Boeken / Achtergrond
special: 10. Hard gras

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van het aanbod aan Nederlandstalige tijdschriften over literatuur. Vandaag nummer tien: Hard gras.

Voetbal en literatuur zijn twee begrippen die niet meteen door iedereen samen in één zin worden uitgesproken. Toch bestaat er al meer dan tien jaar het ‘voetbaltijdschrift voor lezers’ Hard gras. Er is dus blijkbaar wel degelijk een goede combinatie mogelijk van schrijvers en voetballiefhebbers. Niet elke voetballiefhebber is tenslotte een ongeletterde hooligan. Volgens de site van Hard gras zijn er genoeg lezende voetbalfans en voetballende lezers te vinden: “Bedenkers en samenstellers Henk Spaan en Matthijs van Nieuwkerk zijn er in geslaagd om vanaf september 1994 vier maal per jaar met succes een brug te slaan tussen de beste voetbaljournalistiek en de literatuur. Er worden zo’n 50.000 exemplaren van Hard gras per jaar verkocht.”

Succes

~

Het succes van Hard gras is niet onopgemerkt gebleven. Tijdschriften als De Muur over wielrennen, New balls please, waarin tennis centraal staat, en 42 dat de hardloper probeert te benaderen, hebben het goede voorbeeld gevolgd en storten zich op een lezersgroep die zich met een specifieke sport identificeert. Dit doen ze met wisselende regelmaat en succes. Er bestaan grote verschillen tussen de diverse literaire sporttijdschriften; het aantal verhalen per nummer en de verschijningsfrequentie springen daarbij het eerst in het oog. Hard gras verscheen tot nu toe vier maal per jaar, maar is per 2006 overgestapt op een verschijningsfrequentie van zes keer per jaar. Ook dit is een indicatie voor het succes van dit ‘sportblad’. Maar waar heeft het dat succes dan aan te danken? Hoe is het mogelijk dat de ogenschijnlijk onmogelijke combinatie van volkssport en literatuur tot zo’n succesvolle formule leidt?

Punten

Er vallen aan Hard gras wel een paar dingen op, die waarschijnlijk elk hun bijdrage hebben geleverd aan dat succes. Ten eerste spelen de bekende redacteuren een grote rol. Hugo Borst, Matthijs van Nieuwkerk en Henk Spaan zijn de drie namen achter het blad – drie namen die vereenzelvigd zijn met de liefde voor het spel genaamd voetbal. Het zijn namen die je meteen associeert met een diepe liefde voor het spel én voor de sporter erachter. En dat brengt me meteen bij het tweede opvallende punt aan Hard gras: bijna elk verhaal is doordrenkt met respect voor de sporter. Uit alle stukken spreekt de bezieling van de schrijver voor de sport, maar dus vooral voor de mensen daarachter: de voetballer en de voetbalfan.

~

Hard gras gaat niet zozeer over voetbal, Hard gras gaat over emoties. Het vertelt over mensen en hun problemen, uitdagingen en overwinningen. Met andere woorden: het bezit alle aspecten die een literair verhaal zo boeiend kunnen maken. De aanwezigheid van deze elementen maakt van Hard gras een geslaagd ‘voetbaltijdschrift voor lezers’. De integere vertellingen over menselijk verlangen en strijd geven een mooi beeld van de zielenroerselen van onze voetbalminnende medemens. Het voetbal is daarbij eigenlijk enkel het kader en niet de kern, want dat blijft toch de mens: de mens met al zijn emoties, zoals vreugde en verdriet, staat hier centaal, en dat is dan ook wat goede literatuur betaamt.

De dieptepass

De verschillende afleveringen van Hard gras zijn vaak thematisch, ze gaan bijvoorbeeld over een bepaalde speler of coach, of ze behandelen een specifieke gebeurtenis. Ook dit is een geschikte keuze. Door een bepaald facet, persoon of moment uit te lichten kun je de verschillende dimensies van het onderwerp goed naar voren brengen. Een coach is dan niet alleen de norse fanatiekeling, maar ook een zorgzame vader en liefdadigheidsmedewerker. Een kampioenschap wordt niet alleen benaderd vanuit de vreugde van het moment, maar ook vanuit de erfenis die dat op een club legt en vanuit de ervaringen van de betrokkenen. Zo krijgt alles net dat beetje extra diepgang.

Hard gras is een mooi tijdschrift voor een ieder die geïnteresseerd is in de psyche van de mens. Het bevat prachtige sfeertekeningen, gemaakt door bevlogen schrijvers. Sport is emotie en literatuur is de uitgelezen manier om dat vast te leggen en over te brengen. Dat deze combinatie werkt, wordt nu al meer dan tien jaar bewezen.
“Never change a winning team.”

Hard gras:
– Losse nummers: € 7,75

– Jaarabonnement: € 28.50
Hard gras verschijnt zes maal per jaar, en is verkrijgbaar in de betere boekhandel.
Contact: redactie@hardgras.nl

Zie ook in deze reeks: 1. Het Trage Vuur, 2. Passionate Magazine, 3. Tzum, 4. De Revisor, 5. Armada, 6. Bunker Hill, 7. Raster, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn, 14. Lava en 15. Yang.

Film / Achtergrond
special: Tickets

De trein in de cinema

De trein speelt, zoals vrijwel alle transportmiddelen, een belangrijke rol in de moderne cinema. Binnen een genre als de Western is het doordringen van openbaar vervoer in afgelegen gebieden een metafoor voor de oprukkende civilisatie. In misdaadfilms wordt de snelheid en de onvermijdelijke gang vooruit veel gebruikt om de gevechten tussen de helden en schurken van een dynamisch decor te voorzien.

Scène uit <i>Tickets</i>
Scène uit Tickets

In meer op de realiteit geënte films, zoals Tickets, is de trein een plaats waar mensen met verschillende maatschappelijke en culturele achtergronden elkaar ontmoeten. Verschillende vormen van menselijk contact worden in beeld gebracht door drie regisseurs met eenzelfde verschil in achtergrond als de personages uit hun film, Abbas Kiarostami komt uit Iran, Ken Loach uit Groot-Brittannië en Ermanno Olmi uit Italië. De regisseurs plaatsen hun film daarmee in een lange cinematografische traditie waarin de trein haar functie als transportmiddel overstijgt.

Western, oorlog en misdaad

In de twintigste eeuw is er in veel films aandacht besteed aan de rol van het openbaar vervoer in het moderne leven. Hoewel de trein vaak slechts het decor is waartegen de verwikkelingen zich afspelen, overstijgt het voertuig in andere films, dankzij het mythische voorkomen of de cruciale plaats die het in het verhaal inneemt, haar gebruikelijke onbetekenendheid. Dit laatste is zeker het geval in een klassieke Western als The Iron Horse (1924).

Scène uit <i>The Iron Horse</i>
Scène uit The Iron Horse

Het verhaal gaat over de poging van twee spoorwegbedrijven om het oosten en het westen van de Verenigde Staten door middel van een spoorlijn met elkaar te verbinden. Dergelijke films zijn bepalend geweest voor moderne Amerikaanse mythen die tot op de dag van vandaag doorwerken. De eerste avonturiers hebben, met gevaar voor eigen leven, en belangrijker nog, op eigen kracht, de oversteek naar het westen gemaakt. De grote gevaren van uitputting, droogte en gevaarlijke Indianenstammen maakten de tocht tot een hachelijke onderneming. Binnen deze verhalen vormt de aanleg van het spoor en het arriveren van de eerste treinen een belangrijk moment in de vooruitgang van de mensheid. De wildernis is bedwongen, een nieuwe stap in de moderne beschaving is gezet; hoewel de toekomst niet zeker is, wordt ze met vertrouwen tegemoet gezien.

