Boeken / Fictie

Een klein kunstwerkje

recensie: Remco Campert - Het satijnen hart

Twee jaar na Een liefde in Parijs is er een nieuwe Campert. Het satijnen hart doet zoetsappig aan, maar niets blijft wat het is geweest in deze korte roman. Over oude mensen die weer tot leven komen.

Op de eerste pagina’s maken we kennis met drie oude personen die de hoofdrol zullen spelen in de eerste helft van dit boek: Hendrik van Otterlo, zijn halfzus Bettina en zijn oude vriend Jongerius Jr. Verder speelt de dode Cissy een grote rol; zij verliet hem twintig jaar geleden en Van Otterlo kan dat nog steeds niet verkroppen. Veel meer leven brengen de eerste honderd pagina’s niet. Daarmee doet de roman denken aan Van oude menschen.. van Couperus. Een gemakkelijke vergelijking, omdat het over oude mensen en de sleur in hun leven handelt. Maar wanneer ook de hoofdpersoon in Het satijnen hart met een geheim op de proppen komt, iets wat speelt tussen hem en zijn halfzus, is de associatie helemaal niet meer weg te denken.

~

Van Otterlo wordt met trefzekere streken neergezet als een hardvochtige man. Oud, ziek van het leven, narcistisch, eenzelvig en onmogelijk voor zijn omgeving. “De kunst is mijn partner”, meldt hij, en de rest van de wereld mag zich naar hem en zijn kunst voegen. Zijn halfzus wast hem wekelijks en verdraagt dan al zijn klaagzangen en bitse opmerkingen. Hij noemt vrouwen, in het bijzonder zijn overleden ex-vrouw Cissy, “rotwijven” – in het gunstigste geval “wijven”. En hij gooit ze het liefst op één grote hoop. Bettina wijst hem daarin terecht, ze dient hem van repliek en ze weet tot hem door te dringen. Ze ontlokt hem mooie zinnen als: “En ik voel de hand van Cissy, die me meetrekt, toen het heden in, nu terug in het verleden.”

Jongerius Jr. trekt zich evenmin iets aan van het gemopper van zijn jeugdvriend, hij blijft hem trouw bezoeken en de twee doen dan weinig anders dan spreken over wat geweest is. De roman staat vol verleden, vol herinneringen. Het wordt haast te vol, tot al die herinneringen langzaamaan worden verdrongen door het bruisende heden. Van Otterlo geeft toe aan het gegeven dat er tussen een lang verleden vol gaten en de toekomstige dood een nu zit dat nog de moeite waard is. Hij strekt zijn oude botten en gaat de deur uit, op zoek naar leven dat hij kan vastleggen. Zijn schildersbloed begint weer te stromen en zijn vingers te tintelen. Hij snakt naar de geur van verf, naar een penseel in zijn hand en de suizende stilte om hem heen. De stilte die hem zegt dat hij lééft. Dat brengt hem ertoe zijn oude atelier weer eens op te zoeken.

Omslag

Dat proces, die ommekeer, is heel vakkundig uitgetekend door Campert. In dit relatief kleine werk weet hij met weinig materiaal – drie personages, een huis, een atelier en een leven vol herinneringen – een psychologisch portret neer te zetten en dat in de loop van het verhaal van steeds levendiger kleuren te voorzien.

Het atelier staat symbool voor de schilder zelf; tijdens zijn leven was het van niemand, behalve van hem en de kunst. Niemand mocht er komen, ook zijn smekende vrouw niet. Bruusk wijst hij haar keer op keer af. Nu, jaren later, is het een ruïne. De grote kunst is besmeurd en kapot gemaakt, het atelier is in verval. Graafmachines grommen dreigend op de achtergrond. Maar met vereende krachten is er nog iets van te maken. Een mooie parallel, tussen een schilder en zijn atelier, die beiden met de dreigende dood op de achtergrond weer tot leven komen.

De rollen draaien om in de loop van het verhaal. Van Otterlo verwordt van een oude, hulpbehoevende bejaarde een zeer egocentrische maar talentvolle schilder. Jongerius Jr. lijkt een vies oud mannetje zijn, maar ontpopt zich als een trouwe vriend, jong van geest. Cissy was geen rotwijf dat Van Otterlo harteloos in de steek liet, maar een sterke vrouw die het lang vol heeft gehouden met deze zak en het uiteindelijk aandurft hem te verlaten.

De beschrijving van het leven van een oude man en zijn nukken wordt al snel langdradig, maar daardoor heeft de omslag naar het hervinden van levenslust een des te groter effect. De personages worden eerst oppervlakkig geschetst, maar in de loop van het verhaal uitgediept en verder ingekleurd. Zo is dit een roman geworden waarvan de eerste helft het negatief van de tweede blijkt te zijn, met daartussen een overgang in de geraffineerdheid die Campert eigen is.

Cynisme of sentiment?

Een bejaarde met een satijnen hart – de onderkant is dof, maar de bovenkant is glanzend. Op zijn oude dag wordt zijn hart omgekeerd en blijkt zelfs het hardste hart van zacht satijn te zijn. Of moeten we cynicus Campert hierin niet geloven? Jongerius Jr. vraagt het hem zelf: “Ik heb nog geen sarcasme van je gehoord. Gaat het wel goed met je?” Hoeveel lijkt deze schilder op de schrijver die hem schetst, hem een paar steken toedient met zijn penseel en vervolgens liefdevol reanimeert? De kunstenaar lijkt geen zelfportret te willen schilderen, maar een flinke portie zelfkennis is wel terug te vinden op het papier.

Het satijnen hart is een roman met een sentimenteel plot en scherpe randjes. Maar dat mag op de oude dag.

