Theater / Voorstelling

Closer komt niet dichtbij

recensie: Nationale Toneel - Closer

Hoe goed ken je je geliefde of wil je hem of haar kennen? Wat laat je van jezelf zien en wat niet? Gedijt de liefde het beste bij de waarheid of is ze gebaat bij leugens? Misschien is de perfecte geliefde wel altijd een vreemde.

~

‘Hello stranger,’ zegt Alice in de openingsscène van Closer tegen een voorbijganger, en een liefde wordt geboren. In twaalf scènes wordt vervolgens drie jaar uit het leven van vier jonge mensen in een grote stad verbeeld. Een schrijver, een dermatoloog, een fotografe en een stripteasedanseres. Ze worden in wisselende combinaties op elkaar verliefd, gaan samenleven, plegen overspel en verlaten elkaar weer. Ze blijven zoeken naar elkaars ware gezicht en naar dat van de liefde.

De theatertekst werd in 1997 geschreven door voormalig stand-upcomedian Patrick Marber. Na de verfilming in 2004, met onder anderen Julia Roberts en Jude Law, herschreef hij het stuk. Deze laatste versie is nu bij het Nationale Toneel te zien. De cast bestaat uit vier jonge acteurs die al een ruime bekendheid genieten bij het grote publiek : Daan Schuurmans, Bracha van Doesburgh, Eva Duijvestein en Roef Ragas. Regisseur Antoine Uitdehaag regisseerde twee jaar geleden ook al Marbers Poker bij het Nationale Toneel.

Vraag naar vaart

De tekst, in vertaling van Martin Bril, is scherp en heftig, en vraagt om vaart en ritme. Het decor bestaat dan ook uit losse wanden en attributen die tijdens de scènewisselingen snel worden verplaatst. Het toneelbeeld is, hoewel steeds chaotischer, vlekkeloos en eigentijds gestyled. Tijdens de intermezzo’s vormt goed gekozen, uiteenlopende muziek de afsluiting van de vorige, en de opmaat naar een volgende scène. Maar de intensiteit die deze muziek oproept weet de cast niet altijd vast te houden.

Zwarte randen

In het spel van de acteurs is het moeilijk gelaagdheid en overgave te voelen. Bracha van Doesburg bijvoorbeeld, die de sleutelrol van de ongrijpbare stripper Alice speelt, laat te weinig duistere kanten zien om het mysterieuze van haar personage geloofwaardig te maken. De zwarte randen van het stuk, het egoïsme, het bedrog, het geweld en de berekening komen niet altijd uit de verf en het tempo lijkt te traag. Zonder deze donkerder toetsen geeft Closer een modieus maar vlak beeld.

Closer
is nog te zien tot en met 23 december 2006.
Meer informatie over speeldata vind je hier.

Muziek / Album

Een vernieuwde variant van vroeger

recensie: Bonnie 'Prince' Billy - The Letting Go

Hoewel zijn oeuvre met rasse schreden groeit verschijnt Bonnie ‘Prince’ Billy op zijn nieuwste plaat The Letting Go nog altijd even eerlijk en breekbaar als vroeger. Na een hardere periode met Matt Sweeney en een meer vloeiende plaat als Master And Everyone grijpt Oldham, zijn ware naam, ietwat terug op de periode van Palace of die van Ease Down The Road, misschien het meest ondergewaardeerde album van Bonnie Billy tot nu toe. Het resultaat is verrassend: twaalf sterke, mooie en tijdloze songs.

~

Will Oldham opent zijn nieuwste wapenfeit samen met een IJslands orkest en het voelt, ondanks de strijkers, heel vertrouwd. Hij klonk wel eens eerder zo, oprecht, gebroken en weemoedig. Voor The Letting Go toog hij naar The Greenhouse in Reykjavik om daar de opvolger van het mooie, maar ‘harde’ Superwolf te maken. Hoewel je de uitstap met Tortoise en de daarvoor verschenen liveplaat Summer in the Southeast, niet als volwaardige albums kunt zien, is dit toch de derde plaat binnen een jaar. Maar het is de eerste waarop de echte Bonnie Billy verschijnt, zoals we hem al een tijd niet meer hebben gehoord.

Sirene

Oldham trok voor The Letting Go naar de studio waar Björk ook enkele albums opnam. Het resultaat is heel schoon. Het werk van Bonnie ‘Prince’ Billy klonk nooit Lo-Fi, althans niet zoals dat wel eens het geval was ten tijde van Palace. The Letting Go is hierop geen grote uitzondering. Toch onderscheidt Oldham zich op het album door alle mogelijkheden van de studio te benutten en dat alles heel subtiel in de muziek te verwerken, bijvoorbeeld met rijke strijkersarrangementen, die nergens prominent op de voorgrond treden. De stem van Dawn McCarthy, bekend van Faun Fables, is soms als tweede stem, soms als een fabelachtige sirene te horen. Het geluid is zogezegd rijk, maar ook niet zo belegen en enigszins voor de hand liggend als de arrangementen van Master and Everyone. Het klinkt doordacht, maar bevat nog genoeg spontaniteit en fijnzinnigheden om interessant te blijven.

De liefde

Oldham bekijkt zoals gewoonlijk het onderwerp ‘de liefde’ weer vanuit verschillende perspectieven, maar hier en daar is het meer verhalend. En soms zo pijnlijk vragend. Schitterend zijn dan ook nummers als Strange Form Of Life, No Bad News en Love Comes To Me, ook vanwege de getemperde manier waarop de dynamische nummers zijn ingevuld. Alles valt goed en nergens is iets te veel gespeeld. In Cold & Wet en Lay And Love gaat Oldham terug naar vroeger, waarbij de tijd van Palace weer opleeft. Toch is The Letting Go geen herhaling. Verre van dat. De cd laat zien dat Bonnie ‘Prince’ Billy het nog altijd kan.

Boeken / Non-fictie

Electrische stoelendans

recensie: Jill Jonnes - Empires of Light

Tijdens de wereldtentoonstelling van 1893 in Chicago waren elektriciteit en kunstlicht nieuwe en fascinerende uitvindingen. De tentoonstelling, die uiteindelijk 27 miljoen bezoekers zou trekken, werd geopend met de onthulling van een gigantische gloeilamp van 2,5 meter hoog. Deze bevond zich bovenin het paviljoen van Edison, dat zijn eigen gelijkstroomgenerator had.