Rijdend decor

Sinds de Tweede Wereldoorlog is de trein in de moderne cinema niet langer alleen maar een vredig symbool voor vooruitgang. In plaats daarvan is het in films als Shoah (1985) eerder een metafoor voor de ontspoorde beschaving. De zwarte, denderende stoomtreinen verwijzen naar een grimmig verleden. De enorme infrastructuur en de perfecte organisatie van het openbaar vervoer roept associaties met de goed geoliede vernietigingsmachine van het Derde Rijk op. De trein speelt ook een belangrijke rol in veel misdaad- of actiefilms.

Scène uit <i>Strangers on a Train</i>
Scène uit Strangers on a Train

In een van de meest befaamde treinenfilms, Hitchcocks klassieker Strangers on a Train (1951), geeft een toevallige ontmoeting tussen een tennisspeler en een ernstig verwarde adellijke heer de aanleiding tot een gewelddadige moord. In actiefilms zoals Mission: Impossible (1996), The Peacemaker (1997) en vele Bondfilms, speelt de trein ook vaak een buitengewone rol; het is het rijdende decor waar geheim agenten op en af kunnen springen, waarop gevaarlijke schurken springladingen kunnen aanbrengen en waar vechtend op het dak van de trein (natuurlijk tijdig bukkend voor de lage tunnels) de helden en boeven van het stuk elkaar naar het leven kunnen staan.

Interactie

In Tickets is de trein noch metafoor voor vernieuwing of vernietiging, noch decor voor een gewelddadig treffen. In de film klinken achter de normale vormen van menselijke interactie ook de mondiale problematiek van terrorisme en immigratie door. In de film is de trein tussen Innsbruck en Rome de plek waar mensen uit verschillende culturen, van verschillende leeftijden en met verschillende economische achtergronden elkaar ontmoeten. In Tickets blijft de functie van een trein als ontmoetingsplek niet beperkt tot de personages, de film is tevens een ontmoeting tussen regisseurs uit drie verschillende landen. Loach, Olmi en Kiarostami hebben alledrie een eigen gedeelte van de regie voor hun rekening hebben genomen, het scenario is gezamenlijk tot stand gekomen.

Scène uit <i>Tickets</i>
Scène uit Tickets

Tickets is een film waarin de onderlinge communicatie sterk verbonden is met de maatschappelijke problemen van deze tijd. De bijdrage van Ermanno Olmi brengt de angst voor terroristische aanslagen van hedendaagse reizigers in beeld. Een Italiaanse biochemicus ziet zich vanwege het tijdelijk sluiten van het vliegveld genoodzaakt om per trein naar Rome te reizen. Hiermee ontsnapt hij echter niet aan de dreiging van het moderne terrorisme. In de trein naar Rome bevindt zich een speciale politie-eenheid die belast is met het beschermen maar ook het controleren van passagiers. De communicatie tussen de treinreizigers onderling en de reizigers en de politie-eenheid zijn bij uitstek modern. Vanachter zijn donkere zonnebril zoekt de leider van het politieteam naar verdachte voorwerpen of personen. De dreiging van een aanslag is ook voor de passagiers voelbaar: tassen van oude dames moeten worden geopend, de reizigers houden afstand van elkaar, toeristen uit India worden met argwaan bekeken. In de bijdrage van Ken Loach gaan achter de interactie tussen zijn personages ook problemen van de moderne tijd schuil. Drie jonge Celtic-supporters zijn op weg naar een voetbalwedstrijd in Rome, onderweg ontmoeten de jongens een aantal Albanese vluchtelingen. Een van de vluchtelingen ontfutselt een supporter zijn kaartje. In tegenstelling tot Olmi ziet Loach wel mogelijkheden voor enig optimisme. In plaats van zich op de Albanese familie te wreken, zoals de jongens aanvankelijk van plan zijn, wint de empathie met het gezin het van de kwaadheid. De Iraanse regisseur Kiarostami stelt in zijn bijdrage niet direct maatschappelijke problemen aan de orde. Hij voorziet het onbeschofte gedrag van zijn passagiers van een verontschuldigend randje door de tragische achtergrond van zijn vrouwelijke hoofdpersonage uit te diepen. Het verhaal eindigt net als dat van Loach optimistisch: medemenselijkheid en beleefdheid overbruggen de kloof die gevoelens van eenzaamheid en isolatie tussen mensen slaan.

Hoewel de drie verhalen in Tickets aardig met elkaar zijn verweven blijft de vraag wat de meerwaarde is van drie verhalen en drie regisseurs. In elk van de verhalen is de thematiek interessant genoeg om in één verhaal te worden uitgewerkt. Bovendien maakt het verschil in stijl de overgangen tussen de verhalen soms wat gekunsteld. Niettemin is de film vanwege de actualiteit van de thematiek interessant voor eenieder die af en toe langere tijd doorbrengt binnen het geliefde speelterrein voor filmmakers.

Kunst / Expo binnenland

Experiment van de waanzin

recensie: Arnulf Rainer - Arnulf Rainer en Outsider Art

Originele, vaak psychopathische eenlingen. Dat is de beschrijving die curator Franz-W Kaiser van outsiders geeft. Net als Jean Dubuffets Art Brut blijkt ook Outsider Art een rekbaar begrip. Psychiatrische patiënten, spiritistische media, maar ook autodidacten behoren tot deze groep. De fascinatie van Arnulf Rainer (1929) voor de tekeningen en schilderijen die zij produceren en die hij sinds de jaren zestig verzameld, hangt samen met de inspiratie die de vrije verbeeldingskracht van deze werken hem biedt voor zijn eigen kunst. In het Gemeentemuseum Den Haag zijn voor het eerst binnen één tentoonstelling de resultaten van zowel zijn verzamelaars- als kunstenaarsactiviteiten te zien.

Portret van Arnulf Rainer, Erika Staudinger, 2002, gemengde technieken op papier, 29,7 x 21 cm, collectie Arnulf Rainer
Portret van Arnulf Rainer, Erika Staudinger, 2002, gemengde technieken op papier, 29,7 x 21 cm, collectie Arnulf Rainer

In een reeks opeenvolgende kabinetten is het werk van voornamelijk psychiatrische patiënten geplaatst, terwijl een grote zaal gereserveerd is voor het werk van Rainer zelf. De outsiders zijn in verschillende categorieën onderverdeeld. Zo is er een speciaal kabinet voor de zogenaamde ‘sterren van de Art Brut’, waaronder Adolf Wölfli (1864-1930) en Johann Hauser (1926-1996), en één voor de nieuwste talenten die door Rainer recentelijk zijn ontdekt. Een voorbeeld uit de laatste categorie is Erika Staudinger (1954). Sinds een aantal jaren participeert Rainer in creatieve activiteiten in diverse Oostenrijkse psychiatrische instellingen en daar maakte hij kennis met het werk van Staudinger. Hun onderlinge relatie wordt door haar in een tweetal portretten vastgelegd. Ze tekent hem ten voeten uit in een grijze broek en een gele jas. Vooral de dubbele lijnvoering en de aureool die ze hem geeft, zijn opvallend. Niet alleen de vormgeving van de figuur en de met grote, onregelmatige letters geschreven tekst, maar vooral het gebruik van kleurpotloden maken dat het portret aan een kindertekening doet denken.

Experiment

De keuze van de tentoongestelde werken van Rainer zelf moeten volgens Kaiser minder voor de hand liggende verbanden met Outsider Art blootleggen. Hoewel er qua beeldtaal weinig overeenkomsten te vinden zijn, heeft Rainer, in navolging van de surrealisten, pogingen ondernomen in een eenzelfde staat van (on)bewustzijn te raken. De uiterst geconcentreerde dynamische tekeningen uit series als Mikrostrukturen (1947-1951) en Zentralisationen (1951-1952) zijn daarvan een eerste aanzet. Met de eind jaren zestig en begin jaren zeventig ontstane Face Farces doet Rainer een stap verder. Hij maakt verschillende series van met verf en inkt bewerkte fotografische zelfportretten.

