Film / Films

Jane Austen op herhaling

recensie: Pride & Prejudice

De romans van Jane Austen (1775 – 1817) zijn altijd een grote bron van inspiratie voor filmmakers geweest. Mansfield Park, Emma en Sense and Sensibility zijn allemaal verfilmd, maar het boek Pride and Prejudice heeft altijd het meest tot de verbeelding gesproken. Sinds 1940 zijn er maar liefst acht bewerkingen van verschenen, waarvan de tv-serie Pride and Prejudice (1995) met Colin Firth en Jennifer Ehle nog altijd de populairste is. Anno 2005 is het regisseur Joe Wright die zich heeft gewaagd aan Pride & Prejudice, de nieuwste verfilming van de Austen-klassieker.

Aan het einde van de achttiende eeuw is er voor jonge vrouwen maar één ding dat telt: hoe vind ik zo snel mogelijk een geschikte man om mijn toekomst veilig te stellen? De vijf zusters Bennet – Elizabeth, Jane, Lydia, Mary en Kitty – worden door hun gedreven moeder (Blenda Blethyn) dan ook al tijdens hun jeugd gekoppeld aan ‘de juiste man’. De intelligente Elizabeth (Keira Knightley) vecht echter voor een leven met meer perspectief en wordt hierbij gesteund door haar vader (Donald Sutherland).

Liefde en haat

~

De komst van de rijke vrijgezel Mr. Bingley en zijn gevolg zorgt voor een hoop beroering in het leven van de familie Bennet. De oudste dochter Jane staat op het punt om het hart van Mr. Bingley te veroveren en Elizabeth ontmoet de knappe, maar hooghartige Mr. Darcy. Een stroom van zowel liefdes- als haatgevoelens breekt los en al snel blijkt dat het vinden van ware liefde gepaard gaat met een hoop spanning en verwarring.

Niet vergelijken

Met de enorm succesvolle tv-serie Pride and Prejudice uit 1995 nog zo vers in het geheugen is deze nieuwste Austen-verfilming een gewaagd project. Is Keira Knightley net zo overtuigend als de Elizabeth van tien jaar geleden en lukt het Matthew Macfayden om als Mr. Darcy de legendarische rol van Colin Firth te overtreffen? Vergelijken is echter niet helemaal eerlijk, aangezien Firth en Ehle in de tv-serie van tien jaar geleden maar liefst twee uur langer hadden om elkaar te haten en van elkaar te houden.

Sterke cast

Laat de vergelijking dus achter je en ga als een leeg blad naar Pride & Prejudice, want dan is het een onderhoudende en vermakelijke film die twee uur lang boeit. De beelden van het Engelse landschap zijn prachtig en de sfeer van de film neemt je meteen mee naar de achttiende eeuw. Keira Knightley is sterk als de jonge Elizabeth en als je haar irritante gegiechel voor lief neemt, is ze erg leuk om naar te kijken. Brenda Blethyn steelt de show als hysterische moeder van het Bennet-gezin die wanhopig op zoek is naar schoonzoons. Tenslotte is Judi Dench goed als de strenge Lady Catherine De Bourgh: ze heeft slechts één blik nodig om haar bedoelingen duidelijk te maken.

Waar is Mr. Darcy?

~

Minpunt van de film is dat het allemaal wel heel erg om Keira Knightley draait. Knightley heeft in deze film haar grootste rol tot nu toe en ze draagt de film uitstekend, maar voor het liefdesverhaal was het leuker geweest als het wat meer om de relatie tussen Elizabeth en Mr. Darcy ging en wat minder over de familieperikelen van het Bennet-gezin. Mr. Darcy komt in het eerste deel van de film zelden in beeld en in het laatste half uur van de film volgen de belangrijke gebeurtenissen zich kort na elkaar op. Dat is jammer, want Macfayden is een leuke, aantrekkelijke Mr. Darcy en met zijn transformatie van snobistische heer naar stotterende, verliefde puber verovert hij in het tweede deel van de film het hart van de kijker. Het was de film ten goede gekomen als de liefde tussen de twee wat meer uitgediept was, want dat is immers waar het hele verhaal om draait.

Chickflick

Pride & Prejudice kan tegenvallen als je de tv-serie uit 1995 hebt gezien, maar het is absoluut een vermakelijke film. Voor de romantische zielen onder ons is het twee uur lang zwijmelen geblazen, maar hou er rekening mee dat het wel enigszins een chickflick is. Je maakt je vriend er dus hoogstwaarschijnlijk niet gelukkig mee als je hem trakteert op een avondje Pride & Prejudice, maar het is daarentegen wel een goede film om je vriendin mee naar toe te nemen als je iets goed te maken hebt.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Before Sunset // James Journey to Jerusalem // Mi Madre Le Gustan Las Mujeres // Masai: the Rain Warriors // The Quiet American

.

Before Sunset

Richard Linklater, 2004 • Warner

~

Richard Linklater is in zijn laatste film Before Sunset weer uitstekend op dreef. Net als zijn eerdere films Tape en Before Sunrise bestaat deze film opnieuw volledig uit dialogen. Verbazend genoeg blijkt dit procédé nog steeds te werken. Before Sunset is het vervolg op Before Sunrise en is, in tegenstelling tot de meeste sequels, een absolute verbetering ten opzichte van zijn voorganger. Terwijl Before Sunset nog in zijn geheel leunde op de mythe van de ideale liefde, worden daar in Before Sunrise enkele scherpe randjes aan toegevoegd. Twee geliefden, Jesse (Ethan Hawke) en Celine (Julie Delpy), zien elkaar voor het eerst in negen jaar weer terug, terwijl ze al die tijd het beeld van hun romance bij zich hebben gedragen als het ideaal der liefde. Dit ondanks het feit dat ze elkaar niet in Wenen hebben ontmoet zoals ze in Before Sunset hadden afgesproken. Ze ontmoeten elkaar, wandelen door de stad, drinken koffie en praten aan een stuk door. De film speelt zich grotendeels af in real time en is in feite niets meer dan een lang gesprek vol liefde, haat, wroeging en sentimentaliteit waarin geflirt, gescheld en gehuil elkaar afwisselen. Dit levert een buitengewoon sterke film op, die niet zozeer over de liefde gaat als wel over de (on)mogelijkheid van menselijk contact. Als extra is de korte documentaire Op de set van Before Sunset opgenomen. Hieruit komen we onder andere te weten dat de screenplay is voortgekomen uit een ongebruikelijke samenwerking tussen Hawke, Delpy en Linklater. De effecten daarvan kun je duidelijk terug zien in het acteerwerk: de dialogen komen op een hele natuurlijke manier over en Hawke acteert aanmerkelijk beter dan in Before Sunrise. (Martijn Boven)

