach dan aan die van Schönberg. De man was zeer conservatief en week nooit meer echt af van het toonpalet dat hij in zijn vroegste jaren als componist gebruikte.

Dat is althans het gebruikelijke verhaal. Maar luisterend naar Marx’ muziek begin je aan dat vaak genoemde conservatisme te twijfelen. Natuurlijk, het is geen twaalftoonsmuziek. Maar anderzijds is het ook geen schaamteloze kopie van muziek uit de tijd van Tsjaikovski, waar veel van zijn collega’s zich tot in de jaren dertig aan schuldigmaakten.

Traditioneel, but different

Marx heeft goed geluisterd naar impressionisten zoals Ravel, naar Richard Strauss en vooral naar zijn Weense ‘buurman’ Erich Korngold. En net als die laatste moest hij inderdaad niets hebben van nieuwlichters zoals Arnold Schönberg. Maar dat betekende, net zoals bij Korngold, zeker geen slaafse navolging van de traditie. Dat veel schrijvers over muziek dat nog steeds voor zoete koek aannemen zegt meer over het succes van Schönbergs PR-oorlog, dan over hun vermogen om zelf naar muziek te luisteren.

Want je zult een stuk van Marx geen ogenblik verwarren met dat van iemand anders. Zo ook deze pianoconcerten, met een uitbundig gebruik van contrapunt, stekelige ritmes en een zeer afwisselende orkestratie – op het ene moment bijna voluptueus, dan weer heel sober.

~

Het eerste stuk, het Romantisches Klavierkonzert uit 1919, is precies dat: een groots opgezet, romantisch concert, met ongelooflijk virtuoze passages die in brede golven op de luisteraar afkomen. Concentratie is noodzakelijk om door het buitengewoon dikke bos de bomen nog te zien. Ik kan me zomaar voorstellen dat dit niet ieders kost is, omdat in de veertig minuten die het concert duurt de melodische lijnen niet altijd even duidelijk worden. Het is vooral een vehikel om de pianopartij goed te doen uitkomen; het orkest vormt de broeierige achtergrond waartegen de solist scherp afsteekt.

Het Romantisches Klavierkonzert werd eerder door Hyperion opgenomen met Marc-André Hamelin als solist en Osmo Vänskä als dirigent. Het opvallende verschil tussen Hamelins versie en deze met David Lively is vooral dat dirigent Sloane Marx’ breedsprakigheid nog eens aanzet, en dat komt de structuur van het geheel niet altijd ten goede. In de veel compactere versie van Vänskä waren de lijnen soms al moeilijk te volgen, maar hier wordt het af en toe wel heel erg lastig.

Romeinse rondgang

Maar alles, echt alles wordt goedgemaakt door de opname van Marx’ tien jaar later geschreven tweede pianoconcert met de titel Castelli Romani. Marx probeert hierin een rondgang door het oude Rome uit te beelden – de delen zijn dan ook genoemd naar Romeinse gebouwen: Villa Hadriana, Tuscanum en Frascati. Het is een dikke tien minuten korter dan het eerste concert en mede daardoor ook veel spannender. Maar ook het feit dat Marx veel van zijn melodieën uit de Italiaanse volksmuziek haalt draagt bij tot de samenhang. Volksmuziek kent over het algemeen een eenvoudige ritmiek, terwijl Marx juist neigt naar heel ingewikkelde ritmes. Het is dus juist het gemis van Marx’ volledige vrijheid dat het stuk ten goede komt.

Lively kan dit werk goed aan – geen moment klinkt het geforceerd, maar daarbij moet wel worden gezegd dat de eisen die dit werk aan de pianist stelt minder extreem zijn dan die van het Romantisches Konzert, waarvan de concurrentie (Hamelins opname voor Hyperion) duidelijk de betere versie afleverde. De begeleiding van Sloane en diens Bochumers is ook zeer behoorlijk, zij het niet briljant. Hetzelfde orkest voerde dit concert een aantal malen live uit, en is bovendien bezig om alle orkestwerken van Marx voor ASV op te nemen. Zet deze opname af tegen de eerste (met de Naturtrilogie) en het is duidelijk dat het orkest bezig is zich dit repertoire meer en meer eigen te maken.