Zonder titel, Arnulf Rainer, ca. 1969-1973, inkt op foto, 60 x 50 cm
Zonder titel, Arnulf Rainer, ca. 1969-1973, inkt op foto, 60 x 50 cm

De extreme gezichtsuitdrukkingen en verkrampte houdingen die hij laat zien, accentueert hij met expressieve, zwarte en gekleurde lijnen. Rainer laat met deze series niet alleen zijn fascinatie voor de lichaamstaal van psychiatrische patiënten zien, ze zijn bovendien het bewijs dat hij letterlijk probeert krankzinnigheid te imiteren en zich zo de creativiteit van de waanzin toe te eigenen. Hij doet dit niet geheel zonder hulpmiddelen; de eerste serie maakt hij in een staat van dronkenschap en hij experimenteert daarnaast met verschillende soorten en hoeveelheden drugs.

De waanzinnige kunstenaar

Niet iedereen zal het nodig vinden dat kunstenaars zich van hulpmiddelen bedienen om in een staat van waanzin te geraken. Het is een eeuwenoude opvatting dat de kunstenaar en de psychoot niet zo gek veel van elkaar verschillen. De hernieuwde aandacht voor deze opvatting in de twintigste eeuw komt wellicht voort uit de zogenaamde stijldiagnostiek die eind negentiende eeuw op psychiatrische patiënten werd toegepast. Hun geestesgesteldheid werd op grond van hun tekeningen en schilderijen beoordeeld. Voldeed het werk niet aan bepaalde stijlcriteria dan werd de patiënt waanzinnig verklaard. Aan het begin van de twintigste eeuw raakten kunstenaars geïnteresseerd in dit soort werk, omdat ze gekte als de ultieme uiting van creativiteit en een garantie voor originaliteit beschouwden. Gedreven door een afkeer van geïnstitutionaliseerde kunst, lieten ze zich graag door de outsiders, die de kunstgeschiedenis en dus ook haar regels en wetten niet kenden, inspireren.

Opgeleide outsiders

Opvallend is dan ook dat juist Art Brut-ster Louis Soutter (1871-1942) tijdens zijn gezonde leven niet geheel verschoond is gebleven van een kunstopleiding. De gouache L’innocent, le témoin, le saut (1930-1940) valt met zijn monumentale, etnisch aandoende vormentaal en beweeglijke, ritmische compositie op tussen de vele gedetailleerde potloodtekeningen. Het werk laat drie in zwart geschilderde, langgerekte figuren zien. De linker twee keren zich met verschrikte, expressieve handgebaren naar rechts, waar de derde figuur in een soort dansbeweging naar voren gekeerd staat.

I.F.S. Maly, 1930-1940, collectie Arnulf Rainer
I.F.S. Maly, 1930-1940, collectie Arnulf Rainer

In hetzelfde kabinet zijn de werken van Ida Maly (1900-1941) te zien, gemaakt in de laatste tien jaar van haar leven. Ook zij heeft, voordat ze in de jaren twintig in een inrichting terecht kwam, al op de kunstacademie in Wenen gezeten. Het portret van een kale man met een groot rond gezicht is prachtig door de zachte kleuren, de krachtige lijnvoering en het interessante perspectief. Het sterretje op de achtergrond maakt van het hoofd van deze man bijna een soort hemellichaam in een oneindig universum. Een aantal andere tekeningen van Maly toont haar fascinatie voor de ontleding van het menselijke lichaam en andere organische vormen in honderden regelmatige facetten.

Focusversmalling

Deze duizelingwekkende herhalingsdrang en het inzoomen op voorwerpen is veel te zien in Rainers verzameling en lijkt iets te zeggen over de vernauwing van de focus die tijdens psychose of onder invloed van drugs, medicijnen of alcohol kan ontstaan. Deze versmalling van de focus is enerzijds boeiend, omdat het je kennis laat nemen van de mogelijke fascinaties en obsessies van het menselijk brein. Tegelijkertijd heb ik echter bij een deel van de getoonde werken het gevoel dat er veel meer sprake is van een interne dialoog, zonder communicatie met de buitenwereld. Misschien niet zo vreemd gezien het feit dat veel van de werken in feite een onderdeel vormen van een therapie.

Film / Films

Stropdassen en Brylcreem

recensie: Good Night, and Good Luck.

.

~

Hoewel hij al in 1965 overleed, is Murrow nog steeds beroemd in de VS (scholen, onderscheidingen en symposia zijn naar hem genoemd). Als presentator van het CBS-nieuwsprogramma ‘See It Now’ kwam Murrow in de jaren vijftig succesvol in opstand tegen de communistenjager Joseph McCarthy. Dit is de episode waar regisseur George Clooney zich in Good Night, and Good Luck. (vernoemd naar de zin waarmee Murrow zijn programma altijd afsloot) op concentreert. Het is duidelijk dat Clooney, zelf trouwens de zoon van een nieuwslezer en een bewonderaar van Murrow, met deze film een lans wil breken voor de tv-journalistiek van vroeger, die de kijker aanzette om zelf een mening te vormen. Hiermee levert hij indirect kritiek op de jounalistiek van nu.

Red Scare

In de vroege jaren vijftig beheerst in Amerika de ‘Red Scare’, de vrees voor communistische spionnen, het publieke debat. Senator McCarthy heeft met zijn onorthodoxe werkwijze al heel wat mensen van ‘on-Amerikaanse activiteiten’ kunnen beschuldigen en wordt alom gevreesd. Murrow (gespeeld door David Strathairn) is tijdens de Tweede Wereldoorlog bij het grote publiek bekend geworden om zijn radioreportages en werkt sinds enkele jaren voor het nieuwe medium televisie. Zijn oog valt op een krantenartikel over een zekere Milo Radulovich, die zonder vorm van proces uit het leger wordt ontslagen omdat hij ‘staatsgevaarlijk’ zou zijn. Murrow komt erachter dat de man het slachtoffer is geworden van McCarthy’s heksenjacht op communisten. De senator blijkt het hierbij niet zo nauw te nemen met de burgerrechten. Murrow besluit McCarthy via zijn tv-programma publiekelijk terecht te wijzen, hoewel hij beseft dat hij dan zelf ook zal worden aangevallen.

Nostalgie

~

Good Night, and Good Luck. lijkt rechtstreeks uit de jaren vijftig te komen. De film is geheel in zwart-wit opgenomen en wordt gedomineerd door -in onze ogen prehistorische- tv-studio’s en mannen met stropdassen en Brylcreem. De gehele film is gericht op een echte en betrouwbare weergave van de geschiedenis. De meeste reporters en andere personages uit de film hebben echt bestaan. Deze authenticiteit is de kracht, maar tegelijk ook de zwakte van de film. Deze helden uit de jaren vijftig zullen immers niet bij iedereen een belletje doen rinkelen. De pleidooien voor burgerrechten en objectiviteit die Murrow in zijn programma afsteekt, zouden het hoogtepunt van de film moeten zijn. Maar het is juist de letterlijke, waarheidsgetrouwe interpretatie van de feiten die de overtuigingskracht van deze scènes om zeep helpt.

Hoewel het lijkt alsof Clooney met deze film niet zomaar een historisch document wilde maken, maar ook een kritische geluid over de hedendaagse journalistiek wilde laten horen, blijft de film toch teveel in het verleden hangen. De boodschap die Clooney in Good Night, and Good Luck. wil overbrengen vraagt van de kijker wel erg veel basiskennis en goede wil. Het lijkt alsof Clooney als regisseur (overigens speelt hij hier net als in zijn regiedebuut Confessions Of A Dangerous Mind ook een kleine rol) zijn persoonlijke voorkeuren iets te ver heeft doorgevoerd.

