Boeken / Fictie

Geleden in het verleden

recensie: Maarten 't Hart - Het psalmenoproer

Maarten ’t Hart beschouwen wij als een vaste waarde in het Nederlandse letterleven, en we verwelkomen hem doorgaans graag als hij met iets nieuws op de afspraak komt. Hij zal wel nooit naast de Grote Vijf komen te staan – Claus, Mulisch, Boon, Reve en Hermans – maar niettemin zullen velen hem dankbaar zijn voor de veelzijdige en lichtjes opstandige bladzijden die hij ons tot dusver heeft nagelaten. Die zijn inmiddels samengebald in dertig boeken.

~

Het was genieten van de schalkse jeugd in Een vlucht regenwulpen en ik verdiepte me gretig in zijn autobiografische Het roer kan nog zesmaal om, terwijl ook zijn welgemikte aanslag op het geloof De Schrift betwist bijzonder plezierig lezen was, gezien de gelijkaardige situatie waaruit velen in streng protestants Nederland waren gekomen.
En nu is er dus Het psalmenoproer, waarin de schrijver een stuk vergeten geschiedenis blootlegt: na het midden van de achttiende eeuw besloot de clerus – of eerder de overheid – om de psalmen aan te pakken. Niet alleen werd de gestandaardiseerde, berijmde versie van Petrus Datheen los gelaten, men besloot ook de manier van zingen te wijzigen: enkel nog de ‘korte zingtrant’ zou worden toegelaten. Maar dat was buiten de bevolking gerekend, die de psalmen niet enkel zong omdat men dat nu eenmaal doet op zondag, maar er daadwerkelijk vreugde en troost uit putte. Daarbij werd die wijziging ervaren als de druppel die de emmer van ergernissen deed overlopen, want het ging in die tijd ook niet goed met de visserij (“Ja, want die nieuwe rijmpsalmen, die korte zingtrant / het zal de brandstof zijn waaraan zich het vuur [de onrust in de visserij – hd] hecht, het vuur dat reeds jaren smeult”). Het gevolg was een nationaal verbreide opstand die slechts met moeite kon worden onderdrukt.

Een kleine geschiedenis

Temidden van dat tumult laat de schrijver verschillende personages uit die tijd opdraven, om er op die manier een soort ‘kleine geschiedenis’ van te maken, een geschiedenis van mensen: de gewiekste Lambregt Schelvisvanger, dominee Van Spang, Pieter Schim en nog vele anderen geven commentaar op de gebeurtenissen en maken met ons, lezers, de woelige gevolgen voor visserij en brave bevolking mee. Maar helaas, het dient gezegd, dit gebeurt op weinig indrukwekkende wijze. Slaagde ’t Hart er in Het woeden der gehele wereld in om een levendig en schitterend beeld van de jaren vijftig en zestig te schetsen, waarin hij bovendien naadloos een razend spannend verhaal wist in te passen, in deze roman ontspoort hij door al te direct het leven en spreken van toen weer te willen geven, zonder ook maar aan een eenduidig verhaal te denken.

~

De tekst op de achterflap moeten we dan ook eerder zien als een waarschuwing dan als een aanprijzing: “zijn eerste historische roman”, lezen we, en dat valt inderdaad op te maken uit de onbeholpenheid waarmee de nochtans ervaren ’t Hart aan het werk gaat. Zoals uit zijn verantwoording blijkt, heeft hij uitvoerig geput uit verschillende historische bronnen (zo hoort het ook), teneinde geen gefantaseerde of onware dingen te verkondigen. Die bronnen past hij echter zo opvallend en vooral onhandig in, dat je als lezer meteen door hebt dat ’t Hart een welbepaalde krant of specifiek rechtbankverslag in handen moet hebben gehad en dit nu even in de roman kopieert. Dat wordt bijvoorbeeld duidelijk uit zinnen als: “Eerder deze week had meester Spanjaard op de school uit de krant voorgelezen: ‘Vermits het toekomende vrijdag..'” enzovoort: het hele verslag in overgrootmoeders Nederlands. Dit zijn trucjes waar je als ervaren romancier normaal gezien niet meer in trapt en waar je je als lezer mateloos aan ergert.