Al heel lang was er behoefte aan een opname van Castelli Romani en het is heel goed dat die er nu eindelijk is. Het is gelukkig ook een heel goede opname, maar die van het Romantisches Klavierkonzert is desondanks niet van hetzelfde niveau als die van Hamelin. Lively en Sloane zijn duidelijk veel meer op hun gemak in Castelli dan in het Klavierkonzert. En het is dat stuk dat de aanschaf van deze CD meer dan rechtvaardigt.

Boeken / Fictie

Angst van de mens

recensie: H.G. Wells - The War of the Worlds

De wetenschap heeft het grootste deel van de mensheid nu gerustgesteld, maar lange tijd geloofde men massaal in een invasie van Marswezens. De Britse schrijver H.G. Wells speelde in het beruchte War of the Worlds (1898) in op die angst. Onlangs werd het boek opnieuw verfilmd. En aangezien een Hollywood-blockbuster de verkoopcijfers nooit veel kwaad kan doen, en omdat de vorige vertaling reeds een aantal decennia oud was, verscheen zijn bestseller pasgeleden in een nieuwe Nederlandse vertaling. Arie Storm, zelf schrijver, viel de eer te beurt het boek te vertalen.

In het rustige plaatsje Woking, ergens in Engeland, verschijnen de Marsbewoners voor het eerst. Ze worden gelanceerd in de richting van de aarde en komen daar neer in vreemde cilinders. Aanvankelijk vormen de nieuwe wezens geen probleem – ze bestaan, volgens de beschrijving van de ik-persoon, vooral uit hoofden, omdat ze al zover zijn in de evolutie dat ze alle overbodige lichamelijke vormen hebben afgelegd. Wanneer ze echter beginnen te sleutelen aan vreemde machines, neemt ieder exemplaar een schild en een driepoot aan, zodat ze nagenoeg onverslaanbaar worden. Bovendien storten meer en meer cilinders neer in het geteisterde land.

Overweging

~

Wells’ voornaamste doel is niet een sensationeel verhaal te schrijven. Door de verwijzingen van de ik-persoon, die het verhaal achteraf opschrijft, is al snel duidelijk waar het verhaal naar toe gaat. Belangrijker is de gedachte die Wells het boek meegeeft: alles waar we bang voor zijn, een invasie, uitroeiing, bewerkstelligen we zelf al tegenover anderen.

En voordat we hen te scherp veroordelen moeten we ons eerst maar eens herinneren welke meedogenloze en totale vernietiging onze eigen soort heeft uitgevoerd, niet alleen op dieren, zoals de verdwenen bizon en de dodo, maar ook op onze eigen lager ontwikkelde rassen. Zijn wij zelf zulke vredesdiscipelen dat we mogen klagen als de Marsbewoners oorlog voeren in diezelfde geest?

Deze boodschap is van alle tijden, want er gaat geen tijdsgewricht voorbij zonder een oorlog waarin mensen talloze soortgenoten ombrengen en de natuur onherstelbaar beschadigen; de Middeleeuwse kruistochten, de conflicten in het Midden-Oosten, het huidige terrorisme.

Merkwaardig hedendaags

Het feit in aanmerking genomen dat H.G. Wells het verhaal al in 1898 op papier zette (de gloeilamp was toen nog geen twintig jaar in gebruik), is War of the Worlds nog merkwaardig bij de tijd. Wells beschrijft dat de Marsbewoners technologisch gezien veel verder zijn dan de aardebewoners, in een schets die ook in een nieuw boek voor zou kunnen komen:

Het apparaat maakte de indruk van een metalen spin met vijf samengevoegde, beweeglijke benen en met aan het lichaam een buitengewoon aantal nauw samenwerkende hefbomen, stangen en tastende en grijpende tentakels.

Commotie

~

The War of the Worlds werd pas echt bekend toen in 1938 een hoorspel uitkwam dat gebaseerd was op het boek. Vele mensen geloofden de nieuwsberichten die in scène waren gezet, ze raakten in paniek en sloegen massaal op de vlucht zodat zelfs enkele wegen dichtslibden. Wells zelf beschrijft het heel anders. Zijn nuchtere Engelse personages blijven zo lang mogelijk gewoon thuis en verlaten pas terughoudend de huizen wanneer ze het nieuws niet meer kunnen ontwijken. Nog dagenlang na de inslag van de eerste cilinder zijn er mensen die de nieuwsberichten niet geloven, ook omdat die niet anders verspreid worden dan via kranten en mond-tot-mond-reclame.