Het was meteen ook de énige lamp van Edison op de hele tentoonstelling. De 180.000 lampen van normale grootte die de rest van het enorme terrein verlichtten waren ontwikkeld en geleverd door grootindustrieel Westinghouse. Deze lampen waren aangesloten op wisselstroomgeneratoren van de briljante uitvinder Nikola Tesla.

Empires of Light is het boeiende verhaal van de eerste implementaties van een van de grootste uitvindingen ooit, het elektrisch netwerk en het bijbehorende kunstlicht. Het wordt beschreven als een spannende strijd tussen gelijkstroom (DC) en wisselstroom (AC) die zich grofweg afspeelde van 1878 tot en met 1897. Tegelijk ontspint zich het verhaal van drie opmerkelijke uitvinders met elk hun eigen karakter. In het gelijkstroomkamp vinden we de hardwerkende Edison. Voorvechters van wisselstroom waren de ingenieur George Westinghouse en de Servische immigrant Nikola Tesla. Aangezien dit drie tijdgenoten waren, heeft het boek een meerwaarde boven bestaande biografiën van de afzonderlijke personen.

Thomas Edison
Thomas Edison

Westinghouse had al een fortuin verdiend met uitvindingen voor de spoorwegen, zoals signaalsystemen en luchtdrukremmen. Hij investeerde in nieuwe technieken en had een neus voor veelbelovende patenten. Edison had al een onschatbare bijdrage geleverd aan de telegraaf, telefoon en fonograaf. Hij komt in het boek naar voren als een hardwerkende uitvinder die zich soms van trial-and-error bedient; op zoek naar de perfecte gloeidraad onderzoekt hij honderden materialen, zonder te weten naar welke eigenschap hij op zoek is. Onder andere bamboe, alle mogelijke houtsoorten en het haar van alle dieren van de dichtstbijzijnde dierentuin passeren de revue. Tesla, de meest excentrieke en bevlogene van de drie, beschikte, als een van de eersten, over een diep begrip van elektriciteit en ontwierp complexe apparaten grotendeels uit zijn hoofd. Daaronder veel van de randapparatuur die een modern elektrisch netwerk mogelijk maakten.

Tweestromenland

Cruciaal verschil tussen gelijkstroom en wisselstroom is dat alleen de laatste geschikt is voor transport over lange afstanden. Edison was niet geïnteresseerd in het verlichten van steden, maar hield zich bezig met het verlichten van miljonairswoningen, met elk een eigen elektriciteitscentrale in de kelder. Wisselstroom leende zich, in combinatie met een transformator, wel voor een groot elektriciteitsnetwerk. Nadeel was, dat het bij een gelijk voltage, veel dodelijker kon zijn dan gelijkstroom. Edison liet geen kans voorbij gaan dat aan te tonen, desnoods ten koste van een zwerfhond…

Nikola Tesla
Nikola Tesla

Empires of Light leest bijna als een roman, een geslaagde combinatie van historische inhoud en een boeiende schrijfstijl. Op het omslag wordt het vergeleken met Ragtime van E.L. Doctorow, maar het doet net zo goed denken aan de fictie en non-fictie van Tom Wolfe. Jill Jonnes schrijft even gedetailleerd als onderhoudend. Nergens wordt het te technisch of te langdradig, ook niet als het gaat om de elektromotoren en transformatoren van Tesla, de honderden patenten en evenzoveel rechtzaken. Waar nodig bewandelt zij een zijpad. Als bijvoorbeeld plotseling het koper duurder wordt, beschrijft ze de situatie op de wereldmarkt. Ook geeft ze een korte voorgeschiedenis van de eerste misdadiger die op de electrische stoel sterft, William Jemmler die zijn vrouw met een bijl had vermoord.

Elektrocutie

De elektrische stoel is het middelpunt van de meest macabere episode in de strijd tussen de twee stroomsoorten. In 1887 vroeg de New York State Death Commission zich af of executie door elektriciteit een humaner eind zou zijn voor ter dood veroordeelden dan de strop. Ene Harold Brown wierp zich op als onafhankelijk adviseur, maar in het geheim stond hij bij Edison op de loonlijst. Brown deed er alles aan om de doodstraf voortaan te laten voltrekken middels wisselstroom en een generator van Westinghouse. Vervolgens zocht Edison de publiciteit om nogmaals te benadrukken hoe dodelijk wisselstroom was en hoe veilig gelijkstroom.

De strijd eindigt met de victorie voor wisselstroom in de vorm van een elektriciteitstransport over de toen opzienbarende afstand van 40 kilometer. De stroom werd opgewekt door Tesla’s dynamo’s, die witte energie wonnen uit de Niagara watervallen. De stroom werd vervolgens getransporteerd naar de industriestad Buffalo, waar de toekomst van het electriciteitsnetwerk werd bezegeld toen daar, één minuut na middernacht op 16 november 1897 de straatverlichting aanging.

Muziek / Album

Muzikale Gekte

recensie: Danielson - Ships

Daniel Smith maakt sinds 1995 muziek met zijn familieleden onder wisselende namen. Als Danielson Famile maakten hij en zijn broers en zussen veel indruk met Fetch The Compass Kids in 2001. In 2004 bracht hij als Brother Danielson het album Brother Is To Son uit. Opvallend aan de tour behorende bij dit album was dat Smith verkleed als boom op de planken stond. Nu heeft Smith naast zijn familieleden de hulp ingeschakeld van onder anderen Sufjan Stevens en Deerhoof om als Danielson de plaat Ships uit te brengen. Voor Ships lag zoveel materiaal op de planken dat er naast dit album nog een aantal 7’’-inches zullen verschijnen.

~

Het afgeknepen nerveuze stemgeluid van Smith is het eerste dat opvalt aan de muziek van Danielson. Een stem die te plaatsen is tussen die van Billy Corgan en Francis Black. Een stem die de luisteraar in twee kampen verdeelt. Het inschakelen van hulpkrachten buiten de Smith stamboom heeft het geluid van Danielson meer diversiteit en gelaagdheid gegeven. De drukke orkestratie en het gebruik van koortjes vertonen veel overeenkomst met het geluid op oudere Sufjan Stevens platen. Fluiten en blazers tijdens crescendo’s smeren het geluid volkomen dicht. Af en toe dreigt de basis van de compositie hierdoor onder te sneeuwen, zoals in Two Sitting Ducks.