James Journey to Jerusalem

(

Massa’ot James Be’eretz Hakodesh

)
Ra’anan Alexandrowicz, 2003 • Filmfreak

~

James, een jonge man uit een klein Afrikaans dorpje, onderneemt een pelgrimstocht naar Jeruzalem maar wordt gezien als illegale immigrant op zoek naar economisch gewin. Nadat hij in de gevangenis belandt, wordt hij hier uitgekocht door een Joodse sjacheraar (niet bij toeval een Jiddisch woord, zoals de film laat zien) voor wie hij moet werken. Hij is nog net geen slaaf maar wordt wel van alle kanten geplukt, naïef als hij is. Maar na verloop van tijd leert hij het spelletje mee te spelen en lijkt hij zich op te werken in de wereld van het zwartwerken en de illegaliteit – maar druist dat niet in tegen zijn geloof? James Journey to Jerusalem is een film met zware thema’s: mensensmokkel, illegaliteit, misbruik, afpersing en verraad. Regisseur Ra’anan Alexandrowicz weet de film echter een lichte, speelse toon mee te geven. Dit komt mede door de vriendelijke uitstraling van hoofdrolspeler Siyabonga Melongisi Shibe en de begeleidende traditionele Afrikaanse muziek. Leuk aan de film is dat hij vooroordelen onderuit haalt. Zo laat Alexandrowicz een sjacherende Afrikaanse kerk zien en medelevende Joden (niet dat dit een contradictio in terminis is, maar in de meeste films wordt dat wel zo gebracht). Leuke, sympathieke film die verder te weinig om het lijf heeft om maanden te blijven hangen. (Harrie de Vries)

Mi Madre Le Gustan Las Mujeres

Daniela Fejerman, 2002 • Filmfreak

~

De titel, Mi Madre Le Gustan Las Mujeres (Mijn moeder houdt van vrouwen), die de Spaanse regisseuse Daniela Fejerman aan haar film heeft meegegeven, zegt in feite al genoeg over dit geestig bedoelde vehikel. Het is een komedie over het relatief nieuwe fenomeen van de openlijk beleden lesbische relatie. In dit geval tussen een al wat oudere vrouw, die de moeder is van drie meiden, en een jonge immigrante. Met deze ingrediënten in het achterhoofd kun je het verdere verloop van het verhaal wel raden. En inderdaad, er gebeurt precies wat je als kijker verwacht. De meiden zijn niet direct blij met de nieuwe relatie van hun moeder en vermoeden dat de immigrante de kluit belazerd. Wat volgt is een komisch bedoelde reeks situaties die helaas net iets te flauw blijken te zijn om te kunnen overtuigen. Het geheel doet nogal denken aan de geforceerde, door Almodovar geïnspireerde komedies waarvan je er onderhand al duizend in een dozijn hebt. Het recept van dit soort komedies is: neem als uitgangspunt een ongebruikelijke situatie, (bijvoorbeeld een omstreden relatie), mix dit met enkele archetypische personen (een zenuwpees, een rebelse puber en een gefrustreerde echtgenote), rek het geheel nog een beetje op – en koken maar. Mi Madre Le Gustan Las Mujeres weet zich echter nog net te verheffen boven de doorgekookte smurrie die dit in de meeste gevallen oplevert. Vooral het acteerwerk van Leonor Watling, die eerder de comateuze patiënte in Almodovars Hable con Ella speelde, weet ondanks overacting de middelmaat vaak voor even te ontstijgen. (Martijn Boven)

Masai: the Rain Warriors

(

Massai : Les guerriers de la pluie

)
Pascal Plisson, 2004 • Paradiso

~

De Masai vormen een van de bekendste Afrikaanse stammen die op een klein stukje savanne in Kenia leven. Masai: the Rain Warriors brengt de tocht in beeld die een aantal jonge Masai-krijgers maakt nadat hun legendarische leider, die vanwege zijn moed en leiderschap alom geprezen werd, gedood is door een leeuw. Dit kan nooit een gewone leeuw zijn, zo redeneert het dorp waaruit de jongens afkomstig zijn. Alleen de mythische leeuw Vitchoua, de reïncarnatie van een god, kan iemand als hun leider verslaan hebben. De nieuwe generatie wordt er op uitgestuurd om Vitchoua op te sporen, hem te doden en zijn manen mee te brengen, om zo regen af te smeken bij Ngai, de regengod. Ondanks het feit dat de acteurs zelf tot de Masai behoren en zij een behoorlijk authentieke weergave van de Masai-krijgers geven (zoals de okerkleurige pastei in hun haren en hun kunstmatig uitgerekte oorlellen), is het duidelijk te zien dat de film gemaakt is door een westerse regisseur (Pascal Plisson) en niet door iemand die zelf uit de cultuur van de Masai stamt. De beeldtaal doet Amerikaans aan en de muziek idem dito. Dat is jammer, want de ode aan deze stam zou geslaagder zijn geweest als het in hun eigen idioom en beeldtaal verteld zou worden – alhoewel de film dan waarschijnlijk wel aan toegankelijkheid had ingeboet. Al met al is Masai: the Rain Warriors redelijk geslaagd, het kent weinig actie maar daar staan enkele prachtige shots van de onmetelijke steppen van Kenia tegenover. (Martijn Boven)

The Quiet American

Joseph L. Mankiewicz, 1958 • Paradiso

~

Een idealistische Amerikaan (Audie Murphy) heeft zijn zinnen gezet op de minnares van de Britse journalist Thomas Fowler (Michael Redgrave), die haar door zijn eigen huwelijk in feite niets te bieden heeft. Fowler voelt zich bedreigd en onderneemt stappen om zijn minnares te behouden. Als dit niet lukt laat hij zich beetnemen door een aantal terroristen dat hem wil doen geloven dat de Amerikaan een gevaarlijke spion is. Graham Greene distantieerde zich van de verfilming van zijn roman The Quiet American vanwege de veranderingen die Mankiewicz, onder druk van de heersende opinie, in het verhaal heeft aangebracht. Terwijl in Greene’s roman de politieke situatie in 1952 (dus nog ver voor de Vietnamoorlog die halverwege de jaren ’60 begon) centraal staat, verlegt Mankiewicz het accent naar de driehoekverhouding die er tussen de drie hoofdpersonen bestaat. Dit doet de film geen goed. Daarnaast weet Audie Murphy zijn rol vrijwel nooit overtuigend neer te zetten en komt hij voortdurend over als een houten janklaassen. Het geweldige acteerwerk van Redgrave zorgt er echter voor dat de film toch nog goed te verdragen is. (Martijn Boven) 

Boeken / Fictie

Gevonden, geduid

recensie: Alles is nieuw

.

