Boeken / Achtergrond
special: 5. Armada

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van het aanbod aan Nederlandstalige literaire tijdschriften. Vandaag nummer vijf: Armada.

De Wereldbibliotheek bestaat honderd jaar, en terecht. Het bedrijf begon met de Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart en bracht later werk van auteurs als Dante, Goethe, Multatuli, Schopenhauer, Spinoza, Isabel Allende, Sándor Márai, Alberto Moravia en Susanna Tamaro. Ook heel bijzonder: De Wereldbibliotheek is één van de laatste serieuze uitgeverijen in ons land die nog zelfstandig zijn. Sinds tien jaar geeft de uitgeverij bovendien het kwartaaltijdschrift Armada uit.

Idealistisch project

~

Een particulier initiatief lag aan de basis van de uitgeverij. In 1905 begon ene Leo Simons de Maatschappij voor Goede en Goedkope literatuur. Een idealistisch project. Lezers konden abonnementen nemen op de uitgaven en zo op relatief voordelige wijze kennis nemen van hoogtepunten uit de wereldliteratuur (de naam wijst daar al enigszins op) en van werken over uiteenlopende onderwerpen van maatschappelijk belang. Honderden titels zijn het inmiddels, in een oplage van bij elkaar miljoenen.

Als uitvloeisel werd bovendien in 1925 de WB-vereniging opgericht, ter ondersteuning van wat de Winkler Prins noemt het ‘door de maatschappij ondernomen volksontwikkelingswerk’, wat dan ook weer een korting opleverde bij de aanschaf van boeken uit het fonds. Kom daar tegenwoordig maar eens om. Niet dat het altijd even voorspoedig ging, de uitgeverij spreekt zelf al van een historie met pieken en dalen, maar het is toch knap dat hij nog bestaat en bloeit als zelden tevoren, en daarbij nog steeds kwaliteit brengt. Dat mag ook wel eens worden gezegd.

De Wereldbibliotheek geeft sinds tien jaar ook een eigen tijdschrift uit: Armada. Daarvan zijn inmiddels veertig nummers verschenen, over de meest uiteenlopende onderwerpen, met per editie een ander thema. Dat kan van alles zijn, waarbij de ondertitel Tijdschrift voor wereldliteratuur als leidraad en baken dient. Als je alle aangesneden onderwerpen beziet, valt daar enorm veel onder – wat logisch is, de aarde is nu eenmaal erg groot en vol met schatten, ook literaire en culturele. Armada houdt het bovendien niet strikt bij de literatuur, wat het wel zo interessant maakt.

Wagner

~

Een kleine greep uit de behandelde zaken geeft op zich al een aardig adequaat beeld van waar het tijdschrift zich mee bezighoudt: postkoloniale literatuur, indianen in de westerse beeldvorming, Arthur Schopenhauer, Richard Wagner en de kunst van het woord, exotisme in oost en west, censuur, wraak, de roman fleuve en in het laatste nummer van alles en nog wat over de romanschrijver, essayist en criticus W.G. Sebald, die dankzij recente vertalingen hier ernstig in de belangstelling staat.

De daarvoor verschenen editie over tuinen in de literatuur – met als titel O heerlijk paradijs – is een mooie kennismaking met de algehele sfeer waar het blad naar streeft. Die kenmerkt zich door breedte, diepte en toegankelijkheid. De breedte wordt gewaarborgd door het grote aantal verschillende deelnemers, die uit diverse hoeken commentaar leveren op het hen toegewezen dan wel zelf gekozen onderwerp. Het aardige is, dat de schrijvers en redacteuren zich daardoor eerder laten uitdagen dan intomen, wat een boeiende mengelmoes oplevert waarin voor ieders gading iets te vinden is.

Een overzicht in een notedop zegt eigenlijk al genoeg: Piet Gerbrandy analyseert de Laaglandse Hymnen, weer iemand anders schrijft over de Hongaarse schrijver (daar zijn we weer) Márai, er is proza van Erik Hartveld, Willem G. Weststeijn brengt een inleiding over de cultuur van de tuin in algemene zin, Anton Korteweg levert vier tuingedichten, Peter van Zonneveld drie, Ton van Strien belicht ‘de buitenplaats in de Nederlandse poëzie van de zeventiende en achttiende eeuw’, van de zestiende eeuwse Spanjaard Luis de León zijn tuingedichten vertaald, van William Carlos Williams een gedicht over een mus en van Zola een prozafragment. Ieme van der Poel tuiniert met Colette, en dan is er ook nog aandacht voor de tuin in Japan en maken we kennis met de Surinaamse dichter Trudi Guda. Dat alles in een bestek van niet meer dan 120 bladzijden, een hele prestatie.

~

Niet alles zal naar ieders zin zijn, en strikt gesproken passen veel bijdragen uiteraard ook in concurrerende uitgaven. Maar alles bij elkaar is het een geslaagd amalgaam. Alles uit den treure bespreken is ondoenlijk. Naast de analyse van Gerbrandy – over Ter Balkt kan niet genoeg geschreven worden –, springt wat mij betreft de bijdrage van Lotte Jensen over Friese tuinpoëzie uit de zeventiende en achttiende eeuw eruit. Dit alleen al vanwege het feit dat je niet eens wist dat het bestond, wat weer moed geeft in deze zware tijden. Centraal staat de minor poet Klaas Pieters Hoeckstra, van wie in 1679 het verzameld dichtwerk verscheen waarin regels voorkomen over borsten die volgens Jensen van een ‘verpletterende stunteligheid’ zijn. Wat op zich alweer nieuwsgierig maakt, want wat een vreemde man moet dat zijn geweest.

Niet dat we veel over hem weten; Jensen meldt een aantal levensfeiten, en verder moeten we op de poëzie afgaan. Het weerhoudt haar overigens niet van lustig speculeren. Hoeckstra was straatarm en schreef zijn verzen, waarvan veel over zijn tuin, als excuus voor het vragen van een aalmoes aan hoge heren en dames, waarbij hij zich regelmatig volledig liet meeslepen. Dat heeft uiteindelijk nog effect gehad ook. We lezen zijn poëzie nog steeds, maar ook verscheen na zijn debuut als spoof een tweede druk vol spotverzen van andere dichters. Die overigens in het licht der geschiedenis nou ook weer niet zo hemelhoog boven de regels van Hoeckstra uitsteken als ze zouden willen. En in de eeuwen daarna zagen uiteenlopende lieden zich nog steeds genoopt tot het leveren van zonder uitzondering smalend commentaar, dus helemaal voor niets is het toch niet geweest. Hoeckstra leeft, sterker nog: hij is nooit dood geweest. Waar een literair tijdschrift al niet goed voor kan zijn.

