Boeken / Fictie

Literatuur voor het slapengaan

recensie: Georges Perec - Een man die slaapt

Wie een boek leest, doet dat doorgaans (ook) om zich niet te vervelen. Maar wat als dat boek verveling tot onderwerp heeft? Mensen die nog altijd nachtmerries hebben van hun verplichte lectuur van De Avonden, zullen dus wellicht geen plezier beleven aan Een Man die Slaapt. Maar voor wie houdt van dromerig en kabbelend proza, is dit klassieke romanexperiment een must.

Het goede nieuws voor mensen die niet graag lezen of niet van dikke boeken houden: Een Man die Slaapt telt amper 112 pagina’s. Het minder goede nieuws: het lezen vraagt wel een inspanning. Ten eerste omdat het boekje in de vrij ongebruikelijke je-vorm is opgesteld en ten tweede omdat de mijmeringen van de verteller niet echt licht verteerbaar zijn. Een willekeurig voorbeeld:

“Onverschilligheid lost de taal op, schudt de tekens door elkaar. Je bent geduldig en wacht niet, je bent vrij en je kiest niet, je bent beschikbaar en er wordt geen enkel beroep op je gedaan. Je vraagt niets, je eist niets, je dringt niets op.”

 

Bij momenten neigt het zelfs naar het pedante:

“Onzinnige dromen van eenzaamheid. Dolende Amnesticus in het Land der Blinden: brede, lege straten, koude lichten, zwijgende gezichten waar je blik overheen zou glijden.”

 

Geen gemakkelijke kost dus. Toch groeide het boekje, dat in 1967 in Frankrijk verscheen, al snel uit tot een klassieker. Vooral omdat het met zijn bespiegelingen en zelftwijfel perfect aansloot bij het existentialisme van Camus en Sartre. Het hoofdpersonage is immers iemand die in een staat van slaperigheid/bewusteloosheid door de straten van de stad loopt en mijmert over vergankelijkheid, verveling, leegte en eenzaamheid. De sfeer is met andere woorden dromerig en poëtisch, zeker omdat het personage afstand wil nemen van zijn individualiteit (vandaar dus ook de je-vorm, die het gevoel van eenzaamheid nog versterkt).

Geen spek voor ieders bek dus. Wie houdt van actie en van ondernemende personages, blijft met andere woorden beter ver weg van Een Man die Slaapt. Maar voor wie pakweg De Avonden, Stoner en The Catcher in the Rye lijfboeken zijn – schuldig! – is Een Man die Slaapt een nieuwe, welgekomen outcast. Toegegeven, langer dan 112 pagina’s moest dit boekje ook niet duren, aangezien er écht niets gebeurt, maar gedurende die 112 pagina’s beleef je wel de mooist denkbare droomloze slaap. Zij het dat je er wel de prijs voor betaalt …

Theater / Voorstelling

Lash’ gedachtespinsels zijn vooral aandoenlijk

recensie: Tom Lash – Onder voorbehoud

In zijn tweede voorstelling Onder voorbehoud strooit Tom Lash met een hoop observaties en theorietjes, die soms best interessant zijn, maar vaker verzanden in pijnlijke stiltes. De grappen zijn niet venijnig of scherp genoeg om er een volwaardige avond cabaret van te maken.

Het is bijna aan het eind van de voorstelling, als drie toeschouwers zich naar het podium begeven. Elk mogen ze hun eigen guilty pleasure  delen, met de rug naar de zaal toe. Het initiatief komt van Lash, die beweert dat het minder eng is om iets beschamends te delen als je het publiek niet in de ogen kijkt. Ondanks dat publieksparticipatie over het algemeen een zwaktebod is, is het pijnlijk genoeg bij deze voorstelling – gezien de reactie van rest van het publiek – een van de leukste momenten van de avond. Voorafgaand aan dit onderdeel, is het vooral luisteren naar een jongeman die heel veel nadenkt en de wereld ervaart als een constante bron van verbijstering.

Buitenstaander

Dat heeft onder meer te maken met zijn perspectief, want Lash profileert zich vooral als een buitenstaander. Zo heeft hij als enige in zijn vriendenkring niet gestudeerd (de rest is arts in opleiding) en is hij vroeger gepest op school. Ook slaapt hij nog met een knuffel, net als zijn vriendin. Dat 35% van de volwassenen dit schijnt te doen, is voor Lash bewijs dat hij niet de enige is met afwijkend gedrag. Dit soort parafernalia zou Lash enige sympathie kunnen opleveren, maar daarvoor is zijn kwetsbaarheid niet invoelbaar genoeg. Tegelijkertijd probeert hij zijn eigen gedrag ten aanzien van moslims (gebaseerd op angst) of zijn vriendin (hij luistert te weinig) te verklaren als al te menselijk. Oftewel: hij is niet per se de vreemde eend in de bijt, we zijn eigenlijk allemaal een beetje vreemd. Goh.

Een jongen die niemand tegen de schenen wil schoppen

Het cabaret van Lach is daarom weinig aanstootgevend, verheffend en nauwelijks humoristisch te noemen. Hij weet weliswaar vijf kwartier lang door te ratelen over alles wat hem bezighoudt- en hield, maar nergens wordt het spannend, onvoorspelbaar of komt hij met een knetterende punchline. Heel even weet hij te verrassen met zijn kijk op pedofilie en heeft hij nog wat aardige grapjes over Marco Borsato, stiltecoupés en een KnuffelPride. Dergelijke elementen (slimme én leuke grappen) mogen vaker toegevoegd worden. Voor zijn derde show is het daarom wellicht beter dat hij zijn verhaal ondergeschikt maakt aan de grap, in plaats van andersom. Tot die tijd blijft het die aardige jongen die niets of niemand tegen de schenen wil schoppen.