De poëzie van Jansma bestaat in het nu. Het moment is een belangrijk aspect in haar gedichten. Bij die tegenwoordige tijd horen tastbare elementen, aardse zaken, zoals een aardappel, een trein. In verschillende gedichten komt ook de metafoor van een ander tastbaar element voor: een huis. Het is onduidelijk of ‘het huis’ nu een bewaarplaats is of een veilige plek, zoals in het gedicht De muur: ‘Maar buiten de meanderende grens van dit/ denken, het gemetselde project genaamd wij/ is altijd de vijand en ik ken hem niet (…)’. Misschien is ‘het huis’, dat een beeld voor het gedicht zou kunnen zijn, ook wel het tegenovergestelde van veilig. In de laatste strofe van De veiligheid is die tegenstelling zeer nadrukkelijk:

we zijn thuis, waar jij wilt zijn, waar ik wil zijn
en het vreselijke zal nooit gebeuren, nooit
hier stort het dak in, legt de nacht ons in as.

De voorlaatste regel lijkt een enjambement te hebben; je leest de zin door naar de volgende regel. De woordvolgorde van de laatste zin lijkt er echter op te wijzen, dat het juist niet om een enjambement gaat. De laatste zin van het gedicht is een nieuwe zin, waar het woord ‘nooit’ niet op van toepassing is. Het eindigt met de onheilspellende zin ‘legt de nacht ons in as’, die niet alleen op een slaap lijkt te duiden, maar ook op sterven.

Afwezige

De vastberadenheid over dat alles in het ‘nu’ bestaat en alleen in de huidige tijd kan bestaan, is eerder een wens dan een realistische gedachte. Ondanks de nadruk die Jansma legt op het moment, kan er niet ontkend worden dat dat moment niet eeuwig is: ‘alles valt naar zijn einde, alleen, ik kan het niet/ altijd maar weten, soms vergeet ik het’. Het verlangen naar het reduceren van gebeurtenissen tot het nu, is misschien het meest prettig voor de ik-figuur in dit gedicht. Immers, de ik-figuur vergeet liever dat alles ten einde loopt.

~

Die wens om vooral in het nu te blijven heeft misschien ook te maken met de treurigheid die een herinnering heeft in deze gedichten. Als de gedichten zich niet enkel bezig houden met het nu, zijn ze namelijk treuriger, triester door een opgeroepen herinnering. In het gedeelte Niet morsen maar schenken gaan de gedichten vooral over het afwezige, de mensen die ontbreken en die in de herinnering weer herdacht worden. Het is een breekbaar gedeelte, waarin in tere woorden het voorbijgaan, het verdwijnen, wit en de dood, en begraven een belangrijke rol spelen. In Lakenwit komt dit duidelijk naar voren:

-het lakenwit
dacht ik, zou stilte bevatten, eenvoud, niks.
Dit echoot na, verpopt zich, leegt zich.

Associatief

De kritiek op haar vorige bundels was dat Jansma’s gedichten soms te associatief zijn. De associaties zijn echter geen hermetische beelden. In Jansma’s poëzie bewonder ik juist die vaagheid van de associaties, die tegenover de klaarheid van andere zinnen staat. Voor Alles is nieuw schreef Jansma naast vrije verzen ook enkele sonnetten. Zij vormen in haar geval allerminst een keurslijf, maar bieden met hun heldere structuur van coupletten een geslaagde tegenstelling met de dromerige beelden, zoals in Het knippen van kleertjes en Het blauwe gezicht van de aarde.

Evenals verwoord in het titelgedicht Alles is nieuw lijken sommige gedichten van Jansma al te hebben bestaan. Je kunt elementen herkennen, beelden proberen te visualiseren of de sfeer in het gedicht herinneren: ‘het huis dat al oud is maar nieuw/ want opnieuw in dit heden gevonden’. Jansma weet in haar poëzie te benoemen wat er al was, wat ze al zag; zij wijst het opnieuw aan en duidt het in haar gedichten op een poëtische, maar ook heldere manier.

Film / Films

Beangstigend realisme op tien kilometer hoogte

recensie: Red Eye

Tien jaar lijkt de periode te duren, die zich tussen de pieken in het oeuvre van Wes Craven bevindt. In 1984 zette de regisseur met A Nightmare on Elm Street de toon voor de horrorfilms van de jaren tachtig. Dik tien jaar later, in 1995, gaf hij het inmiddels ingeslapen horrorgenre een nieuwe, postmoderne impuls met het eerste deel van de Scream-trilogie. Nu is het 2005 en heeft Craven blijkbaar genoeg van de eindeloze stroom steeds slechter wordende imitaties van zijn voorgaande kassuccessen. Met Red Eye kiest hij voor een andere aanpak.

~

Hoewel de titel ook zou kunnen slaan op de zoveelste tienerslasher, is Red Eye een bedrieglijk eenvoudige, maar knap gestructureerde thriller met een simpel uitgangspunt. De jonge vrouw Lisa (gespeeld door Rachel McAdams, die veel weg heeft van Cravens vorige ontdekking, Neve Campbell uit Scream) wordt op de nachtvlucht (“red eye“) van Houston naar Miami door de man naast haar gedwongen een telefoontje te plegen, waardoor er een aanslag op een controversiële politicus gepleegd kan worden. Meer verklappen zou zonde zijn, maar het is genoeg om te weten dat Lisa er alles aan zal doen om deze aanslag te voorkomen.

Realisme

De grote kracht van Red Eye ligt in zijn realisme: alles klopt gewoon, en nergens wordt de kijker om de oren geslagen met een bizarre plotwending die de voorgaande gebeurtenissen opeens in een ander perspectief zet. De gebeurtenissen in Red Eye volgen elkaar weliswaar in razend tempo, maar altijd plausibel op en de aantrekkelijke hoofdpersonen zorgen voor de nodige identificatie en inleving.

Aspirant suspense-klassieker

~

Doordat het grootste deel van de film zich afspeelt in een vliegtuig op 10 kilometer hoogte, past Red Eye in het rijtje spannende films in kleine of afgesloten ruimtes zoals Dead Calm of Phone Booth. De film doet zeker niet onder voor zijn voorgangers, en zal met een beetje geluk zelfs worden bijgeschreven als klassieker in het suspense-genre. Craven weet de regels van het genre namelijk zo knap toe te passen en tegelijkertijd op te rekken dat de film die vermelding zeker verdient.

Het is mooi om te zien hoe oudgediende Wes Craven zijn stijl en zijn films blijft aanpassen aan de eisen van de moderne tijd en zijn publiek. Na de stripboekhorror van A Nightmare on Elm Street en de zelfbewuste commentaren uit Scream heeft Craven met Red Eye opnieuw een niche gevonden in de commerciële filmmarkt. Laten we hopen dat het niveau van de navolgers dit keer wèl op peil blijft.