Voorzaten

Uiteraard speelt de eigen voorkeur bij de waardering een belangrijke, zo niet een doorslaggevende rol. Een aanzienlijk deel daarvan komt in eerste aanleg onbewust tot stand; door visuele en tactiele sensaties die het oordeel sturen, de manier waarop het blad vorm heeft gekregen, aanvoelt, er uitziet. Armada heeft de vorm van een dunne paperback, is meer een boek dan wat je je in eerste instantie voorstelt bij een tijdschrift. Fijn rustig opgemaakt en voorzien van relevante illustraties, leest het bovendien aangenaam. De inhoud is vervolgens telkens weer een aangename verrassing. De redactie slaagt tot op heden in het aantrekken van boeiende en interessante medewerkers, die niet alleen allerlei wetenswaardigheden debiteren, maar ook en vooral kennis laten maken met voordien niet of slechts vaag bekende culturele fenomenen, wat in eerste aanleg ook het uitgangspunt was van de Wereldbibliotheek en dier voorzaten – waarmee de cirkel weer rond is.

Armada
– Losse nummers: € 11,00 (alleen per stuk verkrijgbaar)
– ISSN: 1384105X
– Uitgeverij Wereldbibliotheek
Armada verschijnt 4x per jaar.

Zie ook in deze reeks: 1. Het Trage Vuur, 2. Passionate Magazine, 3. Tzum, 4. De Revisor, 6. Bunker Hill, 7. Raster, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn, 14. Lava en 15. Yang.

Theater / Voorstelling

Vrije vogels in een relatie

recensie: Mussen & Zwanen (Carolina Dijkhuizen e.a.)

Mussen zijn collectief trouw. Ze doen het alleen met mussen, maar met welke mus maakt niet uit. Ze lijken toch allemaal op elkaar. Zwanen zijn ijdel en blijven trouw aan hun partner. Wij mensen kunnen de keuze maken: houden we het bij één partner of fladderen we rond? Dat is de vraag waar het in de relatiekomedie Mussen & Zwanen om draait.

~

Je moet wel heel veel passie voor je vak hebben, wil je – naast een intensieve rol in een grote productie – een maand lang op je vrije maandag in een klein theater een ander stuk spelen. Carolina Dijkhuizen, Marcel Jonker en Rutger le Poole uit de musical The Lion King staan al anderhalf jaar van dinsdag tot zondag op de planken als Nala, Pumbaa en Zazu in het Fortis Circustheater in Scheveningen. En deze maand spelen ze dus ook vier keer in Amsterdam voor de voorstelling Mussen & Zwanen, samen met vakgenote Leona Philippo (alternate in Aida).

Tegenpolen

Het verhaal draait om twee stellen die elkaar tegenkomen op een verjaardag. Esther en Aram zijn al jaren gelukkig getrouwd. Ze zijn wat zwaarmoedig van aard en leven samen vanuit de beschermende gedachte elkaar vooral geen verdriet en pijn te willen doen. Corine en Rick leven daarentegen onbezorgd, modern en hebben een open relatie. Corine maakt van haar privileges meer gebruik dan Rick. En niet zonder gevolgen. Snel na de eerste ontmoeting tussen de vier dertigers valt Aram voor de sexy en wulpse Corine. In alles is zij de tegenpool van zijn eigen vrouw. Op het feest waar ze elkaar ontmoeten, draagt Corine een sexy vuurrode jurk, terwijl Esther een opaalblauwe lange jurk met bijpassende hoofddoek aanheeft. Ook Rick en Aram verschillen als dag en nacht. Aram is de dikke werknemer en Rick is de gladde zakenman, strak in pak.

~

Deze botsing van tegenpolen brengt de nadelen en voordelen van zowel een mussen- als een zwanenbestaan in beeld. Zo vergelijkt Corine terloops een affaire met Lassie-rijst: het is chemische rotzooi, maar het lukt altijd en is snel klaar. Hoe mooi het ook klinkt, ook in een moderne vrije relatie is er jaloezie.

Modern hoorspel

Bijna tien jaar geleden werd Mussen & Zwanen voor het eerst op het podium gebracht door Haye van der Heyden. Na de première in 1997 kwam er snel een vervolg, Mussen & Zwanen II, en in het seizoen 2000-2001 werd ook deel drie, Eten & Dansen, uitgebracht. Alle delen zijn volgens dezelfde formule opgezet: minimal comedy met maximaal resultaat.

In het simpele decor van deze Mussen & Zwanen – een muur van kratten zonder bodem zodat je er doorheen kan kijken – schetsen de acteurs de omgeving als in een hoorspel. De geluiden van een dagje varen, zoals de kikkers in het bos, het kabbelende water en vogels worden achter de muur met aanwezige voorwerpen nagebootst. Een fles met water die naast de microfoon langzaam heen en weer wordt geschud, maakt het geluid van peddelende roeiers. Met weinig middelen geven de acteurs zo een treffend beeld van herkenbare situaties. Door een korte omschrijving van de plek en de nagebootste achtergrondgeluiden, kleur je als toeschouwer zelf de situatie en het decor in.

Herkenning

Het ontbreken van een groot decor maakt de acteurs afhankelijk van hun mimiek, de intonatie van de tekst en hun spel. Het viertal weet daarin te overtuigen: door de ironische toon en de komische terzijdes waarin de acteurs hun eigen en elkaars rol becommentariëren, vergeet je soms dat je publiek bent in een theater. Jij bent als stiekeme getuige aanwezig op het feest, of zit aan de waterkant terwijl de stellen langs varen. Deze maand zijn Nala, Pumbaa en Zazu uit The Lion King op maandag geen dieren met menselijke trekken, maar mensen met dierlijke lusten.

