Boeken / Non-fictie

Onbewust zelfbedrog

recensie: Michiel van Straten - Dagelijks irrationeel

Wij mensen beschouwen onszelf maar wat graag als rationele wezens. In Dagelijks Irrationeel legt Michiel van Straten onze denkwijzen onder de loep en laat hij zien dat de keuzes die we iedere dag maken juist onderhevig zijn aan onlogische processen.

Schrijver en schrijfdocent Van Straten is van vele markten thuis. Op zijn website presenteert hij zich als een heuse ontdekkingsschrijver. Deze term is inderdaad toepasselijk voor hem, getuige de diverse onderwerpen waar hij over schrijft. Zo schreef hij in Tien verdwenen dagen over de menselijke maat achter ons wereldbeeld en in Onzeker op zee over de minder stoere kant van varen. Met Dagelijks irrationeel neemt Van Straten ons mee in zijn fascinatie voor irrationeel maar alomtegenwoordig gedrag.

Blauwe en bruine ogen

In zijn eerste hoofdstuk legt Van Straten direct de vinger op de zere plek. Veruit de meeste mensen ontkennen het hebben van racistische denkbeelden. Toch wijst wetenschappelijk onderzoek uit dat we racistischer zijn dan we doorgaans toegeven. Onbewuste processen in onze hersenen maken echter dat we dit vaak helemaal niet doorhebben.

Het bekenste voorbeeld hiervan is het experiment van leerkracht Jane Elliot, die in 1968 haar klas met negenjarige leerlingen in tweeën deelt: blauwogigen en bruinogigen. Op de eerste dag van het experiment, krijgen de kinderen met blauwe ogen een voorkeursbehandeling van hun docent en delven de kinderen met bruine ogen het onderspit. De tweede dag is dit precies andersom en ondervinden beide partijen aan den lijve wat ongelijkheid is. Sterker nog, de kinderen ontwikkelen in luttele uren superieur of ondergeschikt gedrag, afhankelijk van de rol die ze toebedeeld krijgen.

Elliots experiment werd wereldberoemd en is op uiteenlopende wijzen herhaald. Keer op keer moet geconcludeerd worden dat haar experiment nog niet aan relevantie heeft ingeboet. Ook de andere onderzoeken die Van Straten aanhaalt in dit hoofdstuk wijzen uit dat racisme wijdverspreid is, of we dit nu willen toegeven of niet. Het gevoel bij een groep te willen horen lijkt intrinsiek verbonden te zijn met mens-zijn. Helaas impliceert dit ook uitsluitingsgedrag, waardoor racisme altijd op de loer zal liggen. Een ware en daardoor pijnlijke les.

Overdaad aan referenties

Dagelijks Irrationeel zal liefhebbers van Daniel Kahnemans Ons feilbare denken aanspreken. In deze populair wetenschappelijke klassieker legt de Israëlische psycholoog bloot hoe onze hersenen functioneren middels twee systemen: een snel en associatief systeem en een rationeel en inspannend systeem. Net als Van Straten, toont ook Kahneman aan hoe denkfouten ons alledaagse leven beïnvloeden.

Toch haalt Dagelijks Irrationeel bij lange na niet het niveau van Ons feilbare denken. Dit komt doordat Van Straten zelf geen psycholoog is en het dus moet hebben van de talloze onderzoeken van anderen die hij aanhaalt. Hij neemt een fenomeen, bijvoorbeeld geheugenillusies of verantwoordelijkheidsgevoel, en bespreekt in dat verband een groot aantal wetenschappelijke onderzoeken en experimenten. Hoewel de referenties die Van Straten aanhaalt stuk voor stuk razend interessant zijn, is het eigenlijk jammer dat hij er zó veel bespreekt. Van Straten heeft weinig ruimte om dieper op de materie in te gaan en het geheel doet aan als een soort register. Dit neemt niet weg dat Dagelijks irrationeel een goed startpunt is voor een breed publiek.

nescio-titaantjes
Boeken / Fictie

Gemankeerde hemelbestormers

recensie: Nescio - De uitvreter / Titaantjes / Dichtertje
nescio-titaantjes

Honderd jaar geleden debuteerde Nescio met zijn verhalen De uitvreter, Titaantjes en Dichtertje. Voor uitgeverij Nijgh en Van Ditmar genoeg reden om deze melancholische en tegelijkertijd hoogst ambitieuze teksten opnieuw, en in een prachtig klein boekje, uit te geven.

Nescio’s zwaarmoedige drie-eenheid – soms ook aangevuld met de prozabundel Mene Tekel uit 1935 – is met regelmaat uitgegeven en heeft veel cosmetische opschoning van het taalgebruik beleefd. Deze 44ste druk grijpt terug op de allereerste versie van Nescio. Een moedig besluit van de uitgever dat de lezer geheel in oorspronkelijke sferen brengt. Nu wordt de fameuze beginregel van De uitvreter met nog meer nadruk uitgesproken: ‘Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.’ Of wat te denken van de verfijnde poëzie in deze omschrijving:

Het woei nog al, dien ochtend; er stond een flink koudje wind en het water liep met witte koppen.

Dramatisch en heroïsch

Die uitvreter, Japi genaamd, is een klaplopende filosoof die bij iedereen met wie hij enige bekendheid heeft aanloopt en aanschuift. Hij weet zich te verbinden aan de schilder Bavink en komt zo in diens vriendengroep terecht. Iedereen verbaast zich over het gemak waarmee Japi zich toegang verschaft, een verbazing die door de verteller soms als ergernis wordt ervaren, maar toch ook een vorm van ontzag teweeg brengt. Hij maakt driedubbel gebruik van alles wat hem aangeboden wordt en geeft zijn quasi-revolutionaire en nihilistische levensbeschouwingen in retour. Maar ook Japi wordt in het harnas gedwongen door zijn ‘ouwe heer’ en moet zich nuttig maken in een geestdodende kantoorbaan. Met een even dramatisch als heroïsch einde als gevolg: ‘Op een zomermorgen om half vijf, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gestapt’.