Boeken / Fictie

Iedereen beroemd!

recensie: Saskia De Coster - Eeuwige roem

Saskia De Coster is amper dertig, maar al lang geen onbekende meer in het Vlaamse literaire landschap. Samen met Annelies Verbeke wordt ze keer op keer opgevoerd als belangrijkste vertegenwoordiger van de nieuwe generatie jonge Vlaamse schrijvers. Zopas verscheen bij Prometheus haar nieuwste boek, Eeuwige roem, dat ze twee jaar geleden al aankondigde als een “heel optimistisch, blijmoedig werk met enig literair niveau”. De roman vervult de hooggespannen verwachtingen met verve.

Eeuwige roem vertelt het verhaal van Babs en Julie, twee meisjes die allebei een moeilijke jeugd doormaken. Julie doet krampachtige pogingen om beroemd te worden, nu eens als zangeres, dan weer als ultieme seksfantasie van rijkeluizen in Japan. Babs van haar kant beschouwt zichzelf als een wonderkind, en wil de wereld beschrijven in haar boek vol wijsheid. Wanneer haar oudere zusje om het leven komt, wordt echter pijnlijk duidelijk dat die wereld aan haar greep ontsnapt. Tot overmaat van ramp komen beide meisjes op hun omzwervingen allebei in de armen van de verkeerde man terecht. Ruben verwaarloost Babs terwijl hij met zijn Partij van de Sterfelijken naar onsterfelijkheid streeft, en telkens wanneer Michael er niet in slaagt zijn Beste Plaat Aller Tijden in te blikken, reageert hij zijn frustaties af op Julie. Het zijn slechts een paar aanknopingspunten in het kluwen van Saskia De Costers roman, die het meer van de associaties moet hebben dan van de duidelijke verhaallijnen.

Troost

~

Het boek laat zich dan ook niet makkelijk interpreteren. Een mogelijk aanknopingspunt bevindt zich op het einde van het verhaal, wanneer de anonieme wij-verteller afsluit met de woorden “dit is een deel van de maatschappij dat wij in kaart hebben gebracht”. Dat lijkt inderdaad het meest voor de hand liggend perspectief: De Coster portretteert onze moderne samenleving, waarin velen hun leven spiegelen aan het succes van anderen, maar de (eeuwige) roem de meeste mensen ontglipt. Toch is Eeuwige roem geen negatief boek, zoals de schrijfster twee jaar geleden al aangaf. Integendeel zelfs: de overheersende indruk is er één van hoop of troost.

Dat is aan verschillende factoren te danken. Zo creëert het wij-perspectief dat De Coster hanteert enige afstand tussen de verteller en de gebeurtenissen. Haar vaak nuchtere en gevatte stijl werkt relativerend, en ook de gebeurtenissen doen dat meer dan eens: de dood van Babs’ oudere zus is bijvoorbeeld enorm tragisch, maar de precieze omstandigheden – Laura wordt geplet door een reusachtige sneeuwbal – plaatsen de gebeurtenis in een totaal ander kader. Die hoopvolle bijklank vatte Mark Cloostermans in zijn recensie in De Standaard der Letteren eerder al samen als “planetaire harmonie”: alle mensen delen hetzelfde lot, en we zijn allen op elkaar aangewezen.

Weergaloze zinnen

Meer nog dan die thematiek is het echter de schrijfstijl die alle aandacht naar zich toetrekt. Saskia De Coster schrijft weergaloze zinnen, soms poëtisch, soms grappig, maar altijd raak. Een voorbeeld, over Babs’ verdriet na de dood van haar zus: “De zon komt uiteindelijk op maar ze is honderdvijftig miljoen kilometer ver weg en Babs krijgt het maar niet warm.” Of, over een jongetje met een kaalgeschoren hoofd waarbij Babs onmiddellijk het ergste denkt: “wij weten dat dit jongetje geen kankerpatiëntje is, maar de coolste van de kleuterklas.” Omwille van haar stijl is De Coster al vaak vergeleken met Peter Verhelst. Er zijn echter genoeg verschillen tussen de twee Vlaamse talenten. Zo schrijft De Coster wat minder zintuiglijk, en vaak toegankelijker dan haar mannelijke evenknie.

Toch is Eeuwige roem ook geen gemakkelijke roman, zoals al bleek. Er is het chaotische verhaal dat naar het einde toe helemaal ontspoort, het raadselachtige watermotief dat steeds weer de kop opsteekt, er zijn de sporadische foto’s in het boek, enzovoort. Wie weet was het wel De Costers bedoeling een chaotische indruk na te laten – een afdruk van een samenleving waarin alles, net als water, zich vermengt en samenvloeit, en de afzonderlijke delen niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. Voor wie daarbij even de draad verliest, is er nog steeds de memorabele schrijfstijl als troost. Het is met dit verhaal zoals met eeuwige roem: ontsnappen doet het al te vaak, maar treuren hoef je daarom niet te doen.

Film / Films

Op zoek naar de kortste epifanie

recensie: Eenoog Koning: Treasures of De Filmbank

De korte film is een vreemde eend in de bijt. Vaak zijn korte films alleen te zien tijdens festivals en heel af en toe op de tv als aanvullingen op de standaardprogrammering. Met de dvd Eenoog koning heeft De Filmbank een selectie gemaakt van zeventien Nederlandse korte films die naar hun mening getuigen van een onafhankelijke en experimentele filmdrift en daarom een groter publiek verdienen.

Cheap Ludes
Cheap Ludes

De korte films die nog enigszins onopgemerkt voorbij komen zijn vaak reclames of videoclips. Naast de commerciële kant heeft de korte film als kunstvorm banden met de videokunst en de registratie van performances. De korte film zweeft daarmee in een moeilijk schemergebied, terwijl het voor menig filmmaker de eerste stap in een carrière binnen de cinema vormt. De uitdaging is om op te vallen met iets wat kort is, maar blijft boeien. In bepaalde gevallen is de korte film een soort equivalent voor een grap, waarbij er naar een punchline wordt gewerkt. Anderzijds kunnen korte films fungeren als stijlexperimenten of als visuele oefeningen die voornamelijk een esthetisch en formeel karakter hebben.