Meer dan alleen muziek

Met een titel als Ships is het niet geheel vreemd te noemen dat de nautiek centraal staat. Bijpassend treedt de band dan op in zelfgemaakte scheepskostuums. Het visuele aspect van het liveoptreden wordt niet onderschat, hetgeen Smith op de website als volgt toelicht:“One enters your heart through your eyes, one through your ears”.Van een boom naar een matroos, in de wereld van Danielson niet meer dan logisch. Muzikaal maakt de man immers dezelfde bokkensprongen, zoals in zwaar orkestrale nummers vol tierelantijntjes, geflankeerd door momenten van rust. Het sfeervolle My Lion Sleeps Tonight combineert experimentele uitspattingen met een akoestische gitaar, die zachtjes wordt aangeslagen. Dit doet denken aan het rustiger werk van Animal Collective. Ook wordt in He Who Flattened Your Flame Is Getting Torched de mineur opgezocht en is er sprake van een ware alt.country tranentrekker. Zelfs in de rustige regionen wordt er voortdurend gevarieerd.

~

Prijsnummers

Toch liggen de twee uitschieters van de plaat in de meer hectische hoek. Did I Step On Your Trumpet bevat een stuwende basgitaar met passende vraag-en-antwoord-vocalen. Kids Pushing Kids behelst alle gekte die Smith, naast zijn stemgeluid, kenmerkt. Een zwaar aangezet intro neemt abrupt een ritmische wending om vervolgens te verzanden in een chaotisch middenstuk. Vanuit een kalm deel met bezwerende vocalen wordt er daarna opgebouwd naar uitbundigheid. Deze muzikale drukte kan voor de een intrigerend werken en voor de ander zorgen voor een sprint richting eject-knop. Met Ships zet Danielson weer een stap voorwaarts en definieert hij het geluid nog duidelijker.

Theater

Alleen voor de fans

recensie: Javier Guzman - Guzman deelt uit, deel 1

De eerste sinterklaasconference Guzman deelt uit van Javier Guzman is op dvd uitgebracht. En zo kan het dus gebeuren dat je in de nazomer van 2006 wordt meegenomen naar het politieke klimaat van 2002. Naar het jaar van de moord op Pim Fortuyn, het huwelijk van Willem-Alexander en het eerste kabinet Balkenende. En dan moet je wel heel leuk zijn willen je grappen de tijdsgeest overleven.

In 2002 won Guzman zowel de jury- als de publieksprijs op het Leids Cabaret Festival en in datzelfde jaar maakt hij ook zijn eerste ‘sinterklaasconference’, omdat hij als beginnend cabaretier toch niet in aanmerking zou komen voor een oudejaarsconference.

Politieke issues

~


Op het podium staat niet meer dan een berg vuilnis gevormd door kliko’s en zakken. In een rood T-shirt steekt Guzman van wal: ‘Het ging maar over een ding dit jaar: veiligheid’. En dat is ook de rode draad van zijn show. Guzman voelt zich niet veilig onder het regime van Balkenende I en onder de heersende agressiviteit.

Op zich is het altijd leuk om oud materiaal te bekijken, maar het is jammer dat de inhoud van deze show zo politiek beladen is. De grappen die Guzman maakt komen al snel heel oubollig over, terwijl ze in 2002 waarschijnlijk nog origineel en grappig waren. Nu zijn ze erg voor de hand liggend. Balkenende gelinkt aan de EO-jongerendag en Pim Fortuyn in een darkroom, die tijd hebben we letterlijk gehad.

Daarentegen zijn de grappen tussen de politieke issues door juist wel weer erg leuk. Zoals wanneer Guzman vertelt over de kinderregels bij het knikkeren. Of als hij op de bres springt voor spellingsles in ontwikkelingslanden. ‘Ik draag ook liever geen Adidas met dt!’ Met meer ‘sociale’ onderwerpen als deze, zou de voorstelling meer in evenwicht zijn geweest.

Voor de liefhebber

Wanneer je je er op instelt dat deze voorstelling niet heel actueel is (en dat is natuurlijk vaker het geval bij cabaretregistratie omdat er nu eenmaal vaak gebruik wordt gemaakt van de actualiteit), kun je best een leuke avond hebben met deze dvd. Maar… voor wie nog nooit eerder iets van Guzman heeft gezien, is deze dvd geen aanrader. Zijn sinterklaasconferences zijn namelijk niet zijn beste werk en het zou zomaar je kijk op deze, toch wel grappige, comedian negatief kleuren. Maar wie al eens eerder kennis met Guzman maakte en zich zelfs een fan kan noemen, doet er goed aan deze dvd aan te schaffen.

Theater / Achtergrond
special: Robodock Technology & Arts Festival: Alchemy 2006

Veel verwondering, doch inhoudelijk beperkt

Lawaai, brandlucht en futuristische droombeelden: dat moet Robodock zijn. Het technology & arts festival, dat van 20 t/m 23 september plaatsvond op de NDSM-werf in Amsterdam-Noord, bood naast geluids- en videokunstenaars, interactieve installaties en een hele batterij vlammenwerpers ook een aantal theatervoorstellingen, over grote thema’s als waanzin en verwondering. Hieronder lees je een verslag in twee delen. Mieke Zijlmans besprak de teleurstellende openingsavond en trok haar conclusies, Maarten Das was aanmerkelijk positiever over de vrijdagavond, maar is eveneens kritisch. 8WEEKLY maakt de balans op met twee keer het verhaal van Robodock 2006.

Vrijdag 22 september

(c) Kaspar Jansen
(c) Kaspar Jansen

Insomnia van het Franse Materia Prima begon sterk, maar bleek gaandeweg een lege huls voor opgewarmde clichés en spektakel om het spektakel. Er werd gretig geput uit de catalogus van het collectieve onderbewustzijn: de slaapzaalbedden van One Flew Over the Cuckoo’s Nest, de strompelende, besmeurde menswezens uit Pasolini’s Salo of de videoclips van Tool, slaven aan een ketting, slaan met kledingstukken op het water om het dramatisch in de rondte te doen spatten, zelfs de geluidssample van kinderen op een schoolplein: ze maakten indruk, niet omdat ze ons iets nieuws vertelden, maar omdat ze volgens het boekje werden gebruikt. Wel mooi was de tekst die eerst van band klonk en later werd gezongen, over hoe mensen een schild opwerpen tegenover datgene waar ze bang voor zijn, en daardoor mechanisch worden. De mens als machine – in combinatie met de rest van het festival, en de nadruk op het lichamelijke en de waanzin die de dansers uitbeeldden, een treffende thematiek.