Verfilmingen

H.G. Wells’ oeuvre omvat vele boeken, maar de reden dat The War of the Worlds daar de bekendste van is, is dat het boek al twee keer verfilmd is. In 1953 sleepte de eerste verfilming een Oscar voor de beste special effects in de wacht. Steven Spielberg regisseerde de versie die eerder dit jaar uitkwam. Beide films bevatten nogal wat dichterlijke vrijheden; The War of the Worlds anno 1953 speelde zich af in Amerika en Spielberg verving de rustige Engelse hoofdpersoon door een gescheiden man die zijn twee kinderen in een moordende autorit naar hun moeder moet brengen. En dus geldt voor The War of the Worlds wat voor zoveel verfilmde boeken geldt: het boek is beter.

Muziek / Achtergrond
special: Een interview met Biohazard-Billy

‘We schrijven muziek voor onszelf en niet voor de platenmaatschappij of de pers.’

~

Allereerst kan ik je feliciteren met een fantastisch afscheidsalbum, dat een hoop kritiek van de afgelopen jaren van tafel blaast. Wat ik me echter afvraag is waarom jullie er na zo’n album toch mee stoppen.

Als je door de platenmaatschappij wordt gevraagd of je Billy Graziadei van Biohazard wilt interviewen zeg je natuurlijk geen nee. Zeker niet nu deze roemruchte New Yorkse hardcore-band net zijn laatste album Means to an End heeft uitgebracht en het als groep voor gezien houdt. In een gesprek met Billy kijken we zowel naar de huidige stand van zaken als naar het verleden en de toekomst.

“Dank je, het is zeker prettig om waardering te krijgen voor dit album. Het is inderdaad zo dat er altijd wel kritiek is geweest, maar bij ons heeft het altijd gedraaid om ons eigen plezier in de muziek. We schrijven muziek voor onszelf en niet voor de platenmaatschappij of de pers. De reden om te stoppen met Biohazard heeft voornamelijk te maken met het feit dat we toch enigszins uit elkaar zijn gegroeid op muzikaal gebied.
Ik blijf echter zeker actief binnen de muziek met mijn nieuwe band Suicide City, dus ik zie het voorlopig zeker niet als een afscheid.”

Kijkend naar de eerste reacties op Means to an End zie je vooral veel lovende woorden over het feit dat het weer teruggrijpt op het geluid van Urban Discipline en State Of The World Adress. Zoals je zelf al aangeeft is het niet een reactie op de pers of de platenmaatschappij. Kun je vertellen wat wel de motivatie voor dit album is geweest?
“Voor het maken van dit album ben ik er eens rustig voor gaan zitten, en ben alle albums die we hebben gemaakt eens langsgegaan. Op die manier heb ik geëvalueerd wat de echte Biohazard-sound is. Ik sta nog steeds achter elk album dat we hebben gemaakt, en elk album bevat ook ingrediënten die kenmerkend zijn voor onze muziek. Juist die ingrediënten moesten samenkomen op deze plaat. Het doel van dit album was dan ook om de energie weer terug te krijgen en een klassieker neer te zetten die precies weergeeft waar Biohazard voor staat.”

Op het album staat ook één nummer dat muzikaal gezien niet direct als een heel typisch Biohazard-nummer klinkt. Ik doel op To the Grave: dit nummer begint met een riff die telkens lijkt te verschuiven. Dit terwijl het refrein weer een slepende vierkwartsmaat is. Waar komt deze invloed vandaan?
“Eigenlijk kan ik daar niet echt een duidelijke invloed voor aanwijzen. Het is niet zo dat het direct geïnspireerd is op een bepaalde band. Meestal start zo’n nummer gewoon met een bepaalde riff als basis, en vloeit er op die manier uit wat ik in mijn hoofd heb. Eigenlijk staat er ook op elk Biohazard-album wel een min of meer afwijkend nummer, denk maar aan bijvoorbeeld Hallowed Ground op Kill or be Killed of Tears of Blood op Urban Discipline. Op dit album is het dus To the Grave.”