Gimmick versus epifanie

De selectie van de Filmbank van zeventien korte films toont alle mogelijkheden en stijlclichés van de korte film. Er zijn weinig films die er echt uitspringen. Sommigen lijken leuke uitstapjes voor regisseurs die later goed zullen zijn in het maken van reclamespotjes. Jeroen Mol en John Doorniks Cheap Ludes (2003) is een visueel strakke film over een humoristisch gedrocht in Mexico City die op zoek is naar tandenstokers. De verzameling bizarre beelden is goed uitgekozen ondanks het gebrek aan samenhang. Hetzelfde geldt voor Sander Bloms Over het geweren in de lucht vuren (2002), waar Oost-Europese mannen worden gevolgd als in een natuurdocumentaire, om te achterhalen waarom ze met hun Kalashnikovs de lucht in schieten.

Tegenover de geintjes en gimmicks zijn er films die proberen je op een directe manier te raken – om je vervolgens gevangen te houden. Het is in dat opzicht de wet van de epifanie of de plotselinge openbaring die zich schikt aan de kijkgrammatica van de toeschouwer. Guido van der Werves Nummer Twee (2003) is een film die eigenlijk zo weer voorbij is. Toch boeit de film door de juiste combinatie van droge melancholie en verrassing. De film laat een treurige jongen zien die zomaar wordt overreden in een saaie nieuwbouwwijk. Als een soort omgekeerde elegie dansen ballerina’s voor hem een bescheiden lentedans.

Sensueel

Speel met me (2002) van Esther Rots is vanuit de beperkingen van de korte film misschien het meest geslaagd in zijn ambitie. Rots’ film speelt met verschillende aspecten die inherent zijn aan film. Haar beelden focussen zich op de textuur van dingen, terwijl ze in de montage speelt met hoe cinema tijd en ruimte manipuleert. Daarnaast is de bewerking van het geluid in haar film meesterlijk afgestemd op wat ze laat zien.

Speel met me
Speel met me

Speel met me heeft ook nog een gefragmenteerd narratief, wat je als kijker geboeid houdt. Een meisje in het water droomt weg en door verschillende associaties herinnert zij zich dingen of lijkt ze voorkennis te hebben van gebeurtenissen die nog plaats moeten vinden. Het is een sensuele en vervreemdende film die in zijn beknopte duur simpel lijkt, maar een complexe en ongeordende realiteit weergeeft die pakkend is vormgegeven.

Urbane decadentie

De beeldende kunstenaars die zijn vertegenwoordigd op Eenoog Koning stellen teleur. Dick Tuinders Rimbaud in Amsterdam (2003) is een onduidelijke opname van wat randjongeren, waarbij de verwijzing naar Rimbaud alleen een pretentieuze knipoog naar urbane decadentie lijkt te zijn. Aryan Kaganof (beter bekend als Ian Kerkhof) probeert zich met Nique ta mère (2004) weer als een grensoverschrijdende regisseur te poneren, maar zijn techniek van sensory overload die door een snelle montage wordt bewerkstelligd lijkt nu al verouderd. De gemiddelde discoganger wordt al bedolven onder golven van radicale tegenoverplaatsingen van beelden. Kaganofs film is een lege oefening die nog wat shock élan probeert te krijgen door te verwijzen naar de Franse filosoof Georges Bataille en een man die zich gewillig laat purificeren door een urinerende vrouw.

Als tegenhanger van de duistere fascinaties van menig filmmaker zijn er nog de charmante filmpjes die deel uitmaken van Albert Wulffers’ Film voor mijn 50ste verjaardag (1999). Wulffers gebruikt een Warhol-achtige screentest methode in een zoektocht naar de ideale Romy Schneider-kloon die hij zichzelf cadeau lijkt te doen voor zijn verjaardag. De vrouwen die uit het zwembad komen als hommage aan Schneider in La piscine vormen variaties op het thema vrouwelijke schoonheid. Met enige zelfspot lijkt Wulffers zijn eigen nostalgische verlangens in te kaderen voor zijn komende midlifecrisis.

Film / Films

Eeuwige koelte

recensie: Gabrielle

“Een rij deuren vliegt open en een massa mannen stapt op het perron. Hoge hoeden, witte gezichten, donkere overjassen en glimmende schoenen; in hun handen paraplu’s en haastig opgevouwen avondkranten. Vijf jaar geleden was hij getrouwd. Zijn vrouw gezond, lang, van gegoede status, opgeleid en intelligent. Hij begeerde haar om diverse redenen maar bovenal was het zelfzuchtig genot wat zijn ego streelde”.

De grandeur van de belle époque wordt door Joseph Conrad (1857-1924) in rijke proza beschreven. Patrice Chéreaus wonderlijke verfilming van de novelle De terugkeer opent met een visuele vertaling van bovengenoemde tekst. In zijn tijd probeerde de schrijver het burgerlijk onvermogen en noodlot aan de kaak te stellen; zijn proza staat bekend als donker en realistisch. Chéreau (een theaterregisseur die bij ons bekend is van La Reine Margot en Intimacy) vult in Gabrielle wat hij niet verbeelden kan aan met voice-overs die veel minder scherp zijn dan de originele proza van Conrad. De zelfingenomen Jean Hervey (Pascal Greggory) heeft dan ook geen enkel vermoeden dat thuis het noodlot op hem wacht.