Circus

Ketzal van Derevo (c) I. Iarovaia
Ketzal van Derevo (c) I. Iarovaia

Ook Derevo uit Rusland maakte in de voorstelling Ketzal opvallend genoeg gebruik van eenzelfde beeldtaal als Materia Prima: verwrongen menswezens, gekte, bezwering en een nadruk op het naakte lichaam, vaak in bizarre poses of combinaties. Maar waar Materia Prima star en humorloos zijn trucjes afwerkte, sloeg bij Derevo de fantasie op hol, met verbluffende gevolgen. Sprookjes, rituelen, cartoons, het circus, dromen – in een ongekend dynamische opeenvolging werd het publiek meegenomen in een unieke wereld vol mythologische figuren. Archetypen, maar met gevoel voor magie en verwondering tot leven gebracht. Carnavalesk en bij vlagen Dionysisch, ontbeerde de voorstelling elk gevoel van houvast of logica. Door zoveel willekeur sloeg gaandeweg echter de verveling toe. Vijf kwartier was misschien ook wel wat lang voor de gemiddelde bezoeker. Desalniettemin beloonde het betoverde publiek, dat in grote getalen was toegestroomd, de mimegroep met een staande ovatie.

Opvallend voor een festival dat in het teken staat van de versmelting tussen technologie en kunst, is dat zoveel werd teruggegrepen op de natuur en onze menselijkheid met de nadruk op het (naakte) lichaam, de elementen water en vooral vuur, en primitieve gevoelens zoals angst en verwondering. Het is alsof de moderne mens, geconfronteerd met zoveel technologie, instinctief terugverlangt naar meer contact met zijn oorsprong en de natuur. Paradoxaal genoeg zijn wij het die de technologie mogelijk maken, die zich tegen ons lijkt te keren. Het fascineert ons, boezemt ons angst in, en appelleert aan een diepgewortelde spiritualiteit. Waar je ook liep in de loods, alles leek behept met leven. Geen wonder dat zoveel kinderen, die door hun ouders op sleeptouw waren genomen, hun ogen uitkeken en met volle teugen genoten.

Subtiliteit

Insomnia van Materia Prima
Insomnia van Materia Prima

Het overweldigende van zoveel technologie kwam ook terug in de grootse aanpak die vaak werd gekozen. Hoe meer lawaai en stoom, hoe beter, zo leek het. Subtiliteit was ver te zoeken. De intieme voorstelling Vlucht van Vincent de Rooij was wat dat betreft een welkome aanvulling. In een smalle, bloedhete container keek het publiek naar een filmpje dat live werd gemaakt, zoals Hotel Modern dat ook doet (maar dan avondvullend). Een vlieg in een bord soep wordt dankzij een aantal associatieve wendingen de astronaut uit 2001: A Space Odyssey. Insecten als mensen in een science fiction-jasje: typisch Robodock, maar ditmaal klein en met veel humor gebracht.

Het festival is vooral een totaalbelevenis. Bezoekers ontkomen niet aan de geluiden, het licht en zelfs de temperatuur van wat zich allemaal tegelijkertijd afspeelt. Er is genoeg om te bewonderen en je over te verbazen, maar wie een paar rondjes langs alle installaties en voorstellingen heeft gemaakt, verruilt de verbazing al snel voor gelatenheid. Een hoog Jiskefet-gehalte ligt op de loer. Spektakel om het spektakel is vooral leuk voor kinderen, volwassen kunstliefhebbers zoeken toch naar meer. De komende jaren is het verzorgen van meer inhoud dus een serieuze uitdaging voor Robodock. (Maarten Das)

20 september: de openingsdag

Vier ijzeren poorten zwaaien open. In de eerste krijgt een vrouw een reuzenfles water over zich heen. In de tweede wordt een man bedolven onder de aarde. Nummer drie toont een man die jongleert met een vuurbal. En in de vierde poort waait een vrouw bijna uit haar jurk door een sterke luchtstroom. Water, aarde, vuur, lucht: het zijn de vier elementen. Welkom in de wereld die Robodock heet. De scène met de ijzeren poorten vormt de opening van het jaarlijkse festival dat kunst met technologie verbindt. Alleen is het Robodockuniversum tijdens de rest van de openingsavond een stuk minder spectaculair dan die elementenact belooft.

Electro Magnetic Pantograph
Electro Magnetic Pantograph

Robodock beleeft dit jaar zijn negende editie. Kunstenaars, theatermakers en dansers uit binnen- en buitenland verzamelen zich hier, met als gemeenschappelijke interesse het toepassen van technologie. Of het nu gaat om Electro Magnetic Pantograph met een hoogspanningsgenerator die spectaculaire bliksemschichten opwekt, of om een dansvoorstelling van Materia Prima waarin televisieschermen het decor vormen. De titel Alchemy voor dit festival is er nogal met de haren bijgesleept, niemand zoekt goud en er wordt weinig mysterieus gebrouwen.

Griezels

Binnen in de NDSM-hal staan her en der installaties. Opvallend is dat wanneer kunstenaars een Robodockwereld scheppen, ze bijna allemaal op dezelfde gedachte komen: menshoge insecten. Kevers van metaal (Dead Chickens van The Monster Clockwork). Zichzelf opblazende transparante ballonnen, griezels van kunststof (Kinetische Totems van Patrice Hubert). Allen zijn voorzien van dekschilden en tentakels en voelsprieten. Er is een kolossale zwaaiende mobiel met een kolonie uitgedroogde vleermuizen eraan. Getver. De toeschouwer waant zich Erik in het Klein Insectenboek tussen al die akelige engerds.

Pol van Marcel.li Antunez
Pol van Marcel.li Antunez

Belangrijk probleem is dat het aanbod van performances nogal dunnetjes is. Zo is er Pol van de Spanjaard Marcel.li Antunez. Een verhaal over een robot-konijn dat zowel op zoek is naar nieuwe tanden als naar een geliefde. Het gegeven is zwak, maar erger is dat niet duidelijk wordt wat het verband is tussen zijn harnas vol knopjes en de projecties op het decor. Vermoedelijk bestuurt hij die, maar het publiek krijgt het niet mee. De toeschouwers lopen tijdens de voorstelling en masse weg voordat het robotkonijn zijn bestemming heeft bereikt.
Tussen de halfgare acts valt wel de dansvoorstelling Insomnia op van de Franse groep Materia Prima. Daarin wordt wreed spel gespeeld met de slaperige bevolking van een tehuis vol krakkemikkige ziekenhuisbedden.