Boeken / Fictie

Het gaat slecht met Arion

recensie: Frank Martinus Arion - De Deserteurs

Frank Martinus Arion heeft een geweldig goed boek geschreven. Dat boek, Dubbelspel, stamt echter uit 1973 en het valt te verwachten dat een auteur in de jaren die tussen die tijd en het heden liggen, nog iets probeert te schrijven. Dat heeft Arion dan ook gedaan: drie romans en een verhalenbundel. In die tijd is Arion op Curaçao uitgegroeid tot een fenomeen.

Hij heeft onder andere in 1987 de eerste volledig Papiamentstalige basisschool opgericht en hij maakt zich sterk voor het Papiaments als instructietaal in het onderwijs op de benedenwindse eilanden. Daarnaast geniet hij een behoorlijk aanzien als zo’n beetje de verpersoonlijking van de Antilliaanse literatuur.

Belachelijk

~

Maar de laatste tijd lijkt het met Arion niet zo goed te gaan. Ten eerste ligt het idee van onderwijs in het Papiaments al een tijdje onder vuur. Ten tweede heeft Arion zich nog niet zo lang geleden behoorlijk belachelijk gemaakt in de Curaçaose media door te stellen dat Nederland zo’n zes miljard euro aan slavernijschuld zou moeten aflossen, het liefst in investeringen in het onderwijs, waarna Curaçao onafhankelijk kan worden. De details van de hele discussie zijn beter geschikt voor een ander artikel, maar Arions plan wordt van alle kanten gelaakt en gekraakt.

Aan zijn idealen over onderwijs wordt gerammeld, zijn opvatting over de slavernijschuld wordt belachelijk gemaakt en dan is er ook nog zijn nieuwe boek: De deserteurs. Over dat boek hebben de Curaçaose media hun mening nog niet gegeven. Waarschijnlijk maar goed ook. De deserteurs kunnen we maar beter snel vergeten.

Staafmixer

Het boek gaat over vier vrienden die elkaar leren kennen in Philadelphia, waar de Amerikaanse onafhankelijkheid wordt voorbereid. Eén is een Quaker, de tweede komt uit Barbados, de derde komt uit China en de vierde is een gevluchte slaaf die in Afrika prins en troonopvolger was. Gezamenlijk filosoferen ze wat over de mogelijkheden die de op handen zijnde onafhankelijkheidsverklaring hun en de rest van de wereld biedt, maar het is zo slap opgeschreven dat je er kregel van wordt.

Door de onafhankelijkheidsverklaring kwam John tot de conclusie dat Amerikanen, met uitzondering van de quakers, geen mensen waren die anderen gunden wat ze voor zichzelf vroegen. Vrijheid bijvoorbeeld. Hij vond het jammer dat hij zijn studie theologie voor rechten en geschiedenis had ingewisseld. Het werd hem steeds duidelijker dat recht niet kon bestaan zonder een theologische of filosofische moraal. Een recht zonder moreel fundament wordt een dictatuur met regels om de burgers zo efficiënt mogelijk alle recht te ontzeggen.

De deserteurs leest als een lesje wereld- en levensbeschouwing waar een staafmixer overheen is gegaan. Wat overblijft is een homogene, smakeloze massa. De vier verschillende vrienden en hun verschillende opvattingen zijn wandelende cliché’s, maar erger is het nog dat ze het telkens op haast stuitende wijze met elkaar eens zijn, zodat er in het hele geneuzel geen sprankje vuur is te ontdekken.

Als de vier tot hun grote verontwaardiging worden geronseld om dienst te doen op een schip dat de Onafhankelijkheid gaat bevechten, lijkt het er even op dat het verhaal eindelijk vaart zal krijgen, zodat die vier musketiers eindelijk eens wat gaan doen in plaats van minzaam naar elkander knikkebollen. Maar vechten doen ze niet, want de Onafhankelijkheid is een product van ‘de Rede’ en Quakers zijn tegen geweld. Uiteindelijk komen de vier terecht op St. Eustatius en St. Kitts, zodat Arion er toch nog een beetje een Caribische thuiswedstrijd van kan maken. Ook dit voegt echter niets toe aan de jammerlijke stranding van een aardig idee waar helaas geen enkel sprankje enthousiasme aan is toegevoegd.

Er gebeurt hoegenaamd niets in De deserteurs en voor Arion is dit dus binnen korte tijd zijn derde idee dat jammerlijk sneuvelt. Het boek is zo tergend oninteressant en literatuurloos dat het fiasco ervan echter niet alleen Arion aan te wrijven is. Waar was de redacteur van De Bezige Bij toen besloten werd dat De deserteurs gedrukt mocht worden?

Muziek / Concert

Big Star zet de tijd stil

recensie: Big Star

Tijdens de overstroming vorig jaar in New Orleans was rocklegende Alex Chilton even vermist. Zou hij dan eindelijk definitief kopje onder zijn gegaan? Het zou karakteristiek zijn gezien Chiltons eeuwige strijd tegen de stroom in zonder ooit het gewenste succes te bereiken. Gelukkig kwam hij, als leading man van Big Star, gisteravond in Tivoli weer boven water. Samen met drummer van het eerste uur Jody Stephens en de twee Posies Jonathan Auer en Ken Stringfellow gaf Chilton een tijdloze show weg.

~

Big Star blies begin jaren zeventig de rinkelende Byrds-gitaren en vocale harmonieën nieuwe rock ’n roll zuurstof in. Met complexe en gelaagde muziek die gedreven werd door een ferme dosis rock was ze de voorloper van de ‘Powerpop’. Hoewel de muziek commercieel flopte zijn bands als The Posies en The Replacements altijd openlijk schatplichtig geweest aan Big Star. Dit is dan ook de reden dat Big Star zich in 1993 herformeerde (met de twee Posies) tot de huidige bezetting die zo nu en dan optreedt.

Wijntje

Als jongetje van zeventien had Chilton met The Box Tops zijn enige grote succes The Letter: de swingende zomerhit van 1967. Inmiddels is hij een vanuit de kruin kalende vijftiger geworden met de broek iets te hoog opgetrokken, tussen de nummers door kalm nippend aan zijn glaasje rode wijn. Zijn vingervlugheid liet af en toe te wensen over en als een verstrooide oude man prutste hij met zijn capo. Bovendien rommelde Chilton zich regelmatig zonder enige gene en met guitige blik door het einde van een gitaarsolo heen: hij wist dat hij het zich kon permitteren.

De mooiste nummers van Big Star hebben een melancholieke verzetshouding die meer onzekerheid dan recalcitrante jeugdigheid suggereren. Zo zingt Chilton in Thirteen zijn rebelse zinnen met de schuchterheid van een puber: “Won’t you tell your dad, ‘Get off my back’ / Tell him what we said ‘bout ‘Paint It Black’ / Rock ’n Roll is here to stay / Come inside where it’s okay / And I’ll shake you.”

~

De set in Tivoli werd gedomineerd door muziek van de eerste twee albums #1 Record en Radio City. Live bleek hoe klassiek hun kleine, onbekende oeuvre eigenlijk is. Hoewel de originele band slechts van 1972 tot 1974 bestond, zijn alleen de nummers van die twee platen al een avondvullend programma.

Tijdloos

Big Star trapte direct de deur naar het verleden in met de gierende rock van #1 Record: In the Street, Don’t Lie to Me, When My Baby’s beside Me. Het zijn niet de nummers met de meest tot de verbeelding sprekende teksten, maar ze hebben een ongekend energieke vreugde. Ook hun vorig jaar verschenen plaat In Space kwam aan bod en nummers als Mine exclusively en Hung up with Summer bleken uitstekend in het Big Star-idioom te passen. Toen Chilton uiteindelijk het iconische September Gurls inzette was de avond eigenlijk al geslaagd.