~

Een ander punt dat me opviel is dat dit album opgenomen is met alweer de vijfde gitarist van Biohazard (Scott Roberts van de band Cro-Mags). Kun je vertellen wat hier de oorzaak van is? Op Kill or be Killed speelden jullie nog met Carmine Vincent.
“Ja, dat klopt. Carmine heeft echter maar heel kort deel uitgemaakt van de band. Toen we tourden voor Kill or be Killed werd hij ziek en Scott heeft hem toen vervangen gedurende de rest van de tour. Dit is ontzettend goed bevallen, omdat hij ook een hoop energie terugbracht in de band. Ook live is het een gitarist die perfect binnen de groep past, en sinds Bobby (Hambel, gitarist van het eerste uur die na State Of The World Adress de band verliet) is hij ook de beste gitarist waarmee ik heb gespeeld. Het sprak voor zich dat hij op dit album ook mee zou doen.”

Nu je het toch over touren hebt, kunnen we jullie nog in Europa verwachten om afscheid te nemen?
“In eerste instantie was het niet de bedoeling nog te gaan touren, maar we zijn met zijn vieren om de tafel gaan zitten en hebben besloten toch een tour te doen en daarbij ook zeker Europa aan te doen. Dat zal echter niet eerder dan 2006 worden.”

En zal er ook nog een blijvende herinnering (lees: DVD) uitgebracht worden?
“Ja, we zijn al een hele tijd bezig met het idee een DVD uit te brengen, maar dat is telkens om de een of andere reden misgelopen. Ik wilde eigenlijk ook bij dit laatste album een DVD toevoegen, maar uiteindelijk kon dit niet door de platenmaatschappij, dus duurt het nog even.”

Op de vraag wat er precies op de DVD komt te staan, zegt Billy dat we ons maar moeten laten verrassen. Als ik aangeef dat ik eigenlijk door mijn vragen heen ben, wil hij toch nog even iets kwijt over Nederland.
“Door de jaren heen hebben we een hoop landen aangedaan en een van de dingen die me bijgebleven zijn, is de sfeer die er altijd heerst in Nederland. We hebben hier vaak optredens gedaan en jullie zijn altijd heel erg laid-back en relaxt. Jullie zijn geïnteresseerd in waar het echt om draait en niet in alle bullshit. Hier in Amerika worden we overspoeld met allerhande keuzes – er zijn alleen al 150 tv-kanalen – terwijl de dingen waar het echt om draait vaak uit het oog worden verloren; familie, vrienden, een dak boven je hoofd en iemand om van te houden. Elk land is weer anders qua sfeer en wij proberen er altijd samen met het publiek een feest van te maken. In Holland hebben we altijd een fantastische respons gehad!”

En met deze woorden besluiten we het gesprek. We kunnen dus uitkijken naar een bezoek van Biohazard aan Nederland, maar wie weet zien we Billy ook nog terug met Suicide City.

Boeken / Strip

Novelle met de grafische diepgang van een ansichtkaart

recensie: Rudolf Kahl - Herinneringen: mijn jeugd op de puinhopen van het Derde Rijk

Stripauteur Rudolf Kahl, geboren in Hamburg, besloot op 17-jarige leeftijd te emigreren naar Nederland. Na de nodige omzwervingen die hem zelfs tot Brazilië brachten, vond hij hier de juiste omgeving om zich verder te ontwikkelen. Een kortstondig verblijf op de kunstacademie werd gevolgd door een carrière in de reclamewereld. Ook schreef en illustreerde hij in die tijd enkele boeken over oude wapens. Dit alles bleek de opmaat tot (volgens velen) zijn magnum opus: Herinneringen.

Begin jaren tachtig werd Herinneringen voor het eerst in albumvorm uitgegeven. Ondanks lovende kritieken en de toekenning van de Dick Bos-prijs werd het niet het succes dat de auteur voor ogen stond. Nu het album onder de noemer Graphic Novel opnieuw het levenslicht ziet, zijn de belangstelling en het enthousiasme aanmerkelijk groter.