Luxueuze stal

~

Na thuiskomst ontdekt Jean de afscheidsbrief van zijn vrouw Gabrielle (Isabelle Huppert), waarna zijn wereld instort. Verdriet en schaamte maken zich van hem meester, hij poogt zijn gedachten op een rij te zetten als zijn vrouw plotseling weer terugkeert. Het grimmige spel wat daarna volgt is het resultaat van hun verschraalde bestaan. Verslagen door haar overspel (“waarom hij en niet ik”) realiseert Jean zich dat ze zich slechts bewogen in een cirkel van perfectie en in het gezelschap van mannen en vrouwen die bang waren voor emotie. Stand bepaalde het dagelijks leven, ze waren niet meer capabel tot intimiteit, als twee dieren die onder hetzelfde dak van een luxueuze stal woonden. Veel scènes in het begin zijn dan ook bedoeld om de ‘perfecte’ sfeer te duiden, vooral de kapitale inrichting en flashbacks van de soirees op donderdagavond, die de gesloten sociale cirkel van het echtpaar Hervey vormen.

Spitsroeden lopen

Het duurt lang, ook na de beruchte brief, voordat de zwaarte en zelfbeheersing van beide echtlieden, die spitsroeden lopen in het ijskoude contract dat hier het huwelijk symboliseert duidelijk wordt. Met in het achterhoofd de rijke morele verwijzingen en waardes die verpakt liggen in Conrads verhaal is deze poging tot literatuur verfilming teveel een visueel spel van licht en donker in de beslotenheid van het Franse herenhuis. De verbeelding van de zwarte kant van de novelle is zonder consequentie en van onvoldoende zwaarte waardoor de hele film aan impact verliest en je als kijker verloren raakt. Er hangt een constante dreiging, maar die is vooral visueel.

~

Huppert, in films wel vaker het object van verlangen, speelt subliem en is ondanks het verstrijken der jaren nog steeds van grote schoonheid. De close-ups waarin ze onbewogen de lange stiltes draagt vangen veel op van de traagheid. Het spel van Pascal Greggory lijdt eronder en is daardoor bijna karikaturaal. De twee lijken vooral dolende zielen, de chemie is te theatraal voor film en het zijn dan ook vooral de bedienden die, door slinks en onverwacht te verschijnen, illustreren wat de benauwenis van de belle époque eigen is.

Perfectie

Conrads novelle en de film eindigen met een man die gebroken en gekwetst vlucht naar het onbekende en niets anders weet te doen dan de deur achter zich dicht te smijten. De film sluit af als in een theater, het doek gaat eenvoudigweg dicht. De moraal: ontsnappen aan perfectie is nauwelijks mogelijk in de glorie van perfectie. Pessimisten zal dit misschien aanzetten tot een stevige discussie over het menselijk lot maar optimisten zullen het gefilmd theater liever gauw vergeten en snakken naar een hap frisse lucht. Want af zijn van de benauwenis die de film weet op te leggen zal beslist een opluchting zijn. Alleen voor liefhebbers van het theater, de literatuur van Conrad en bioscoopfans met een zucht naar zwartgalligheid is deze film een
aanrader.

Muziek / Album

Eigen geluid

recensie: Shearwater - Palo Santo

Het begin van een recensie is altijd het moeilijkst. De toon die in de eerste alinea wordt gezet, bepaalt voor een groot deel hoe de lezer tegen de rest van de recensie aankijkt. De eerste alinea zet de kaders en geeft richting aan het verhaal. Bij Shearwater levert dat een probleem op.

Bron: www.shearwatermusic.com
Bron: www.shearwatermusic.com

Dat begint al bij de naam: Shearwater. Het betreft hier dan de gelijknamige vogel, een stad in Australië, een wijk van Dartmouth, een meer of toch gewoon de band? Aangezien er tijdens het schrijven een cd van de band met die naam in de cd-speler van de computer zit gaan we maar uit van het laatste. Daarmee dient zich echter meteen het tweede probleem aan. Hoe kunnen we de band Shearwater het beste typeren? Wat zoeken op internet levert al snel twee hoofdtyperingen op: folk en indie rock.

Terminologie

Beide termen dekken echter niet geheel de lading. De eerste heeft voornamelijk betrekking op de eerdere releases van de band. Met hun nieuwe album Palo Santo heeft men deze stijl voor een groot gedeelte achter zich gelaten en worden nummers hier en daar veelvuldig van vervormende ruis, distortion en elektrisch geroezemoes voorzien. Niet echt typisch voor folkmuziek. De tweede term (indie rock) zegt sowieso heel weinig. Aangezien alle muziek die rockinvloeden bevat en onafhankelijk van de grote labels wordt uitgebracht per definitie indie rock is. Dat kan dus alle kanten op.

Maar wat is Shearwater dan wel? Is dat het baslijntje in het nummer Palo Santo dat je aan Pink Floyds The Wall doet denken? Of is dat het Mike Oldfield-achtige achtergrondriedeltje in Red Sea, Black Sea dat vervolgens overgaat op zangpartijen die vooral lijken op het werk van de Talking Heads? Misschien is Shearwater wel de mix van Jethro Tull en de jaren zeventig-Genesis waaraan nummers als Failed Queen je doen denken. Het kan echter ook de zang zijn, die erg varieert in toon, maar je regelmatig doet denken dat Chris Rea een lijntje meezingt op het album. Of is het dan toch gewoon het geluid dat een combinatie lijkt van psychedelische en symfonische rock?

Eigen

De variatie in geluidsniveau, tempo, zang en ritme maakt van Shearwaters nieuwe album Palo Santo een waar luisterfestijn. En al naar gelang je meer van dit album te horen krijgt, hoe meer het je duidelijk wordt wat Shearwater nu eigenlijk wel is. Het mag dan ontstaan zijn als een soort speeltuin van twee leden van de band Okkervil River: Jonathan Meiburg and Will Sheff, het is uitgegroeid tot een volwaardige, zelfstandige band met haar eigen, authentieke geluid.