Dooie figuren

Maar dat is niet alles: om de couleur locale kracht bij te zetten, zadelt ’t Hart zijn personages op met een taaltje dat gesproken wordt in niemandsland, een taal ergens tussen het moderne en achttiende-eeuws Nederlands in. Niet enkel leest dat verschrikkelijk moeilijk, het maakt de figuren er alleen maar dooier en houteriger op, jammer genoeg: “En ook groet ik de heren Van der Stolk en Luyendijk die hier aanwezig zijt namens degenen die gaarne de korte zingtrant ingevoerd wensen te zien.” Dat houd ik althans niet vol.

Het psalmenoproer valt nog het best te lezen als een roman over het leven zoals het was in de achttiende eeuw: wat viel er in Maassluis te beleven in die dagen? Hoe zat dat nou met de visserij aldaar? Hoe calvinistisch was Nederland toen? Op die manier valt er nog wel enig plezier uit het boek te putten, al plaats ik ook daar meteen een kanttekening bij: is er anno 2006 eigenlijk nog iemand die zit te wachten op een oerhollands verslag zonder plot over een psalmendispuut en de neergang van de visserij in Maassluis anno 1773? Gelukkig kan het roer nog zesmaal om.

Muziek / Album

Handclaps, galm en gitaren

recensie: The Sunshine Underground - Raise The Alarm

We hebben er weer een. The Sunshine Underground tapt uit het vaatje dat nog lang niet leeg is, blijkens het grote aantal punk-funk en new-wave releases dat ons land blijft bereiken. Ik bedoel, de titel alleen al. Hoe het album klinkt zal met deze intro al duidelijk zijn. Belangrijker is dus de vraag of Raise The Alarm tot het kaf of het koren van deze oogst behoort.

~

Vier jongens uit Leeds. Nerveuze gitaren en een galmende stem. Dit hebben we eerder gehoord. Her en der vindt een kleine uitbreiding van het idioom plaats, zoals voorzichtige percussie en een aantal handclaps. Hiervoor eisen ze in het boekje allemaal trots de credits op. Nou nou jongens, zoveel werk was dat toch niet: twee keer op een preset van een drumcomputer drukken en een keer tegen een koebel slaan? Nee, revolutionair is dit debuutalbum zeker niet. Deze vaststelling zou munitie kunnen vormen voor een genadeloze tirade tegen de band, het genre of de muziekindustrie in het geheel. Platenmaatschappij melkt hype uit tot gortdroge bagger ontstaat, zou de schreeuwerige kop kunnen zijn. Zou, inderdaad, want daarvoor is het verzamelde materiaal op Raise The Alarm net te goed.

Fillers en killers

Dat dan weer wel. Volledige instemming verdienen de blokes echter niet. Zonder al teveel ongefundeerde vooroordelen los te laten op de band dringt zich het idee op dat dit debuut enigszins overhaast is uitgebracht. Daarvoor staan er teveel fillers en te weinig killers op het album. Put You In Your Place en Somebody’s Always Getting In The Way zijn aanstekelijke nummers die zo kunnen uitgroeien tot alternatieve gitaarkrakers. Maar daartegenover staat ook een aantal nietszeggende of zelfs stomvervelende niemendalletjes. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat een platenjongen heeft gedacht: we moeten er nu mee naar buiten komen, terwijl men beter nog even had kunnen wachten op een aantal sterkere nummers.

Cruciale tweede

De tijd moet leren of deze vier zullen overleven. Zoals bekend is sterven hypes doorgaans een snelle dood. De levensduur van The Sunshine Undergound zal dan ook voornamelijk afhangen van podiumpresentatie en de – in dit geval zeker – cruciale tweede cd. Naar verluid heeft de band op de planken geen slechte indruk achtergelaten. Vooralsnog verdienen ze dan ook het voordeel van de twijfel. Het vormen van het definitieve oordeel zal moeten wachten tot de verschijning van het tweede album.