Praatje bij een plaatje

~

Zoals de titel Herinneringen al aangeeft, handelt het album over de jeugd van Rudolf Kahl. We volgen hem vanaf zijn prilste herinneringen tijdens de laatste jaren van de oorlog, tot aan zijn emigratie naar Nederland. Het interessante aspect van de Graphic Novel is het geraffineerde samenspel tussen tekst en beeld. Al snel valt te constateren dat deze synergie in dit album ver te zoeken is. Door het toevoegen van te veel verklarende tekst, wordt de indruk gewekt dat de auteur weinig fiducie heeft in de zeggingskracht van zijn afbeeldingen. Op een aantal uitzonderingen na blijft het geheel steken in een ‘praatje bij een plaatje’. In plaats van elkaar aan te vullen, ondernemen tekst en beeld voortdurend pogingen afzonderlijk de aandacht van de lezer te winnen.

Stijf en onwennig

Toch zou deze concurrentiestrijd tussen woord en beeld niet eens zo desastreus hoeven zijn voor het verhaal. Ware het niet dat ook de kwaliteit van de afzonderlijke ingrediënten veel te wensen overlaat. De tekeningen ogen zeer professioneel, maar ontberen de juiste lijnvoering om de lezer echt te beroeren. De in beeld gebrachte personages en taferelen doen meestentijds aan verstilde filmfragmenten denken. Hoe knap de haast fotografische tekenstijl ook mag zijn, het draagt nauwelijks bij aan de emotionele beeldingskracht van de verschillende scènes. Het is indrukwekkend te zien hoe natuurgetrouw Rudolf Kahl stations, autos, boten en gebouwen vormgeeft, maar in de meeste gevallen hebben ze de grafische diepgang van een ansichtkaart. Het zijn niet meer dan gekopieerde vakantiekiekjes en overgetrokken foto’s uit diverse brochures. Dit alles zonder de intentie de verbeelding van de lezer te prikkelen. Ook lukt het de auteur slechts bij vlagen om zijn personages de juiste gezichtsuitdrukkingen mee te geven. Hierdoor blijven het zielloze creaties, die ongewoon star hun kunstjes vertonen binnen de hen toegemeten kaders.

Quasi-literaire eloquentie

~

Ook op de prozaïsche stijl is het nodige aan te merken. Veel passages worden taalkundig zo gerationaliseerd dat de ware aard van het momentum zielloos verloren gaat. Als we de auteur als jongeling terugvinden te midden van een herfstachtig landschap, starend in het niets, past slechts stilte. Een fragment uit het onderschrift luidt echter:

In feite voltrok zich hier het Darwinistische principe van de natuurlijke selectie, waarbij de mannen van de stakkers gescheiden werden. Ik was een buitenstaander, een freak. Als het woord toen al bestaan had, had je me een nerd kunnen noemen.

Hier is geen man aan het woord die zijn vroegere twijfels en sprakeloosheid betekenis wil geven, maar een schrijver die koketteert met zijn quasi-literaire eloquentie. Het zijn met name deze momenten die Herinneringen zo ongenietbaar maken.

Het heeft er alle schijn van dat Rudolf Kahl geen keuze kon maken in welke vorm hij zijn verhaal zou gieten: strip of proza. Hij koos uiteindelijk voor het hybride karakter van de Graphic Novel. Een dappere daad, waarmee hij tegelijkertijd pijnlijk duidelijk maakt dat dit genre in Nederland nog volop in de kinderschoenen staat.

Muziek / Album

Minder is meer?

recensie: Brahms' eerste voor twee pianisten

Ik ben een paar keer in mijn leven in het Rijksmuseum geweest. Het is een verbijsterende plek (of dat was het althans voor de verbouwing). Tussen hordes spiegelreflexende Japanners, halfdronken Britten en stonede Amerikanen sleep je je van het ene zeventiende-eeuwse meesterwerk naar het andere. Allemaal even barok vormgegeven en gigantisch – met als hoogtepunt Rembrandts Nachtwacht. ‘Oehs’ en ‘aaaahs’ klinken links en rechts om je heen. Heel indrukwekkend allemaal. Maar ook wel een beetje veel.

Schets van Hendrikje Stoffels door Rembrandt
Schets van Hendrikje Stoffels door Rembrandt

Het doet mij in ieder geval terugverlangen naar Rembrandts prachtige pentekeningen en etsen. Hier geen metershoge doeken, maar kleine prenten waarin met een paar simpele halen een afbeelding ontstaat waar zoveel meer leven inzit dan in dat mannenclubje rond de Amsterdamse Donald Trump anno 1640. De terecht beroemde tekening van de slapende Hendrikje Stoffels (mevrouw Rembrandt nummer twee) is een goed voorbeeld daarvan.