Palo Santo is juist dankzij al die aspecten zeker de moeite waard. De veelzijdigheid van het album – de variatie in zang, de verschillende tempo’s, de diverse stijlen – zorgt ervoor dat dit een zeer vermakelijke cd is geworden. En ondanks al die variatie op het album én ten opzichte van vorige albums is dit wederom een lekker herkenbaar Shearwater-album geworden. Dat de band ondanks de vele invalshoeken en veranderingen haar eigen identiteit heeft kunnen behouden en zelfs uitbouwen mag gezien worden als een klein muzikaal wondertje. Een wondertje dat nog geen drie kwartier duurt, maar dat je daarna gelukkig wel op repeat kan zetten.

Kunst / Expo binnenland

De levenslessen van een moderne alchemist

recensie: Marc Quinn - Marc Quinn: Recent Sculpture

.

Marc Quinn, 36/0.3, 2000, Pigment on MDF, 152,4x101,6 cm, Courtesy Jay Jopling/ White Cube
Marc Quinn, 36/0.3, 2000, Pigment on MDF, 152,4×101,6 cm, Courtesy Jay Jopling/ White Cube

Marc Quinn (Londen, 1964), die in 1985 aan Cambridge University afstudeerde als historicus en kunsthistoricus, werd in 1991 in één klap bekend met het werk Self. Dit is een afgietsel van zijn eigen hoofd uitgevoerd in vijf liter van zijn bevroren bloed, waarvan hij sindsdien elke vijf jaar een nieuwe uitvoering maakt. Hij gebruikt in zijn werk wel vaker onconventionele materialen. Naast bloed maakte hij onder andere gebruik van DNA, echte bloemen, lood en uitwerpselen. Het is echter niet zo dat Quinn zich nooit wendt tot brons of marmer. In de -goed ingerichte- tentoonstelling van het Groninger Museum zijn, naast enkele indrukwekkende DNA Pieces een groot aantal werken te zien, waarvoor deze traditionele materialen gebruikt zijn. Quinn zou Quinn echter niet zijn wanneer hij deze historisch beladen materialen niet aanwendde om een hedendaags fenomeen aan de kaak te stellen.

The Complete Marbles

September 2005 werd op de vierde sokkel van Trafalger Square in Londen (de enige die tot nu toe leeg was) het vijftien meter hoge sculptuur van de zwangere, lichamelijk gehandicapte Alison Lapper geplaatst. Quinn maakte al eerder verschillende sculpturen van haar en andere mensen die een of meerdere ledematen missen. Al deze sculpturen zijn uit het beroemde Italiaanse Carrera-marmer gehakt. Materiaal dat van oudsher geassocieerd wordt met ideale schoonheid en waar geïdealiseerde helden in werden vormgegeven.

Marc Quinn, Alison Lapper Pregnant (8 months), 2000, AP I / II, Marble, 80x23.8x50cm, Courtesy Jay Jopling/White Cube (London)
Marc Quinn, Alison Lapper Pregnant (8 months), 2000, AP I / II, Marble, 80×23.8x50cm, Courtesy Jay Jopling/White Cube (London)

Het beeld van Lapper representeert een nieuw soort heldendom; het staat voor het overwinnen van de persoonlijke omstandigheden en de vooroordelen van anderen. Door haar zwangerschap geeft Lapper hoop voor de toekomst. Door de cleane uitstraling van het smetteloos witte marmer is het tegelijkertijd een bevroren moment in tijd. Quinn lijkt te willen bewaren, dingen te laten zoals ze op een bepaald moment zijn. De enige manier om dit te bewerkstelligen is om er een sculptuur van te maken. In dit opzicht vertonen The Complete Marbles overeenkomsten met de bloemsculpturen, die hij halverwege de jaren ’90 maakte. In zijn Eternal Spring-sculpturen hebben echte bossen bloemen hun leven verruild voor visuele onsterfelijkheid door een ingewikkeld vriesdroogproces, dat Quinn speciaal voor dit doeleinde bedacht. Ze roepen interessante vragen op als: wanneer wordt een object een beeld van zichzelf en op welk moment gaat leven exact over in dood?

Sphinx

De sculptuur getiteld Sphinx waarin Kate Moss in een complexe yogahouding verwikkeld is, is een van de zwakkere werken in de tentoonstelling. De bekendheid van Moss doet hier niets aan af, maar versterkt alleen maar. Je vraagt je namelijk direct af of hier sprake is van goedkoop effectbejag. Quinn zelf ziet het werk in een lange traditie van archetypische verbeeldingen van de vrouw; van de prehistorische Venus van Willendorf via Botticelli’s Geboorte van Venus in de Renaissance tot aan Warhols Marilyn. Iedereen kent Kate Moss, of beter gezegd, iedereen kent haar imago. Zoals de bloemensculpturen de vraag oproepen wanneer een object een beeld van zichzelf wordt, stelt Sphinx dezelfde vraag over een persoon.

De zwakte van het stuk zit in de yogahouding waarin Moss is afgebeeld. Dit verwijst natuurlijk naar de hedendaagse trend om de geest via het lichaam te beïnvloeden door middel van commercieel uitgebuite eeuwenoude therapieën. Daarnaast lijkt de houding ook te symboliseren dat Kates imago wordt gevormd door wat de samenleving van haar verwacht. En hier gaat Quinn dus net iets te ver. Het op zoek gaan naar levenswijsheden en het onderzoeken van de hedendaagse stand van zaken is spannend, maar je kunt ook teveel clichés op elkaar stapelen. En dat gebeurt bij Sphinx. Het ligt er te dik bovenop.

arc Quinn, Sphinx, 2005, Edition of 3, Painted bronze, 88x65x50cm,© Marc Quinn, Photo: Stephen White
Marc Quinn, Sphinx, 2005, Edition of 3, Painted bronze, 88x65x50cm,© Marc Quinn, Photo: Stephen White