Mussen & Zwanen wordt nog op maandag 21 en 28 november gespeeld in het Werkteater in Amsterdam.

 

Muziek / Album

Doorgewinterde debutante

recensie: Martha Wainwright - Martha Wainwright

Het Nederlandse publiek kon al eerder dit jaar kennismaken met Martha Wainwright tijdens het festival Bazar Curieux, waar haar optreden tot een van de hoogtepunten behoorde. Nu is er haar debuutalbum, met de titel Martha Wainwright. Een album waar ze anderhalf jaar aan heeft gewerkt en waar met veel nieuwsgierigheid naar werd uitgekeken. Niet in de laatste plaats omdat ze de dochter is van folkartiesten Loudon Wainwright III en Kate McGarrigle. En dan is er ook nog haar bekende broer, rijzende ster en muzikaal wonderkind Rufus Wainwright.

Goed, het is een beetje flauw dat haar bekende familie er te pas en te onpas wordt bijgesleept. Maar het is moeilijk de beste mensen onvermeld te laten. Sterker nog: het wordt je vrijwel onmogelijk gemaakt. Zo speelt haar moeder op twee nummers mee en horen we broer Rufus ook meerdere malen voorbij komen. Haar vader doet niet mee op de plaat, maar die zingt ze dan wel weer toe in Bloody Mother Fucking Asshole.

Levenservaring

~

Een van de redenen dat het vrij lang geduurd heeft voordat haar eigen album er kwam, is dat ze nogal kieskeurig was bij het uitzoeken van de producer. Die vond ze uiteindelijk in de persoon van Brad Albetta, met wie ze zo’n achttien maanden aan haar liedjes werkte. Een andere reden die Wainwright achteraf geeft, is dat ze eerst wat levenservaring moest opdoen voordat ze definitief voor een muzikaal bestaan zou kiezen. Bij het beluisteren van de liedjes lijkt het alsof de zangeres in de jaren dat ze die ervaring opdeed, vooral veel hartzeer heeft opgelopen. Haar teksten zijn heel persoonlijk (ze zingt zelfs over de gedachte aan zelfmoord) en gaan veelvuldig over liefde en leed. Ondanks alle ellende klinkt er echter ook altijd hoop door.

Tijdloos

Met haar stem weet ze in elk nummer moeiteloos de juiste emotie op te roepen. Zo klinkt ze soms klein en kwetsbaar (Don’t Forget), dan schreeuwt ze wanhopig (Ball & Chain) en dan weer klinkt ze sterk en ongelooflijk kwaad (Bloody Mother Fucking Asshole). Welke toon ze ook aanslaat, ze weet altijd te ontroeren. Soms doet ze denken aan andere grote vrouwen in de muziek, zoals Kate Bush, Stevie Nicks, Joni Mitchell of Tori Amos. Maar Wainwright heeft bovenal een heel authentiek en tijdloos geluid. Zowel wat betreft haar eigen materiaal als haar vertolkingen van andermans werk.

Net als haar broer put ze dankbaar uit de rijke muziekhistorie. Haar vertolking van Whither Must I Wander (geschreven door Robert Louis Stevenson, auteur van ondermeer Dr. Jekyll and Mr. Hyde) is een goed voorbeeld van dat tijdloze. Hoewel de melodielijn duidelijk een negentiende eeuwse oorsprong verraadt, trekt Wainwright het nummer op geheel eigen wijze naar het hier en nu.

Dertien prachtige warme nummers op een album dat ontroert. Martha Wainwright is een krachtige, nieuwe stem in de folkscene en daarbuiten, en haar debuut is er een met klassieke allure. De familie kan trots op haar zijn.

Martha Wainwright opent 25 november en 26 november 2005 voor haar broer in respectievelijk de Stadsschouwburg Groningen en Paradiso Amsterdam. Ze staat de 29e in Rotown Rotterdam en op 1 december in de Melkweg Amsterdam.

Boeken

Mythes rondom Godfather ontsluierd

recensie: Harlan Lebo - The Godfather Legacy

Bijna iedereen heeft The Godfather-trilogie gezien. Het is niet zomaar een serie films, het is een begrip. De destijds nog onbekende regisseur en acteurs zijn inmiddels al decennialang supersterren. Vijfentwintig jaar na dato doet Harlan Lebo in zijn boek The Godfather Legacy een redelijk geslaagde poging om een compleet overzicht te geven van het wel en wee van dit filmfenomeen.

Mario Puzo’s The Godfather was in de jaren zestig een enorme bestseller. Toen bekend werd dat de roman verfilmd zou worden, was dat groot nieuws. Er deden vrijwel onmiddellijk allerlei verhalen de ronde: het miljoenenproject zou geregisseerd gaan worden door een vrijwel onbekende regisseur (Francis Ford Coppola), de maffia zou de producers bedreigd hebben, een van de hoofdrolspelers (Marlon Brando) zou voor enorme problemen hebben gezorgd terwijl een andere (Al Pacino) een vreselijk slechte acteur zou zijn, de studio zou de stekker er halverwege hebben willen uittrekken… bla, bla, bla… Zo veel verhalen en geruchten, zo weinig feiten. De Amerikaanse schrijver Harlan Lebo onderzocht het waarheidsgehalte van al deze verhalen, waarna hij probeerde feit en fictie van elkaar te scheiden.

Kritieke punten

~

Aan de hand van een groot aantal interviews met betrokkenen geeft Lebo in The Godfather Legacy een blik achter de schermen van de filmopnames. Zo brengt hij nauwkeurig de spanningen tussen verschillende betrokken partijen in beeld. Het heeft er inderdaad regelmatig op geleken dat de film er nooit zou komen. De studio nam een enorme gok met Coppola en van tijd tot tijd stonden de producers dan ook op het punt hem te ontslaan. Er liepen zelfs andere regisseurs op de set rond die het werk van Coppola onmiddellijk konden overnemen als de studio dat zou wensen. En het had inderdaad maar een haartje gescheeld of Al Pacino was nooit beroemd geworden als Michael Corleone, want alle eerste opnames met hem werden door de studio in de prullenbak gemieterd. Geen verrassingen dan? Jazeker wel. Zo blijken de geruchten rondom Brando larie te zijn; alle geïnterviewde betrokkenen prijzen zijn vriendelijke en ontspannen werkwijze. Tevens blijkt dat bedreigingen van de maffia nooit aan de orde zijn geweest (hoewel er wel gangsters op de set rondliepen).