Theater / Voorstelling

Overdonderende drugsrollercoaster

recensie: Toneelgroep Oostpool – People, Places & Things

Alles klopt aan People, Places & Things: Het is een goed geschreven en gelaagd stuk, met een sobere, maar effectieve enscenering en acteerprestaties waar je u tegen zegt.

Over People, Places & Things van Toneelgroep Oostpool is al veel moois geschreven. Zo schreef Trouw dat het stuk, in 2014 geschreven door de talentvolle Duncan Macmillan (nu overigens mooi vertaald door Hannah van Wieringen), alle potentie heeft om een ‘hedendaagse klassieker’ te worden. De Volkskrant noemde Hannah Hoekstra’s vertolking van de aan drank en drugs verslaafde actrice Emma ‘ronduit sensationeel […] in al haar variaties’. Volgens NRC Handelsblad behoort het stuk zelfs tot ‘de betere voorstelling van dit seizoen’.

Al deze lof is meer dan terecht. Zo terecht zelfs, dat er hier nog schepje bovenop wordt gedaan. Met deze productie heeft Marcus Azzini zichzelf weer overtroffen. Trouwens, niet alleen Azzini. Hannah Hoekstra speelt de rol van Emma alsof die haar op het lijf is geschreven. Dankzij haar prestatie is People, Places & Things een beklemmende, soms komische, maar bovenal ontroerende voorstelling. Het is een stuk dat gezien moet worden. Gelukkig denken de theaters daar ook zo over. De voorstelling is eigenlijk bedoeld voor de kleinere zalen met de vlakke vloer, maar door alle belangstelling verplaatst naar de grote zaal van Theater Rotterdam. Zelfs die is uitverkocht.

Verslaafd aan drank, drugs en acteren

Hannah Hoekstra speelt Emma, een aan drank en drugs verslaafde actrice. In haar glitterpak, het kostuum dat ze droeg tijdens haar vertolking van Nina in Een meeuw, betreedt Emma de afkickkliniek. Hier speelt Azzini op een interessante manier met de grenzen van de werkelijkheid. Is het Nina uit Een meeuw die instort, of is het actrice Emma die de controle verliest? Dat glitterpak en korte kapsel lijken overigens naar dezelfde jaren ’70 stijl te verwijzen als de kleding uit Azzini’s eigen Een Meeuw van twee seizoenen geleden. Die grenzen vervagen eveneens omdat Emma zich bij de afkickkliniek daadwerkelijk presenteert als Nina, de actrice die helemaal geen probleem heeft.

Hoekstra speelt haar rol perfect. Zonder voorspelbaar te worden, opent ze verschillende registers om de complexiteit van haar rol neer te zetten. Ze begint verwaand en recalcitrant. Hoekstra verbindt spel en mimiek moeiteloos met elkaar om Emma’s weerzin te benadrukken, soms op het grappige af. Tegelijkertijd laat ze met enkele handbewegingen en nerveuze trekken Emma’s kwetsbaarheid en afhankelijkheid doorschemeren. Met behulp van geluidsruis en lichtflitsen laat Azzini treffend zien hoe de drugs nog steeds bezit van haar hebben en kortsluiting in haar hoofd veroorzaken.

Aanvankelijk wil Emma niets weten van de therapiesessies. Waar de mede-verslaafden rollenspellen spelen om met hun verleden in het reine te komen, wil zij het verleden vermijden. Om maar niet met zichzelf geconfronteerd te hoeven worden, kruipt ze steeds verder in de rol van actrice en verzint ze haar levensverhaal.

Hoogtepunten alom

Dat is de sterkste eigenschap van Macmillans tekst: People, Places & Things is niet alleen een toneelstuk over drugsverslaving, het is een stuk over verslaving aan escapisme in de breedste zin van het woord.

De dialogen lijken erg alledaags, maar kaarten ondertussen fundamentele kwesties aan, zonder daarbij gewichtig of theoretisch te worden. Bovendien is de timing erg goed. Wanneer een scène erg emotioneel wordt, geeft een van de personages er een komische twist aan. En vice versa: wanneer alles eind goed, al goed lijkt, krijgt het stuk een genadeloze slotscène. Die scène is een waar hoogtepunt, niet alleen vanwege de tekst, maar ook vanwege het acteerwerk van Ariane Schluter en Loek Peters, die in het stuk verschillende rollen vervullen en in de laatste scène de kei en keiharde ouders van Emma spelen.

Ook de enscenering (Studio Dennis Vanderbroeck) zorgt voor een hoogtepunt. Het decor bestaat enkel uit een dubbele witte wand, die Emma steeds confronteert met haar identiteit. Emma probeert haar identiteit en de demonen uit haar verleden te ontwijken. Ze krijgt een terugval, waardoor ze in de werkelijke hel belandt. De dubbele witte wand draait nu rond als een helse kermisattractie. De muziek wordt steeds zondiger, beklemmender, evenals het licht. De scène maakt op esthetische wijze de tragiek van verslaving pijnlijk duidelijk. Op zulke momenten is Azzini op z’n best.

Weer mens te zijn

Daarmee gaat People, Places & Things niet alleen over de vraag hoe een ex-verslaafde wordt geacht zich staande te houden in de buitenwereld, maar ook over de confrontatie met je identiteit en de worsteling je staande te houden in een chaotische, onzekere wereld. Over de vraag hoe je als ex-verslaafde weer mens kunt zijn. Laat ‘Hoe nu mens te zijn?’ nu net het motto van Toneelgroep Oostpool zijn. Dit motto speelde dit seizoen in meerdere Oostpool-producties een rol, maar komt tot nu toe bij People, Places & Things het beste tot uiting.