Boeken / Achtergrond
special: 1. Het Trage Vuur

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van de Nederlandstalige tijdschriften over literatuur. In dit eerste artikel staat Het Trage Vuur, tijdschrift voor Chinese literatuur centraal.

Het Vlaams-Nederlandse Chinese-literatuurblad Het Trage Vuur bestaat inmiddels tien jaar. Het boekje begon als een zesmaandelijks tijdschrift waarin enthousiaste sinologen de rest van de wereld met hun geliefde auteurs kennis lieten maken. Inmiddels verschijnt het viermaal per jaar en is het uitgegroeid tot een belangrijk forum voor belangwekkende Chinese auteurs. Maar daarnaast biedt Het Trage Vuur nog veel meer.

Meerwaarde

~

Het Trage Vuur (de naam schijnt iets met een culinaire bereidingswijze te maken te hebben) wordt door academici van de universiteiten in Leiden en Gent geredigeerd. Inmiddels wordt het op A6-formaat met zo’n tachtig bladzijden gedrukt, voorzien van een fraaie geïllustreerde kaft. Het tijdschrijft is prijzig, maar de lezer krijgt meer dan waar voor zijn geld. Want de liefhebber van Chinese literatuur mag dan met de vele Nederlandse vertalingen de laatste decennia al op zijn wenken worden bediend, Het Trage Vuur heeft een zekere meerwaarde: de gehele inhoud is namelijk exclusief in vertaling opgenomen, en beslaat zowel de nieuwste ontwikkelingen op het vakgebied als historisch materiaal.

Toegankelijk

Naast het feit dat Het Trage Vuur een selectie uit de klassieke en moderne literatuur in vertaling geeft, vormt het ook een platform voor interessante ideeën en analyses die worden uitgewerkt in essays of artikelen. Gelukkig zijn deze stukken vrijwel altijd toegankelijk geschreven, zodat ook de minder onderlegde lezer kennis kan nemen van wat er in China gaande is. Dat de Chinese literatuur op deze manier voor het grote publiek toegankelijk wordt, is wellicht de grootste verdienste van het blad.

~

De laatste drie nummers van Het Trage Vuur (oude nummers zijn online via www.tragevuur.com te bestellen, een klein deel van de inhoud is op de site beschikbaar) geven een uitstekende weergave van wat het tijdschrift te bieden heeft. De hoogtepunten uit nummer 27 worden gevormd door een reeks gedichten die een Chinese (Yang Lian) en een Nederlandse (Arjen Duinker) poëet onlangs in reactie op elkaar schreven, en een vertaalde selectie van China’s eerste wereldatlas, vergezeld van schitterende illustraties. Hier kom je een wonderbaarlijke uitleg (met afbeeldingen) tegen over de bewoners van Langarmland en het Rijk Kruisscheen, waar de mensen gekruiste scheenbenen hebben. Het stuk wordt bovendien voorafgegaan door een verhelderende inleiding door de vertaler. Ook wordt de geschiedenis van de Chinese versie van Roodkapje uit de doeken gedaan.

Han Shaogong

~

Nummer 28 bestaat uit de afstandelijk vertelde novelle Schoenenobsessie van de hand van Han Shaogong, die eerder van zich liet spreken met de roman Het woordenboek van Maqiao en de verhalenbundel Pa pa pa // Vrouw vrouw vrouw. Het autobiografische verhaal gaat over een jonge man wiens vader tijdens de Culturele Revolutie is verdwenen, en is voorzien van fraaie klassieke illustraties van de streek waar het verhaal zich afspeelt. Met nummer 29 wordt het tienjarig jubileum van het tijdschrift gevierd: het luidt een iets groter formaat en een nieuwe vormgeving in. Het is ook een themanummer over de streek Dunhuang. Wilt Idema, de professor wiens bundel Spiegel van de klassieke Chinese poezie nog altijd als standaardwerk geldt, schetst de geschiedenis van het gebied en vertaalt voor de gelegenheid een reeks ellenlange, antieke prozagedichten. Het nummer introduceert tenslotte een literair-filosofische invalshoek met een interessant artikel van Jan de Meyer over de kluizenaar in de klassieke Chinese wijsbegeertegeschriften.

Dit zijn een paar voorbeelden van wat het blad te bieden heeft – meer dan genoeg fascinerende stof voor de liefhebber van Chinese cultuur en literatuur. Het enige wat op Het Trage Vuur valt aan te merken, is dat de herkomst van de vertaalde werken doorgaans onduidelijk blijft.

Het Trage Vuur, tijdschrift voor Chinese literatuur:
– Losse nummers: € 8.00 (speciale nummers: € 12.00)
– Proefnummer (oud nummer, eenmalige aanbieding): € 5.00
– Jaarabonnement (vier nummers): € 25.00 (studenten € 22.50)
– Abonnement buiten België en Nederland: € 31.00 (studenten € 28.50)
Contact: info@tragevuur.com

Zie ook in deze reeks: 2. Passionate Magazine, 3. Tzum, 4. De Revisor, 5. Armada, 6. Bunker Hill, 7. Raster, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn, 14. Lava en 15. Yang.

Boeken / Fictie

‘Ik ben een soort katholiek milieudier’ – kanttekeningen bij Reve

recensie: Gerard Reve & Geert van Oorschot - Briefwisseling 1951-1987

Dat het ooit nog goed zal komen tussen Gerard (Kornelis Markies van het) Reve en Geert van Oorschot is onwaarschijnlijk. De Volksschrijver slijt zijn ouderdom in geestesvaagheid en de uitgever ligt alweer vele jaren in zijn graf. Een plan dat al in 1974 werd geopperd wordt nu dan eindelijk verwezenlijkt: de uitgave van de brieven die Reve aan Van Oorschot schreef. Aangevuld ook nog met de tegenbrieven van Van Oorschot. Hierdoor ontstaat een fraai beeld van een langdurige en vaak stormachtige verhouding, die eindigde met een rechtszaak en de dood. Anders dan bij de briefwisseling tussen dezelfde Van Oorschot en Hermans staan de brieven bij elkaar in één band en zijn ze voorzien van uitputtende uitleg door Revespecialist Nop Maas.

Over de uitgave van de brieven was Reve al vroeg duidelijk: “Er is veel waardeloos ge-urm bij, maar ik ben zo langzamerhand reeds zo oud, dat ik één stuk literatuurgeschiedenis ben geworden.” Ondanks deze relativerende woorden is de briefwisseling alles bij elkaar een interessante en zeer uitgebreide kanttekening bij het oeuvre van de Blanke Dichter van Stad en Land, met zijn uitgever als aangever. Het is echter niet, zoals sommigen beweren, de allerlaatste briefwisseling van belang. Het wachten blijft op de brieven, kaarten en telegrammen aan (en liefst ook van) Tijger en Woelrat, die in 1997 nog werden geveild, net als de brieven aan de jonge Indische Nederlander R. Van beide mochten we glimpen inzien, en die doen alleen maar verlangen naar meer.