In Titaantjes voert Nescio opnieuw een deel van de hierboven beschreven vriendengroep op, te beginnen met alweer zo’n legendarische opening: ‘Jongens waren we – maar aardige jongens’. Ze komen samen op een zolderkamertje of in de vrije natuur en zijn van plan de hele – kapitalistische – wereldorde naar hun hand te zetten. Alles tegen de ‘gewichtige heeren (…) die denken dat zij ’t aardig ver in de wereld hebben gebracht’. Maar het blijft bij opgewonden samenkomsten vol ambitieuze toekomstbeelden, waartussen ook de nodige verliefdheden de aandacht opeisen. Als de verteller na jaren zijn oude vrienden weer opzoekt, blijkt de ene na de andere Titaan gevallen te zijn voor het werkende burgermanschap. Zijn aanvankelijke verontwaardiging gaat al snel over in berusting: ‘En zoo gaat alles z’n gangetje en wee hem die vraagt: Waarom?’

Op de literatuurlijst

Nog zo’n hemelbestormer wordt gepresenteerd in Dichtertje, maar dan op het poëtische vlak. Het dichtertje wordt door Nescio gevolgd door de ogen van een neerkijkende God die af en toe wordt verwisseld met een onruststokende Duivel. Briljant gedaan door de schrijver, die hiermee de dubbele moraal van deze dichter glashelder weet te treffen. Zijn drijfveer ‘een groot dichter te zijn en dan te vallen’ is meer gebaseerd op het lijden van de kunstenaar dan op de kunst zelf. Ondertussen is iedere moeite hem te veel en wordt hij volledig in beslag genomen door de gebondenheid van zijn huwelijk en de verstikkende omgang met zijn schoonfamilie. ‘De mooiste meisjes loopen altijd aan den overkant van de gracht’ is zijn ontevreden vaststelling, terwijl hij alles aanpakt om onder zijn dichterschap én onder zijn huwelijkse trouw uit te komen. Dat leidt tot een van de allermooiste Nesciaanse regels, het dichtertje als echtbreker en vreemdganger:

Toen vielen ze samen peilloos diep door ’t licht en ze voelden hun lijven als zingende zonnen.

Dat Nescio van grote waarde blijft in het Nederlandse literatuurlandschap staat als een paal boven water. Zijn onopgesmukte taalgebruik en tijdloze thema’s – de ambitie van jonge geesten en de zoektocht naar vrijheid – passen nog goed op de literatuurlijst van iedere middelbare scholier. Met een beetje besef van de toenmalige tijdgeest moet Nescio ook voor hen fijn zijn om te lezen: kort en krachtig, met een flinke scheut tragische romantiek.

Muziek / Reportage
special: Fortarock 2018

Fortarock is weer terug en vlamt erop los

Na een jaar te hebben overgeslagen is Fortarock weer terug in het Goffertpark in Nijmegen, en pakt meteen goed uit met bands als Nightwish, Parkway Drive, Bodycount en Arch Enemy.

In 2016 was het festival voor het eerst twee dagen en dat was een groot succes. Helaas kreeg het metalfestival in 2017 geen grote line up rond en ging het in aangepaste vorm door in Doornroosje, maar dit jaar komt  Fortarock goed terug met twee dagen vol metal.

Vrijdag, meer dan een warming up

Na een hete week komt het even met bakken uit de hemel als Fortarock begint, maar de tempratuur daalt en het wordt wat aangenamer voor de in zwart gehulde metalfans. Het festival blijft in nevel gehuld en tijdens het optreden van Arch Enemy regent het nog even flink, maar dat mag de pret niet drukken.

Vrijdagmiddag begint Fortarock met een line up op twee podia en op zaterdag komt er een derde podium bij. Het programma op vrijdag is goed verdeeld: er is geen overlap tussen de bands en het publiek loopt zo makkelijk van podium naar podium. De Franse metalcoreband Betraying the Martyrs trapt het festival af, gevolgd door thrashmetalband Death Angel en deathmetalband Suffocation. Gedurende deze optredens loopt het terrein langzaam vol voor de grotere bands van de avond.

Body Count geeft een energieke show weg. De rap in combinatie met metal is misschien niet weggelegd voor elke festivalganger, maar rapper Ice-T (bij een groot publiek ook wel bekend als detective Tutuola uit Law & Order SVU) krijgt het publiek goed mee. Hij laat zien dat hij meer is dan een stoere rapper als zijn tweejarige dochtertje het podium op komt, wat menig hart laat smelten.

Hierna volgt een duister optreden van Watain en vervolgens staat Arch Enemy op het hoofdpodium. Het optreden van de melodische deathmetalband gaat niet geheel vlekkeloos. De blauwharige frontvrouw Alissa White-Gluz weet met haar gegrunt het geluid ‘op te blazen’, waardoor de band tot twee keer toe het podium af moet om het geluid weer te repareren.

Vervolgens staat Kreator in de tent, een band die voor de derde keer op Fortarock staat. De Duitse band weet het publiek helemaal los te krijgen met een spetterende liveshow.

De vrijdag wordt afgesloten met headliner Parkway Drive. Menig metalfan was een beetje sceptisch over deze metalcoreband als headliner, maar Parkway Drive stelde niet teleur. Met een spetterende liveshow met veel vuur, vuurwerk en een drumstel dat ronddraait en zelfs op zijn kop hangt, laat de band zien een goede afsluiter te zijn voor de eerste dag Fortarock.