Film / Films

De mens is gewoon een hond

recensie: Dogman

De plaats van handeling en de vuile streken van de maffia kenden we al uit Gomorra. Toch slaat de Italiaanse regisseur Matteo Garrone met het zwartkomische Dogman nieuwe wegen in. Het lijkt wel of er een Scandinavische misantroop schuilt in de ziel van deze zuiderling.

Castel Volturno heet de verlopen badplaats vlakbij Napels. Er staan flatgebouwen die hun beste tijd hebben gehad, hotels die nooit zijn afgebouwd en de meeste wegen zijn er onverhard. Politie zie je er zelden, de Camorra is er de baas. Deze Zuid-Italiaanse misdaadorganisatie heeft volgens de laatste berichten het totale stadje weer onderverhuurd aan de Nigeriaanse maffia. Die gebruiken de badplaats als een distributiecentrum voor Europese vrouwenhandel.

Een troosteloze plek dus, maar ook een aantrekkelijk filmdecor. Matteo Garrone nam er eerder het taxidermische misdaaddrama L’Imbalsamatore en het grote maffia-epos Gomorra op. Ook het aangrijpende Siamese tweelingzussendrama Indivisibili maakte onlangs dankbaar gebruik van de wonderschone treurigheid. En nu dus Dogman, van diezelfde Garrone.

Kruiperig onderdeurtje

In de ruïnes van Castel Volturno situeert hij de hondentrimsalon van Marcello, een wat kruiperig onderdeurtje met een groot hart voor dieren. En een hoge tolerantiegrens, want de hondenman redt niet alleen dieren in nood, maar ook vrienden die keer op keer misbruik maken van zijn goedgeefsheid en onvermogen om ‘nee’ te zeggen. Vooral de lompe, aan cocaïne verslaafde reus Simone is een kwelduivel. Keer op keer voorziet Marcello deze gewelddadige psychopaat van neuspoeder. Hij draait zelfs de gevangenis voor hem in.

Zwartgallig mensbeeld

Het duurt even voordat je als kijker begrijpt wat de motieven zijn van de vaak extreme personages in deze film. Maar wie eenmaal ziet dat er in dit hellegat geen onderscheid meer is tussen mens en beest, snapt het handelen van de hoofdpersonen een stuk beter. De mens is gewoon een hond, met Marcello als trouwe schoothond die kruipt voor de hand die hem slaat en Simone als dolle pitbull die regelmatig last heeft van een bloedige waas voor de ogen.

Heel veel plot heeft Dogman niet. Garonne schept vooral sardonisch plezier in het neerzetten van zorgvuldig opgebouwde, fraai vormgegeven scènes met heel veel sfeer. De film weet met name te verrassen in de afwisseling tussen vertedering, extreem geweld en slapstick. Met zijn zorgvuldig gekaderde cameravoering, gortdroge humor en zwartgallige mensbeeld lijkt Garonne wel een Italiaanse bastaardzoon van de Zweedse meesterabsurdist Roy Andersson (Songs from the second floor, You, the living). Daarbij geholpen door de treurige hondenogen van non-acteur Marcello Fonte die voor zijn vertolking van het gelijknamige hoofdpersonage in Cannes de prijs voor beste mannelijke hoofdrol kreeg.

Boeken / Non-fictie

Nieuws over seksualiteit

recensie: Vuile lakens – Anaïs Van Ertvelde en Heleen Debruyne

Voor iedereen die denkt alles al te weten op het gebied van de seksualiteit biedt het duo Anaïs Van Ertvelde en Heleen Debruyne met het boek Vuile lakens mogelijk toch nog net wat nieuws. De dames verkennen samen de grenzen van de vrouwelijke en mannelijke seksualiteit.

Het valt niet mee om anno 2018 een boek te schrijven over seksualiteit waarbij je nieuwe wegen inslaat of waarbij de lezer soms rode oortjes krijgt. Misschien zelfs af en toe denkt: zal ik dat nu heus gaan proberen? Is dat zo? Durven we die experimenten toe te passen? Met Vuile lakens durven de dames te verrassen.

Zijn we nog bevrijd?

Het duo Van Ertveld en Debruyne bewijst dat de seksuele revolutie van de jaren zestig al weer een hele tijd achter ons ligt. We zien, zeker in onze westerse samenleving, veel uitingen die de suggestie wekken dat we op seksueel gebied alles wel weten. Maar als we dieper kijken dan is het vooral schone schijn die bedriegt. We zijn minder tolerant dan we denken. We zijn minder ruimdenkend dan we zouden moeten of willen zijn. We zijn preutser dan we doen geloven. Sterker nog: de preutsheid lijkt weer toe te nemen. Op welk strand mag je nog zomaar topless liggen? Laat staan dat we durven te spreken over onze diepere gevoelens. Durven we nog te spreken over seksuele experimenten of over wat we echt verlangen? Nee, steeds vaker wordt het gesprek verbannen naar de duisternis van de slaapkamer of vindt het zelfs daar maar heel schoorvoetend plaats. En in hoeverre is wat we zeggen geïndoctrineerd door wat de media ons doen geloven? Zijn het onze eigen gevoelens en wensen?

Anaïs Van Ertvelde is historica aan de Universiteit van Leiden, Heleen Debruyne werkt voor de radiozender Klara. Beiden publiceren in diverse bladen. Debruyne schreef eerder in haar carrière een roman.