Pakkend

Bij muziek werkt het soms net zo en dat is iets dat deze CD met Brahms’ symfonische eersteling en het Triumphlied onderstreept. Johannes Brahms was niet alleen een zeer getalenteerd bedenker van pakkende melodieën, hij had naast de grootste baard van Midden-Europa ook een bijzonder vermogen om het orkest optimaal in te zetten om zijn melodieën zo effectvol mogelijk te spelen. En Johannes schreef graag voor het orkest.

Brood op de plank

Maar ja, er moest ook brood op de plank komen. Orkestpartituren brachten de hoognodige centen niet binnen en pianoboeken wel. Het gemiddelde laat-negentiende-eeuwse Duitse gezin greep elke mogelijkheid aan om met z’n allen rond de piano te gaan zitten, en er ontstond een grote markt voor vierhanden-pianoversies van beroemde orkeststukken. Soms werd daarmee dat stuk tot een schaduw van zijn vroegere zelf gehakt, maar daar was Brahms de man niet naar. Toen hij in 1876 zijn eerste symfonie had voltooid verzorgde hij, toen nog baardloos overigens, zelf de vierhanden-versie.

Architectuur

En het resultaat klinkt echt bijzonder goed. Waar Brahms’ orkestratie nog wel eens wil leiden tot een heel dicht en geconcentreerd geluidsbeeld, blijven op de piano de melodielijnen heel duidelijk en kun je de ‘architectuur’ van het stuk veel beter onderscheiden. En die helderheid maakt het gemis van het effect van het orkest (vooral de veel minder grote verscheidenheid in volume) bijna helemaal goed. Bovendien hoor je de Brahmsroots vrij goed – waar een orkest een wals van geluid over een stuk kan heentrekken, is hier duidelijk te merken waar invloeden van bijvoorbeeld Beethoven en Mozart de kop opsteken.

Transparantie

Johannes Brahms
Johannes Brahms

In de eerste symfonie doet met name die eerste dat nogal eens. Brahms werkte ruim vijftien jaar aan het stuk en schrok er lang voor terug het te publiceren, vooral vanwege de volgens hem onvermijdelijke vergelijking met Beethoven (zegt ook wel iets over Brahms’ ego, overigens). Het stuk werd positief ontvangen en wordt ook tegenwoordig tot Brahms’ beste composities gerekend – waarschijnlijk terecht. De structuur is zeer divers en menig dirigent heeft zijn tanden er sindsdien op stukgebeten. En juist die eigenschap maakt deze, van opsmuk ontdane en daardoor zoveel meer transparante vierhandenversie zo waardevol.

Filler

Het Triumphlied, dat hier als filler wordt opgevoerd naast de eerste symfonie, is wat minder substantieel, ooit geschreven om de totstandkoming van het Duitse Rijk in 1871 te vieren. Wat dat betreft is het een soort nationalistische tegenhanger van Ein Deutsches Requiem, en evenals dat stuk is het gebaseerd op een nogal apocalyptisch stukje bijbel met een grote rol voor zangers en koor. Het gemis van die zangpartij doet zich bij de pianotranscriptie wel voelen, temeer omdat het hierboven genoemde Duitse gezinnetje die teksten wel gezongen zal hebben en Brahms deze pianomuziek ook met die bedoeling publiceerde.

Samenspel

Ik zou echter niet graag een negentiende-eeuws kind zijn geweest dat met deze partituur werd geconfronteerd, want Johannes heeft er geen simpel pingelstukje van gemaakt. De transcriptie is dan misschien heel direct, het samenspel tussen de pianisten vereist een niveau van concentratie dat de gemiddelde thuispianist niet altijd gegeven zal zijn.

Christian Köhn en Silke Thora-Matthies hebben al een hele serie van deze Brahmsuitgaven achter de rug en dat is merkbaar. Natuurlijk zijn het toch al geen misselijke pianisten, maar ze zijn goed op elkaar ingespeeld en zo langzamerhand duidelijk op hun gemak bij dit repertoire. Wel moet gezegd worden dat de langzame delen hier beter gedijen dan de allegro’s, waarin het tweetal zich af en toe wel heel erg laat gaan. Maar Brahms’ afwisseling, met name in deze eerste symfonie, van virtuoze en meer verstilde passages, maakt de balans soms ook moeilijk vindbaar. Die balans wordt echter heel goed gevonden door de technici van Naxos, die hier heel degelijk werk hebben verricht.