Muziek / Album

Geïnspireerde en inspirerende jonge honden

recensie: Rowwen Hèze – Rodus & Lucius

“Róódus!! Lúúcius!! Kòm eens hier! Kóóóm ‘ns… Jaaa, ze zijn braaf hoor, ze zijn braaf.” Je hóórt de ‘zes surrogaatbaasjes voor drie weken’ gewoon roepen. Beide rottweilers met bovenstaande namen behoren toe aan de twee bewoners van boerderij De Kruishoeve in het Limburgse Meterik. Daar waar de leden van Rowwen Hèze dit voorjaar hun meest recente album opnamen. De dieren worden steevast geaaid, ze zijn zeer knuffelbaar. Sterker: ze inspireren de band. Want deze gelukkige, jonge honden kunnen heerlijk precies doen waar ze zin in hebben. Feitelijk exact wat de Limburgse band uit America ook al jaren zeer verdienstelijk doet. Maar dit keer is hun muzikaliteit verdienstelijker dan ooit. Logisch dus dat het nieuwe album de titel Rodus & Lucius meekrijgt.

~

Eerst maar eens een misverstand uit de wereld helpen. Rowwen Hèze is tegenwoordig namelijk zóveel meer dan de, voor iedereen herkenbare en meezingbare Bestel mar, bestel mar, bestel mar-hoempapa. Hoe leuk dat nummer ook is. Neen, deze Limburgse band onder aanvoering van componist en tekstschrijver Jack Poels, is in eenentwintig jaar uitgegroeid tot een buitengewoon serieus muzikaal nationaal product. Of het nu folk, polka, texmex of popmuziek is, Rowwen Hèze vertolkt het op een prima wijze. En nu is daar deze cd, die eerlijkheidshalve de beste uit hun carrière is. Het album bevat dertien nieuwe songs. Niet vaak waren composities van deze band zo krachtig, zo divers en zo rijk aan instrumentarium en samenzang (Niks an de hand, Dag geluk, Lentenacht). Niet vaak waren teksten zo snedig, gevat en grappig (‘t Greune Monster, Krokodillelearelaarze, Beer).

Zwierige driekwartsmaat

Her en der mag er uiteraard ook gedanst en gefeest (Kilomaeters, Vechte, valle en opstoan) worden, anderzijds komt de meer serieuze zijde van het ‘muzikant zijn’ aan bod. Shane, bijvoorbeeld is een rechtstreeks eerbetoon van Poels aan held Shane McGowan: “Alle muziek, al die name, ze ginge en ze kwame, ze trokken vurbeej, maar niemand din bleef, allien geej”.
In tegenstelling tot het licht-depressieve album Dageraad uit 2003 (lees: Poels schreef z’n relatieperikelen van zich af) is dit weer een positief getinte cd; Poels zingt ergens: “depressie trekt nar het zuide weg”. De man heeft zelfs weer een relatie, getuige Droemvlucht, het mooie duet met Nynke Laverman. Zij zingt Fries, hij houdt het gelukkig bij z’n moerstaal. De combinatie is schitterend geslaagd. Het geluk staat voorop, is de conclusie als je dit album beluistert. Poels (zelf bijna vijftig) geeft aan weer buitengewoon tevreden met z’n leven te zijn. Dat wil hij dan ook graag laten weten, getuige het feestelijke openingsnummer 50 Joar. Ook vermeldenswaardig is de instrumentale afsluiter die Tren van Enckevort (accordeonist/pianist/) voor z’n rekening nam. Een heerlijke, verstilde zwierige driekwartsmaat.