Prikkelende onderwerpen

Wie de hoofdstukindeling van Vuile lakens raadpleegt krijgt al snel een idee waar de dames heen gaan in de beschrijving, die zowel geschiedenis, cultuur, wetenschap als actuele kennis bevat.

Het lijstje is prikkelend: seksuele voorlichting, anatomische kennis, schaamte, vrouwelijk verlangen, maagden, fluïditeit, anaal, monogamie, schoonheid, porno, consent en grenzen. En als je nu denkt bij het lezen van deze inhoudsopgave: dat is zo spannend nog niet, dan verrassen de auteurs je als je het boek van a-tot-z gaat lezen. Ook voor de meest avontuurlijke seksueel ontdekkingsreiziger zit er in sommige hoofdstukken mogelijk wat nieuws. De auteurs starten in de meeste hoofdstukken met de geschiedenis, cultuur en wetenschap om vervolgens toch dieper in te gaan op de eigen belevenissen op het onderwerp van het hoofdstuk.

Naast de informatieve inslag van het boek is het geschreven op een zeer leesbare en vermakelijke manier. Of het boek de lezer uitnodigt om nieuwe wegen in de seksualiteit in te slaan mag natuurlijk iedereen zelf invullen. Het zet je op zijn minst aan het denken en overwegen.

Durf je Vuile lakens te lezen? Het zal je vele uren fijn en leerzaam leeswerk bezorgen.

Boeken / Non-fictie

Bondig over Bruegel

recensie: Nils Büttner - Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen

Pieter Bruegel de Oude wordt terecht één van de allergrootste schilders genoemd: De Boerenbruiloft, De Kinderspelen, De Ekster op de Galg … Het zijn maar enkele van zijn meesterwerken die tot het collectieve geheugen behoren. Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen, van hoogleraar middeleeuwse en moderne kunstgeschiedenis Nils Büttner, is een fijne kennismaking, zij het voor een onbestemde doelgroep.

Wie zoals ondergetekende het genoegen had om de in alle opzichten unieke Bruegel-expositie in Wenen te zien, waar 30 van zijn 40 schilderijen en heel wat tekeningen te zien waren, kan er niet onderuit: de man was een genie. Als geen ander slaagde hij erin het leven van alledag te koppelen aan inzichten in de kleinmenselijkheid, of het vrome (vastende mensen) samen af te beelden met het scabreuze (schijtende mensen). Hij perfectioneerde landschapskunst en is tot op vandaag onovertroffen in het schilderen van winterse taferelen, die je als toeschouwer de koude doet voelen. Met Jagers in de Sneeuw als beroemdste voorbeeld.

Bruegel en Bosch

Bruegel wordt wel eens weggezet als epigoon van Jeroen Bosch, die hem net voorging en tijdens zijn leven al een legende was. En de auteur van Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen geeft toe dat schilderijen als Dulle Griet en De Val van de Opstandige Engelen inderdaad rijkelijk putten uit de esthetiek van de meester uit ’s-Hertogenbosch – sommige van zijn tekeningen werden zelfs met ‘Bosch’ ondertekend om ze waardevoller te maken. Maar Bruegel was geen kopiist, hij doet veel meer met Bosch volgens het principe van de aemulatio: je bestaande esthetische verdiensten eigen maken en die vervolgens verbeteren.

Bruegel voor dummies?

Is Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen, gelet op de bescheiden afmetingen en omvang (175 pagina’s), de ideale Bruegel for dummies? Nee, daarvoor gaat de auteur te vaak dieper in op specifieke werken om hun betekenis te duiden en – op een vaak erg technische manier – toe te lichten. Bovendien zijn de biografische details wat te gestoffeerd met namen van kunstverzamelaars en schilders die bij ‘dummies’ geen belletje zullen doen rinkelen.

Anderzijds is het geen aanwinst voor Bruegel-aficionada: daarvoor vertelt het boekje niets nieuws en levert het geen bijkomende inzichten. Daarmee valt het werk van Nils Büttner eigenlijk tussen twee stoelen: voor wie is Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen eigenlijk bedoeld? Mijn gok: voor lezers zoals ik, die geïnteresseerd zijn in kunst(geschiedenis) en gefascineerd door Bruegel, maar er niet genoeg van afweten en dus van de inzichten van Büttner smullen. En het dus ook bijvoorbeeld jammer vinden dat bepaalde anekdotes – zoals het feit dat vrijende koppeltjes en erecties op Bruegels schilderijen werden gecensureerd om ze braver te maken – niet aan bod komen. Nog een klein minpuntje: de kleurkatern in het midden met tientallen van zijn schilderijen is weliswaar fraai vormgegeven, maar veel te klein om de werken adequaat te consumeren. Bruegel is een fijn boekje voor een kleine doelgroep, en meer moet dat soms niet zijn.

PS. Voor de liefhebbers: de auteur maakte gelijkaardige biografische werken over Rembrandt, Rubens en Bosch.

Daniel Arsham Amethyst Ball Cavern 2016 MOCO Museum Amsterdam
Kunst / Expo binnenland

‘Terugblik op de toekomst’

recensie: Connecting Time
Daniel Arsham Amethyst Ball Cavern 2016 MOCO Museum Amsterdam

In 1993 verscheen een boek van Marcus van Loopik – kenner van het jodendom én beeldend kunstenaar – onder de titel Terugblik op de toekomst. Hoewel het over iets heel anders gaat dan het werk van de Amerikaan Daniel Arsham (namelijk over ‘een joodse visie op tijd en geschiedenis’), lijkt er geen betere omschrijving van Ashrams kunst te bedenken dan deze titel.