Doe-het-zelf

De bezoekers van het festival lopen voornamelijk verdwaasd rond te slenteren tussen licht- en geluidseffecten. Ze nemen bij gebrek aan actie maar een biertje en babbelen wat met hun gezelschap. Het accent komt zo te liggen op doe-het-zelf-vertier, waaraan ze mogen deelnemen. Er is een houten cakewalk, zo’n kermisgeval met bewegende rollen waarop je al lopend overeind moet zien te blijven. Er is een neprots waaruit je met behulp van een mircofoon stemmen en muziek kunt oppikken. In de Laterna Magica-zaal staat een vj, die het grootste deel van de avond draait voor anderhalve man en een paardekop. Buiten is een loungetent met thee en joints. En er is een soort stoffen doolhof dat de grootse naam Tocht draagt. Daarin mogen toeschouwers een voor een naar binnen, na een half uur in de rij gestaan te hebben. Laten we niet verklappen wat er daarbinnen gebeurt, maar echt de moeite van die lange wachttijd is het niet.

Verwachtingen

Misschien waren de verwachtingen te hoog gespannen, misschien moeten we meer onszelf vermaken en minder door anderen vermaakt willen worden. Misschien zijn de overige festivalavonden sterker geprogrammeerd. Maar deze openingsavond was er in elk geval een van veel geschreeuw en weinig wol. (Mieke Zijlmans – gepubliceerd op 21 september)

Boeken / Strip

Strips In Beeld

recensie: Nieuwe strips voor de herfst

De Nederlandse uitgeverijen presenteerden de afgelopen weken weer stapels nieuwe beeldverhalen. Het is vrijwel ondoenlijk om de hele waslijst in kaart te brengen. Om die reden volgt hieronder een selectie van de meest in het oog springende titels.

David B.

Van de Fransman David B. was al een aantal strips in het Nederlands verschenen, waaronder Babel, Het Alfabet der Ruïnes en Kapitein Scharlaken. Daar is nu Vallende ziekte aan toegevoegd, het eerste deel uit een serie van vijf over zijn aan epilepsie lijdende broertje Jean-Christophe. De speurtocht naar een geneesmiddel is in dit deel de rode draad. Het is ook een verslag van het onvoorstelbaar creatieve denkproces van een kind, in dit geval de tekenaar zelf op jonge leeftijd.

~

Verder geeft Vallende ziekte een beeld van The Seventies, met een stoet aan alternatieve geneeswijzen. De ouders storten zich vol overgave in alle experimenten, waardoor Oosterse, westerse, planetaire, levensbeschouwelijke, voedingsgestuurde en meditatieve methodes de revue passeren. Een heerlijk en mild spottende strip, met bovendien fraai tekenwerk. Dit eerste deel toont aan dat de wereld van het beeldverhaal de afgelopen jaren steeds volwassener is geworden en de scheidslijnen tussen strip en literatuur vervagen.

David B. ● Vallende ziekte 1 ● Prijs € 19,90 ● Uitgeverij Atlas ● 176 pagina’s ● ISBN 90 450 1265 0@

Boeddha

Osamu Tezuka staat bekend als de ongekroonde peetvader van de Japanse strip. Naast tientallen manga-reeksen voor de jeugd, schreef en tekende hij drie grote reeksen voor een volwassen publiek. Waaronder het nu in het Nederlands verschenen Kapilavastoe, het eerste deel van zijn reeks Boeddha. Hierin vertelt Tezuka het verhaal van de jonge Siddharta, aan het begin van zijn spirituele pad. Onderweg ontmoet hij de meest uiteenlopende figuren, die één belangrijk kenmerk gemeen hebben: ze verpersoonlijken een verzet tegen bestaande cultuurpatronen en religieuze of politieke onderdrukking.

In Kapilavastoe ontmoet Siddharta een slavenzoon en een kind dat spreekt en leeft met de dieren. Daarnaast komt een flinke hoeveelheid thema’s aan bod, zoals jaloezie, eerlijkheid en de spanning tussen individuen. Leuke tekeningen verfraaien deze zoektocht naar hogere sferen. Maar of deze avontuurlijke manga ook aanslaat bij het volwassen publiek in Nederland? Waarschijnlijk niet – daar zijn de belevenissen vaak te onsamenhangend en kinderlijk voor.

Osamu Tezuka ● Kapilavastoe ● Prijs € 16,90 ● Uitgeverij Luitingh-Sijthoff ● 400 pagina’s ● ISBN 90 245 5477 2

~

Windig en De Jong

René Windig en Eddie de Jong werden vooral bekend met hun strip Heinz, waaraan ze in januari 1987 begonnen te werken en die nog steeds verschijnt. Na vijf jaar is eindelijk weer eens een nieuw album uitgegeven, met deze eigenzinnige kat in de hoofdrol: Sokko moet naar Krokko. Het vierentwintigste deel! Met veel bekende ingrediënten. Zoals het beeld van een Heinz die de kroeg uit wordt getrapt, een oom Wim die een slaapverwekkend verhaal begint te vertellen en een uitermate trage schildpad Jodocus. Nieuw is het zoontje Kleine Bever dat het voor elkaar krijgt van Heinz een echte A.D.H.D.-vader te maken. Voor heel even, dat spreekt. En dan zijn daar ook nog Sokko en Krokko, de buitenaardse wezens die de gevolgen van het Hollandse bier proberen te ontdekken. Tegelijkertijd verscheen van Windig en De jong het album Beffen-ijf, met de Vandersteen-persiflage Sliske in de hoofdrol. Ook zij valt regelmatig in het café te bespeuren, om al lispelend haar favoriete drankje (bessen-ijs, dus) te bestellen. Waarmee de helft van het aantal grappen uit dit album al is prijsgegeven.