Besmettelijk proza

Ook aan mengelwerk is nog voldoende op voorraad, en het is allemaal boeiend en uitgeefwaardig. Zelfs de punten en komma’s van Reve zijn per stuk superieur aan het complete oeuvre van A.F.Th. van der Heijden in luxe editie met leeslint, of het broddelwerk van nog mindere goden. Vervelend alleen, dat het zo besmettelijk is. De ontvankelijke ziel kan geen Reve lezen zonder veel van diens stijlkenmerken over te nemen, en vaak gaat dat zo sluipenderwijs, dat je het Zelve niet eens in de gaten hebt.

De correspondentie die nu vers in de winkels ligt is in de eerste plaats van belang voor de mensen met literaire smaak. Veel van wat Reve en Oorschot melden kennen we al uit andere uitgaven, maar dat is nou juist de kracht van dit werk. Hoe vaak Reve een anekdote of observatie ook vertelt, het blijft fascinerend. Op de voet volgen we zijn vele aarzelingen in de jaren vijftig, toen hij hevig op zoek was naar de vorm waarin hij zijn particuliere levens- en maatschappijvisie kon gieten, de worstelingen in de jaren zestig, het succes dat daarna kwam, de prachtboeken en de strijd die leven heet.

Pleegvader

~

Van Oorschot toont zich daarbij vanaf het begin de pleegvader die hij uiteindelijk ook zou worden, en geeft ons niet alleen inkijkjes in de rest van de Nederlandse letteren, maar gunt ons ook een blik in de keuken en woonkamer van zijn eigen leven, waar het ook niet altijd vreugde en pret was. Wat opvalt is dat de relatie uiteraard zijn moeilijkheden kent, vooral op het zakelijke vlak, maar dan toch veel en veel minder dan die tussen de uitgever en Hermans. De meeste brieven kennen de aanhef ‘Lieve’, en als Reve een keer met ‘Beste’ begint is Van Oorschot per omgaande aangedaan. Dat het in tranen eindigt komt waarschijnlijk vooral toch door zijn overlijden, anders was het vast nog goed gekomen, zoveel is zeker. Ondanks de steeds grotere rol die Vos zich toebedeelt:

Matroos heeft zo goed als al mijn relaatsies ter dood veroordeeld, en van elk ook het gratieverzoek afgewezen, maar op jou is hij merkwaardigerwijze erg gesteld.

De inhoud schenkt ons weer nieuwe nuances aangaande werk en biografie. Reve zet zijn religieuze gedachten een aantal malen op heldere wijze uiteen en maakt ons ook deelgenoot van zijn opvattingen over literatuur, en dan niet alleen de zijne. Bijzonder aangrijpend, maar het is vooral de manier waarop hij het opschrijft die hem helemaal tot op de hoogste toppen van de zangberg tilt. Daarvan in dit kloeke deel meer dan genoeg voorbeelden. Koop dat boek en zoek je eigen favoriete passages.

Kunst / Expo binnenland

De Huiskamer van de Toekomst

recensie: NU BINNEN - De Nederlandse huiskamer herontworpen

Als je dit leest zit je hoogstwaarschijnlijk achter je computer en ben je vanuit je huiskamer, studeerkamer of computerhok verbonden met het wereldwijde netwerk dat zich internet laat noemen. En dat is nu net waar de expositie Nu Binnen zich op richt: de toekomst van de Nederlandse huiskamer met het oog op moderne communicatiemiddelen en de oprukkende globalisering. Tien Nederlandse ontwerpers en interieurarchitecten geven in een ontwerp hun visie op de Nederlandse huiskamer van de toekomst.

Ramin Visch, 'Between curtains'
Ramin Visch, ‘Between curtains’

Op welke plek kan de mens zich in ons huidige tijdperk nog prettig thuisvoelen? Dat is eigenlijk de grote vraag waar deze expositie om draait.
Je kunt tegenwoordig steeds meer vanuit je huiskamer doen; voor steeds minder hoef je naar buiten. Je kunt als je zou willen zelfs ’24-7′ thuis zitten en lekker vanuit je luie stoel al je zaken regelen, je contacten onderhouden, je eten bestellen en je werk doen. In de filosofie worden deze veranderingen aangeduid als space-time compression, een kenmerk van globalisering waarbij afstanden steeds kleiner worden. Door deze veranderingen in onze leefwijze komt de nadruk te liggen op onze leefomgeving – daar zijn we straks immers niet meer weg te slaan. Hoe gaan we om met deze veranderingen in onze levensstijl?

Vandaag de dag word je doodgegooid met stylistische tv-woonprogramma’s waarin mensen een nieuw ‘stijlvol’ interieur krijgen aangemeten. Of programma’s waarin je, onder het mom van ‘interieur-design’, het interieur van de buren eens flink naar de filestijnen mag helpen. We willen ons steeds meer profileren. Onze woning voorzien we van een persoonlijke stijl; of dat nou met behulp van de duurste design-meubels is of dat de halve kringloopwinkel in huis wordt gestald. We willen laten zien wie we zijn.

Visie op de toekomst

Het Nederlands Architectuurinstituut (NAI) heeft in dit licht tien Nederlandse ontwerpers en interieur-architecten uitgenodigd om in een ontwerp hun visie te geven op de Nederlandse huiskamer van de toekomst: Jan des Bouvrie, Ramin Visch, Studio Tjep, Bertjan Pot, Concrete Architectural associates, Fransje Killaars, EventArchitectuur, BAR architecten, Studio Jurgen Bey en Maarten Baas. Ze kregen allemaal een ruimte die volgens Nederlandse eisen staat voor de minimale afmetingen van een huidige huiskamer: 3,2 x 6,0 x 2,7 meter. Daarin mochten zij hun visie geven op de toekomstige huiskamer, die uiteindelijk verder gaat dan alleen het ontwerpen van een gezellige huiskamer.

Van conservatief tot conceptueel

Tjep, 'House of textures'
Tjep, ‘House of textures’

Zo koos ‘de ontwerper voor de gewone man’, Jan des Bouvrie, voor een rigoreus en conservatief plan. De huiskamer van vroeger moet weer terugkomen en een vaste plek in onze woning krijgen. Des Bouvrie ziet de huiskamer als een plek met een grote gemeenschappelijke tafel waaraan de sociale gesprekken gevoerd moeten worden. Een plek waar alle moderne technieken en communicatiemiddelen uit wordt verbannen. Zo wordt het een soort klassieke oase in de moderne chaos. Alle moderne apparatuur dient elders in een spierwitte symmetrische kamer te worden ondergebracht. Sommige ontwerpers komen met puur conceptionele ontwerpen aanzetten, zoals het spot-interieur van Jurgen Bey’s Stofhuis, een grote plastic zak met niks erin. Ironisch wordt hier de nadruk gelegd op ‘het hebben van niets’. Andere ontwerpers zoals Bertjan Pot moeten het meer van het design hebben.