Als je echt van Brahms houdt, is deze uitgave onmisbaar, vooral vanwege de eerste symfonie. Weliswaar verlang ik na deze CD soms terug naar de orkestversie, maar het omgekeerde gebeurt vaker – en dat is geen geringe verdienste.

Film / Films

De gimmick van een maatschappijcriticus

recensie: Manderlay

Het lijkt wel alsof de Deense regisseur Lars von Trier teleurgesteld is in de maatschappij en hij dit via zijn films wil verwerken. In bijna al zijn films is de maatschappij hard en oneerlijk (The Idiots, Breaking the Waves, Dancer in the Dark) en het lijkt alsof individuen met geen mogelijkheid hun eigen weg weten te vinden zonder tegenslag na tegenslag te ondergaan. ‘De maatschappij, niets voor mij’, lijkt Von Triers levensmotto te zijn. Nu is hij bezig met een trilogie die nogal kritisch is ten aanzien van de ontwikkelingen in de Amerikaanse maatschappij van de vorige eeuw. Deel één, Dogville, liet de worsteling zien die een nieuweling moet ondergaan om in een maatschappij opgenomen te worden, en de kilheid waarmee deze maatschappij de goede bedoelingen van de buitenstaander beantwoordt. In het vervolg, Manderlay, gaat Grace opnieuw het gevecht aan met een bekrompen maatschappij.

~

Grace vertrekt met haar vader en zijn bende gangsters uit Dogville en komt aan in het plaatsje Manderlay. Ze stuiten op een oude katoenplantage waar zeventig jaar na afschaffing van de slavernij nog altijd slaven in dienst zijn. Grace besluit de plantage onder haar hoede te nemen en de slaven en onderdrukkers een nieuw leven met nieuwe machtsverhoudingen te leren. Al snel leert ze dat de voormalige slaven in hun harten niet vrij denken en dat ze misschien niet eens vrij willen zijn.

Dogma’s

Manderlay zal voor velen een iets lichter verteerbaar cinematografisch hapje zijn dan Dogville was. Niet alleen duurt de film ongeveer een uur korter, er zit ook wat meer tempo in het verhaal. Daarbij is het heel spannend: je wilt samen met Grace dat de situatie voor de zwarte bevolking beter wordt en dat de dogma’s plaatsmaken voor werkelijke vrijheid. Als kijker voel je dezelfde frustraties als Grace, wanneer het niet gaat zoals ze wil. Voor Manderlay werd Nicole Kidman vervangen door Bryce Dallas Howard (The Village), die als Grace niet erg uit de verf komt. Howard doet het niet echt slecht, maar haar vertolking is een beetje kleurloos en weet maar matig te overtuigen (met uitzondering van de ademstokkende scène waarin Grace een van de vroegere slaven moet straffen voor het stelen van eten). Let ook op de sterke rol van Danny Glover als nestor van de groep slaven.

Gimmick

~

Ik heb het ondertussen wel gehad met de cameravoering van Von Trier; schokkend, out of focus, zoomend, jump-cuts, draaiend, na een filmpje of drie weet je het wel en begint de gimmick (want meer is het niet) aan kracht te verliezen. Bij een film als The Idiots is een dergelijke stijl functioneel (de film wil overkomen als een documentaire), maar bij Manderlay heeft het geen enkele toegevoegde waarde. Von Trier zal per film moeten gaan bekijken of hij deze onrustige stijl bij het verhaal vindt passen, als hij geen kopie van een kopie van een kopie van zichzelf wil worden.

Irak

Maar als je na een minuut of twintig de vervelende stijl hebt weten te negeren, weet Manderlay tot aan de opzienbarende, maar toch niet heel erg verrassende ontknoping wel te boeien. De parallellen tussen de gedwongen bevrijding van Manderlay en Irak zijn zo overduidelijk dat hij ongetwijfeld op veel kritiek uit de Verenigde Staten en lof uit Europa zal kunnen rekenen. Nog één deel te gaan (Wasington, zonder h) en dan is Von Triers ‘USA – Land of opportunities’-trilogie ten einde.