Dit is overigens het eerste Rowwen Hèze-album dat door Van Enckevort is geproduceerd. Hij deed dat samen met Jos Haagmans (van Zondag In Het Zuiden). Ze klaarden een mooie klus, het geluid klinkt lekker ongepolijst en recht voor z’n raap. Rodus & Lucius is al met al een prachtige, zeer diverse cd geworden. Als was hij gemaakt door zorgeloze, gelukkige, jonge honden.

Film / Films

Ouderwets luchtig en vluchtig actievermaak

recensie: Snakes on a Plane

I was hoping you’d be the sky candy tonight,” zegt de piloot van South Pacific Airways vlucht 121 opgewekt tegen stewardess Claire (Julianna Margulies). Hij weet nog niet wat hem voor spannende snoepjes te wachten staan. Een paar honderd glibberige, bijtgrage verstekelingen in het ruim lusten ook wel een lekker hapje en tasten toe zodra ze de kans krijgen.

~

Voordat de reptielenplaag losbarst, begint Snakes on a Plane als een zonnige strakke-meiden-strandfilm in jaren negentigstijl (Baywatch!) met dito actiescènes. Samuel L. Jackson neemt de honneurs waar als de stoere FBI-agent Flynn die surfer en kroongetuige Sean (Nathan Phillips) veilig in Los Angeles moet zien te krijgen. Eenmaal in het vliegtuig, en de titel doet geen enkele poging dat te verdoezelen, blijkt deze vergeven van dodelijke slangen. Het gevecht op leven en dood dat vervolgens losbarst kun je niet anders dan uitzitten tot de laatste cobra, mamba en python overwonnen is.

Dik aangezet

Snakes on a Plane is niet veel meer dan een variatie op de oer-Amerikaanse filmthema’s believe in yourself en we can do it together. Onschuldige mensen worden betrokken in een criminele afrekening van formaat – de grootste python is een meter of zes – maar het beoogde slachtoffer Sean loopt nauwelijks risico. Het adagium we must fight together overklast echter alle andere overwegingen en het gevaar wordt met vereende krachten bestreden. Tegelijkertijd worden wat persoonlijke issues bedwongen. Het aardige aan Snakes on a Plane is dat deze thema’s dik worden aangezet. Net als het begin is het eind als van een heuse B-film, waarbij er ruimte overblijft voor wat geflirt en platte humor. Steward Ken (Bruce James) is bij vlagen zelfs komisch.

~

De timing van de release, zo rond het uitkomen van Oliver Stones World Trade Center en vlak na die andere vliegtuigfilm United 93, is in ieder geval goed gekozen. Snakes on a Plane is pure fictie en probeert nergens de ernst van die rampenfilms te evenaren. De crimineel die het op Sean gemunt heeft is een ouderwetse Aziatische drugsbaron; je kunt hem gewoon in de gaten houden op beveiligingscamera’s. Hij saboteert weliswaar een vliegtuig, maar in vergelijking met fundamentalistische zelfmoordterroristen zijn slangen een relatief tastbare bedreiging. En als ze allemaal dood zijn, is het voorbij.

Het is schaamteloos actievermaak en blijkbaar mag dat weer. Hoewel ik betwijfel of Snakes on a Plane geschikt is voor vertoning tijdens lange vluchten, biedt het in ieder geval een luchtig en vluchtig tegenwicht op een serieuze rampentrend.

Film / Films

Op het feest der samenzweerders

recensie: Les amants réguliers

Philippe Garrels Les amants réguliers is een bijna drie uur durende visuele elegie voor de verloren dromers van 1968. Ondanks een langzaam tempo weet de film je gedurende zijn looptijd te pakken met een intiem en poëtisch realisme.

Les amants réguliers bestaat grotendeels uit prachtige close-ups. Garrel neemt de tijd om de toeschouwer te laten wennen aan de gezichten van zijn personages. De portretten die in de film in prachtig clair-obscur zwart-wit zijn gevangen vormen een afspiegeling van een wispelturige generatie.