Ook de andere bandleden hadden een ruim aandeel in de vocalen. Zo zong bassist Stringfellow Daisy Glaze met een intensiteit die het origineel overtrof. Alleen Stephens bleek op zijn oude dag een beetje kortademig geworden. Niet dat het iets uit maakte: de muziek sprankelde de hele avond. Met een sobere uitvoering van Big Black Car (Nothing can hurt me / Nothing can touch me / Why should I care / Driving’s a gas / It ain’t gonna last) kreeg je zelfs wat gevoel voor het deprimerende Sister Lovers. Van dit eigenaardige derde album speelden ze ook nog het sarcastische Thank you Friends. In dit geval bedoeld als geste aan het publiek. Chilton deed het met een grijns, zoals die de hele avond op zijn gezicht stond gebeiteld. Twee keer moesten ze terugkomen op de planken, twee keer wees Chilton op zijn horloge dat het tijd was. Voor deze tijdloze band is het echter nooit te laat.

Boeken / Fictie

Een pandemonium aan gebeurtenissen

recensie: Reus

Na Verbeke’s uitzonderlijk succesvolle debuut in 2003 (Slaap!), dat overladen werd met positieve recensies, was het een gespannen wachten op haar tweede roman dat eenzelfde pakkende titel meekreeg: Reus. Verbeke (1976) studeerde Germaanse Taal en Letterkunde en won met haar debuut onder andere de Vrouw & Kultuur debuutprijs en Het Gouden Ezelsoor. De rechten van Slaap! zijn inmiddels aan veertien landen verkocht. Naast haar romans schrijft ze onder meer scenario’s, journalistieke artikels en filmrecensies, bovendien heeft ze een vaste column in het maandblad Deng.

Reus vertelt het verhaal van de zussen Hannah en Kim. Beiden zijn rond de dertig, beiden hebben ze een man met de naam Wim. Daarnaast verdienen allebei de zussen de kost met moreel dubieuze beroepen: Kim verkoopt vakantiehuisjes die nauwelijks in orde zijn, Hannah is redactrice bij een blad met de titel !!!. Hierin verzorgt ze de rubriek Freaks, die mensen met een ‘bijzonder’ verhaal in de schijnwerpers zet. Hun moeder heeft na een zelfmoordpoging het hazenpad verkozen en sindsdien wensen de zussen haar elk jaar op dezelfde dag dood. Hun vader verving zijn vrouw direct voor een rits anderen. Voor de rubriek Freaks ontmoet Hannah Veronique, een vrouw die als gevolg van borstkanker haar beide borsten heeft verloren en de behoefte voelt deze littekens te tonen in een fotoreportage. Hannah raakt geïntrigeerd door Veronique, steelt haar jeugdfoto’s en terwijl ze deze bekijkt lijkt het alsof hun verleden inwisselbaar wordt.

~

Veronique krijgt spijt van haar exhibitionisme en vraagt Hannah de reportage niet te publiceren. De hoofdredactie zorgt er echter voor dat het stuk toch geplaatst wordt en Veronique zweert wraak. Hannah raakt ondertussen meer en meer door haar geobsedeerd. Kim op haar beurt laat haar zus weten dat ze een verhouding heeft met een getrouwde man. In een wild en caleidoscopisch vervolg verandert de tijdschriftrubriek van Hannah in een televisieprogramma, schiet Veronique de hand van Hannah aan diggelen, blijkt Kim zwanger van haar minnaar, begrijpen de beide Wims er niets meer van en besluiten de zussen dat het tijd is te vertrekken. In Australië gaan hun wonderlijke avonturen verder. Een inheemse vrouwenstam, hallucinaties en dromen, een e-mail correspondentie met een vreemdeling, een verloren gewaande moeder, witte beestjes en een reus trekken aan de lezer voorbij in een sneltreinvaart. Fantasie en werkelijkheid, rede en waanzin wisselen elkaar in rap tempo af.

Belgisch Magisch-Realisme

Vooral dit laatste kon men reeds proeven in Verbeke’s debuut waarin een jonge vrouw de slaap niet kan vatten. Ook in Slaap! wordt gespeeld met de grens tussen werkelijkheid en fantasie, maar deze heeft een wat vastere, geloofwaardigere basis omdat de auteur het verbindt met een schimmige bewustzijnstoestand als gevolg van ernstig slaapgebrek. Verbeke’s stijl wordt mede vanwege dit spel van fantasie versus werkelijkheid ook wel magisch-realistisch genoemd, maar wie daarbij bijvoorbeeld denkt aan een Gabriel Garcia Marquez of een Rushdie komt bedrogen uit. Om magisch-realistisch te kunnen schrijven moet men nu eenmaal van goeden huize komen, het is een stijl die een auteur makkelijk kan laten vastlopen in zijn eigen verhaal. Reus doet nog het meeste denken aan een droom die langzaam verandert in een nachtmerrie. Compleet met surrealistische elementen, mythische aspecten en donkere magie. Een nachtmerrie waar geen zinnig touw meer aan vast te knopen is, waarvan je met je armen gaat zwaaien in de hoop wakker te worden.

Teveel ambitie

Warrig en op momenten op het clichématige af (ik noem het einde; een hoopvolle geboorte), lijkt het alsof Verbeke teveel heeft willen aanroeren met deze roman. Met als gevolg dat het boek overloopt van (on)zin. In een interview met BOEK legt Verbeke uit:

Reus is mijn kritiek op doorgedreven individualisme. Ondanks dat ik een ongelooflijke “einzelganger” ben, weet ik dat de enige manier om gelukkig te worden met iemand (of een paar mensen) samen is. In wat vagere vorm lever ik kritiek op het grote gelijk van het Westen. In het boek is de moeder van Hannah en Kim met haar volledig verstoorde en op egoïsme gebaseerde Westerse geest naar Australië gegaan, om de locals daar even te vertellen hoe het allemaal moet in het leven.

Mocht dit de grote boodschap achter de roman zijn, dan is dit niet de meest voor de hand liggende. Veel meer roept het boek vragen op over de twee hoofdpersonages. Ondanks alles blijven deze ongeloofwaardig. Ze zijn labiel en vechten tegen betekenisloosheid, ontberen de diepte waarnaar ze op zoek zijn en blijven vlak. Dit in tegenstelling tot Slaap! waarin de hoofdpersoon, hoewel verward, begrijpelijk was en de chaos constructief.

Hoop op de toekomst

Grote redding van Reus is Verbeke’s manier van schrijven. Een enkele stilistische uitglijder daargelaten, zijn haar zinnen beeldend en origineel: “Als men de wereld tussen ons uit zou trekken, zouden onze voetzolen elkaar raken. Ver lijkt steeds dichter, dicht steeds verder.” En ook: “We doorkruisten de meest uitgestrekte eenzaamheid die ik ooit had gezien.” Dit maakt dat men voorzichtig uitkijkt naar een derde boek. Het is in ieder geval dankzij haar schrijfstijl dat deze roman niet verandert van een Reus in een Draak.

Theater / Achtergrond
special: Leids Cabaret Festival

Charmante Samba verovert alle harten

Er zijn tal van cabaretfestivals in Nederland, maar er zijn weinig festivals zo gewichtig als het Leids Cabaret Festival. Het is beroemd om de sterren die de finales wonnen: denk aan Sanne Wallis de Vries, Najib Amhali of Kees Torn. Dit evenement winnen is bijna gegarandeerd een ticket to fame. Best wel een goede start van je carrière dus, als je het wil maken in dit land. Deze editie van het Leids Cabaret Festival had een duidelijke winnaar, waar we ongetwijfeld meer van zullen gaan horen.