Zaterdag, Nightwish steelt de show

Zaterdag opent Anneke van Giersbergen het hoofdpodium met haar nieuwe band Vuur. De band begint niet zo sterk, maar zodra de zangeres haar gitaar weg doet, spat de energie van het podium en de nummers af. Van Vuur gaan we hopelijk nog meer horen! Daarna volgt de band Týr met aanstekelijke vikingmetal.

Het zaterdagprogramma kent wel wat overlap, al treden de grootste band niet tegelijk op. Het idyllische theaterpodium is deze dag geopend en daar staan de wat kleinere veel belovende bands, die vaak tegelijk optreden met andere grotere bands uit het genre.

Opvallend is de experimentele muziek van Igorrr, die alle kanten op schiet van lekker in het gehoor liggende nummers met opera partijen tot hevige deathmetal. Interessant, maar een beetje vermoeiend.  In de namiddag loopt het terrein echt vol en ziet het zwart van de bezoekers, niemand wil natuurlijk de piratenmetal van Alestorm missen. Deze band maakt metal met een knipoog en zorgt voor een zinderende liveshow met onder meer een crowdsurfende reuze badeend.

Een opvallende kleinere band is Dool van Ryanne van der Dorst (ooit Elle Bandita), die nog net optreedt voor Nightwish. Daar gaan we zeker nog meer van horen.

Zaterdag steelt Nightwish de show, al treedt de band pas als laatste op. Met het binnenkomen werd namelijk bekend gemaakt dat de band eind dit jaar voor het eerst sinds jaren met een eigen show in Nederland staat.

In de namiddag wordt Floor Jansen, die afgelopen week in het nieuws was omdat ze vindt dat muziekminnend Nederland minder in hokjes moet denken, in het zonnetje gezet. Eerst geeft ze een interview en aan het einde daarvan ontvangt ze de Buma Rocks! Export Award, voor haar verdienste binnen de (inter)nationale metalscene. De zangeres is zichtbaar ontroerd.

Nightwish is de afluister van het festival en maakt deze rol meer dan waar. De band geeft een spetterend optreden weg met nummers uit hun hele oeuvre van ‘I wish I had an Angel’ tot ‘Élan’.  De mooie visuals op de achtergrond (landschappen, wolven en meer) nemen je samen met de muziek mee naar de sprookjeswereld van Nightwish.

Floor Jansen laat zien dat ze een groot bereik heeft en makkelijk ook de nummers van haar voorgangers zingt. Natuurlijk komt ook bij dit optreden het nodige vuur en vuurwerk kijken en zorgt het voor een vlammende afsluiter van Fortarock.

Een must voor elke metalhead

Fortarock had het de afgelopen jaren zwaar, maar laat zien dat je ook een geslaagd festival kan hebben zonder grote traditionele headliners als Iron Maiden of Rammstein. Fortarock laat ook zien hoe breed het genre metal is en heeft voor elke metalhead wat. Natuurlijk houdt niet elke metalfan van de symfonische metalgrootheid Nightwish, maar er zijn slechts weinig metalheads die maar van één subgenre van metal houden en verder niks leuk vinden.

Het festival is van alle markten thuis en dat trekt een groot en divers publiek aan, want onder de zwarte kleding en bandshirts (een ongeschreven dresscode) zijn heel veel verschillende mensen zien. Het festival zorgt ervoor dat jij je favoriete bands kan zien én dat je ook nog eens nieuwe favorieten kan ontdekken.

Boeken / Non-fictie

‘Hoe lang nog, Fik Meijer …’

recensie: Fik Meijer – De Sluier van Cicero. Van Catilina tot Baudet

Fik Meijer, de meest onvermoeibare populaire schrijver over de Oudheid van de Lage Landen, slaat weer toe. Zij het ditmaal met een boekje van amper 103 pagina’s, dat draait rond de beroemdste toespraken uit de Romeinse geschiedenis: de Catilinarische redevoeringen.

Bij Fik Meijer is het altijd erop of eronder. Was zijn Gladiatoren een ongemeen entertainende kijk op het bloederige vermaak ten tijde van de Romeinen, dan waren Paulus en Jezus en de Vijfde Evangelist al te suggestieve en miskleunen. De Sluier van Cicero situeert zich wat in het midden: bij momenten boeit het wel, maar het lijkt zo haastig geschreven dat het op geen enkel moment meeslepend is.

Eerst de feiten: op 8 november 63 voor Christus nam Cicero het woord in de senaat van Rome en richtte zich tot Catilina. Met als beroemde openingszin: “Hoe lang nog, Catilina, zul je misbruik maken van ons geduld?’ Cicero zag in hem dé staatsvijand, die bezig was een coup voor te bereiden en die in elk opzicht door en door slecht was. Het uitgangspunt van Meijers boek is dubbel: ten eerste proberen na te gaan of Catilina die slechte reputatie wel verdiende en ten tweede onderzoeken hoe de geschiedenis hem beoordeelde.

Man van het volk

Wat dat eerste betreft, heeft Meijer weinig om mee te werken: de twee belangrijkste bronnen over Catilina zijn geschriften tégen de man. Alles wat hij kan doen, is suggereren. En hoewel hij een verdienstelijke poging doet – Catilina was misschien wel de man van het volk die een opstand wilde om de burgerlijke ongelijkheid aan te pakken – maar overtuigen kan het bij gebrek aan argumenten niet.

Zijn tweede ambitie – de reputatie van Catilina door de geschiedenis heen – geeft hem uiteraard wel het nodige materiaal om mee te werken. Maar het wordt weinig meer dan een opsomming, en bovendien: wat is het nut ervan? Als er louter negatieve berichtgeving over hem bestaat, waarom zou dat dan opeens keren (op een korte periode in Toscane na)?