Negen van deze stijlkamers staan in het NAI, de tiende vind je tot en met november in de etalage van de Bijenkorf in Rotterdam. Verwacht a.u.b. geen geweldig grote tentoonstelling in het NAi, (negen kamers van 3,2 x 6,0 maakt ongeveer 170 m2). De tentoonstelling geeft echter wel een leuk beeld van hoe deze professionele interieur-ontwerpers kijken naar het interieur van onze toekomstige huiskamer. Bij elke huiskamer staat een beschrijving van de ontwerper en het ontwerp, maar een aantal van de kamers werpt zoveel vraagtekens op dat je er stiekem toch wel wat meer achtergrondinformatie voor nodig hebt om er vat op te krijgen.

Film / Films

Kale box met prachtfilms

recensie:

Yasujiro Ozu (1903-1963) was een van de grootste regisseurs uit de geschiedenis van de cinema. Total Film brengt een fraaie, maar kale collectie van een aantal van ’s mans films, die stuk voor stuk een halve eeuw na dato nog niets aan zeggingskracht verloren hebben.

~

Het zijn vaak de films waarvan je niet kunt verklaren waarom ze zo goed zijn, die de meeste indruk op je maken. En wat is het moeilijk om iemand die nog nooit een Ozu-film gezien heeft, duidelijk te maken dat de films van de Japanner zo schitterend zijn. Geen van Ozu’s grote films heeft een plot, ze gaan eigenlijk alleen maar over families, en zijn steevast vanuit dezelfde lage positie gefilmd met een camera die nooit beweegt. Er zijn boeken vol geschreven over Ozu’s bewuste techniek, met de strakke kadrering, het vaste lage tempo en de statische interieurbeelden, maar je moet de films gewoon gezien hebben om te kunnen bevatten hoe goed het werkt. En dan nog lijkt het onbegrijpelijk hoezeer je bij de films betrokken raakt. Het meest recente boek is een nieuwe vertaling van het scenario van Tokyo Story, Ozu’s meest gevierde film. Die is alleen interessant voor wie de film (herhaaldelijk) gezien heeft, want zonder de beelden zeggen de dialogen weinig. Japan-kenner bij uitstek Donald Richie heeft het boekje gelukkig voorzien van een uitstekend voorwoord, waarin hij een kort overzicht geeft van Ozu’s carrière, plus een complexe maar zeer verhelderende uitleg over de werking van zijn scenario’s, met hun uitgekiende en extreem functionele dialogen.

Oudjes

De boxset die Total Film in Nederland uitbrengt lijkt meer dan hij is: de selectie van vijf sleutelfilms uit Ozu’s oeuvre is namelijk vorig jaar al eerder uitgebracht, maar dan zonder de begeleidende extra schijf. Die blijkt teleurstellend: het enige dat je erop aantreft is een collectie antieke trailers, een zinloze registratie van een ceremonie voor een heel andere boxset (de volledige Ozu-collectie, die alleen in Japan uitkwam), en een gesprek met drie naaste medewerkers van de regisseur. Dat laatste is een bijzonder innemend filmpje, waarin de oudjes uitgebreid en vol lof en respect over hun oude vriend spreken. Een zeer waardevol document, maar als enige extra bij deze prijzige verzameling een erg karige aanvulling. De vele documentaires die over Ozu gemaakt zijn en de commentaarsporen van critici, die je bij buitenlandse uitgaves aantreft, waren even welkom geweest.

Intiem

Scène uit Tokyo Story
Scène uit Tokyo Story

De films zijn ook zeker niet in optimale beeldkwaliteit weergegeven, maar dat is geen schande, want betere versies zijn vooralsnog nergens anders beschikbaar. Gelukkig spreken de films voor zich. De selectie vormt een fraai representatief geheel: het genoemde Tokyo Story (1953, volgens velen de beste film ooit gemaakt), Late Spring (1949), Early Summer (1951), de komedie Good Morning (1959) en The End of Summer (1961). Voor alle films geldt dat de sobere vormgeving – vreemd genoeg – een buitengewoon ontroerend en intiem portret van eenvoudige mensen maakt. In hun humanisme zijn ze onvergetelijk: na het kijken van een Ozu-film heb je als het ware kennisgemaakt met een familie, en is het bijna jammer als de aftiteling in beeld verschijnt en de mensen verdwijnen. Voor verzamelaars niets nieuws onder de zon, wel een prima introductie op het werk van de meester, en wellicht een fraai cadeau voor die mensen die je niet kunt uitleggen waarom de films zo mooi zijn.

Tokyo Story: The Ozu/Noda Screenplay • Yasujiro Ozu & Kogo Noda • Vertaald door Donald Richie en Eric Klestadt • Uitgever: Stone Bridge Press • Prijs: $12.95 • 144 bladzijden • ISBN: 1-8800656-80-9

Boeken

De scandinavische cinema

recensie: Peter Cowie - Cool and Crazy // Tytti Soila (ed.) - The Cinema of Scandinavia

Ook buiten Scandinavië is de opmars van de Scandinavische cinema niet onopgemerkt gebleven: zelden of nooit waren er internationaal zoveel producties uit het uiterste noorden te zien. De meer toegankelijke films van de laatste jaren vormen de bron voor Cool and Crazy, een boek over nieuwe Noorse films, terwijl een groot aantal obscure Scandinavische films geanalyseerd wordt in de ietwat academische essaybundel The Cinema of Scandinavia.

Peter Cowie – Cool and Crazy

Hawaii, Oslo
Hawaii, Oslo

Peter Cowie was een van de eerste internationale critici die een vinger op de pols van de Scandinavische cinema legde. Inmiddels is de Brit al zo’n veertig jaar een autoriteit op dit gebied (en trouwens ook wat betreft de rest van de wereldcinema). Dat Cowie voor het Noorse Filminstituut een boek over (zeer) moderne Noorse films mocht uitbrengen, is dan ook niet verwonderlijk. Hij maakte van Cool and Crazy een alomvattend, maar ietwat oppervlakkige catalogus. Het fraai vormgegeven boekje (het bevat zo’n 75 bladzijden tekst) beschrijft vrijwel alle films die de afgelopen 15 jaar in Noorwegen geproduceerd zijn. In de inleiding schetst Cowie een beeld van de rappe ontwikkelingen die de Noorse cinema de laatste jaren heeft doorgemaakt, om daarna aan de hand van een aantal thema’s en opvallende elementen de afzonderlijke films te behandelen. Het is een grote verdienste van het boek dat zowel de internationale successen (Junk Mail, Elling, Hawaii, Oslo) als de minder bekende films omschreven worden. ‘Omschreven’, want Cowie kiest nergens voor een echt kritische of analyserende blik: de meeste films moeten het doen met het noemen van een thema, een aantal acteurs en een paar achtergrondfeitjes. Dat gebrek aan diepgang is enerzijds jammer, maar Cowies benadering levert wel een uitstekend en compleet overzicht van de moderne Noorse cinema op, dat op een toegankelijke, heldere en enthousiaste manier is geschreven.