DNA Pieces

Gelukkig toont het Groninger Museum naast deze sculptuur ook het DNA-portret van Moss en het DNA-zelfportret Self Conscious. Quinn is erg geïnteresseerd in erfelijkheid en in de overeenkomsten tussen mensen. DNA is dan natuurlijk een ideaal materiaal om mee te werken. De DNA-portretten zien er allemaal min of meer hetzelfde uit: een perspexbox waarin strengen DNA zichtbaar zijn gemaakt, met daaromheen een spiegelende lijst.
Hij maakte bijvoorbeeld een DNA-familieportret met DNA van hemzelf, zijn vrouw, de dochter van zijn vrouw en zijn zoontje. Zijn vrouw en haar dochtertje zijn geen bloedverwanten; hij ervaart ze echter wel als zodanig. Uit onderzoek blijkt dat we 99,9 % van onze genen delen met andere mensen en de meeste daarvan zelfs met alle andere dieren. Wanneer je naar het genoom van een ander kijkt, zie je dus ontzettend veel van jezelf terug. Vandaar dat al de DNA-portretten van Quinn omlijst zijn door een spiegelende rand, waarin je je eigen gezicht ziet.

Quinn gebruikte het DNA van Sir John Sulston, Nobelprijswinnaar voor zijn bijdrage aan het Human Genome Project , voor het eerste niet realistische portret dat een plaats kreeg in de National Portrait Gallery. Het portret -dat niet in de tentoonstelling in Groningen is opgenomen- is een voedingsbodem met een bacteriekweek die willekeurige delen van zijn genoom bevat. Deze methode wordt ook in het laboratorium gebruikt om DNA te lezen. Je kijkt naar een conceptueel portret, maar het zegt veel meer over de afgebeelde persoon dan het meest realistisch geschilderde portret dat in de National Portrait Gallery te vinden is.

Een ander opvallend DNA-portret in de tentoonstelling is Self Conscious. Dit is een streng van Quinns DNA met veel complete kopieën van zijn genoom, geconserveerd in 99 % alcohol – en dat terwijl Quinn afgekickt alcoholist is. De stof die een deel van Quinn vernietigt, beschermt dus juist een ander deel.

Alchemie

Alchemisten geloofden dat de mens een innerlijke kern bezit die bij de zondeval verloren is gegaan en die wordt gesymboliseerd door de verdrijving van Adam en Eva uit het Hof van Eden. Het grote werk van de alchemist is het herontdekken van deze kern, die te bevrijden en te zuiveren. Praktisch gezien uitte dit zich in allerhande pogingen om metaal om te zetten in goud.

Quinn sluit mooi aan bij deze traditie. Hij is op zoek naar zijn eigen kern, de kern van anderen en de kern van het leven. Hierbij gebruikt hij materialen die verschillende vormen of betekenissen aan kunnen nemen. Dit alles overgiet hij met een zeer gelikt en af en toe sensationeel sausje dat zijn werk interessant maakt voor de kunstmarkt.

Zijn de overpeinzingen van deze moderne alchemist de moeite waard? Wellicht zou hij niet elke gedachtekronkel moeten omzetten in een serie werken, maar zijn nu al rijke oeuvre bevat zeker enkele klassiekers. Dus, de tand des tijds? Lang niet al zijn werken. Maar zowel Self als zijn DNA Pieces dingen mee als serieuze kandidaten.

Catalogus
Marc Quinn: Recent Werk
Marc Quinn: Recent Sculpture
Rod Mengham, Marc Quinn, Sue-An van der Zijpp
Prijs: €25,-
ISBN: 978-90-5662-511-5

Film / Films

Het konijnenhol lijkt maar niet op te houden

recensie: What the Bleep!? – Down the Rabbit Hole

In 2004 kwam de film What the Bleep Do We Know!? uit. De film was een groot succes en het publiek wilde meer. Daarop besloten de makers (Mark Vicente, Betsy Chasse en William Arntz) een vervolg te maken. Of eigenlijk, een extended version. Met toegevoegde wetenschappelijke feiten, interviews en filmfragmenten, een optelsom die leidt tot 156 minuten film.

~

Down the Rabbit Hole is een originele mengeling van film en documentaire, een film die kwantumfysica mengt met filosofie en fictie. Dat klinkt op voorhand misschien als een gaapfestijn. Het tegendeel is echter waar; de film is bijzonder onderhoudend en biedt zelfs interessante theorieën. Het uitgangspunt wordt met een Monty Python-achtig animatiefilmpje in het begin duidelijk gemaakt: door de geschiedenis heen hebben religie en wetenschap met elkaar gebotst en elkaar bestreden. Tijd voor een nieuwe benadering dus, en waarom niet religie verklaard door wetenschap?

Tempo

De film begint goed en met een lekker tempo, al heeft het geheel soms het niveau van een Klokhuis-aflevering: dr. Quantum, een soort superheld, legt in korte tekenfilmpjes moeilijke begrippen en feiten uit in Jip en Janneke-taal. Het verhaal van Amanda, gespeeld door de dove actrice Marlee Matlin (Children of a Lesser God) die gescheiden is en steeds dieper in een depressie wegzakt, wordt geïllustreerd door een reeks inzichten en theorieën van verschillende wetenschappers en filosofen. Deze proberen mystieke en godsdienstelijke kwesties te verklaren aan de hand van wetenschappelijke processen, wat gebeurt tegen een bijpassend achtergrondje (een veldje met bomen bij een spirituele schrijfster, een kast met boeken achter een natuurkundige professor).

~

Aan het einde verliest de film echter vaart en begint men een beetje door te draven. Theorieën slaan om in allesomvattende speculatie en de bewering dat wij als mensen allemaal verbonden zijn. Zelfs de wetenschappers lijken niet meer objectief en worden teveel meegesleurd in een soort ‘we zijn allemaal één’-hippiegedachte. De film verliest daardoor veel aan geloofwaardighed, maar misschien was geloofwaardig zijn ook wel niet het doel van het verhaal. Ook wordt de film soms wel erg melig met de animaties die in het verhaal zijn gemonteerd (let op de losgeslagen cellen op de bruiloft).