~

Een week lang was er in Leiden een felle strijd gaande tussen de deelnemers van het 28e Leids Cabaret Festival. Na twee voorrondes en de halve finale gingen uiteindelijk drie cabaretiers van de nieuwe lichting door naar de finale: Willemijn Smeets, Ralph Sigmond en Samba Schutte. Zij toonden die avond het beste van wat ze in huis hebben, want er staat veel op het spel. Van wie zal Nederland de komende jaren nog veel gaan horen en zien? Die vraag was zowel voor de jury als voor het publiek niet moeilijk te beantwoorden. Met een overweldigende meerderheid koos men voor Samba Schutte.

Grappig zijn

Willemijn Smeets is een gezonde Hollandse meid om te zien. Blakend, brede lach. Toch heb je meteen door dat het niet altijd even goed met haar gaat. Helemaal niet eigenlijk. Dat is het thema van Sirenenzang, het programma waarmee ze tijdens de finale in de Leidse schouwburg optreedt. Opvallend is haar krachtige, heldere stem, begeleid door Rogier Telderman op piano. Maar echt grappig zijn is niet haar sterkste kant. Nee, ze moet het hebben van haar muzikale kwaliteiten. En of je enkel daarmee het Leids Cabaret Festival wint?

Vooraan in de file

Ralph Sigmond speelt vervolgens ook een treurig typetje: de sneue werkloze. In tegenstelling tot Willemijn komt Ralph wel voor zijn ellende uit. Zijn lege flessenmuseum staat symbool voor de leegte van zijn leven. Maar het wordt pas echt grappig als hij op zijn knieën valt en opbiecht hoe triest zijn leven wel niet is: “uit mijn neus eten is een culinaire delicatesse, ik geef antwoord op retorische vragen, in de file sta ik altijd vooraan”, en meer van dit soort gênante eigenaardigheden. Toch is hij geen pessimist. Zijn kaalheid is volgens hem een teken van een hoog testosterongehalte, en dus van seksuele macht. Ook zijn vrolijke liedje over maandenlang dood in de gang van je huis liggen is weliswaar zorgelijk, maar het loopt gelukkig goed af. Ralphs typetje is vermakelijk, maar de sneuheid ligt er soms net iets te dik bovenop, waardoor je het na een paar minuten wel gezien hebt.

Djembé

Laatste kandidaat van de avond is Samba Schutte. Zijn show is meer autobiografisch en draagt dan ook de titel: Kun Min Woni An. Excuseer? Dat is Mauretaans voor “Dit is wie ik ben”. Samba is half Afrikaans, half Nederlands. De verwarrende situaties die dit oplevert in nieuwe sociale contacten beschrijft hij met humor. Zowel in Nederland als in Mauritanië levert dit pijnlijke, maar grappige gesprekken op. De rode draad in zijn optreden is de djembé. Hij ziet het instrument als een symbool voor zijn persoonlijkheid: gemaakt van verschillende elementen, die het best gedijen in een milieu dat niet te nat en niet te droog is, niet te koud en niet te warm. Pas als de djembé “een beetje van alles” heeft, klinkt hij op zijn best. En zo is het ook met Samba.

De verschillende elementen waaruit zijn show is opgebouwd blijkt hij goed te beheersen. Zijn djembéspel is opzwepend en zijn Afrikaanse dans is soepel en energiek. Hij beheerst zowel luchtige scènes die oprecht grappig zijn, als intieme serieuze scènes, die al even oprecht ontroeren. Tussen neus en lippen door stipt hij politieke en religieuze onderwerpen aan, zonder gevoelige zielen te kwetsen. Kortom, een waar charmeoffensief van een bijzondere exotische man. Enig puntje van kritiek: zijn show had wel iets brutaler mogen zijn. Het was allemaal wat aan de veilige kant. Het heeft hem echter geen windeieren gelegd: hij was volgens de jury de beste van de drie. Knap werk.

Stemmen tellen

Maar ook het publiek had een stem. Wie kozen zij? Het was nog een hele klus om alle stembriefjes te verzamelen en te tellen. In de tussentijd werd het publiek vermaakt met een spetterend optreden van het human beatbox-kwartet Off the record uit België. Razend knap hoe deze vier mannen volledige hiphop-, reggae- en R&Bnummers aan hun stembanden weten te ontlokken, met enkel hun microfoons en vier manshoge versterkers. Ze brengen het allemaal met flink wat humor en ze swingen de pan uit. Ergens wel jammer dat de stoelen niet aan de kant konden.

Inspiratie en ambitie

Als de stemmen zijn geteld is ook de uitkomst van de publieksprijs niet verrassend: wederom Samba Schutte. Het levert hem een keukentrappetje op, of zoals presentator Gert-Jan Dröge het zo mooi verwoordt: een ‘stairway to fame’. Tijd voor een klein interview met het nieuwe talent van Nederland.

Hoe lang ben je bezig geweest met de voorbereidingen van deze show?
“Ik ben in november vorig jaar begonnen. De aanleiding was het stukgaan van mijn djembé. Ik had net een nieuwe gekocht, maar door de weersomstandigheden barstte hij. Het voorval inspireerde me tot het maken van Kun Min Woni An.”
Waarom wilde je aan het Leids Cabaret Festival meedoen?
“Ik heb al vier jaar ervaring opgedaan in de stand-up wereld. Ook ben ik theatermaker. Maar ik heb grote ambities. Deze wil ik waarmaken.”
Had je verwacht dat je eerste zou worden?
“Nee, niet echt. Ik had wel zeer gehoopt op de publieksprijs. Ik bedoel, daar doe je het toch voor; het publiek moet het uiteindelijk goed vinden.”
Meestal worden winnaars van dit festival later erg succesvol in de cabaretwereld. Rust er nu niet een zware last op je schouders?
“Helemaal niet! Dat is precies wat ik wil. Mijn ambitie is een goedlopende onemanshow.”
Waar kan men binnenkort meer zien van Samba Schutte?
“Dat is mijn afstudeervoorstelling op de HKU in Utrecht. De voorstelling vindt plaats in juni en gaat over Afrikaanse immigranten die aankomen op het vasteland van Europa.”
Wie of wat is je grootste inspiratie?
“Najib Amhali omdat hij zo’n goede verteller is. En Jurgen Rayman, omdat hij zo’n entertainer is. Hij is een echte mensenman.”

Aldus Samba Schutte, een nieuw talent om in de gaten te houden. Want voor je het weet staat hij al voor uitverkochte zalen, en loop je hem nog mis.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Pieter Waterdrinker

‘Er deugt iets niet in Nederland.’

Naar aanleiding van zijn roman Duitse bruiloft stelde 8WEEKLY de schrijver/journalist Pieter Waterdrinker enkele vragen over dit onderhoudende boek. Waterdrinker heeft inmiddels vijf boeken gepubliceerd. Dat dit niet altijd het felbegeerde succes oplevert, bleek al snel. Zeker van zijn thuisland Nederland had Waterdrinker wel iets meer verwacht.

Duitse bruiloft lijkt voor een deel geïnspireerd op Waterdrinkers jeugd, die zich voornamelijk afspeelde in Hotel Zomerlust in Zandvoort. Je vraagt je als lezer meteen af in hoeverre de eigen jeugd van Waterdrinker daadwerkelijk een rol heeft gespeeld in het ontstaan van dit boek. Waterdrinker put naar eigen zeggen inderdaad ruim uit zijn verleden in zijn romans. Daarentegen heeft hij naar eigen zeggen nog nooit een scène geschreven die precies zo in de werkelijkheid heeft plaatsgehad. Maar, vraagt hij zich af, wat is die werkelijkheid nu eigenlijk? “Zonder een miljoen voetnoten is dat een volstrekt leeg begrip.”