Eenzijdig beeld

Het grote minpunt aan het boek is dat er erg weinig aandacht wordt besteed aan het tweede en derde deel van de trilogie. Dit is uiteraard wel logisch, omdat het succes van het eerste deel voor veel goed geplaveide wegen zonder obstakels zorgde, maar toch. Aangezien hierover juist minder verhalen de ronde doen, was het aardig geweest om een beeld te krijgen van de gang van zaken bij deel twee en drie. Ook over die opnames zijn er de nodige geruchten, zoals over een ruzie tussen Pacino en De Niro en bemoeienissen van de Amerikaanse overheid, maar hierover lees je niets. Dit doet gelukkig niet al te veel af aan het boek.
Lebo schrijft vlot en geeft een interessant en overzichtelijk beeld van alles wat er rondom de productie gebeurde. Verder is het voorzien van veel nog nooit gepubliceerde foto’s uit de Paramount-archieven. Voor de vele fans van deze trilogie is The Godfather Legacy een levendig en interessant boek.

Film / Films

Het mysterie van de twijfel

recensie: The Exorcism of Emily Rose

Halverwege de jaren ’70 van de twintigste eeuw stierf in Beieren de 23-jarige Anneliese Michel aan de gevolgen van ondervoeding. Haar strenggelovige ouders en twee priesters waren er van overtuigd dat het meisje bezeten was door demonen, maar de autoriteiten beschuldigden hen van dood door verwaarlozing. De ouders en de twee priesters werden veroordeeld tot zes maanden cel. Dertig jaar later verplaatsen schrijvers Paul Harris Boardman en Scott Derrickson de zaak van Beieren naar de Verenigde Staten: Anneliese Michel wordt Emily Rose.

~

Gezien de titel en het onderwerp is het onvermijdelijk om The Exorcism of Emily Rose te vergelijken met die andere, bijna legendarische film over duiveluitdrijving: The Exorcist uit 1973. Net als zijn voorganger is Emily Rose geen horrorfilm – hoewel die indruk door de trailers wel wordt gewekt. De film heeft de vorm van een rechtbankdrama waarin de advocaten van beide partijen proberen uit te zoeken wat zich heeft afgespeeld rond het meisje.

Twijfel

Maar omdat we vanaf het begin al weten hoe het met Emily afloopt, ligt het mysterie van de film niet in de vraag wát er precies is gebeurd. De nadruk ligt op het effect die de zaak heeft gehad op verschillende mensen, en dan met name op de advocaat (Laura Linney) van de duiveluitdrijvende priester (Tom Wilkinson). Aan het begin van de zaak (en de film) is ze rotsvast in haar agnostische opvattingen, gaandeweg begint ze steeds meer te twijfelen. De boodschap is uiteindelijk dan ook dat twijfelen niet verkeerd hoeft te zijn – zelfs niet voor een advocaat. Recht tegenover haar, zowel in de rechtbank als in zijn opvattingen, staat de christelijke openbare aanklager met de symbolische achternaam Thomas. Het potentieel interessante gegeven van de gelovige in een functie die zich alleen bezighoudt met feiten wordt niet goed uitgewerkt en Thomas blijft dan ook een karikatuur.

Waandenkbeelden

~

Waar William Friedkin The Exorcist filmde in een afstandelijke documentairestijl, is Emily Rose conventioneler en uiterlijk meer een Hollywoodproductie. Doordat we via flashbacks in het hoofd van Emily kruipen en zien wat zij ziet, wordt de film tegelijkertijd spannender en minder spannend: we weten als ‘objectieve’ kijker namelijk dat Emily’s visioenen waandenkbeelden zijn, hoe realistisch ze dan ook mogen lijken door de make-up en snerpende vioolmuziek. In The Exorcist was je nooit zeker van de aard van de krachten die het meisje Regan teisterden, wat de spanning alleen maar verhoogde.

Het is misschien niet helemaal eerlijk om Emily Rose te vergelijken met een meesterwerk van meer dan 25 jaar oud – de overeenkomsten èn verschillen zijn gewoon te duidelijk aanwezig. Emily Rose haalt het niet bij The Exorcist, maar dat hoeft ook helemaal niet. Boardman en Derrickson hebben een andere invalshoek dan Friedkin, en dat maakt Emily Rose in ieder geval tot een interessant studieobject.

Boeken / Fictie

Het begin van de code

recensie: Tom Egeland - Het einde van de cirkel

Het succes van De Da Vinci Code heeft heel wat mensen ertoe gebracht om ook in de pen te klimmen. De een schreef een soortgelijke roman, de ander een wetenschappelijke analyse over het boek en weer een ander een op de roman gebaseerde reisgids. Uitgevers, schrijvers, reisorganisaties, musea, je kunt het zo gek niet bedenken of ze profiteerden van het overweldigende succes van De Da Vinci Code. Zo ook Tom Egeland. Met Het einde van de cirkel heeft hij een roman geschreven die op veel vlakken opvallende overeenkomsten vertoont met De Da Vinci Code.

Zo bevatten beide romans raadsels rondom de geschiedenis van Jezus, besteden ze beide aandacht aan geheime genootschappen, en bevatten ze een albino in een leidende rol. En niet te vergeten: in beide werken is er de door Europa reizende wetenschapper, op jacht naar de oplossing van Het Raadsel.

Plagiaat

~

Je zou Egeland dus misschien wel van plagiaat kunnen betichten, ware het niet dat hij zijn boek al twee jaar voor het verschijnen van Dan Brown’s bestseller had gepubliceerd. Ten tijde van de publicatie van Het einde van de cirkel werd er echter nauwelijks aandacht aan de roman besteed. Het boek leefde zodoende lange tijd een onopvallend bestaan, tot het succes van De Da Vinci Code het nieuw leven inblies. Nadat aanvankelijk alleen Noorwegen van Egelands roman had kunnen genieten, volgden nu al snel Zweden, Denemarken, Finland en Brazilië. En nu dus ook Nederland. Met extra dank aan De Da Vinci Code.