Kunstwerken van Arsham zijn momenteel op twee plaatsen in Amsterdam te zien: in Galerie Ron Mandos (tot en met 16 maart aanstaande) en in het MOCO Museum (Modern Contemporary Museum Amsterdam). Dit museum is in 2016 op particulier initiatief opgezet in Villa Alsberg, op de hoek van het Museumplein. Een in het begin van de vorige eeuw gebouwde villa door Eduard Cuypers, broer van de bekende architect Pierre. Een kruip-door-sluip-door gebouw, hetgeen zijn voors en tegens heeft. Aan de ene kant komt kunst in de veelal kleine ruimtes optimaal tot zijn recht, met een of enkele werken die elkaar zo niet in de weg zitten. Aan de andere kant is het soms moeilijk om tussen de bezoekers door te laveren. Veelal jonge(re) bezoekers, die afkomen op moderne kunst van bijvoorbeeld Bansky, die permanent te zien valt.

Het MOCO Museum stelt dat hij het eerste museum in Nederland is dat Arsham presenteert. Dat zou wel eens kunnen kloppen, maar Arshams kunst is hier toch niet helemaal onbekend; al sinds 2001 toont Galerie Ron Mandos regelmatig werk van hem. Ook nu is daar werk van hem te zien, waaronder de mooie, verstilde installatie Tree for Zen Garden.

Daniel Arsham

Wie Daniel Arsham is, kom je in het MOCO Museum gaandeweg te weten aan de hand van informatieve teksten op de wanden. Teksten die thematisch zijn geordend en telkens een tipje van de sluier oplichten, in relatie tot de getoonde kunstwerken.

Arsham werd in 1980 in Miami geboren en maakte in 1992 Hurricane Andrew mee, die – hoe kan het ook anders – een grote indruk op hem maakte. Zijn drie Eroded Dogs (2018) zijn zoveel jaar later daar nog het gevolg van: honden als kwamen ze uit de hel van Pompeï. Als kind was hij gek op sport; football legende Dan Marino was zijn held. Maar ook de popmuziek uit die tijd had zijn belangstelling. Iets daarvan wordt getoond in het zaaltje Iconic Objects, waarin een bronzen Eroded Fender Guitar hangt en een Eroded Basketball Rack staat. Later werd hij geobsedeerd door de Griekse en Romeinse oudheid; Cracked Face lijkt terug te gaan op het in tweeën gebroken Romeinse beeld van het hoofd van Marcus Aurelius.

Wit of kleurig

Daniel Arsham Calcified Room 2016 MOCO Museum Amsterdam

Daniel Arsham, Calcified Room, 2016. MOCO Museum Amsterdam.

Een wit hoofd, zoals de meeste kunst van Arsham wit is, hoewel in sommige werken wat kleur zit; Arsham is kleurenblind, maar kreeg in 2015 een bril die dit deels verhielp. Wit is de nooit eerder getoonde installatie Calcified Living Room, een woonkamer gevuld met meubels uit de jaren vijftig van de vorige eeuw die er versteend bij staan.

Een en al kleur, monochroom, zijn weer de sportballen die een gehele ruimte in het souterrain van het MOCO Museum vullen: Amethyst Ball Cavern, Arshams eerste architecturale installatie. De grotachtig gevormde ruimte wordt volledig ingenomen door tennis- en volleyballen. Drie lichtgevende basketballen hangen ertussen en in een spiegel ziet de museumbezoeker zichzelf.

Daniel Arsham Amethyst Ball Cavern 2016 MOCO Museum Amsterdam

Daniel Arsham, Amethyst Ball Cavern, 2016. MOCO Museum Amsterdam.

Zowel de grot als het heilige getal drie, het licht en de spiegel uit een Nieuwtestamentische brief van Paulus (die al heel wat kunstenaars inspireerde) verwijzen naar een van de drie thema’s uit Arshams werk: religie. Dit, en de twee andere thema’s (liefde en oorlog) worden in het boek Fictional Archeology over Arsham (uitgave Galerie Perrotin, 2015) als zodanig benoemd. Een boek dat ook ingaat op de vraag of Arsham’s kunst nu over het verleden of de toekomst gaat, of dat het een terugblik op de toekomst biedt. De drie genoemde thema’s komen overigens in beide tentoonstellingen niet of nauwelijks terug.

Zo kun je concluderen dat zijn eerste Nederlandse solotentoonstelling, zoals nu in het MOCO Museum, Arsham terecht bij een groter, en voornamelijk jong publiek bekend zal maken. Het werk van Daniel Arsham bergt bovendien nog thema’s genoeg in zich voor nieuwe exposities. Zo blijft er altijd wat om naar uit te zien.

 

Film / Reportage
special: Internationaal Film Festival Rotterdam - deel III

Filmische trip

Een grote cinematografische diversiteit in ons laatste IFFR-verslag. Een ware filmische trip, met onder meer dans, drugs, geweld, en satanisten.