Pieter Waterdrinker. Foto: Lies Schut
Pieter Waterdrinker. Foto: Lies Schut

“Maar ik ben inderdaad opgegroeid in een hotel aan de Hollandse kust, een bedrijf dat mijn grootvader – Pieter Waterdrinker – vlak na de oorlog is begonnen, toen de eerste Duitsers alweer terugkwamen om in Holland vakantie te vieren, een gegeven dat ik voor Duitse bruiloft heb gebruikt. Mijn vader zat toen als kok op de grote vaart. Montevideo, Tenerife, Buenos Aires, dat soort werk. Hij werd verliefd op mijn moeder en zo begon hij met mijn grootvader en diens zonen eind jaren vijftig met hart en ziel het familiehotel, dat vijfendertig jaar later zou worden gesloopt. Ik ben opgegroeid gedurende de bloeiperiode van het hotel in de jaren zeventig, en heb daarna het langzame verval van zowel het gebouw als mijn geliefde familie meegemaakt. Ze waren te goed voor deze wereld, het waren eigenlijk geen zakenmensen. En dat heeft hen genekt.”

Quatsch?

In een ander interview gaf Waterdrinker aan dat Duitse bruiloft ook een soort monument zou moeten worden. Wanneer we hem vragen of hij denkt dat dit hem gelukt is, stuiten we op een zekere onvrede met de huidige kritieken op zijn werk in Nederland:

“Of een schrijver met zijn werk ergens in is geslaagd, moet men een schrijver natuurlijk nooit vragen. Zeker niet aan een auteur als ik, die, God mag weten waarom, in Nederland nogal omstreden is. Het buitenland is aanmerkelijk liever voor mij, niet in de laatste plaats Rusland, het land waar ik alweer zoveel jaren woon.”

Al voor het voltooien van Duitse bruiloft had men in Duitsland de rechten reeds gekocht. Niet lang daarna volgde Engeland. Elders in Europa stelt men zich afwachtender op. “Maar wat zeggen de genieën van NRC Handelsblad? Dat mijn boek – ik citeer- ‘pure Quatsch’ is. Dan zeg ik: er deugt iets niet in Nederland. Of er deugt iets niet in Duitsland of Engeland. In ieder geval deugt er ergens iets niet. Iets kan geslaagd zijn of minder geslaagd, maar is niet zomaar pure onzin. Weet u wat dat is? Dat is demagogie. Er zijn zeer slechte mensen in deze wereld.”
Het lijkt er volgens Waterdrinker op dat er steeds iets of iemand tussen hem en zijn potentiële lezers in gaat staan. “Dan weer een rechter die mij van alles beschuldigde, dan weer een malicieuze recensent, dan weer iets anders. Dat frustreert mij, want ik schrijf panoramische, toegankelijke en menselijke boeken. Films voor de geest.”

Trotse moeder

Gelukkig is niet iedereen ontevreden over het boek: “Mijn moeder was, zoals iedere moeder, de liefste vrouw ter wereld. En moeders zijn altijd trots, daar zijn het moeders voor. Ik heb de laatste bladzijden van Duitse bruiloft min of meer aan haar ziekbed geschreven, zoals ik dat twee jaar eerder deed met Een Hollandse romance, toen mijn vader dodelijk ziek was. Ik heb me nog nooit zo’n slecht mens gevoeld als toen. Voorzover ik weet heb ik geen kinderen – al sluit ik dat niet uit -, maar ik weet wel één ding: dat ik getracht heb een goede zoon te zijn. De beste zoon op aarde. Dat is alles.” Dat zijn moeder trots was doet hem duidelijk goed; het ‘monument’ was voor een groot deel voor haar bedoeld.

‘Menselijke vochtigheid’

~

Waterdrinker is gefascineerd door wat hij de ‘menselijke vochtigheid’ noemt: datgene wat mensen met elkaar verbindt. Wat is het leven anders dan de omgang met de medemens, vraagt hij zich af. “Het fascinerende is dat er gelukkige mensen schijnen te zijn, hoewel leed toch de norm is. Men leeft dikwijls niet met elkaar, maar ten koste van elkaar. De meeste zielen dragen maskers; als ze niet regelrecht liegen dan houden ze wel zaken voor elkaar verborgen.”
Ondanks deze constatering probeert Waterdrinker vrolijk te leven en een aardig mens te zijn. “Ik leid in Moskou een zeer intens bestaan, met iedere dag wel een feestje, een concert, een avondje op een ambassade of iets anders. Ja, zeer beau monde en 19de-eeuws. Men zou eens moeten weten. En in dat leven gaat het – de mens is net een aap – over de pikorde in deze wereld; over de zoektocht naar geluk; over seks. Men is bereid voor aanzien, seks en geluk alles te doen, van oorlogen voeren tot het verwekken van kinderen. Eigenlijk gaan al mijn boeken over seks. Schrijft u dat maar op: S-E-K-S.”

Maar hij voegt er meteen aan toe dat niet hij, Pieter Waterdrinker, het verlangen naar geluk, liefde en seks heeft uitgevonden, maar ‘God’. “Het is een zegen en een kwelling tegelijk, zoals alles in dit leven. Ik kan moeilijk in een God geloven, maar nog moeilijker is het voor mij te vatten dat er geen God bestaat. Daarom brand ik altijd kaarsen in kerken, daarom geef ik bedelaars meestal iets en probeer ik de medemens ten dienste te zijn.”

Gelijkheid

Die unzugänglichkeit des menschlichen Lebens is het grondthema van mijn werk. Seks en liefde zijn daarmee onlosmakelijk verbonden. Ik heb bij elkaar twaalf jaar in het buitenland gewoond – op de Canarische Eilanden, op het Spaanse vasteland, hier in Rusland – en als ik één ding geleerd heb dan is het dit: dat de mens, in de aard, overal hetzelfde is. Soms spreek ik met een oud Russisch vrouwtje in Siberië en dan moet ik denken aan de keer dat ik met een oud Spaans vrouwtje sprak in Burgos. Hun leven, hun wensen, het is allemaal hetzelfde. Oorlogen worden gevoerd omdat mensen denken dat mensen verschillend zijn. Er is geen volk ter wereld dat zoveel reist als het Nederlandse, maar zodra ze terugkeren in eigen land zijn het provincialen. Dat is de tragiek en de paradox van Nederland.”

“Ieder leven bestaat uit de trits geboorte, bloei en verval. Dat weten we. Ondertussen moeten we, door middel van de liefde, wat dat ook moge zijn, blijven geloven in dat leven. Of onszelf voortijdig opknopen. Ook dat is een grondthema van mijn werk.”

Russische geschiedenis

Dat Waterdrinker momenteel al enkele jaren in Rusland verblijft, heeft duidelijk zijn sporen nagelaten in zijn romans en in zijn denken.
Duitse bruiloft speelt eind jaren vijftig, toen de twee ideologieën die de vorige eeuw hebben bepaald, fascisme en communisme, nog overal in de koppen van de mens aanwezig waren. Twintig jaar geleden sprak iedereen over communisme en kapitalisme, nu is dat opeens weg. Dat is vreemd, slecht en verkeerd. In Rusland weten sommige twintigers amper nog wie Lenin was; in Nederland is het met de kennis van de jeugd helemaal beroerd gesteld.”
Waterdrinker noemt zichzelf een ‘ouwe conservatief’ als het om onderwijs gaat. De jeugd van tegenwoordig weet te weinig van haar geschiedenis. “Dat fascisten slecht waren is een algemeen bekend feit. Maar dat er communisten waren die naar de Sovjet-Unie gingen, niet voor het heil van de mensheid, maar vooral voor het eigen heil – en om er te neuken – dat heb ik als eerste in de Nederlandse literatuur opgeschreven. Toch waren er onder fascisten zeer veel goede mensen, net als dat er onder communisten zeer veel goede mensen waren. Goed en slecht heeft niets met de politieke partij die je aanhangt te maken, of met het medium waarvoor je werkt, zoals men denkt in Nederland. Goed en slecht heeft te maken met hoe je als mens handelt.”
“Mijn vader was een tijdje communist, toen hij op de grote vaart zat. Tegen wil en dank overigens. Maar als communist mocht hij gratis de boeken lezen van De Arbeiderspers, de uitgeverij waar ik later ben gaan publiceren. Niks is toevallig in dit leven.”