Goede bedoelingen

Down the Rabbit Hole is hoe dan ook een erg originele film die misschien iets teveel verdrinkt in goede bedoelingen. Je voelt je als kijker soms wat betutteld, alsof je een kind van acht bent. Wat dat betreft hadden de makers van de film zichzelf en hun publiek best iets serieuzer mogen nemen. Het acteerwerk is ook niet altijd sterk maar de film weet in zijn idealistische benaderingen wel te boeien, en ontroert met het verhaal van Amanda die wegzakt in een put van verdriet en wantrouwen. Een leuke verrassing is het piepkleine rolletje van Armin Shimerman (Quark uit Star Trek: Deep Space Nine). Het maakt Down the Rabbit Hole alles bij elkaar een iets te lange film die over het algemeen goed uitpakt.

Film / Films

Liefde op het eerste gezicht?

recensie: Imagine Me & You

.

~

Romantische komedies; heb je er eentje gezien, dan ken je ze allemaal. Toch is Imagine Me & You een frisse, verrassende film met een prettig gebrek aan clichés. Een goed regiedebuut van Ol Parker, die in het verleden scenario’s schreef. In de oneindige stroom van romantische komedies uit Hollywood is het sowieso fijn om er weer eens eentje uit Engeland voorbij te zien komen. De humor is pittig maar luchtig, en het spel heel naturel. Zelfs Piper Perabo (Coyote Ugly), over wie ik in het begin nogal sceptisch was, doet het erg goed. Bij tijden is ze zelfs ontroerend, en ze weet bijna de hele film haar Engelse accent overeind te houden.

Geen slechteriken

Iedereen in deze film is lief en iedereen leert wat. Klinkt zoetsappig? Inderdaad, maar dat maakt helemaal niets uit. Het is fijn om een realistisch geschetst beeld te zien van een driehoeksverhouding waarbij er geen slechteriken zijn, en waarbij iedereen slachtoffer is van zijn gevoelens, zoals dat vaak gaat in de liefde. Rachels echtgenoot Heck (Matthew Goode) is een lieve, begrijpende man die uit alle macht probeert zijn huwelijk te redden, Rachel twijfelt voortdurend over haar gevoelens maar probeert altijd het juiste te doen, net zoals Luce. Maar zoals het een goede Britse komedie betaamt zit de film ook vol grappige karikaturen. Vooral Anthony Steward Head is erg vermakelijk als Rachels bittere vader die constant dronken lijkt te zijn en onophoudelijk afgeeft op zijn eigen huwelijk.

Qua onderwerp (op wie ben ik nou écht verliefd) brengt deze films niets nieuws onder de zon, maar het ontdekken van een andere seksuele geaardheid is wel origineel in dit genre. De liefde tussen twee mensen van dezelfde sekse wordt wel degelijk serieus genomen en niet afgedaan als experimentje. Maar het is vooral een film over liefde op het eerste gezicht. Deze film heeft ook mij – geen fan van het genre – weten te vermurwen, vooral door de typisch Britse humor, het prettige acteerwerk en de setting in Londen, dat in deze film, met al de grappige, hartverwarmende figuren die er rondlopen, bijna idyllisch dorps aandoet.

Film / Films

Mister Middelmaat

recensie: X-Men: The Last Stand

.

.

~

In dit deel heeft een farmaceutisch bedrijf een middel ontwikkelt om mutanten te ‘genezen’. Het geeft deze superwezens de kans om een normaal leven te leiden zonder voor freak te worden uitgemaakt. Magneto (Ian McKellen), leider van ’the Brotherhood’, een groep krachtige maar weinig menslievende mutanten, is hier fel op tegen. Hij ziet de mutanten als het superieure ras en de zogenaamde homo sapiens als overbodige schepsels. Zijn oude vriend professor Charles Xavier (Patrick Stewart), oprichter van de X-Men, hoopt dat de twee rassen ooit vredelievend naast elkaar zullen leven. Een confrontatie tussen de X-Men en de bende van Magneto is uiteraard onvermijdelijk en wordt uitgevochten op het gevangeniscomplex Alcatraz in de baai van San Fransisco. Als tweede verhaallijn is er nog de wederopstanding van Jean Grey (Famke Janssen) als Phoenix. Zij heeft na haar vermeende dood in X2 een karakterverandering ondergaan, zodat zij nu een duistere en onberekenbare persoonlijkheid is geworden. Daarbij zijn haar krachten tot volle wasdom gekomen, waardoor zij niet alleen de machtigste mutant op aarde is geworden, maar ook een grote bedreiging vormt.

Nieuwe karakters

Naast de bekende superhelden worden er, volgens goed gebruik, ook nieuwe personages geïntroduceerd. Zo is daar Hank McCoy, alias Beast (Kelsey Grammar), een intelligente en erudiete persoon in een blauwe vacht. En bij de tegenstanders van de X-Men ontmoeten we Juggernaut (Vinnie Jones), een reus die als een stormram overal doorheen beukt. Leuke toevoegingen in een al bonte stoet van figuren. De langer meedraaiende figuren maken echter nauwelijks een ontwikkeling door, waardoor ze weinig verassend en wat saai overkomen. Het is dan ook moeilijk om echt met ze mee te leven. Een uitzondering hierop is Phoenix. Jean Grey lijkt bijna volledig te zijn opgeslokt door haar nieuwe persoonlijkheid Phoenix, die zich presenteert als een kwaadaardige godin. Helaas staat zij grote delen van de film wezenloos voor zich uit te staren. Je blijft maar denken: “Wat wil ze nou? Waarom doet ze niets?”