Verschillen

Gelukkig zijn er naast de in het oog spingende overeenkomsten ook enkele verschillen tussen beide boeken aan te wijzen. Daar waar De Da Vinci Code zich richt op de kunstgeschiedenis, staat in Het einde van de cirkel de archeologie centraal. De hoofdpersoon Bjørn Beltø, een albino archeoloog, is ook niet te vergelijken met Dan Brown’s Robert – Indiana Jones – Langdon. En waar Brown’s bestseller van begin tot eind een spannende pageturner is, hanteert Tom Egeland een beduidend rustiger tempo. Maar dat maakt het boek er niet minder op. Wel anders.

~

Het begint allemaal tijdens een archeologische opgraving nabij het Varnaeklooster in Noorwegen, waarbij Bjørn Beltø toezicht dient te houden. Het Engelse onderzoeksteam stuit daarbij op een vreemd kistje en probeert dat het land uit te smokkelen. De oplettende en vasthoudende Beltø weet dat echter te verhinderen, en weet zelf het kistje te bemachtigen. Vervolgens zetten ‘onbekende machten’ alles op alles om het kistje weer van Beltø te ontvreemden. Zoals het een goed romanfiguur betaamt, weet Beltø echter van geen wijken en komt hij langzaam maar zeker achter de beweegredenen van de personen die achter het kistje aan zitten.
En dan blijkt dat het kistje een geheim bevat dat niet alleen te groot is voor Beltø, maar misschien wel voor de hele wereld.

Het is juist de rust van Het einde van de cirkel die het boek zo onderscheidt van De Da Vinci Code. Deze rust komt vooral tot uiting in het hoofdpersonage Bjørn Beltø, een serene kalmte uitstralende albino met een psychiatrisch verleden en soms bizarre gedachtengangen.

Ik kan de volgende seconden niet echt goed beschrijven. Eigenlijk gebeurt er niets meer dan dat hij lacht om mijn ironische grapje. Maar het is alsof zijn blik en lach ons uit het British Museum tillen en ons in een vacuüm zetten waarin de tijd stilstaat. … Woorden, stemmen, geluiden komen samen in een flits van herinneringen. Op hetzelfde moment klikt de realiteit weer terug op zijn plaats. … Ik denk: grote God, als dit weer gebeurt, moet ik als ik thuis kom dokter Wang bellen!

Kalme pageturner

De kalmte waarmee Beltø de problemen die hij ondervindt tegemoet treedt, maakt Het einde van de cirkel tot een aangenaam lezend boek. En hoewel er niet zoveel actie in zit als in Dan Brown’s succesroman, blijf je jezelf voortdurend afvragen wat er in het kistje zit en welke gevolgen de onthulling van dat geheim zou kunnen hebben. Ook hier wordt je meegezogen door je eigen fantasie over de mogelijkheden die bepaalde hypotheses over het geloof en de bijbel met zich meebrengen. En net als bij De Da Vinci Code heb je steeds de neiging het internet op te gaan om meer te weten te komen over geheime ordes en de bijbel. Zo’n onderbreking stel je echter voortdurend uit. Je wilt tenslotte weten hoe het verhaal afloopt. Stiekem blijkt Het einde van de cirkel toch nog een pageturner te zijn.

Boeken / Non-fictie

Een stoer mietje

recensie: Biografie: Charles Bukowski

Momenteel mag de biografie zich verheugen in een ongekende populariteit, reden te meer om eens uitgebreid stil te staan bij dit hybride genre. Het eerste deel in een reeks over de biografie: Charles Bukowski van Barry Miles.

Charles Bukowski was oorspronkelijk geen Amerikaan; hij werd geboren in het Duitse Aldernach. Zijn vader, een Amerikaanse soldaat van ingewikkelde Duits-Poolse komaf, en zijn Duitse moeder verlieten het Rijnland in 1922, toen Charles Bukowski twee jaar oud was. Het is een van de feiten die de schrijver en dichter Henry Charles Bukowski, roepnaam Hank, alleen vermeldde als het hem uitkwam in zijn als ’95 procent waar’ bestempelde verhalen.

Imago

~

Bukowski’s niet-Amerikaanse afkomst stond op gespannen voet met zijn imago als de belichaming van de onderwereld van Los Angeles, de stad waar hij zijn jeugd doorbracht en waar zijn meeste verhalen zich afspelen. Wat zijn publieke beeld betreft was Bukowski tegelijkertijd oprecht en een poseur. Het is de rode draad in Barry Miles’ biografie.

Miles, een beruchte ‘rock critic’ uit de jaren ’70, is momenteel in feite uitgegroeid tot de Geert Mak van de recente Amerikaanse en Britse (muziek-)geschiedenis. Hij schreef eerder de biografieën van de heilige drie-eenheid van de beatgeneratie: Ginsberg, Burroughs en Kerouac (waar Bukowski overigens niks van moest hebben). Ook is hij bekend geworden met andere populair-historische boeken als The Beat Hotel (opnieuw over dit drietal) en Hippie.

Miles, die Bukowski meestal als ‘Hank’ aanduidt, volgt de levensmystificatie van de auteur vanaf zijn moeizame jeugd in Californië tot aan zijn geheiligde laatste jaren. Bukowski was toen al zo legendarisch dat hij zijn vaste uitgever, de Black Sparrow Press, in 1980 kon dwingen tot een heruitgave van het werk van John Fante, de toen vergeten schrijver die zijn jeugdheld en grote voorbeeld was.

Makkelijk ging het allemaal niet. Bukowski’s ego werd in zijn puberjaren geknakt door een hanige vader die hem mishandelde, een kille klassiek-Duitse moeder met wie hij amper sprak en tenslotte door zijn extreme, de dokters verbazende acné, waarvoor hij wekelijks een doorpriksessie met de elektrische naald moest doorstaan. Hij moest het leven door met een gezicht vol littekenweefsel, inclusief dikke, halfgesloten oogleden, die hem later zijn beruchte grimmige, alwetende blik zouden geven.