Jongensachtig

Het enige écht interessante feit in dit boekje? Dat Amerikaanse politici in de 19e eeuw dol waren op de Oudheid (op basis van een grondige opvoeding) en haast al hun geschriften ondertekenden met welbespraakte redenaars van toen. Het geeft hen iets jongensachtig en tegelijkertijd ambitieus.

Slotsom? Door die twee ambities valt het boek tussen twee banken: wie écht wil weten wie Catilina was, komt het niet te weten. En wie de reputatie van de man nader wil bestuderen, moet het met een snelle opsomming doen. Dit is dan ook heel misschien een boekje dat voor de student in een klassieke opleiding als tussendoortje kan gelden, maar het valt te betwijfelen of ze er veel inzichten uit zullen halen.

Film / Films

Simpel laken, grootse cinema

recensie: A Ghost Story (dvd)

Als kind wisten we het al. Een spook, dat is een laken met twee gaten erin. Dat je met een dergelijk simpel gegeven een zeer ontroerende en contemplatieve spookfilm kunt maken, laat David Lowery zien met A Ghost Story.

Vooropgesteld, A Ghost Story is geen cinema voor de grote massa. De film is traag, er wordt nauwelijks in gesproken en een spirituele antenne komt van pas. Dat wil overigens niet zeggen dat het een zweverig verhaal betreft. A Ghost Story gaat over hele aardse, menselijke zaken: rouw, vergankelijkheid en het voortschrijden van de tijd. Het is een film die existentiële thema’s aankaart, zonder met sluitende antwoorden te komen.

Rouwproces

A Ghost Story gaat over een man en een vrouw. C en M heten ze op de aftiteling. Ze wonen samen in een huis, ergens op het platteland van Texas. Zij wil graag verhuizen, hij wil liever blijven. Hij is gehecht aan de plek. Maar, voordat ze een beslissing hebben kunnen nemen, overlijdt hij plotseling.

Ook na zijn dood kan de man de plek niet loslaten. Als spook – een laken met twee gaten – keert hij terug naar het huis en observeert zwijgend en machteloos het rouwproces van zijn vrouw (een indrukwekkende rol van Rooney Mara). Hij ziet haar eenzaamheid, haar worsteling met het verlies en haar verlangen om verder te gaan met het leven.

Bedachtzaam

Regisseur David Lowery viel eerder op met het meditatieve misdaaddrama Ain’t Them Bodies Saints waaruit een bewondering sprak voor de omfloerste cinema van Terrence Malick. Na een uitstapje naar het grote werk met de aangenaam subtiele familiefilm Pete’s Dragon, keert Lowery nu weer terug in het Malick-territorium met deze kleine film over grote thema’s. Lowery weet daarbij alle clichés over dood en rouw (en spoken) gelukkig te vermijden, met bedachtzame shots trekt hij de aandachtige kijker in het verhaal.

Want, A Ghost Story is meer dan een persoonlijk drama over vallen en weer opstaan. In het tweede deel van de film plaats Lowery zijn spook in een groter geheel. We zien wat zich eerder heeft afgespeeld op de plek waar het huis staat. Het spook maakt contact met een naburige geest. Het zijn interessante verkenningen van de eigen plaats in het universum en het herhalen van de geschiedenis.

Juist die toevoeging tilt A Ghost Story letterlijk en figuurlijk naar een hoger niveau. Met een even hartverscheurend als verlossend slot als apotheose. Kleine film, grootse cinema.

Boeken / Poezie

Gedichten voor de volhouder

recensie: Elma van Haren - Zuurstofconfetti

In Zuurstofconfetti zet Elma van Haren, na zo’n tien jaar zwijgen, de lezer weer flink aan het werk. Maar ze is een dichteres voor wier gedichten en gedachten je graag moeite wil doen. Of het echt loont is een andere vraag.

Nog vóór de titelpagina staat een gedicht, ‘Nu’, waar je je tanden op kan stukbijten. Het lijkt de ongrijpbaarheid van het heden die in opeengepakte beeldspraak wordt onderzocht. Bron van die verdichting, samenballing én beeldenstroom, is de ene inval na de andere. Hier en daar ziet de lezer zich eerder voor een wiskundige dan een poëticale vergelijking geplaatst.

Wildgroei

Van Haren is uit op originaliteit, ze wil zelfs niet in de buurt van clichés komen, die immers zomaar zijn weg te slikken. Grammatica lapt ze lichtjes aan haar laars, ze gebruikt veel lettertypes en inspringende regels, maar ook neologismen (zie titel: lucht door ventilator rondgezwiept), woord- en toespelingen, spreektaal, uiteenlopende strofevormen en stukjes proza. Dat duizelt af en toe, ook al omdat de gedichten nogal aan de lange kant zijn: alleen ‘Dorst’ beslaat één pagina.

Alle levendigheid heeft soms iets weg van wildgroei. Er is namelijk geen enkel citaat los te breken dat iets kan zeggen over het gedicht als geheel, laat staan over de bundel. Taalgoochelen, waar Van Haren wel wat van kan, staat de inhoudelijke richting in de weg als al die associaties meerdere suggesties van betekenis lijken te bieden.

Huismus

De gedichten die zich meer blootgeven, danken dat aan een hulpvaardige toelichting of aan een (auto)biografische insteek. Het hoofdpersonage in de meeste gedichten is een vrouw, maar echt nader leren we haar niet kennen. Ze is een huismus die niet per se de straat op wil, last heeft van oorsuizen, van ‘Decibellenpijn’ en nog andere demonische zaken, zelfs van oploskoffie.