De film draait om de dichter François (gespeeld door Louis Garrel, de zoon van de regisseur) die aan het begin van Les amants réguliers weigert om in dienst te gaan. Al snel laat hij zich meeslepen door het gewoel van de studentenopstand die in Parijs uitbreekt. De film volgt hem als hij met andere studenten barricades opwerpt tegen de Franse politie in een spookachtig nachtelijk Parijs. Nadat de opstand strandt in een onduidelijke impasse, trekt François zich met zijn vrienden terug in een ivoren toren van liefde, kunst en drugs.

Tussen barricade en slaapkamer

~

In Les amants réguliers heerst een spanning tussen de onzekerheid en kwetsbaarheid van de personages en hun hoop op verandering. Garrel is zich bewust van het feit dat wat men wint aan vrijheid, men verliest aan orde. De wil om te veranderen draagt daarmee een zware verantwoordelijkheid met zich mee. En als de jonge idealisten de wereld willen vormen naar de pure ideeën in hun hoofd, merken ze al gauw dat ze geen blauwdruk hebben. Een decadente vorm van inertie lijkt het vacuüm te vullen terwijl de personages zich van de barricades terugtrekken naar de veiligheid van slaapkamers en de roes van opium.

Voor François lijkt de desillusie te worden verzacht door een intense verliefdheid die opbloeit tussen hem en een jonge beeldhouwster, Lilie (een dromerige Clotilde Hesme). De film focust op hun broze liefde, maar naarmate de kijker deelgenoot wordt van François’ gevoeligheid, die door middel van wat spaarzame droomsequenties wordt opgeroepen, is het duidelijk dat hun liefde gedoemd is om te vervagen.

Opium en traangas

~

Garrel maakte in de jaren zestig films voor het experimentele collectief Zanzibar en was sterk door het gedachtegoed van ’68 beïnvloed. Daarnaast kende Garrel de regisseurs Jean-Luc Godard (hij maakte met hem het verloren verslag van de studentenopstand, Actua I) en Jean Eustache, wiens La maman et la putain (1973) als een voorbeeld gezien kan worden voor Les amants réguliers.

Ook verwijst de film naar Bernardo Bertolucci en daarmee is een vergelijking met zijn film over 1968, The Dreamers (2003), onvermijdelijk. Louis Garrel speelt in die film een veel brutaler personage dat sterk in contrast staat met zijn rol als de onzekere François. Daarnaast is Les amants réguliers veel soberder dan The Dreamers, waar Bertolucci zijn protagonisten laat opgaan in cinefiele passies en hun vervolgens laat flirten met zelfgenoegzame politieke en seksuele experimenten. Tegenover de explicietere seksualiteit van The Dreamers is Les amants réguliers veel behoedzamer. De jongeren lijken timide en voorzichtig in hun verliefdheid en ze missen de brutale lust die zo vaak opduikt bij Bertolucci.

Bloed van de dichter

~

Garrels film is misschien lichtelijk naïef in zijn geloof in bohémiense helden, in poëzie en kunst als grondstof voor verandering of in de duizeling van l’amour fou als remedie voor de troosteloosheid van het bestaan. De vlucht van de geliefden naar elkaar als reactie op hun desillusies, is een schoolvoorbeeld van romantisch escapisme.

Maar de film overtuigt ondanks het feit dat de afstand tussen zijn portret van ’68 en onze eigen werkelijkheid groter is geworden. Garrels duidelijke contrast tussen de gloed van idealen en een onvergevende werkelijkheid vormt het sterkste element uit zijn film. Hij zweeft met zijn beelden in de emotionele schemerzones van een generatie die zich nog geen raad lijkt te weten met haar dromen. De film biedt zo een tragisch conclusie op les evènements in de vorm van een melancholisch requiem voor onvervulbare politieke, artistieke en romantische idealen.

Muziek / Album

Volkomen bezeten garagepunk

recensie: Dead Moon - Echoes of the Past

.