Windig en De Jong ● Sokko moet naar Krokko/Beffen-ijf ● Prijs € 9,90/€ 13,50 ● Uitgeverij De Harmonie ● 60/96 pagina’s ● ISBN 90 5492 175 7/90 5492 183 8


De Havik

Patrice Pellerin werkte in een tekenfilmstudio voordat hij zich toelegde op het maken van strips. Op verzoek van scenarist Jean-Michel Charlier tekende hij na de dood van de beroemde stripmaker Jijé twee delen van de serie Roodbaard. Daarna besloot hij zijn eigen verhalen te maken. Met De Havik wist hij zijn beide talenten te verenigen. En met succes, omdat de reeks veel lezers bereikt. Voor het nieuwe deel Geheim archief verzon hij de volledige jeugd van zijn hoofdfiguur Yann de Kermeur. De ontbrekende pagina’s uit zijn leven worden opgediept uit diverse historische documenten. Een koffer vol herinneringen, vergeelde notities, officiële verslagen en flarden van een dagboek werpen bij elkaar een nieuw licht op zijn leven. De verhalen van deze reeks waren al niet altijd even eenvoudig te volgen, vooral niet omdat ieder album uit deze serie een vervolg is op het voorgaande deel. En met dit nieuwe deel worden de zaken bepaald niet gemakkelijker. De fraaie, realistische tekeningen maken gelukkig veel goed.

Patrice Pellerin ● Geheim archief ● Prijs € 11,50 ● Uitgeverij Spotlight Dupuis ● 64 pagina’s ● ISBN 90 314 2816 7

En verder…

Weer een nieuwe Jessica Blandy? Zeker, het duo Renaud en Dufaux weet maar van geen ophouden, zodat nu het 24e album van deze blondine het licht heeft gezien. En ook deze keer trekt ze weer ten strijde tegen het kwaad… De makers zijn zich inmiddels bewust geworden van hun enorme productiviteit, waardoor ze hebben besloten om in ieder geval voorlopig een punt te zetten achter hun meest populaire reeks.

Heel wat aangenamer is het album Een hondenleven van de Fransman Manu Larcenet, uitgegeven in het kader van de honderdvijftigste geboortedag van Sigmund Freud. In het album reist de meest bekende psychiater naar de Verenigde Staten om er op zoek te gaan naar een geschikte patiënt. Die vindt hij uiteindelijk in de vorm van een… hond! Die is zojuist uit de gevangenis ontsnapt. Samen zoeken ze verder, terwijl de hond zijn levensverhaal vertelt… Kan het nog spannender?

Renaud en Dufaux ● De bewakers ● Prijs € 5,25 ● Uitgeverij Spotlight Dupuis ● 60 pagina’s ● ISBN 90 314 2781 0

Manu Larcenet ● Een hondenleven ● Prijs € 13,50 ● Uitgeverij Oog & Blik ● 48 pagina’s ● ISBN 90 5492 163 3

Kunst / Expo binnenland

Ouderwets plaatjes kijken in het centrum van Leeuwarden

recensie: Noorderlicht Fotomanifestatie 2006

Waarschijnlijk naar aanleiding van alle aandacht die in Nederland de afgelopen tijd is geweest voor werelddeel Azië heeft de organisatie van Noorderlicht Fotomanifestatie dit maal gekozen voor het thema Another Asia. In de praktijk kun je met zo’n thema meerdere kanten op: ofwel het beeld dat wij in het Westen van Azie hebben is nogal eenzijdig en Noorderlicht doet nu voorzichtig een poging tot bijstelling, of ons beeld is ontstaan uit foto’s en video’s van een aantal dominante, welvarende landen als China, Japan en Zuid-Korea en Noorderlicht kijkt geografisch gezien iets verder. Dat laatste blijkt wat de organisatie voor ogen heeft. In meer dan zevenhonderd foto’s toont Another Asia het leven in andere aziatische landen als India, Laos, Cambodja, Thailand, Indonesië en de Filippijnen. Net als twee jaar geleden, toen de aandacht uitging naar de Arabische regio, is ook dit maal gebruik gemaakt van een (vergelijkbare) drieledige invalshoek: door westerse ogen, door Aziatische ogen en blik op het verleden.

Fernando Moleres (1963), Women in the Textile Industry
Fernando Moleres (1963), Women in the Textile Industry

In het Noorderlichtpand aan de Nieuwe weg zien we hoe westerse fotografen de Aziatische regio hebben gedocumenteerd. Opvallend vaak wordt gezocht naar het decadente, de criminaliteit, sporen van de westerse traditie in het Oosten en de negatieve gevolgen van de verstedelijking. Zo blijkt Duits fotograaf Nick Nostitz bijvoorbeeld gefascineerd door de rafelige rand van de Aziatische samenleving, wat terugkomt in zijn expliciete foto’s van drugsspuitende meiden, vermoorde mensen en Thaise hoertjes die het in hoofdstad Bangkok westerse toeristen naar de zin maken. Erg spannend wordt het bij Nostitz nooit. De kiekjes doen niet meer dan het bestaande beeld bevestigen: Bangkok als verderfelijk crimineel hol. Ook de Spaanse fotograaf Fernando Moleres kijkt niet verder als hij focust op de slechte werkomstandigheden van duizenden vrouwen die werken in de kledingindustrie in lage lonen-landen als Bangladesh en Sri Lanka. Hoe schrijnend ook, inmiddels zijn we zo vertrouwd geraakt met dit soort beelden dat de foto’s weinig effect meer sorteren. Al blijft de sociale betrokkenheid op zichzelf natuurlijk uiterst sympathiek.

Problematisch

Het probleem van veel foto’s van westerse fotografen is dat vooral wordt ingezoomd op negatieve zaken. Terwijl iets verder kijken dan al die ellende, onrechtvaardigheid en vermeende misstanden vaak beduidend interessantere reportages oplevert. Het lijkt een typisch kwaaltje van de buitenlandse fotograaf, dat zoeken naar de pijnpunten, naar waar het in een vreemde samenleving aan schort. In feite het verhaal van de buitenstaander die zo opgaat in de problematiek van een land, dat hij/zij blind is voor al het moois. Dat contrast valt vooral op als je vervolgens in het Fries Museum de expositie door Aziatische ogen binnenloopt, waarin Aziatische fotografen hun licht laten schijnen op de eigen regio.