High School Nazi

Als eenzame, lelijke puber begon hij ook te drinken en te vechten, iets waar hij zijn hele leven niet meer mee op zou houden. In het tweede hoofdstuk, getiteld High School Nazi, beschrijft Miles hoe Hank Bukowski in de jaren ’30 bovendien bij de lokale nazi-club ging – een fenomeen dat vaker voorkwam dan sommige Amerikanen tegenwoordig willen weten. Een explosief mengsel van haat voor zijn Amerika-minnende vader en de behoefte om zich af te zetten tegen de andere schooljongens, maakte hem tot een fanatieke fascist – overigens zonder iets af te weten van de bijbehorende rassentheorieën – die gretig de pro-nazi-krant de Los Angeles Examiner las.

Het is een van de interessantste en meest onbekende perioden uit het leven van Bukowski. Doordat Miles alles verklaart vanuit de sterke neiging van de schrijver om zich overal tegen af te zetten, blijft het hoofdstuk echter vooral aan de oppervlakte hangen. Hij schetst een wat triest, zij het waarschijnlijk dicht bij de waarheid liggend beeld van een man die in zijn oeuvre steeds bezig was de gaten en holle ruimtes op te vullen in zijn publieke imago van ’tough guy’. Want uiteindelijk was Bukowski een twijfelaar tot op het bot, die middenin zijn beroemde tijd on the road (eind jaren ’40) opnieuw als man van 26 voor twee jaar bij zijn ouders introk.

Tragikomische anekdotes

“Then began the legendary, mythical life of Charles Bukowski,” schrijft Miles aan het begin van het volgende hoofdstuk. En inderdaad zijn er vanaf die periode heel wat minder leemtes in het beeld van de ‘writer, poet and bum’ te vinden. Miles blijft bij zijn constatering dat “eerder 50 dan 95 procent” van de Bukowski-verhalen waar is, maar dat verhindert hem niet grote gedeelten van zijn biografie geheel of gedeeltelijk te baseren op ’s mans proza (vooral op zijn autobiografische werk Ham on Rye uit 1982), waarbij hij wel steeds fijntjes wijst op tegenstrijdige berichten.

Dat Bukowski’s proza eigenlijk alleen als bron van levensfeiten wordt gebruikt is het teleurstellende aan dit boek. We komen alles te weten over de woeste drinkgelagen en de bargevechten van ‘Buke’ (“Not Buck as in fuck, but Buke as in puke”), maar wat nou precies zijn betekenis is geweest voor de Amerikaanse literatuur, komt niet aan de orde. Verder dan dat Bukowski alles “heel precies en in de meest eenvoudige taal” wilde beschrijven, naar het voorbeeld van zijn helden Fante, Hemingway en Céline, gaat Miles’ analyse niet. Andere minpunten (minder belangrijk maar niettemin erg hinderlijk) zijn de slechte redactie van het boek, vol scheve komma’s, en het consequent fout spellen van Duitse woorden als Verein (Miles: ‘Verrien’) en bildungsroman (‘Bildensroman’).

De documentatie van die levensfeiten is dan weer wel zeer grondig en uitgebreid, en levert mooie, tragikomische anekdotes op. Zoals die van een als gebruikelijk straalbezopen Bukowski, die op een feestje in 1983 op ex-Mr Universe Arnold Schwarzenegger afstapt en hem de huid volscheldt:

You little piece of shit! You and your big shitty cigar, who do you think you are? Just because you make these shitty little movies, you’re nothing special, you megalomaniac piece of shit…

Bukowkski stierf begin ’94, Schwarzenegger is momenteel bekender dan hij en bovendien gouverneur van Hanks geliefde staat, Californië.

Dit soort passages maakt van Charles Bukowski vooral een prettig bladerboek, want ze hebben natuurlijk niets van doen met het schrijverschap. Ironisch genoeg is dat nu juist het gevolg van de levenslange pose van het stoere mietje Buke. De man overschaduwt zijn eigen oeuvre zodanig dat we, naar te vrezen valt, op een meer inhoudelijke studie van leven en werk nog wel even kunnen wachten.

Troosteloze lyriek

Ongeveer gelijktijdig met Miles’ biografie verschijnt bij De Bezige Bij een goedkope, geheel herziene heruitgave van twee van Bukowski’s belangrijkste romans: Postkantoor (Post Office, 1971) en Vrouwen (Women, 1978), beide voorzien van exact dezelfde inleiding door Joost Zwagerman. In Postkantoor introduceert Bukowski voor het eerst zijn alter ego Henry Chinaski. Chinaski weet rond de kerstdagen een baantje als kersthulpkracht bij de posterijen te bemachtigen. Reeds op de tweede dag scoort hij een lekkere wip en waant hij zich in het paradijs:

Maar ik moest aldoor maar denken: jezus, ’t enige wat die postbodes doen is brieven door gleuven schuiven en neuken. Dit is een baantje voor mij, reken maar van yes.

Dit schijnbare paradijs blijkt echter al snel een ware hel te zijn. In een rauwe, kale en gewelddadige stijl schetst Bukowski het hilarische, maar evengoed tragische leven van een postbesteller die op moet boksen tegen de tirannie van de betaalde arbeid.

In Vrouwen is Henry Chinaski uitgegroeid tot een schrijver van enig postuur die zijn dagen slijt met drinken, gokken, neuken en andersoortige dubbelzinnige genoegens. Het geheel vormt troosteloze lyriek vol drieste seks, die Bukowski in enerzijds meedogenloze en anderzijds dolkomische scènes op papier heeft gesmeten. Onder de titel There’s no Business verschijnt eveneens een bundeling van twee door Robert Crumb geïllustreerde verhalen: There’s no Business en Geef me je liefde.

Charles Bukowski • Postkantoor • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 10,00 (paperback) • 207 bladzijden • ISBN 90-234-1742-9

Charles Bukowski • Vrouwen • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 12,50 (paperback) • 407 bladzijden • ISBN 90-234-1743-7

Charles Bukowski & Robert Crumb • There’s no Business • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 3,50 (paperback) • 32 bladzijden • ISBN 90-234-1756-9

Zie ook in deze reeks: Karel Wasch, Jack Kerouac, Wim Hazeu, Vestdijk: een biografie, Menno Schenke, Vaan: Het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager, Rüdiger Safranski, Friedrich Schiller of de uitvinding van het Duitse idealisme en Peter Gay, Freud. Pionier van het moderne leven.