The Movie Orgy – Ultimate Version


Joe Dante  • VS, 1968
Sterren: 3,5

Eind jaren zestig, begin jaren zeventig reisden Joe Dante en Jon Davison universiteitscampussen in de VS af met een curieuze compilatiefilm. De film bestond uit onder meer speelfilmfragmenten, reclames en voorlichtingsfilms. Scènes uit een aantal speelfilms, waaronder uit Attack of the 60 Foot Woman en Speed Crazy, vormen de ruggengraat van The Movie Orgy en komen verspreid over de film regelmatig terug. De samenstelling en lengte van de film veranderde overigens in de loop van de tijd, mede door de soms belabberde toestand van (delen van) de filmkopie. Een aantal speelfilms in de mashup of supercut avant la lettre, is misschien niet heel obscuur in de ogen van de hedendaagse filmnerd. We moeten echter niet vergeten dat de bioscoop destijds de enige plek was om films te zien, de mogelijkheden tot terugkijken waren helemaal nihil. De vele reclames (waar opvallend veel geld en moeite werd gepompt in het aan de man brengen van ontbijtgranen) zijn vaak onbedoeld lachwekkend. Zo zien we een bloedserieuze scène in een operatiekamer, die op het eind een sigarettenreclame blijkt te zijn. Dante (die later met films als Piranha en Gremlins zijn naam als genreregisseur zou vestigen) en Davison (later producer van o.a. Airplane!, Robocop en Starship Troopers) hebben zichtbaar plezier gehad in zowel de keuze als volgorde van de vele fragmenten en dat spat van de film af. Don’t crowd me man!

Harpoon 

Rob Grant • Canada, 2019
Sterren: 4

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: dit was een van de leukste films op het IFFR. Het uitgangspunt van Harpoon is een beproefd concept: zet een klein groepje op een boot, verhoog langzaam de druk (motorpech, het eten is op, een van de personen blijkt een psychopaat, etc.) en laat het groepsproces de rest doen. Dit gegeven inspireerde eerder bijvoorbeeld Alfred Hitchcock (Lifeboat) en Peter Weir (Dead Calm). Rob Grant zet drie vrienden op een jacht: een stel en hun beste vriend. Anders dan zijn illustere voorgangers, legt hij de nadruk op (zwarte) humor.

Het boottripje was bedoeld als goedmakertje. Richard (Christopher Gray) had namelijk zijn beste vriend Jonah (Munro Chambers) compleet in elkaar geslagen omdat hij hem ervan verdacht te hebben geslapen met zijn vriendin Sasha (Emily Tyra). Hoewel door Jonah en Sasha eerst stellig ontkend, blijken eenmaal aan boord Richards vermoedens waar te zijn, iets wat de heethoofd niet zomaar aan zich voorbij laat gaan. Een escalerende spiraal van geweld is het gevolg. Een voice-over zet hierbij zo nu en dan het verhaal stil om wat achtergrondinformatie te geven. Dat voelt in het begin als een wat goedkope gimmick. Grant verklaarde echter in de Q&A na afloop, dat het vooral een manier was om onnatuurlijke expositie te vermijden. En dat werkt eigenlijk heel goed. Het gestroomlijnde script van Grant is een van de sterke punten van Harpoon, net als de zwarte humor. Ook het sterke samenspel van de drie acteurs verdient alle lof, waarbij Emily Tyra een speciale vermelding verdient.

Hail Satan?

Penny Lane • VS, 2018
Sterren: 4

De filmmaakster met de leukste naam laat weer een film van haar op het IFFR in wereldpremière gaan. Het is, na Our Nixon, Nuts! en The Pain of Others, inmiddels haar vierde lange documentaire. Ze bewijst met Hail Satan? wederom dat ze een uitstekende neus heeft voor opmerkelijke, kleine verhalen uit de moderne Amerikaanse geschiedenis. Hoewel: klein… De blik op The Satanic Temple lijkt eerst een amusante kijk op een curieus gezelschap op te leveren, maar het blijkt een onverwacht interessante bestudering van de relatie tussen staat en religie in de VS.

Dat die relatie een soms troebel is, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat naar god wordt verwezen op bankbiljetten en in de Pledge of Allegiance (Belofte van Trouw). Lane laat zien dat dit niet altijd zo is geweest en dat dit zeker niet iets is, wat in steen gehouwen is. Hierover gesproken: voor sommige regeringsgebouwen staan beeldhouwwerken met hierop de tien geboden gebeiteld. Hoezo scheiding van kerk en staat? En je gelooft het niet, maar het blijkt ooit begonnen te zijn als promotie voor de film The Ten Commandments.

The Satanic Temple neemt op licht-subversieve wijze, maar zeker ook met humor rechts religieus Amerika op de korrel. Een beeldhouwwerk met de tien geboden bij een overheidsgebouw? Prima, maar dan willen ze wel een beeldhouwwerk van de satanische afgod Baphomet ernaast plaatsen. Lane volgt The Satanic Temple, met name de innemende leider Lucien Greaves, in hun ‘kruistocht’ en laat zien dat de groep een gevoelige snaar raakt. De groeiende ledenschare zorgt echter voor allerhande organisatorisch geneuzel. Niets menselijks is de satanisten vreemd.

Vox Lux

Brady Corbet • VS, 2018
Sterren: 2

Wat wil de maker nou? Het is een vraag die wel vaker bij het filmkijken opborrelt, zo ook bij het zien van Vox Lux. Na een verpletterende opening (met een schietpartij op een high school) en sterk begin (waarin de wording van popfenomeen Celeste wordt getoond), verzandt de film in het tweede deel in een warrig, oninteressant verhaal. Een waarin commentaar gegeven lijkt te worden op (de tol van) roem. Of zoiets.

We volgen popdiva Celeste, de jonge versie wordt gespeeld door Raffey Cassidy, de volwassen versie door Nathalie Portman. Celeste worstelt in de aanloop naar het concert in thuishaven Staten Island met zichzelf, haar relatie met haar zus, de broze band met haar dochter, drank en drugs. De verwarring slaat toe als alle personages een oudere versie van zichzelf spelen, behalve het hoofdpersonage; de jonge Celeste uit het eerste deel speelt in het tweede deel opeens Celeste’s dochter.