~

Dead Moon is in 1987 opgericht. Zanger Fred Cole had er toen al een heel muzikaal leven op zitten met illustere bands als Zipper, The Weeds, The Lollipop Shoppe en The Rats. Met Dead Moon volgenden echter nog veel meer albums en tournees. Inmiddels heeft de band ook in ons kikkerlandje een groot aantal liefhebbers. Het Amerikaanse trio ‘heeft iets’ met Nederland. Al twintig jaar lang komen ze vrijwel ieder jaar voor minstens één tourtje naar ons toe. Als het weer zover is kruipt een immer in aantal toenemende hoeveelheid nationale garagerockers uit hun huizen om naar de Dead Moon te howlen. Steevast zijn de concertzalen waar Dead Moon speelt binnen een mum van tijd omgetoverd tot een dampende, dansende mensenmassa. Het zijn vooral deze illustere live-optredens waar Fred (zang, gitaar), Andrew Loomis (drums) en Toody Cole (bas) hun fanbase mee hebben opgebouwd.

Toch blijven ook de studioalbums van de band, zoals In the Graveyard, Unknown Passage en Defiance razend populair bij bovengenoemd undergroundpubliek. Toegegeven, het is af en toe een beetje doorbijten. Cole klinkt her en der als een snipverkouden Meatloaf en de band gebruikt verder niet meer dan een handvol zompige akkoorden en een uitgekleed drumstel. Maar een kniesoor die daar op let, want het mag allemaal ook best een beetje smerig klinken, nietwaar?

Voor de doorbijter

De vorige verzamelaar is al even geleden: in 1990 bracht het Duitse label Music Maniac de eerste compilatie van de band uit. Het werd dus weer eens tijd voor een nieuw overzichtswerk. Toch is het wel even wennen als je deze cd opzet. De (49!) nummers zijn zonder enige geluids- en volumetechnische afregeling gewoon maar op de cd gezet. Dan weer klinkt de zang dof, dan klinken drums te zacht, dan klinkt de gitaar te hard, dan klinkt het allemaal niet. Maar deze muziek hoort ook niet aalglad te zijn, dit is rock ’n roll! Desondanks is ook voor de liefhebber en de doorbijter 2,5 uur Dead Moon misschien toch iets te veel van het goede. Wellicht was de impact van deze compilatie groter geweest als alle ballads waren weggelaten. Want de power, dáár gaat het om. Daarom tot slot een advies aan alle jeugdige punkrockers: als het even kan, bezoek dan eens zo’n powergig van Dead Moon. Een dergelijk optreden maakt klassiekers als Running out of Time, Black September, Walking on My Grave, 13 Going on 21, Graveyard en Dead Moon Night tot een nog groter spektakel. Luister maar naar 54/40 or Fight, het enige live-nummer op deze verzamelaar. Juist de live-shows van Dead Moon brengen de luisteraars het dichtst bij waar de band voor staat: volkomen bezeten garagerock.

Film / Films

Van brave huisvader tot inventieve actieheld

recensie: Firewall

Het begint inmiddels een stereotype karakter van Harrison Ford te worden: de kwetsbare, ‘gewone’ man, die zich met het mes op de keel ontpopt tot een inventieve actieheld. We zagen hem zo in films als Air Force One en The Fugitive. Firewall is wat dat betreft geen uitzondering. De film is nu op dvd te verkrijgen en dat betekent voor de liefhebbers van dit soort typische Ford-films weer een aanwinst voor de verzameling.

In deze actiethriller van regisseur Richard Loncraine (o.a. Wimbledon en Band of Brothers) speelt Ford de rol van Jack Stanfield, een IT-specialist bij een grote bank. Hij heeft een mooie vrouw (Virginia Madsen), twee leuke kinderen en een prachtig huis. Maar hij heeft ook het financiële beveiligingssysteem op alle bankrekeningen ontworpen en het is dan ook niet vreemd dat malafide types met snode plannen hem al snel weten te vinden.