Ze lijkt niet heel welgemoed in het leven te staan. Niet voor niets drijft Sint-Franciscus op de cover in Arezzo demonen uit. Ze heeft afgesproken met een man (‘wat moet ik, minnaar zonder beminde?’) die mee- en/of tegenvalt. De dichteres formuleert, zo te lezen, met speels gemak en op lichte toon. Waarschijnlijk helpt dat haar om de vreemde gewichten van het bestaan de baas te zijn. Desnoods roept ze de Maagd Maria aan: ‘En als U toch bezig bent,/ trek dan in één moeite recht,/ wat mij in pieken en dalen door merg en been gaat.’

Van Haren is naast schrijfster ook beeldend kunstenares. De enkele werken die te googlen zijn, nemen door compositie, kleurgebruik en figuratieve inslag meteen voor zich in. Was dat met haar gedichten ook maar iets meer het geval.

 

 

Boeken / Non-fictie

Ratio en risico

recensie: Robert D. Kaplan - De terugkeer van de wereld van Marco Polo

De vermaarde analist van de Amerikaanse buitenlandpolitiek Robert D. Kaplan bundelt in De terugkeer van de wereld van Marco Polo een aantal van zijn bekendste essays en artikelen. Hij neemt je aan de hand om samen – als ware het een potje Risk – een wandeling te maken over de wereldkaart.

Kaplan schrijft als vooraanstaand politiek auteur voor tal van kranten, schreef achttien boeken en was van 2009 tot 2011 adviseur in de denktank (Defense Policy Board) van het Pentagon. Als we ergens informatie van binnenuit de Amerikaanse politiek kunnen krijgen is het dus bij hem.

Ratio boven emotie

Eén ding staat als een paal boven water: Kaplan is een rationalist in hart en nieren. Volgens hem kunnen we de politieke situatie van de wereld louter op een zinnige manier bekijken met onze ratio en werkt onze emotie alleen maar vertroebelend. ‘Bedenkt dat emoties, hoe terecht ze ook zijn, de vijand van de analyse kunnen zijn.’ Zo gaat Kaplan dan ook te werk in al zijn artikelen. Landen en groepen mensen hebben bepaalde belangen én emoties. Wanneer we deze kennen is het appeltje eitje om te voorspellen wat ze willen en van wie. Net zoals bij een spelletje Risk zit ook de wereldpolitiek minder ingewikkeld in elkaar dan je zou denken. Kaplan laat zien hoe simpel én ingewikkeld dit tegelijkertijd is. Simpel is om te zien hoe en waarom mensen dingen doen, veel ingewikkelder is om dit gedrag een andere richting op te sturen.

Grote vraagstukken

Hoewel Kaplan als analist in dienst trad van het Pentagon blijven zijn stukken die van een vrije denker. Hij is nergens pro-Amerikaans, in die zin dat hij Amerika ziet als het beloofde land of iets dergelijks. Hij is eerder vaak kritisch op zijn eigen land, omdat dit volgens hem veel verkeerde keuzes maakt en zo een deel van zijn macht op het wereldtoneel verliest. Kaplan schrijft over ontzettend complexe zaken, maar wel op zo’n manier dat ook iemand met een algemene kennis over de wereldgeschiedenis en politiek het verhaal – meestal – kan volgen. Hier en daar moet je wel dingen opzoeken om beter te begrijpen waar Kaplan het over heeft. Het moge duidelijk zijn dat de auteur een bijzonder helder beeld heeft van hoe de wereld van nu in elkaar zit, hoe we hier zijn aanbeland en waar we naar op weg zijn. Dat maakt het erg interessant om zijn essays te lezen, want voor de meeste mensen zijn dit nu juist de onderwerpen die te groot zijn om überhaupt nog over na te kunnen denken.

Kille analyse

De nadruk op ratio en het wantrouwen jegens de emotie maakt in de meeste redeneringen wel veel zaken duidelijk, maar voelt wat vreemd. Soms moet je je over de afstandelijke manier waarop Kaplan over landen spreekt heen zetten. Natuurlijk, de wereldpolitiek is één groot spel met veel geëmotioneerde spelers. Maar die spelers als dusdanig neerzetten én aan de kant schuiven als een niet-rationeel onderdeel van een groter geheel, kan soms te ver gaan om nog prettig te voelen. Maar goed, dat is dan misschien ook precies de reden dan Kaplan zo’n befaamde politiek analist is; dát hij de wereld op deze manier kan bezien. Interessant is het sowieso, en leerzaam. Kaplan is kundig en komt met veel nieuwe informatie en boeiende zienswijzen. Deze bundeling essays schept helderheid in een complexe zaak die op veel manieren benaderd kan worden.

Kunst / Expo binnenland

Schiedams Gebrand

recensie: Edgar Tytgat - Vlaamse meester

Volgens Vlaamse onderzoekers vertelt Edgar Tytgat (1879-1957) sprookjes. Maar de overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum Schiedam, die eerder in M – Museum Leuven te zien was en waar twee jaar voorbereidend onderzoek aan vooraf is gegaan, laat zien dat zijn werk ook de rafelranden van de maatschappij toont.

Neem alleen al de ondertitel van de catalogus, Herinnering aan een geliefd venster. Na de val uit een draaimolen, was dit venster voor het kind Edgar lange tijd diens enige uitzicht op de buitenwereld. Die buitenwereld was niet eenduidig, bleek later. En dat uitzicht leidde ook naar binnen, naar een fantasiewereld.
Ook kunsthistorisch was Tytgat wars van eenduidigheid, van ismen, al doet zijn eerste schilderij (Fantasie, marionetten en landschap uit 1912) nog zo sterk aan Ensor denken en zijn laatste (De dichter vindt zijn muze terug, 1956) aan Charlie Chaplin, die ook al te zien was op Tytgat en de wassenbeelden (1927). En dat is niet vreemd – beiden combineerden een wat kinderlijke stijl met de donkere kanten van de mens en het leven.