Film / Films

The Constant Gardener

recensie: Love At All Cost

The Constant Gardener is gebaseerd op de gelijknamige bestseller van John Le Carré – bekend van de spionageverhalen. Regisseur Fernando Meirelles (Oscarwinnaar met City of God), snijdt regelmatig sociale thema’s aan in zijn films. Dat móet wel een goede combinatie vormen. En dat is het ook geworden. Met The Constant Gardener levert Meirelles een pareltje af die wederom voor een Oscar gaat.

In een verafgelegen gebied in Kenia wordt de gedreven activiste Tessa Quayle (Rachel Weisz) op brute wijze vermoord. Haar pogingen een gruwelijk complot tussen een aantal farmaceutische bedrijven aan het licht te brengen wordt haar fataal. Haar grote liefde Justin (Ralph Fiennes) weet nauwelijks waar ze allemaal mee bezig was. Na haar dood gaat hij op zoek naar de antwoorden op de vele vragen die hij heeft, een zoektocht die hem de hele wereld over leidt. Daarmee komt hij in aanraking met zoveel bedrog en corruptie waarvan hij nooit kon vermoeden dat het bestond.

Geweldig camerawerk

~

De film maakt veel gebruik van flashbacks, waarbij er twee verhaallijnen zijn: het leven van Justin en Tessa vóór de moord en de zoektocht van Justin erna. Deze twee verhalen zijn echter zo goed in elkaar verweven dat je dit nauwelijks beseft. Vanaf het eerste moment zit je middenin de film. Dat komt voornamelijk door het goede camerawerk. In het begin, als Tessa en Justin elkaar leren kennen, kijk je nog van een afstandje toe. In de scènes in Kenia wordt er echter vaak gebruik gemaakt van handcamera’s; het beeld beweegt en het is net alsof je zelf door de stoffige straten loopt. Veel mensen die je ziet zijn dan ook geen acteurs, het is gewoon het alledaagse leven dat is vastgelegd.

Kleurrijke scènes

Het kleurgebruik verschilt per scène. Bij de vrolijke romantische momenten wordt gebruik gemaakt van warme kleuren, terwijl bij de scènes waarin het verdriet van Justin naar voren wordt gebracht juist de koele grijze en blauwe tinten overheersen. Daartussendoor vind je ook nog kleurrijke scènes in Afrika: rennende kinderen, een markt vol spulletjes, prachtige overzichten van verschillende landschappen. De muziek maakt het helemaal af, de typische Afrikaanse tonen passen perfect bij de setting en zuigen je kompleet mee.

Pijnlijk contrast

Behalve de verschillende kleurstijlen is een ander duidelijk aanwezig contrast het verschil tussen de westerse wereld en Afrika. Je zwenkt moeiteloos van grote kantoorgebouwen naar sloppenwijken en van de golfbaan naar de markt naast de spoorlijn. Dat maakt het verhaal extra wrang. Hoewel gezegd wordt dat het verhaal niet op waarheid berust, ben je je er toch steeds pijnlijk van bewust dat het best wel werkelijkheid zou kunnen zijn. We zien op het journaal immers ook elke dag beelden van honger en armoede, en in The Constant Gardener komt het thema van sociale achterstelling duidelijk naar voren. De film drukt je met je neus op de feiten voor wat betreft de kloof tussen het westen en de Derde Wereld en de macht van de multinationals.

Prachtig

De film heeft een spannend en intelligent verhaal met romantische elementen. Rachel Weisz (The Mummy, About a Boy) en Ralph Fiennes (The English Patient, Schindler’s List) zijn zeer overtuigend als Tessa en Justin. Hun eerste ontmoeting maakt al meteen duidelijk hoe ze beiden in het leven staan en hoe verschillend ze zijn; Tessa als gepassioneerde welzijnsvrouw en Justin als rustige diplomaat met tuinieren als zijn grootste hobby. Het is opnieuw duidelijk dat Weisz en Fiennes zeer getalenteerd zijn en hun rol met passie vertolken. De ondertitel van The Constant Gardener is ‘Love At All Cost’. Dat is een gegeven dat heel duidelijk naar voren komt. Liefde, voor de medemens of voor je partner, het heeft in deze film verstrekkende gevolgen. Het einde is shockerend, indrukwekkend en ontzettend goed. Een prachtig einde voor een prachtige film.

Theater / Voorstelling

Benauwend samenzijn

recensie: Nationale Toneel - Een Bruid in de Morgen

We kijken in een groenbruine huiskamer; een tafel recht voor ons, een bank daarnaast, boven twee bedden, links en rechts. Het decor is rond en vult het toneel geheel. Aan tafel zit een vrouw met rood haar en een lang gezicht. Op de bank zien we een man – een grijs, glurend vogeltje. Vanaf dat moment hebben we te luisteren, heel veel dialogen te beluisteren. Een bruid in de morgen is een tragikomedie over het gezin Pattini, waarvan de leden zich zo ongezond op elkaar richten dat het wel noodlottig met hen moet aflopen. Alsof de Pattini’s in een dikke, groene drab aan de kamervloer vastzitten en elkaar daar steeds dieper in meetrekken.

~

De familie Pattini leeft van een bijstandsuitkerinkje. Vader Pattini is een mislukt musicus die al tien jaar op zijn concerto zit te broeden, ondertussen voor zich uit starend op de sofa als een “oude kat”, aldus moeder. De scherpe gevoeligheid van moeder P. is door haar teleurstelling in het leven omgeslagen in verbitterdheid. De kinderen, met hun toekomst nog voor zich, zoeken troost in een gefantaseerd paradijsje. We vallen in op het moment dat moeder een plan beraamt om geld binnen te brengen. De licht gestoorde zoon Thomas moet maar met zijn oudere nicht Hilda trouwen, want daar zitten pegels. Moeder praat zo op iedereen in dat de komst van Hilda onherroepelijk is.