Tytti Soila (ed.) – The Cinema of Scandinavia

Op de set van The Idiots
Op de set van The Idiots

Een ander recent boek op het gebied van Scandinavische films is het nieuwste deel van de prestigieuze reeks 24 Frames, een serie boeken waarin verschillende academici de veelzijdigheid van nationale cinema’s behandelen. Al in het voorwoord van The Cinema of Scandinavia loop je echter tegen een aantal typfouten, onjuiste vertalingen en gebrekkige informatie aan. Bovendien ontbreekt een appendix met de originele filmtitels, die gezien de onbekendheid van het behandelde materiaal onmisbaar lijkt. De scepsis die door zulke slordigheden teweeg wordt gebracht, blijkt uiteindelijk onterecht: het boek is een degelijke verzameling academische analyses van maar liefst vierentwintig Scandinavische films. De verhandelingen (door verschillende auteurs) zijn nogal uiteenlopend en beslaan opvallend genoeg behoorlijk obscure films, die variëren van de allereerste Noorse film tot tv-reclames, softporno en zelfs een kunstprojectie. De samenstellers hebben er bewust voor gekozen de Scandinavische canon buiten beschouwing te laten (de enige film die een leek zal herkennen is Lars von Triers The Idiots). Die keuze is een interessante, maar ook een die het publiek aanmerkelijk zal beperken.

Zeep

Na een interessante inleiding over de overeenkomsten en verschillen van de behoorlijk veelzijdige Scandinavische cinema volgen de vierentwintig aparte analyses. Het probleem van het boek is dat daarin nergens wordt teruggekoppeld naar die inleiding. Het zijn stuk voor stuk degelijke artikelen waarin de films in verschillende contexten geplaatst worden, maar het onderlinge verband ontbreekt. De selectie roept vraagtekens op: waarom biedt het boek een herinterpretatie van een zeepreclame van Bergman? Waarom wordt een groot aantal Finse films behandeld (de redacteur van het boek is Fins, maar je kunt je afvragen of Finland bij Scandinavië hoort), en geen enkele IJslandse?

Waardevol

Wat The Cinema of Scandinavia biedt, is een collectie van op zichzelf staande analyses van een aantal zeer uiteenlopende films. Van een boek met een dergelijke titel mag je meer verwachten dan een losse verzameling essays, maar als zodanig is het een zeer waardevol boekwerk. Cool and Crazy blijft juist aan de oppervlakte, maar is daarin evenzeer welkom: een nauwelijks kritisch, prettig leesbaar overzicht.

Peter Cowie • Cool and Crazy : Modern Norwegian Cinema 1990-2005 • Uitgever: Norwegian Film Institute • Prijs: 150 NOK • 87 bladzijden • ISBN 82-8025-017-4

Tytti Soila (ed.) • The Cinema of Scandinavia • Uitgever: Wallflower Press • Prijs: $24.50 • 288 bladzijden • ISBN 1–904764–22–3

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Gerrit Komrij

Het schrijversdagboek van een onuitstaanbaar type

.

Eendagsvliegen begint met de notities die een 13-jarige Komrij op een dag in 1957 maakte in zijn agenda. Het betreft een rijtje scheldwoorden: plebs, gepeupel, janhagel, geboefte, gespuis, rapalje, uitschot, uitvaagsel, en zo verder tot zeurpiet, kletskous, oud wijf, haaibaai. Achtenveertig jaar later merkt een 61-jarige Komrij, gezeten in de bibliotheek van schrijversverblijf Hotel Ambassade, op: “Als dichter wil je zo’n groot mogelijk reservoir aan woorden tot je beschikking hebben.” En vuilbekkerij hoort daar ook bij. De auteur zou door de jaren heen nog vele woordenrijtjes opschrijven. “Je zit met je kont op een ongelooflijk rijke taal. Er zijn zoveel woorden die slapen en je alleen maar wakker hoeft te kussen om te merken hoe ze eruit zien.”

Commonplace book

~

De rijtjes vormen samen met neergepende citaten uit andermans werk, vlug genoteerde gedachtengangen, talloze titels van gelezen boeken, onafgemaakte gedichten en dagboekaantekeningen van het leven in Portugal (waarheen Komrij in 1984 met levensgezel Charles Hofman emigreerde) de eendagsvliegen van de boektitel. Het gaat hier om een zogenaamd commonplace book. Een boekgenre dat volgens Komrij te weinig wordt beoefend in Nederland. Eendagsvliegen is een verzameling aantekeningen uit oude klad- en knoeiboeken. De uitgave ervan gunt de lezer een blik op de werkwijze van schrijver Gerrit Komrij: “Je probeert een portret van jezelf te geven.”

Dat portret begint zoals gezegd met de jonge Komrij, die vlakbij de Duitse grens, in het plaatsje Winterswijk woonde. Faust kende hij op zijn 14e uit zijn hoofd. Duits was zijn tweede moedertaal en Goethe zijn jeugdidool. “Ik kocht toen alles wat ik van Goethe vond. Ik had nog geen idee dat er wel een half miljoen boeken over die man was geschreven.” Faust wisselde hij af met Donald Duck en Okkie Pepernoot. “Als je verder wilde komen in de wereld kwam je bij boeken uit. Als je niks wilde en eeuwig in dat gat wilde blijven wonen waar je geboren was en van plan was je hele leven achter een een kinderwagen aan te hollen met een vrouw met pijpekrullen, dan ging je niet lezen natuurlijk.”