Edgard Tytgat, De vioolspeler, 1929, Mu.ZEE Oostende. Fotograaf Guy Braeckman

En natuurlijk herken je ook meteen het kinderlijke van de naïeve schilderkunst en het verhalende van Chagall; het museum afficheert Tytgat als de ‘Chagall van Vlaanderen’. Tytgat heeft Chagall overigens gekend. En inderdaad: de boom op Het mirakel van de heilige Dominicus (1942) lijkt op een bos bloemen op een schilderij van Chagall, maar de context is een geheel andere. De vioolspeler die veelvuldig door zowel Chagall als Tytgat wordt afgebeeld, is bij Tytgat bijvoorbeeld eerder een symbool voor verleiding.

Edgard-Tytgat-Inspiratie-1926-The-Phoebus-Foundation-Antwerpen

Dichotomie

Wat bijvoorbeeld niet over het hoofd kan en mag worden gezien, is de zelfspot en humor die Tytgat ook eigen zijn. Dat blijkt uit het doek Inspiratie (1926) dat een prominente plaats op de tentoonstelling kreeg. Hierop heeft Tytgat zijn vrouw Maria De Mesmaeker (‘Maria mon coeur’, zoals hij haar noemde) afgebeeld, die op een wolk, vergezeld door twee engeltjes, door het raam (!) komt binnenzeilen. Of is ze eerder uit het vliegtuig op de achtergrond gesprongen?

Die dichotomie, van het sprookjesachtige, paradijselijke en het dreigende, de rampspoed, komt op verschillende schilderijen terug. Bijvoorbeeld op Voorspel van een gebroken liefde (1932) waarop de paraplu symbool staat voor wat komen gaat. Een paraplu die, net als de viool, vaker voor komt bij Tytgat, zelfs op een schilderij van Jozef en Maria: Jozef met paraplu en Maria op klompen. Maar dat past geheel in de lijn van de Vlaamse schilderkunst, waar Bijbelse taferelen al vanaf de Vlaamse primitieven in het hier-en-nu werden geplaatst.

Edgard Tytgat, Le miracle de Saint Dominique, 1942, prive collectie. Fotografie Dieter Daemen

Traditie

Tytgat past in die traditie, meer dan in de moderne schilderkunst van zijn eigen tijd; een Picasso-achtig gezicht als op Boom van goed en kwaad (1946) is een zeldzaamheid.
Dat wil niet zeggen, dat hij soms geen opvallende draai aan een in de traditionele uiting wist te geven. Neem Het op zwier gaan van de drie heren (1938), een drieluik dat wel een heel andere lading kreeg dan een Bijbels tafereel … Ook al kan hier worden toegevoegd, dat er op de linker luiken vaak mensen uit de tijd waarin het drieluik ontstond opduiken.

Edgard Tytgat, Euphrasie poseert voor de eerste maal, 1941, copyright Dieter Daemen

Scabreus, dat was zijn werk tenslotte ook. Dat blijkt uit de aquarellen Huit dames et un monastaire, een boek dat hij in 1941-1947 maakte en waarvan de bladen in een vitrine liggen. En wat je er ook verder van vindt, kunsthistorisch, inhoudelijk: een van de topstukken is het Monetachtige Euphrasie poseerde voor de eerste maal (1941), een dun geschilderd, schitterend doek dat de mooie en omvangrijke expositie in Schiedam afsluit. Negentieneenenveertig? Ja, de tentoonstelling – de eerste grote overzichtstentoonstelling van Tytgat in Nederland – is thematisch en niet chronologisch opgebouwd, en dat geeft prachtige doorkijkjes. Je zou het ‘Schiedams Gebrand’ kunnen noemen, als de koffie in het museumcafé – dank zij de voorliefde van museumdirecteur Deirdre Carasso kwam deze door de Vlaamse conservatoren Peter Carpreau en Gust Van den Berghe samengestelde tentoonstelling naar Nederland. En dat is mooi.

 

 

Gelatin - detail_Boijmans
Kunst / Expo binnenland

Speels vermaak met een universele ‘boodschap’

recensie: Gelatin: Vorm – Fellows – Attitude
Gelatin - detail_Boijmans

Met het gevaar in stereotyperingen te vervallen: kunst heeft vaak een ietwat klinisch, afstandelijk imago. Het wordt getoond in een steriel ogende white cube, en je mag ernaar kijken maar vooral niets aanraken. De tentoonstelling Vorm – Fellows – Attitude in Museum Boijmans Van Beuningen wijkt op geestige wijze af van dat cliché.

Gelatine is de naam van een voedingsmiddel dat in combinatie met andere ingrediënten transformeert tot bijvoorbeeld zo’n glibberige trilpudding. Ondanks, of vanwege die associatie, is het tevens de naam van de vierkoppige Oostenrijkse kunstenaarsgroep Gelatin, vanaf 1993 een feit. Sindsdien maakten ze onder andere een menselijke lift (Human Elevator, 1999), een achtbaan in een galerie (Otto Volante, 2004), en heetten ze bezoekers van een lezing welkom als menselijke kandelaar – met brandende kaarsen in hun achterwerk gestoken (Gelatin at the Shore of Lake Pipi Kacka, 2003). En dan is er ook nog Das Kakabet (2007), een alfabet van gepoepte letters. Nu hebben ze een aantal grote zalen in Museum Boijmans Van Beuningen gevuld met smeuïge sculpturen.