Scenarist en regisseur Brady Corbet kan inmiddels buigen op een lange carrière als acteur in films als Thirteen en Mysterious Skin. Hoewel een interessant gegeven en een ambitieuze aanpak, vertilt Corbet zich hier duidelijk. Vox Lux zegt uiteindelijk weinig over roem, weet weinig diepgang aan de relaties te geven, en het maatschappijkritische randje (zoals een flinterdun draadje tussen de terreurdaad in het begin en die in het tweede deel) komt niet uit de verf. En dan doet de voice-over (van Willem Dafoe) wel erg pretentieus aan. Nathalie Portman speelt meer dan overtuigend een vervelend popwicht, dat dan weer wel. Of acteert ze hier gewoon slecht? Het is met haar overdreven maniertjes lastig te zeggen. Overduidelijk is wel dat de bedoelde apotheose van de film – het concert van Celeste in haar thuisstad – zowel qua muziek als choreografie clichématig, fantasieloos en bovendien veel te lang is.

Climax

Gaspar Noé • Frankrijk, 2018
Sterren: 3

Hoe je een enerverende choreografie neerzet laat Climax zien. En hoe overdonderend is de opening! Een grote groep dansers voert een stuk uit waarbij pompende muziek een virtuoze choreografie begeleidt. Je komt ogen te kort en stilzitten in de bioscoopstoel blijkt dan bijzonder lastig. Ook opvallend is de manier waarop het gefilmd is: Noé is een meester van de vloeiende camerabewegingen, maar blijft in de opening het grootse deel relatief immobiel. Het gaat niet ver om deze beginscène bijna geheel op het conto van choreografe Nina McNeely (die op het IFFR een masterclass gaf) toe te schrijven. Hoewel: beginscène. De film opent met zogenaamde auditietapes van de dansers, vertoond op een oude beeldbuistelevisie (het verhaal speelt zich af in 1995) omringd door vhs-en en boeken die Noé inspireerden. Nee wacht: daarvoor zagen we al het echte beginshot, dat hint naar het einde van de film: een bebloede vrouw die in de sneeuw rent, begeleidt door Gary Numans versie van Trois Gymnopedie. En toen moest de film dus eigenlijk nog echt beginnen.

In Climax traint een Frans dansgezelschap voor optredens in de VS. In de oefenruimte in een oude school gaat dansen op een gegeven moment naadloos over in een feestje. Maar iemand heeft iets in de sangria gedaan waardoor iedereen behoorlijk aan het trippen gaat. Wat volgt is een hallucinerende trip vol paranoia, geweld en seks. Het ‘verhaal’ is naar zeggen gebaseerd op een ware gebeurtenis, maar ‘opgeleukt’ door Noé. En een typische Noé-film is het geworden. Naast de lange takes en ongebruikelijke camerahoeken (het topshot van een dance battle is wonderschoon), zijn daar de grafisch originele ‘begin’ credits ergens halverwege de film en is het bij vlagen snoeihard – zowel qua audio als tonen van geweld. De veelal geïmproviseerde gesprekjes tussen de dansers blijven helaas te vaak steken in banaliteiten en de ontsporende nachtmerrieachtige trip is al snel teveel van hetzelfde.

Theater / Voorstelling

Therapie met harde hand

recensie: Caligula – Theater Utrecht

Albert Camus’ Caligula is een filosofisch meesterwerk, maar blijkt op het toneel lastig invoelbaar te maken. Regisseur Thibaud Delpeut slaagt daar het beste in als hij het literaire geweld overstijgt.

Caligula was in 2014 een van de eerste stukken waarmee De Utrechtse Spelen zich manifesteerde in een nieuwe vorm, onder artistieke leiding van Thibaud Delpeut. Het herboren theatergezelschap was veel ambitieuzer dan voorheen en dook in de krochten van de menselijke geest. Inmiddels heet De Utrechtse Spelen alweer een tijdje Theater Utrecht en is het een vaste waarde op de Nederlandse podia. Met het gezelschap is ook Caligula gegroeid, van vlakkevloervoorstelling tot stuk voor de grote zaal.

Fatale consistentie

Na de dood van zijn zuster en geliefde Dorsilla lijkt keizer Caligula (Vincent van der Valk) krankzinnig te zijn geworden. Zijn woorden en daden zijn echter een radicale maar logische gevolgtrekking van zijn zoektocht naar betekenis. Hij streeft enkel het voor hem enige wezenlijk hogere doel na: absolute vrijheid. En die vrijheid wil hij ook aan zijn onderdanen schenken. Vrijheid van categorieën van goed en kwaad, van redelijkheid, van moraal en van de goden. Die vrijheid is alleen te bewerkstelligen door terreur: in doodsangst heb je geen tijd voor dat soort valse waarheden en kun je waarlijk leven. Zelfs de liefde veracht hij, want je wordt vroeg of laat geconfronteerd met de sterfelijkheid van diegene van wie je houdt. De mensen om hem heen, die niet meegaan in zijn radicalisme, krijgen een kruisverhoor. Met de camera op ze gericht legt Caligula hun denkfouten bloot, als een hardhandige therapiesessie.