~


Terwijl meestercrimineel Bill Cox (Paul Bettany) Stanfields gezin thuis in gijzeling houdt, moet de goedaardige computerexpert zijn eigen beveiligingssysteem kraken en de kidnappers honderd miljoen dollar bezorgen. Maar Jack Stanfield is ook niet van gisteren en vindt ondanks zijn benarde situatie de inventiviteit om de kidnappers te slim af te zijn. Vechtend en ‘hackend’ bindt hij de strijd aan met zijn vijanden, om zijn gezin uiteindelijk weer in veiligheid te krijgen.

Amerikaanse moraal ten top

Firewall is niet de meest originele film in het actiethrillergenre. De standaard Amerikaanse symboliek waarbij het goede van het kwade wint en de typisch Amerikaans moraal van ‘je familie komt altijd op de eerste plaats’ liggen er duimendik bovenop.

~

Hoewel het verhaal niet veel verrassingen met zich mee brengt en de personages weinig psychologische diepgang vertonen, is het acteerwerk van hoofdrolspelers Ford en Bettany toch geloofwaardig en dat maakt de film weer beter. De rol van koele, gedistingeerde schurk is Bettany op het lijf geschreven en de wanhoop van Jack Stanfield als een doodnormale man die niets meer te verliezen heeft, wordt perfect gespeeld door Ford. De inmiddels 64-jarige Ford springt en rolt misschien niet meer zo soepel en vitaal door het beeld als in zijn vroegere Indiana Jones-jaren, toch bewijst hij dat het genre van de actiethriller hem nog goed ligt. Voor de trouwe Ford-fans is Firewall dan ook zeker de moeite van het bekijken waard.

Muziek / Achtergrond
special: Talent van eigen bodem deel VII: een interview met Vox Von Braun

‘Iedereen kan tegenwoordig een cd maken. Vinyl is veel exclusiever’

In de serie Talent van Eigen Bodem zullen we dit seizoen regelmatig interessante Nederlandse acts interviewen. Na eerdere gesprekken met Audiotransparent, Propeller, Kettel, Blues Brother Castro, We vs. Death en Grootmeester Jan is nu de beurt aan Vox Von Braun, de nieuwe band van Wymer Vaatstra en Frank Hiep. De directe aanleiding voor de confrontatie is een optelsom van factoren: zo leverde Vox Von Braun’s met Lord of Pesetas recent een bijdrage aan de sampler van het Groningse Subroutine label en kwam het viertal sterk voor de dag tijdens de samplerpresentatie in Vera (Groningen). Voor de nabije toekomst staat bovendien een splitvinyl in de planning met het Liars-achtige De Nieuwe Vrolijkheid. Al met al genoeg reden om de Groningers eens stevig aan de tand te voelen.

~

Vox Von Braun mag dan een relatieve nieuwkomer zijn binnen de Nederlandse indiescene, Vaatstra en Hiep zijn natuurlijk geen volslagen onbekenden in de underground. Beide hebben hun sporen inmiddels verdiend met andere bandjes, waarmee ze zo’n beetje overal in Nederland en zelfs daarbuiten hebben opgetreden. Vaatstra als zanger/gitarist van The Gluemen, een lo-fi rock’n roll band die in de periode 1993-1999 gold als grote belofte en onder andere airplay kreeg bij de VPRO en Studio Brussel. Hiep maakte vooral furore met het Blonde Redhead achtige Propeller, waarvan vorig jaar bij Rara Records nog het erg mooie debuutalbum The Midnight Ghost is verschenen.

Ergens in 2004 ontmoetten de mannen elkaar in het Groningse Vera. Vaatstra: “Op een avond liep ik Frank daar tegen het lijf en begon tegen hem te praten. Ik dacht namelijk dat hij een jeugdvriend van me was, wat later dus niet zo bleek te zijn.”