Sportieve Kappa-sok als piemel

Gelatin_Boijmans_kledingrek

Gelatin, Vorm – Fellows – Attitude, Museum Boijmans Van Beuningen, 2018. Foto: Aad Hoogendoorn

Voordat je Gelatin’s meest recente creatie daadwerkelijk kunt aanschouwen, word je eerst door een soort omkleedruimte geloodst. Het tentoongestelde blijft nog even verborgen achter houten schotten. Een meterslang kledingrek hangt vol met overzichtelijk op maat gesorteerde kledingstukken. Alle maten en tinten zijn vertegenwoordigd, en elke outfit is op kunstige wijze gedecoreerd met vagina’s, penissen, borsten en tepels. Voor de sportieveling is er de Kappa-sok als piemel, en om de schaamte te bedekken wordt soms ook een zijden handschoen ingezet. Deze ‘naaktpakken’ mag je niet alleen bekijken en aanraken, maar ook aantrekken. Tenminste, voor de duur van het tentoonstellingsbezoek. Saillant detail: in de comfortabel ogende bankjes hebben de kunstenaars sfeerverhogende scheetkussens verwerkt. De toon is – letterlijk – gezet.

Viezigheid op het tapijt

Volgend op de omkleedsessie kun je jezelf in vol ornaat bewonderen in een grote spiegel, met daarnaast een bijzondere selectie quotes. Niet geheel toevallig hebben ze allen betrekking op ontlasting, en ogenschijnlijk zijn ze afkomstig uit de mond van bekende namen als Mozart, Peter Sloterdijk en Erasmus (“Ieder vindt zijn eigen stront welriekend”). Het is een weinig subtiele hint naar wat er komen gaat. De museumzalen blijken gevuld met enorme sculpturen. Of, om er niet omheen te draaien: enorme drollen van een klei-achtig materiaal, sierlijk gedrapeerd op buitenproportioneel grote Perzische tapijten. Gekleed in naaktpak voorzien van al dan niet bungelend geslachtsdeel kun je je tussen deze sculpturen begeven. Je mag ze ook voorzichtig even aanraken. Nadere bestudering wijst uit dat ze op sommige plekken zelfs nog wat vochtig zijn – wellicht worden ze dagelijks voorzichtig met wat water besprenkeld.

Democratische ‘boodschap’

Gelatin-Boijmans

Gelatin, Vorm – Fellows – Attitude, Museum Boijmans Van Beuningen, 2018. Foto: Aad Hoogendoorn

Associaties met eerdere ‘poepkunstwerken’ (met name Wim T. Schippers’ 4,5 meter hoge drol Stationnement gênant) zijn niet te onderdrukken. Wordt de kunstwereld hier wederom een beetje ‘te kakken gezet’? Wellicht. In een video met luchtig ogend gesprek tussen kunstenaars en curator wordt het geheel van context voorzien. Tal van poep-gerelateerde feitjes en woordspelingen passeren de revue: poep is een positief, inclusief en universeel symbool, al in de steentijd ‘lazen’ mensen de ontlasting van dieren, het is de eerste ‘creatie’ van een pasgeborene, en de kunstenaars ‘Don’t give a shit’.  Zelf lijken de kunstenaars hun creatie te funderen vanuit het idee van de democratic sculpture, waaraan iedereen vrij is bij te dragen. Eerder kwam dit tot uiting in een door bezoekers bij elkaar geplaste ijssculptuur (Zapf de Pipi, 2005) en een op vergelijkbare wijze met urine gevuld waterbed (All Together Now, 2011). De redenering lijkt dat we hier, vanwege het universele principe van de ontlasting, ook met zo’n democratische sculptuur te maken hebben. Dat gaat op tot op zekere hoogte. Hoewel de praktische bezwaren overduidelijk zijn, lijkt er iets te ontbreken. Rondlopen in naaktpak voorziet het drollendecor van extra sjeu – alleen krijgt de bezoeker niet de gelegenheid om mee te kleien.

Kunst / Reportage
special: Rendez-vous met Frans Hals

TRADITIE EN TOEKOMST

Het Frans Hals Museum in Haarlem is wat dwars: op de bewegwijzering in de stad en op het logo staat het woord ‘Museum’ op z’n kop. Beide helften (Frans Hals en Museum) hebben een andere kleur. Dat wijst naar het feit dat het Frans Hals Museum en Museum De Hallen zijn gefuseerd en verder gaan als één museum met twee vestigingen: HOF (Groot Heiligland) en HAL (Grote Markt). In beide is momenteel een op elkaar aansluitende ‘fusiontentoonstelling’ te zien.

Fusiontentoonstelling

Dat wil zeggen dat er twee ‘soorten’ kunst  te zien zijn, die met elkaar in gesprek gaan: van oude meesters en hedendaagse kunstenaars. ‘Nieuwe interpretaties van bestaande kunstwerken’ van onder meer ‘huismeester’ Frans Hals, zegt directeur Ann Demeester op de inleidende video in de vestiging die nu HOF heet. Anders kijken, meer zien – dat is haar boodschap met deze tentoonstelling die ze trans-historisch noemt.

Meer dan dertig kunstenaars en kunsthistorici zijn ‘gekoppeld’, zoals we dat ook van tentoonstellingen in het Bijbels Museum in het Amsterdamse Cromhouthuis kennen van theologen en kunstenaars. Kunsthistorici en theologen kijken op een meer subjectieve manier naar collecties. Dat is een manier van kijken, die kunsthandelaar en kunsthistoricus Jan Six onlangs ook benoemde, wat terloops en zachtjes, maar toch. Hij deed dat toen hij het aan Rembrandt toegeschreven Portret van een jongeman (tot en met 15 juni a.s. in de Amsterdamse Hermitage) aan het publiek toonde.

HOF

Six wees daarbij op de manier waarop het gezicht van de jongeman op hem overkomt, de Tsjechisch-Nederlandse kunstenaar Tomas Rajlich kijkt naar wat het groen/geel op de zijluiken van een altaarstuk van de Meester van Alkmaar met hem doet en zet het om op zijn doek dat ernaast hangt. Daarmee zijn het schilderen zelf en de materie van de verf tot thema geworden, net als bij het zwart van Hals’ Regenten van het Oudemannenhuis op Ad Reinhardts overweldigende Abstract painting. Kijk en zoek de verschillen!