Berekenend

In Caligula komt veel van Camus’ filosofie samen: het absurdisme van de menselijke conditie, het verzet daartegen, maar ook het belang van medemenselijkheid. Het taalgebruik is echter doorwrocht en poëtisch en laat zich daardoor lastig vertolken op een manier die doordringt tot zowel hoofd als hart. Er wordt dan ook op uiteenlopende wijzen geacteerd, maar niet elke acteerstijl weet de tekst invoelbaar te maken. Van der Valk speelt afwisselend cynisch en labiel, maar met een psychologisch realisme dat contrasteert met het berekenende spel van Martijn Nieuwerf (als Cherea) en Sylvia Poorta (als Caesonia). De jonge acteur Abdulaal Hussein (Scipio) spreekt bijna uitsluitend in het Arabisch, wat ook weer een afstand schept tussen hem en de andere acteurs. Juist de afstandelijke, meer gedragen manier van acteren doet de tekst van Camus meer recht aan. Net als in andere voorstellingen schrikt Delpeut het publiek op met shockeffecten, zoals hard geluid en fel licht. Desondanks komt de tekst niet altijd binnen. De stekelige oneliners van de keizer hebben meer essayistische dan dramatische kwaliteit.

Revolte

De absolute vrijheid van het alleenheerserschap schenkt Caligula alleen maar een oorverdovende eenzaamheid. Het enige soelaas vindt hij in de kunst: een opstand tegen het leven door zelf te creëren. De kunst is een constante in de voorstelling en mondt uit in een enorm geprojecteerde staalkaart van de menselijke cultuur; van Macchu Pichu tot The Beatles. De projectie eindigt in een orkestrale versie van John Cages 4’33” – misschien wel het ultieme proteststuk, omdat de musici weigeren te spelen en de ruimte laten aan de geluiden van alledag. Op deze momenten krijgt de voorstelling lucht en licht. Thibaud Delpeut ensceneert dan niet alleen Camus, maar reflecteert ook op zijn filosofie. Dan wordt er tegengas gegeven tegen de agressieve en bij vlagen net te schreeuwerige toon van het stuk. Soms moet je ook in opstand komen tegen de kunstenaar zelf.

Theater / Voorstelling

Juditha bejubeld?

recensie: De Nationale Opera - Juditha Triumphans

De onorthodoxe keuzes waarmee Floris Visser het oratorium Juditha Triumphans regisseert pakken de ene keer beter uit dan de andere. Dit laat onverlet dat Vivaldi’s prachtige muziek bij La Cetra en de zangers van De Nationale Opera (solisten en koor) in heel goede handen is.

Waar ligt de grens tussen een koene verzetsdaad en een verwerpelijke moord? Juditha staat in het rijtje Bijbelse femmes fatales waar ook Delila en Salomé tot behoren, maar staat toevallig aan de goede kant van de geschiedenis. In de kunstgeschiedenis – en ook in de muziek van Vivaldi’s oratorium Juditha Triumphans – wordt zij afgebeeld als heldin. Op het podium toont regisseur Floris Visser juist een vrouw in staat van ontreddering.

Klassieke verleidster

Vivaldi schreef dit ‘sacre militare oratorium’ voor het meisjesweeshuis waar hij werkzaam was. Alle rollen zijn dus geschreven voor vrouwenstemmen. Het werk is geschreven in opdracht van de stad Venetië, ter ere van de overwinning op de Ottomanen. De Latijnse tekst is ontleend aan het apocriefe Bijbelboek Judit en vertelt over het beleg van de stad Bethulië door de Babyloniërs, onder leiding van veldheer Holofernes (Teresa Iervolino). De Joodse weduwe Juditha (Gaëlle Arquez) trekt samen met haar dienstmaagd Abra (Polly Leech) het kamp van de vijand binnen. Holofernes is verrukt van haar schoonheid en wil haar verleiden. Overmoedig drinkt hij te veel, valt in slaap en wordt door Juditha gedood: het Babylonische beleg is gebroken.

Twijfels

Een oratorium is geschreven als muziekstuk zonder enscenering en als je dit als regisseur bewerkt tot muziektheater heb je een grote mate van vrijheid. Die pakt Floris Visser ook, onder andere door het verhaal te situeren in het Italië van 1943. Het decor is een ronddraaiende, geruïneerde koepelkerk die tevens dienstdoet als het paleis van de veroveraars. Holofernes is in deze regie een nazi-commandant en een uitgesproken kunstliefhebber die zijn paleis laat volhangen met roofkunst. Visser dubbelt het verhaal door Juditha haarzelf te laten aanschouwen op een van die geroofde schilderijen, namelijk Judith onthoofdt Holofernes van Caravaggio. Dit schilderij inspireert haar om hetzelfde te doen met Holofernes op het podium, maar toont Juditha uiteindelijk ook de gruwel van haar daden.

Niet elke regiekeuze combineert even fijn met de muziek. Natuurlijk gaat deze enscenering over oorlogsgeweld, maar een verkrachting en een executie in de eerste helft worden zo nonchalant uitgevoerd dat het de muziek noch versterkt noch effectief becommentarieerd. Dat Juditha hier geen koele vrijheidsstrijder is, maar een vertwijfelde vrouw die walgt van haar daden, geeft daarentegen wel een mooi contrast met de jubelende muziek.

Vreugdeklanken

Hoewel contrasterend met het beeld, speelt die muziek toch de hoofdrol in Juditha Triumphans. Waar de openingsmuziek (het Concerto d’Amsterdam, want de oorspronkelijke ouverture is verloren gegaan) nog wat slordig klinkt – het is immers ook razendsnel – is de rest van het oratorium kraakhelder, intiem en wervelend. Vivaldi schreef voor een uitgebreid arsenaal aan instrumenten, inclusief een mandoline, vier theorbes en een chalumeau (een vroege voorloper van de klarinet). Het Baselse barokensemble La Cetra, onder leiding van Andrea Marcon, geeft de instrumenten alle ruimte om tot bloei te komen. Dat Vissers subversieve versie van het Judithverhaal bij vlagen wat gekunsteld overkomt, doet niets af aan de muzikale vreugde.