~

Regisseur Brett Ratner staat in Hollywood bekend als ‘huurling’. Zoek je een gedienstige filmmaker die binnen het budget en binnen de deadline een genrefilm moet afleveren dan is hij je man. Of het nou gaat om een actiekomedie (Rush Hour), een familiefilm (The Family Man) of een thriller (Red Dragon), Brett draait er zijn hand niet voor om. Zijn films leveren geld op en scoren altijd wel gemiddeld. Hij is een regisseur zonder eigen signatuur. Daarom is hij voor studio’s ook een ideale keuze voor vervolgfilms, hij borduurt gewoon voort op eerdere succesvolle delen. Zijn The Last Stand is hierop geen uitzondering. Het is jammer dat hij niet de durf en creativiteit heeft gehad om het verhaal naar zich toe te trekken en naar een hoger plan te tillen. Want dat is wel wat de fans verwachten van een franchise: ieder deel moet de overtreffende trap zijn van zijn voorganger. Singer was wat dat betreft op de goede weg. X-Men was een goede film en X2 een hele goede film. The Last Stand doet helaas weer twee stappen terug.

The Last Stand is niet het glorieuze slotakkoord geworden van een goede reeks; Ratner levert degelijk werk maar helaas niet meer dan dat. Daarbij zijn de acteerprestaties adequaat zonder uitschieters – onder andere door de vlakke dialogen. Verder worden er karrenvrachten aan personages geïntroduceerd die we daarna nog maar mondjesmaat zien terugkeren, waardoor nogal wat verhaallijnen met losse eindjes blijven zitten. De actiescènes zijn natuurlijk wel weer spectaculair en voldoen volledig aan de verwachtingen. Vooral de gevechten van Wolverine zijn een lust voor het oog: hij laat zich weer ouderwets in elkaar meppen om vervolgens zijn tegenstanders aan reepjes te snijden met zijn beroemde klauwen. Voor het eindgevecht zijn kosten nog moeite gespaard. Tientallen personages bevechten elkaar hier in een moordend tempo. Deze scene vormt een mooi slotstuk, dat de X-Men-serie waardig is. Maar de film op zich is er niet mee gered. Voor de fans is het nu wachten op de Wolverine-verfilming die volgend jaar in de bioscopen moet gaan draaien. De regisseur is nog niet bekend, maar de X-Men-liefhebbers slijpen ongetwijfeld al de messen.

Boeken / Strip

Dagelijks geworstel

recensie: Manu Larcenet - De dagelijkse worsteling. Deel 3: Wat van waarde is..

De Franse striptekenaar Manu Larcenet (1969) timmerde de afgelopen paar jaar flink aan de weg. Er verschenen verscheidene vertalingen van zijn werk in het Nederlands, zoals de strips Pedro de Neusbeer, delen uit de Donjon-serie, Nick Naffer, Gangsta zonder blaffer en de eerste delen uit de serie De dagelijkse worsteling. Het is met name deze serie die er voor zorgde dat hij genomineerd werd voor de VPRO Grand Prix, die tijdens de Stripdagen Haarlem van 2006 wordt uitgereikt. Van De dagelijkse worsteling verscheen recent Wat van waarde is….

~

Wat van waarde is… is het vervolg op de eerste twee delen van het verhaal over fotograaf Marco. In het eerste deel was te lezen hoe hij stopte met zijn baan en hij op het platteland ging wonen. Hij ontmoette er dierenarts Emilié, met wie hij ging samenwonen. In het tweede deel werkte hij aan een fotoserie over de arbeiders op de werf waar zijn dementerende vader vroeger werkte, die hij zou exposeren in een prestigieuze galerie in Parijs. Aan het eind van boek twee pleegde zijn vader zelfmoord. De dagen hierna vormen het moment waarop het derde album begint. Marco helpt zijn moeder de spullen van zijn vader op te ruimen en krijgt een doos met foto’s en een opschrijfboekje. Dat boekje intrigeert Marco omdat er helemaal geen persoonlijke gedachten in zijn opgeschreven, maar alleen observaties van kleinigheden in het dagelijkse leven. Het verhaal draait vooral om de moeite die Marco heeft om alle gedachten over zijn vader een plaats te geven. De angstaanvallen waarmee hij in de eerdere albums al kampte verhevigen, en hij worstelt sterk met zijn verlies.

Zoeken naar de echte vader

~

Wat van waarde is… heeft een veel sterker contemplatief karakter dan de eerste twee delen uit de serie. Waar Marco in het eerste en tweede boek vooral met zichzelf en zijn beroep worstelde, probeert hij nu vooral om de hem onbekende kant van zijn vader te achterhalen. Zijn eigen beroep als fotograaf speelt meer op de achtergrond, een ontwikkeling die mede veroorzaakt wordt door een opleving op een ander professioneel vlak: Marco mag zijn eerste boek publiceren. Zijn pogingen om meer over zijn vader te weten te komen leiden eigenlijk meer tot een standaardverhaal dan zijn innerlijke zoektocht in de eerste twee boeken. Daarbij zit er veel minder vaart in Wat van waarde is… . Als Marco bijvoorbeeld pagina’s lang praat met de voormalige legercommandant van zijn vader, verliest het verhaal alle snelheid. Ook is dit deel veel minder humoristisch. Het vorige boek, Tegen het vergeten, blijft daardoor het voorlopige hoogtepunt van deze serie.

Dikke neuzen

Het tekenwerk van Larcenet is wel onveranderd goed. De dikkeneuzenstijl die hij op bijzondere wijze gebruikt in combinatie met een schetsmatige penvoering, wordt nog steeds afgewisseld met realistisch getekende fotoreportages in de belangrijkste gedachtenpassages van Marco. Larcenet heeft hiermee een bijzonder element aan het stripuniversum toegevoegd. Ook al is dit deel wat minder sterk dan het voorgaande, De dagelijkse worsteling is een interessante serie die doet hunkeren naar ieder volgend deel.