Prachtig zijn de acht foto’s van de Canadese Nana Katchadourian, die werden gekozen door kunsthistoricus en schrijfster Gerdien Verschoor. Zij hangen tegenover Hals’ Portret van een vrouw met handschoenen. Via een koptelefoon, die overal op beide tentoonstellingen zijn te vinden, hoor je een mooi verhaal van Verschoor, als was ze Maurizio Canari XXIII, een handschoenenmaker in Venetië. Het gaat over ‘handschoenen die een vrouw voortbrengen (…). Zwijgende handschoenen’. Kijken is zo ook onthaasten.

Soms komt de overeenkomst gezocht over, maar dan weer heel subtiel: de Bulgaarse kunstenaar Nedko Solakov hing bijvoorbeeld het echtpaar Vos van Joh. Corn. Verspronck alleen maar met de rug in plaats van het gezicht naar elkaar en voegde met viltstift een tekst eronder toe.

Jasper Hagenaar: Compositie nr 2 (naar Frans Hals)

Een enkele keer is de overeenkomst gevonden in het formaat, de vorm en ordening van een doek, zoals Jasper Hagenaar de schutterstukken van Hals én het stilleven met witte schaal en citroen van Kees Verwey tot uitgangspunt nam, wat leidde tot prachtige werken. Wie Hagenaar, en overigens alle kunstenaars zijn, daar kom je, als je het al niet weet, niet achter – de werken lijken voor zichzelf te moeten spreken.

Frans Hals, portret van Cornelia Vooght, 1631

Wat intellectualistisch tenslotte zijn wat HOF betreft de bijdragen van curator Norbert Middelkoop en schrijver/fotograaf Hans Aarsman. Middelkoop ging na welke Amsterdamse schilderijen Hals geïnspireerd zouden kunnen hebben voor zijn groepsportretten van de regentessen van het St. Elisabeths Gasthuis, tegenover HOF. Aarsman keek samen met Roy Villevoye naar allerlei uitingen van mogelijke ziekten op oude schilderijen. Zo duidden zij de rood/paarse verkleuring op een portret van Cornelia Vooght als het gevolg van huiselijk geweld. Zo wordt de tentoonstelling in HOF opeens ook weer tijdgebonden, passend in de tijd van #metoo.

HAL

Koos Breukel: Armand, Amsterdam 2015

In HAL, wat voorheen De Hallen op de Grote Markt heette, gaat de expositie min of meer op dezelfde voet verder, met dit verschil dat er geen originele doeken te zien zijn. De fotograaf Koos Breukel ensceneerde ontmoetingen tussen foto’s van hemzelf en reproducties van portretten van Hals. De donkere achtergrond, de eenvoudige lichtwerking en de aandacht voor huid en ogen van een persoon hebben de foto’s gemeen met Hals. Ook hier geldt: soms raak, soms wat gezocht.

Het gaat in HAL over zaken als toeschrijvingen, wat gezien de discussie over het eerder genoemde portret van Rembrandt actueel is. In een van de podcasts die als gezegd ook hier te vinden zijn, wordt ingegaan op een kopie van een zelfportret van Hals, dat rond 1750 geschilderd werd. Gesteld wordt dat het origineel nog wel eens zou kunnen opduiken, maar dat we tot zolang dit niet het geval is ons toch best iets daarbij kunnen voorstellen op de binnenkant van de ogen.

De Vlaamse kunstenaar Pieter Vermeersch richtte zich niet op kleurvlakken van in dit geval Hals, zoals Rajlich deed, maar op een détail: het puntje wit (de final touch) die op elke Hals voor komt. Hij bracht het in zijn Untitled aan als een puntje olieverf op marmer, een fascinerend werk.

Het trans-historische waar Ann Demeester het op de inleidende video over had, speelt een rol in Arnoud Hollemans Hommage, een film waarin een fictief museum valt te zien met oude- en moderne kunst, westerse- en niet-westerse kunst. Ook hier gaat het om kijken en nog eens kijken, maar ook om bekeken worden, waarbij Hollemans’ aandacht voor de huid van de voet van een van de bezoekers aan Hals’ aandacht voor de menselijke huid doet denken.

En zoals HOF aan het eind de focus leek te verleggen naar de #metoo-discussie, zo lijkt HAL op te roepen om de context van een en ander bij jezelf te zoeken. Bij het werk Tissues, tissues die werden gebruikt bij de restauratie van regentenportretten van Hals, legt de zaaltekst een associatie met de lijkwade van Turijn, terwijl ik aan de Dode Zeerollen moest denken en een bezoeker verwees naar de dichtgeplakte pagina’s van het Dagboek van Anne Frank die weer tevoorschijn zijn getoverd.

Over context gesproken: zo verbeeldde Kerry James Marshall uit Alabama een naakt, in de veronderstelling dat Hals dat geschilderd zou kunnen hebben: Nude (Spotlight). Iets waarvan John Berger meende dat hij dit nooit heeft gedaan. Niet des Hals, met het theatrale, harde licht dat rechtstreeks is gericht op de zwarte vrouw op een hagelwit laken. Maar die donkere achtergrond – ja dat is wel weer Hals.

Verbeelding en verbeelding, in de dubbele betekenis van het woord, dat vind je op deze experimentele dubbelexpositie waar soms nog wat naar het format wordt gezocht, maar waar ook veel werk van kunstenaars van naam valt te zien dat klinkt als een klok. Kijk en kijk nog eens, onthaast en wees dwars. Dan zie je inderdaad meer.