De man met één boek

Portret van Gerrit Komrij door Theo Daamen
Portret van Gerrit Komrij door Theo Daamen

Een bepaalde belezenheid vindt Komrij noodzakelijk. “De man met één boek is het gevaarlijkst. Dan bedoel ik natuurlijk de bijbel, de koran, Mein Kampf. Je moet wel weten wat er leeft in de wereld.” En ook: “De iets minder blinden en lammen zullen de blinden en lammen verder helpen.” Maar een boekenverzamelaar van zijn eigen kaliber vervalt weer in het andere extreem. “Eigenlijk zou je een oormerk moeten hebben. Een tattoo op het voorhoofd, waaraan je kan zien hoeveel boeken iemand heeft. Dan gaat het van: ‘Kijk, daar heb je de man met drie boeken.’ En mensen die meer dan duizend boeken bezitten, worden standrechtelijk geëxecuteerd. Dat komt nog eens.” Lezen is tegenwoordig louter een tijdverdrijf geworden, concludeert Komrij. “Literatuur is natuurlijk niet bedoeld voor het doodslaan van de tijd. Je moet er vooral niet een beter mens, maar een ander mens van worden. Op betere mensen heb ik het niet zo begrepen.” Maar van een ontlezing die in deze tijd zou plaatsvinden wil hij niet horen. “Als jongetje zag ik om me heen al nooit mensen lezen.”

Poëzie is zwendel

Komrij lukte het inderdaad weg te komen uit Winterswijk. Als inwoner van Amsterdam debuteerde hij in 1987 met Maagdenburgse halve bollen en andere gedichten bij Martin Ros en zijn Arbeiderspers, voor wie hij eveneens veel vertaalwerk deed. De dichter Komrij had zo zijn eigen opvatting van de dichtkunst en verkondigde dat poëzie ‘zwendel’ is. “De poëzie draaide in die tijd voor een deel om de diepe zieleroerselen van de dichter. De zogenaamde bekentenispoëzie. Daar had ik het niet zo op. Ik heb poëzie altijd gezien als goochelarij, een constructie waarmee je mensen iets voor de ogen tovert dat nieuw voor ze is. Ik zie poëzie als maakwerk, niet als gevoelsuiting. Je bent een jongleur die effecten bereikt door te bedriegen.”

“Taal is in feite veel meer een middel om te manipuleren dan mensen willen toegeven”, luidt Komrijs theorie. “Je presenteert jezelf ermee, je bouwt jezelf ermee op. Taal is een kwestie van bedriegers en bedrogenen. Een schrijver voert dat op tot grote hoogten. Hij wil een topgoochelaar zijn. Iedereen goochelt wel eens tussen de schuifdeuren. Maar bij een goede schrijver heb je het niet door dat hij je bedriegt.” De onsamenhangende berg notities waaruit Eendagsvliegen bestaat, biedt dan ook weinig meer dan een glimp van de mens Komrij. Het onderwerp van het boek is de schrijver, die zijn woordenschat uitbreidt, inspiratie haalt uit andermans boeken en de ingevingen die hij heeft zo snel mogelijk op een papiertje krabbelt.

De schaamte voorbij

Hij kijkt niet graag terug, zegt Komrij. Uit eigen beweging kwam deze notitiebundel er dan ook niet. Voor de vorig jaar aan Komrij gewijde tentoonstelling van het Letterkundig Museum in Den Haag werd zijn zolder overhoop gehaald. Toen hij de schaamte voorbij was, ging Komrij toch maar tot publicatie over. “Ik heb een zwak voor alle figuren die ik was. Maar het is wel alsof je een zerk op je eigen graf plaatst.” Tegelijkertijd heeft de uitgave van de decennia aan aantekeningen juist een louterend effect op de schrijver. “Het is als een bad ezelinnenmelk waaruit je vernieuwd tevoorschijn komt. Anders draag je het als een bochel op je rug mee. Nu ben je het kwijt. Het ligt vervolgens wel bij mensen thuis die heel veel van je weten, van wat je zelf allemaal vergeten wilt. Maar het is de deur uit. Je hebt de troep op andermans stoep geveegd. Hoewel het edele, heerlijk ruikende troep is.”

~

Bij dit schrijversdagboek blijft het niet, merkt Komrij vilein op. “Dagboeken als die van Hans Warren komen nog wel. Maar die zijn zo gemeen en zo smerig; die verschijnen pas na mijn dood. Ik prakkizeer er niet over om ze nu uit te brengen. Anders kan ik net zo goed een jutezak over mijn hoofd trekken. Ik wil nog een paar mensen overhouden.” Maar ook in Eendagsvliegen kan Komrij venijnig uit de hoek komen. “Het lijkt me een hondser taak dan het tellen van de sterren aan de hemel, de zandkorrels in de woestijn of de mislukte gedichten in het oeuvre van J. Bernlef”, schrijft hij bij voorbeeld ergens. Is hij niet bang op deze manier nieuwe vijanden te maken? “Het zijn typeringen van mensen die je ooit te binnen schoten. Zo komt ook menigmaal iets dierbaars over collega’s naar boven. Waarom zou je dat weglaten? Mensen horen dat graag. Het lijkt me daarbij moeilijk meer vijanden te creëren. Ik heb weinig vrienden in de literaire wereld. Dat is ook de reden dat ik geen register in het boek heb opgenomen: anders gaan die mensen in de winkel hun naam opzoeken. Ze moeten het boek wel eerst mee naar huis nemen en daar tot de schrikwekkende conclusie komen dat ze er niet in staan. Maar dan zijn ze al wel langs de kassa geweest.”

Een ambtenaarsuitvinding

Een echte zuurpruim is Komrij niet. Zo viel hem, net terug in zijn vaderland en rijdend over de snelweg, de overheidscampagne voor verkeersregels op: I love afstandhouden. “Een ambtenaarsuitvinding”, noemt hij het. Taalvervuiling. Maar hij heeft weinig trek eeuwig over dat soort dingen te blijven mekkeren. “Ik heb geen zin in een maagzweer.” En zo is Komrij opvallend mild. Slechts met de pen in de hand komt het venijn om de hoek kijken, zo lijkt het. Hij vertelt met tevredenheid over de opnames voor Een gelukkige schizo: de NPS-documentaire over hem die op 20 september uitgezonden wordt. Zichzelf noemt hij daarbij ‘een onuitstaanbaar type’, die overal zijn mening over klaar heeft. “Dat werkt wel op de televisie, daar hebben ze geluid nodig.” Ook iets wat hij met veel plezier doet: zinnen rondstrooien die de toehoorder in verwarring achterlaten. “Ik zeg graag de waarheid, op voorwaarde dat de mensen niet alles geloven”, beschrijft hij zijn optredens in praatprogramma’s. Zo is het meest tekenende aan Komrij dat hij de lezer met veel genoegen een rad voor ogen blijft draaien.

De documentaire De gelukkige Schizo over Gerrit Komrij wordt op 20 september 2005 uitgezonden in een uitzending van Het uur van de Wolf om 23.00 uur op Ned. 3. De documentaire is ook op dvd te verkrijgen bij Moskwood Media voor € 19.90.

Gerrit Komrij • Eendagsvliegen • Uitgeverij: De Bezige Bij • 303 bladzijden (paperback) • prijs: € 19.90 • ISBN 90 234 1768 2