Verdwenen heftigheid

Met Een bruid in de morgen debuteerde Hugo Claus in 1953 als toneelschrijver. Het stuk mocht in België niet worden vertoond vanwege de incestscènes, hoe discreet die ook werden vertoond. Vandaag maakt Een bruid in de morgen echter weinig emoties meer los, en niet alleen omdat we niet meer schrikken van zulke beelden. Pauline Greidanus en Vincent Linthorst als zus Andrea en broer Thomas beschikken (nog) niet over het juiste inlevings- en uitdrukkingsvermogen. Linthorst presteert het om bij vlagen zijn dialect te laten doorschemeren, en Greidanus spreekt haar tekst snel en niet genoeg ingeleefd. Een woord als “zwijg” klinkt daardoor eerder vreemd dan kort en venijnig. Zo zien wij niet hoe de jonge, wilde Andrea lijdt, en is het niet in te voelen dat het met haar slecht afloopt.

Regie

~

Enkele regie-ingrepen ondersteunen het spel solide. Zo is er nooit iemand alleen in huis; altijd ligt, staat of zit er wel een ander gezinslid ergens in de buurt. Niet dat ze iets doen, iets lezen of iets te eten maken. Ze hangen rond, en geven daarmee de benauwde sfeer in het huis sterk weer. Alleen nicht Hilda is soms bezig. Die trakteert op flessen wijn om haar komst te vieren, zet als enige koffie en smeert af en toe een boterham. Als ze de radio aanzet die ze als cadeau voor Thomas meebrengt, horen we Radiohead. Interessant, want de muziek verplaatst onze focus en de gedragspatronen van de Pattini’s naar het heden. Alsof dit gedrag boven de tijd staat.

Taal

Claus’ taal is heerlijk, vooral uit de mond van de moeder. Aangezet door haat horen we de meest beledigende, laaghartige opmerkingen. De moeder spreekt over haar zuster als iemand die “bloedarmoedig aan stukken valt” en vergelijkt haar gezinsleden met lage beesten die “uit het slijm wegkruipen”. Maar beesten kunnen ook lief zijn. Thomas noemt Andrea “een aapje met van die zwarte kraaloogjes”, Andrea Thomas “een razend hert”. Niets dierlijks is ons vreemd, lijkt Claus hiermee te zeggen.

Verwerpelijk

Een bruid in de morgen laat overtuigend zien dat mensen elkaar tegelijk kunnen liefhebben en haten. Voor drie van de Pattini’ s is dit kennelijk een toestand waarmee te leven valt. Als in deze opvoering de jongelingen, en dan vooral Andrea, sterker waren geweest, hadden we echter ook het verwerpelijke van zo’ n levenshouding kunnen zien. Nu dooft het stuk als een kaars, en dat heeft de sterke tekst niet verdiend.

Een bruid in de morgen is nog tot en met 14 januari 2006 te zien. Een uitgebreide speellijst vind je hier.

Film / Films

Italiaanse chaos

recensie: Sud

Onder de noemer ‘Il Meglio Cinema’ vertoont de Melkweg in Amsterdam van 16 tot en met 23 november een selectie van de meest toonaangevende, in Nederland zo goed als nooit vertoonde Italiaanse films van de afgelopen jaren. Een ervan is Sud (1993), een aanklacht tegen de macht van politiek en televisie, van Gabriele Salvatores, die later Io Non Ho Paura zou maken.

In Sud bezetten vier werkloze mannen op verkiezingsdag het stembureau. Ze zijn het zat om zonder werk en huis te leven en hopen dat ‘passieve weerstand’ de corrupte politicus Canavacciuolo (Renato Carpentieri) doet opstappen. Wanneer ze het gebouw ontruimd hebben en beginnen met het barricaderen van de deur, ontdekken ze een man en een vrouw die zich in een lokaal hebben opgehouden. Vanaf dat moment verandert hun geplande vreedzame actie in een complete, niet te overziene chaos.

Berlusconi

Gabriele Salvatores
Gabriele Salvatores

Nog voor de eerste filmbeelden op het doek verschijnen, rijst bij de oplettende kijker reeds de eerste vraag: wat doet de naam van Silvio Berlusconi’s productiemaatschappij op de titelrol? Het is algemeen bekend dat de tentakels van de president de halve Italiaanse mediawereld omklemmen, maar wat is zijn belang in het produceren van een politiek-kritische film? Het antwoord is simpel: Sud stamt uit 1993. Het jaar waarin Italië in een politiek dieptepunt verkeerde en Berlusconi als antwoord op de algehele onvrede zijn partij Forza Italia oprichtte. Met andere woorden: hij was toen nog lang geen president.

Vermakelijk

Films met een politiek karakter worden snel bestempeld als ingewikkeld en zwaarwichtig. Bij Sud is daarvan echter absoluut geen sprake. Omdat de eisen van de vier mannen (een huis en een baan) zo klaar als een klontje zijn en ze hun kritiek uiten tegen één persoon uit de gemeentepolitiek, is het verhaal heel overzichtelijk. De humor die voor een groot deel bestaat uit typisch Italiaanse chaos, maakt het geheel luchtig en vermakelijk om naar te kijken. Vooral de transformatie van de zwijgzame sul Ciro (Silvio Orlando) in een schreeuwende, eerzuchtige tiran is geestig. Dat geldt ook voor de manier waarop de mooie en slimme Lucia (Francesca Neri) de ietwat simpele mannen compleet naar haar hand weet te zetten. En dat tot jankens toe.

Abrupt einde

Ondanks het feit dat Sud een prettige film is, behoort hij niet tot de betere films. Dat laatste zit hem vooral in het abrupte en onbevredigende einde. O.k., de afloop mag dan bij het thema ‘eeuwige verliezers’ passen, maar voor mijn gevoel was de film nog lang niet klaar. Aangezien in het programmaboekje en de persmap te lezen is dat de film 127 minuten duurt en ik na anderhalf uur al buiten stond, vraag ik mij af of er misschien een groot stuk uitgeknipt is. Daarnaast is het jammer dat de personages erg aan de oppervlakte blijven. We weten dat ze werkloos zijn, maar verder leren we ze niet kennen. Ook onderling had er veel meer strijd en frustratie kunnen zijn. De omstandigheden lenen zich er immers perfect voor. Al met al een aardige film, maar hij had aardiger gekund.

Belangrijk: de film wordt alleen vertoond met Engelse ondertiteling!