Optimist

Ondanks de negatieve pers, de teleurstelling in het kennisniveau van de jeugd en het overlijden van zijn ouders, blijkt Pieter Waterdrinker uiteindelijk gewoon een rasoptimist. “Mensen die zeggen dat iets niet meer mogelijk is in deze tijd, die praten onzin. De tijden veranderen, maar de mensen niet. De mensheid blijft hetzelfde instrument, alleen vibreert het wellicht anders. Maar het blijft hetzelfde instrument.” Of hebben we te vroeg gejuicht met betrekking tot dat optimisme? Want na deze positieve opening vervolgt hij: “Onbaatzuchtigheid is, evenals eruditie, in deze tijd in Holland met een lantaarntje te zoeken. Kinderen worden op school als egocentrische monstertjes opgevoed: het is alleen maar ik-ik-ik-.”
Maar ook nu wordt het tij ten gunste van het positieve gekeerd: “En toch zijn er heel veel aardige kindertjes en mensen. Er zijn meer aardige kindertjes en volwassen dan onaardige.” Er is dus blijkbaar toch nog hoop voor de mensheid.

Mededogen

En met een woord aan de onaardige mens onder ons, en met name die ene van het NRC Handelsblad, sluit een lichtelijk teleurgestelde schrijver zijn betoog af. Teleurgesteld, maar niet verslagen. “En de onaardige mens – ik weet waarover ik spreek – heeft altijd een verhaal, een geheim. Er zijn maar zeer weinig echte monsters op aarde. Als iemand in de NRC mij en mijn schrijverschap kapot probeert te maken, ik noem maar wat, dan kan ik natuurlijk gaan schreeuwen en schelden, wat ik eerst ook doe. Maar dan daalt het mededogen neer, het mededogen met lieden die zoiets opschrijven. Want slechts een persoon die leeft in een persoonlijke hel van gebrek aan talent en gefrustreerde ambitie kan beweren dat mijn roman onzin is. Duitse bruiloft gaat over de mens. Hoe kan een boek over de mens nou onzin zijn?”

Film / Films

Hinkend op twee gedachten

recensie: The Frighteners: Peter Jackson's Director's Cut

Tien jaar geleden was Peter Jackson helemaal klaar voor King Kong. Het script was af, de ontwerpen waren getekend en uitgewerkt en de camera’s stonden klaar om te gaan filmen. En toen trok studio Universal de stekker uit het project. De reden? Twee concurrerende studio’s waren met soortgelijke films bezig (Roland Emmerichs Godzilla en Disney’s remake van Mighty Joe Young), en Universal dacht niet dat het publiek een derde monsterfilm aankon. En dus zat Jackson zonder werk.

Maar de toekomstige regisseur van de Lord of the Rings-trilogie zag zijn kans schoon en produceerde eigenhandig een allesomvattende documentaire over de totstandkoming van zijn meest recente film, de horrorkomedie The Frighteners. De documentaire werd samen met de verlengde versie van de film en Jacksons audiocommentaar uitgebracht op Laserdisc, een goudkleurige schijf ter grootte van een lp die als voorloper van de dvd moet worden gezien. Tegenwoordig zijn uitgebreide Special Editions geen uitzondering meer, maar in die tijd was zo’n koninklijke behandeling eigenlijk alleen weggelegd voor klassiekers als Gone with the Wind, Lawrence of Arabia of Star Wars.

Spookdeal

~

Nu is The Frighteners een leuke film, maar zeker geen klassieker, en het is dan ook maar de vraag of al die extra content wel nodig is. De film heeft in ieder geval een origineel uitgangspunt: Frank Bannister (gespeeld door Michael J. Fox) kan geesten zien en geeft zich uit als psychic detective. Hij heeft een dealtje gesloten met een paar bevriende geesten: zij gaan spoken bij nietsvermoedende mensen zodat hij zijn klanten – uiteraard tegen flinke betaling – van het probleem kan afhelpen. Maar de komische toon van de film wordt al gauw grimmiger wanneer Bannister ontdekt dat er wel heel veel mensen op mysterieuze wijze de dood vinden in zijn stadje.

Creepy muurbloempje

Michael J. Fox is perfect gecast als de aan lager wal geraakte nep-detective. Hij geeft de manische energie van Marty McFly een ondertoon van melancholie, wat bijzonder goed werkt. Genre-icoon Jeffrey Combs is heel amusant als de gestoorde FBI-agent Dammers en veterane Dee Wallace-Stone (The Howling, E.T., Cujo) heeft een creepy bijrol als het muurbloempje-met-een-geheim. Toch werkt The Frighteners niet op alle fronten. Dit komt niet door de combinatie van humor en horror, zoals veel critici in 1996 schreven. Jackson en zijn (schrijf-)partner Fran Walsh laten de twee genres juist heel goed samenwerken door gaandeweg steeds meer duistere elementen in het komische verhaal te weven.

Filmkeuring

~

De fout moet eerder worden gezocht in een andere combinatie, namelijk die van de Nieuw-Zeelandse makers en de veelal Amerikaanse acteurs. Jacksons droge humor paste perfect in zijn eerdere (100% Nieuw-Zeelandse) films, maar uit Amerikaanse monden klinken de grappen en andere dialogen toch wat vreemd. Tenslotte is daar het probleem van de filmkeuring. De makers waren er tijdens de productie zeker van dat ze een PG-13 (geschikt voor 13 jaar en ouder) zouden krijgen, en pasten de toon van de film dan ook op die leeftijd aan, maar de Amerikaanse filmkeuring gaf de film een R (17 jaar). Jackson voegde op het laatste moment nog een paar bloederige shots toe, maar hij geeft zelf toe dat de film beter was geweest als ze vanaf het begin rekening hadden gehouden met een R-rating.

Lange zit

Zoals gezegd was de Laserdisc-box van The Frighteners indertijd een bijzonderheid. Voor deze dvd-uitgave heeft Universal de volledige inhoud van die set overgezet, wat de fans ongetwijfeld heel gelukkig zal stemmen, maar wat voor de gewone kijker te veel van het goede zal zijn. Jacksons audiocommentaar is boeiend van begin tot eind, maar een documentaire van vier en een half uur, hoe goed gemaakt ook, is gewoon een lange zit. Daar komt bij dat Jackson buitensporig veel aandacht besteedt aan zijn acteurs en de special effects, en vooral dat laatste onderwerp zal weinig mensen lang kunnen boeien. Filmmakers zullen meer hebben aan de uitgebreide effect-ontledingen, maar veel van de problemen die de makers tegenkwamen zijn tegenwoordig relatief simpel op te lossen zijn met behulp van (betere) computers, zodat dit gedeelte niet meer zo relevant is.

The Frighteners,

~

zowel de film als deze speciale dvd-uitgave, hinkt in veel opzichten op twee gedachten: humor en horror, Amerika en Nieuw-Zeeland, vorm en inhoud… Zulke verschillende karakters hoeven geen slechte film op te leveren, en The Frighteners is dat ook zeker niet, maar toch lijdt de film onder die veelheid aan invloeden en ideeën.

Nog één kanttekening: in ons land wordt alleen de Director’s Cut van de film uitgebracht, die veertien minuten extra materiaal bevat ten opzichte van de originele bioscoopversie. Vreemd genoeg moeten we het in Nederland zonder die eerdere versie van de film stellen, terwijl bijvoorbeeld de Duitse dvd-uitgave deze wèl bevat.