I-Lann Yee (1971), Sulu Series
I-Lann Yee (1971), Sulu Series

Daar blijkt dat die veel minder snel geneigd zijn om alle ellende op te rakelen en veel meer spelen met de vorm. Van I-Lann Yee uit Maleisië wordt bijvoorbeeld een aantal dromerige, magische ensceneringen getoond. Yee gebruikt daarvoor fabels over de Sulu Zee, gelegen tussen thuisland Maleisië en de Filipijnen, als uitgangspunt. Remissa Mak uit Cambodja toont in mooie, warme kleuren de felle natuurstrijd tussen mieren en vissen. Een bijna letterlijke vertaling van een spreekwoord van de Khmer: “When the water rises, the fish eats the ant; when the water recedes, the ant eats the fish.”. Op symbolisch niveau refereert de fotoserie aan de situatie in thuisland Cambodja, waar tachtig procent van de bevolking landarbeider is. Zij die optimaal profiteren van de weersomstandigheden hebben het voor het zeggen wat betreft voeding, werk en medische zorg. Nog interessanter, want gelaagder en politieker, zijn de foto’s van de Indiase Pushpamala N. De fotografe liet zich fotograferen door de Britse vrouwenfotograaf Claire Arni. De statische poses en kledij verwijzen naar klassieke Indiase films, foto’s en schilderijen terwijl het meetinstrument waarmee het gezicht van Pushpamala N. wordt opgemeten refereert aan de manier waarop het gezicht van Indiase vrouwen werd opgemeten voor etnografisch onderzoek door de Britten.

Pushpamala N (1956), The Ethnographic Series
Pushpamala N (1956), The Ethnographic Series

Wie na zoveel foto’s en indrukken nog niet verzadigd is en nog energie over heeft, kan in het Prinsessehof terecht voor een duik in de geschiedenis van Zuid- en Zuidoost-Azië. Daar gaat de aandacht vooral uit naar de manier waarop de mens in beeld werd gebracht in de tijd dat fotocamera’s enkel betaalbaar waren voor de rijkere bovenlaag van de bevolking. Zo zien we heroïsche zwart-wit foto’s van straatfotografen als Malcolm Hutcheson en Mohammad Amin Naveed en is er een installatie van I-Lann Yee, die daarvoor statige portretfoto’s gebruikte afkomstig uit de studio van Tam Hong Lam. Ook in Het Princessehof tref je weer weinig ellende. Zelfs als, zoals bij Mai Nam, de Vietnamoorlog in beeld komt, gaat de aandacht uit naar de mens achter de soldaat. Het fotograferen van gevechten liet Nam over aan collega-fotografen.

Gestuctureerder

In tegenstelling tot de afgelopen twee jaar heeft de Noorderlicht-organisatie dit maal een duidelijke, inhoudelijke keuze gemaakt door bij de selectie de westerse fotograaf lijnrecht tegenover zijn Aziatische tegenhanger te plaatsen. Eerstgenoemde richt zich als buitenstaander primair op de knelpunten en uitwassen van de Aziatische maatschappij, terwijl de Aziatische fotograaf als insider verder kijkt dan al die misere. Hoogstwaarschijnlijk is zo’n strikte scheiding artificieel, maar tegelijkertijd zorgt het binnen de expositie wel voor een duidelijke structuur.

Dat gevoel van eenheid en onderlinge samenhang is precies dat wat ik de afgelopen twee edities heb gemist. Waarmee 2006 de boeken in zal gaan als een erg sterk Noorderlicht jaar!

Boeken / Kunstboek

Alles Tracey

recensie: Tracey Emin - Traceyland

In de jaren negentig werd de Engelse kunstwereld opgeschrikt door de kunst van de Young British Artists. Kunstenaars als Damien Hirst en Jake & Dinos Chapman shockeerden het kunstestablishment met doorgezaagde dode koeien en gemuteerde etalagepoppen. Ook Tracey Emin (1963) behoorde tot deze groep kunstenaars, die hedendaagse kunst in Engeland weer tot het gesprek van de dag maakten. De laatste jaren hoorden we hier in Nederland niet zo veel meer van deze kunstenaars, maar de autobiografie Traceyland van Tracey Emin bracht daar afgelopen maand verandering in.

Emins werk onderscheidt zich van dat van kunstenaars als Hirst door het overweldigende persoonlijke karakter ervan. Alles wat Emin, kind van een Turkse vader en Engelse moeder, meemaakt – variërend van haar gevoelens over haar abortussen tot seksuele escapades in haar puberteit – verwerkt ze in haar kunstwerken. Een van de bekendste voorbeelden hiervan is My Bed, waarmee ze in 1999 genomineerd werd voor de Turner Prize, een belangrijke Engelse kunstprijs. Het tentoongestelde object was het bed, inclusief vieze lakens, vuile slipjes, lege drankflessen en pakjes sigaretten, waarin Emin drie dagen had doorgebracht, een zelfmoord overdenkend.

Het begint bij het schrijven

Margate
Margate

Traceyland vormt wat dat betreft een aanvulling op haar werk – of volgens Emin zelf een startpunt: “alles begint bij schrijven”. Voor mensen die bekend zijn met haar kunst zal Traceyland niet veel onthullingen bevatten. Sommige van haar werken zijn zelfs, in een bewerkte, want aan het papier aangepaste vorm, opgenomen in de autobiografie, zoals het indrukwekkende videowerk Why I Never Became a Dancer (1995). Eigenlijk is het jammer dat Emin ervoor heeft gekozen het werk op deze manier op te nemen in haar boek: de tekst die ze afdrukt vormt immers slechts een deel van het oorspronkelijke werk en zonder het beeld van de druk dansende Emin is het niet compleet. Wat nu rest is in feite alleen een – misschien schrijnende – herinnering, die ietwat afbreuk doet aan het kunstwerk zelf.

Why I Never Became a Dancer gaat over een jonge Tracey die na haar vele seksuele escapades bedacht had dat er veel meer voldoening te halen viel uit dansen. Ze besloot mee te doen met een danswedstrijd in de plaatselijke discotheek. Terwijl ze gelukkig danste in de plaatselijke disco, klonk boven de muziek uit, steeds luider: “Slut. Slut, Slut.” De jongens rond de dansvloer herinnerden haar aan alles wat ze eerder had gedaan. Dansend op deze video, inmiddels vele jaren later en onderwijl dit verhaal vertellend, neemt ze wraak op deze mannen, jongens, die haar destijds gebruikten:

Toen ik vijftien was, had ik ze allemaal gehad,
en Margate was te klein voor me,
en ik wist het onderscheid tussen goed en kwaad.
Dat die mannen wilden neuken met mij –
een veertienjarig meisje –
was omdat het geen mannen waren.
Ze waren zielig.
Voor mij was seks een avontuur geweest,
een leerschool, onschuld.
Een woeste ontsnapping aan

alle rotzooi om me heen
(…)

en ik dacht nog altijd met mijn lichaam

maar nu was het anders –
het ging om mij en het dansen

Vooral in het eerste gedeelte van Traceyland, Moederland, komen deze directe verwijzingen naar haar kunst voor. Emin vertelt in dit deel over haar jeugd in Margate, of over herinneringen die met haar jeugd te maken hebben. Het is misschien wel een van schrijnendste gedeeltes uit het boek. Een naïeve Tracey raakt verzeild in uiteenlopende en niet altijd even gemakkelijke situaties, waarin haar keuzes vrijer lijken dan ze in werkelijkheid zijn. In het tweede gedeelte, Vaderland, is er minder aandacht voor haar werk, maar meer voor de relatie met haar vader. Ze is bij hem op bezoek op Cyprus, waar ze een relatie krijgt met een oudere man. De kunstwereld lijkt ver weg, evenals de depressies, in dit enigszins romantische gedeelte.

Kunst = leven

Traceyland, het laatste deel, speelt zich af in de tijd dat ze bekend wordt met haar kunstwerken. Nu wordt duidelijk dat Traceyland niet echt een autobiografie ‘oude stijl’ is, waarin de auteur soms systematisch zijn leven opsomt. Er is niets te lezen over de moeilijkheden die ze had om haar plek te vinden in de kunstwereld, over de keuze om haar leven in haar werk te betrekken, of over de zoektocht als kunstenaar naar haar eigen stijl, de projecten die ze met anderen deed. Waar je zou verwachten dat het kunstenaarsschap centraal zou komen te staan, lijkt de kunst verder weg dan ooit. Aan de andere kant is het ook wel weer te begrijpen: Emins leven is immers Emins kunst. Dus de gebeurtenissen in haar leven, de abortussen, depressies en liefdeloze relaties waar ze over verhaalt, zijn in feite tegelijk ook haar werk.
De enige anekdote die naar de kunstwereld verwijst, is die over een dronken Emin op de Britse nationale televisie. Het losbandige leven met veel drank waar Emin om bekend staat, blijkt niet altijd even probleemloos. Tijdens een discussie over kunst op de avond van de uitreiking van Turner Prize is Emin zichtbaar en hoorbaar dronken. Haar vriendin en kunstenares Gilian Wearing belt haar de volgende ochtend lachend op en pas dan begint er wat te dagen.

Emin heeft veel meegemaakt en de rauwe manier waarop ze daarover verhaalt, is zeker indrukwekkend. Voor een leven zo vol gebeurtenissen is het boek echter opvallend dun. Dit komt misschien vooral doordat ze niet alles vertelt. Haar manier van schrijven is vooral associatief en daardoor soms warrig: dromen, denkbeelden en daadwerkelijke gebeurtenissen worden met elkaar vermengd. Traceyland is daardoor niet een gewone autobiografie, waarin de lezer van jaar tot jaar te weten komt wat er gebeurd is. Het is eerder een onderdeel van haar oeuvre, en van haar leven. Geen autobiografie die de balans opmaakt, maar een bijdrage aan haar oeuvre, en als het ware een kunstwerk op zich.

Film / Films

Net even te kinderachtig

recensie: Nanny McPhee

Emma Thompson heeft het allemaal. Ze is grappig, mooi en slim: ze is de enige die ooit een Oscar won voor zowel een acteerprestatie (Howards End – 1992) als het schrijven van een scenario (Sense and Sensibility – 1995). Ook voor haar laatste film, Nanny McPhee (2005), schreef ze het script. Het is gebaseerd op de Nurse Matilda-boeken van Christianna Brand. Helaas is deze film allesbehalve Oscarmateriaal…

~

De zeven kinderen van weduwnaar Mr. Brown zijn zo stout dat zelfs de Von Trapps er wat van kunnen leren. Eigenhandig pesten ze de ene na de andere gouvernante weg, tot op een dag hun eigen Mary Poppins op de stoep staat: de oerlelijke Nanny McPhee. De oppas heeft twee grote wratten, een aardappelneus en een uitstekende tand, maar ook een magische wandelstok en een hele hoop wijze lesjes.

Sprookje

Vanaf de eerste scène is het duidelijk dat Nanny McPhee bedoeld is als sprookje. De camera vliegt over een idyllisch dorpje en zoemt in op het huis van de familie Brown. De houten villa heeft felgekleurde groene en blauwe kamers. De kinderen zijn volgens vader Colin Firth ‘very, very, very, naughty‘, en even later vernielen ze inderdaad de keuken – tot ergernis van de dikke kokkin met appelwangen. Alle stereotypes zijn aanwezig: de man die rouwt om zijn overleden vrouw, de vervelende kinderen die eigenlijk gewoon aandacht willen van hun vader, de gemene stiefmoeder, de kwaadaardige oudtante en de prinses.

~

Volwassenen zijn de laatste jaren een beetje verwend. Kinderfilms als Harry Potter, Shrek en Finding Nemo zijn zo gemaakt dat ook mensen boven de tien zich kunnen vermaken. Nanny McPhee doet daar niet aan mee: de film is voor de volle honderd procent bedoeld voor kinderen. Van taartgevechten tot dansende ezels: Nanny McPhee heeft alles in huis om in de smaak te vallen bij de kleintjes.

Een beetje voor niets

Voor een kinderfilm is er veel aandacht besteed aan de look van de film, zo blijkt uit de extra’s op de dvd. Naast trailers, bloopers en verwijderde scènes zien we hoe een leeg veld verandert in het dorp waar het geheel zich afspeelt. Maandenlang wordt er gebouwd aan de villa van de familie Brown: zelfs de planten in de tuin worden ruim van te voren geplant. Dit gecombineerd met het feit dat Thompson jarenlang aan het script werkte illustreert dat Nanny McPhee zeker met liefde is gemaakt. Helaas is alle moeite een beetje voor niets geweest.

~

De felle kleuren, gekke kostuums, clichés en stereotypes: je zou aan het eindresultaat niet echt zien dat er zo veel tijd en energie in het script en de film is gestoken. Nanny McPhee lijkt een beetje te zijn doodgeknuffeld door haar makers: met alle goede bedoelingen hebben ze uiteindelijk een vrij standaard film gemaakt die alleen kinderen zal kunnen boeien. Voor hen is Nanny McPhee geweldig, voor de rest van ons is de film toch vooral kinderachtig.