Dus je bedoelt dat dat rare biografieverhaal echt waar is?
Frank: “Ja, het klinkt misschien vaag, maar zo is het wel gegaan. We raakten aan de praat. In Vera gaat zo’n gesprek dan al gauw over muziek.”
Wymer: “Frank bleek The Gluemen al te kennen. Ik vertelde hem toen dat ik van plan was om een nieuwe band te beginnen en vroeg of hij mee wilde doen. Zo is het in feite allemaal begonnen.”

Via audities kwamen ze kort daarna uit bij bassiste Maike Doornebosch. Audiotransparent-drummer Michel Weber maakte de line-up compleet. Inmiddels heeft Weber de drumstokjes overgedragen aan Jan-Willem van der Veen, de enige die vanmiddag niet aanwezig kan zijn bij het interview. Met Vox Von Braun maakt het viertal broeierige, onderkoelde indierock die sterk doet denken aan de muziek van The Jesus and Mary Chain, The Velvet Underground en Black Rebel Motorcycle Club. De mannen van Subroutine zagen als één van de eersten de potentie ervan en contracteerden de band kort geleden voor hun label.

Hoe zijn jullie eigenlijk in contact gekomen met Subroutine?
Maike: “Ik kende Koen (Ter Heegde -LD.) al wat langer. Toen hij samen met twee vrienden Subroutine begon, heeft hij ons gewoon gevraagd of we wat wilden uitbrengen op hun label.”

~

Ik neem aan dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt?
Frank: “Op dit moment hebben we alleen afgesproken dat we een EP bij ze gaan maken, dat wordt nu trouwens een splitsingle met De Nieuwe Vrolijkheid. Daarna zien we wel verder.”
Wymer: “Ik denk dat je ook niet moet vergeten dat Subroutine als label nog in de beginfase zit. In zo’n stadium kijk je gewoon hoe het loopt, en van daaruit ga je verder.”

Wanneer kunnen we die split ongeveer verwachten?
Frank: “We zijn nu bezig met het afmixen van de nummers. Ik denk dat ie zo ergens rond oktober/november zal verschijnen. Waarschijnlijk zullen er twee nummers van ons op de plaat terecht komen.”

Nieuwe nummers?
Frank: “Ja, zo nieuw dat ze nog niet eens op onze Myspace- en website staan.”

Snij je je met vinyl als band niet ontzettend in de vingers? Als je een cd uitbrengt kun je potentieel toch een veel groter publiek bereiken?
Wymer: “Heel veel bands vinden vinyl nog steeds een magisch iets. Waarschijnlijk is het ook een soort sentiment.”
Frank: “Bovendien, iedereen kan tegenwoordig thuis een cd maken. Je ramt een microfoon in de computer en je kunt beginnen. Vinyl is veel exclusiever, veel specialer.”
Wymer: “Probeer maar eens een vinyl plaat te branden op je I-Mac.”
Frank: “Maar inderdaad, het is super onhandig. Ik denk ook dat het meer een soort statement van Subroutine is, het uitbrengen van een splitvinyl.”

Denken jullie al verder, bijvoorbeeld aan een debuutalbum?
Wymer: “Het is de bedoeling dat die in 2007 zal verschijnen.”
Frank: “En mocht dat niet lukken dan komt er volgend jaar sowieso een nieuwe EP.”

Ook bij Subroutine?
Wymer: “Daar hebben we op dit moment nog geen afspraken over gemaakt.”
Frank: “Maar die kans is groot. Het verschil tussen een klein label en een middelgroot label is wat dat betreft ook niet zo heel erg groot. Voor mij ligt het meer aan de betrokkenheid van de mensen die het label runnen.Als we nu bij een iets groter indie label als Livingroom Records zouden zitten… ik vraag me af of die mensen meer voor ons kunnen betekenen. Dat soort labels heeft vaak ook geen bakken met geld klaar staan om jou te helpen met de promotie en opnames. Ook dan zul je dit soort zaken grotendeels zelf moeten bekostigen.”

Ik zie op jullie website dat er de komende tijd geen optredens in de planning staan. Hoe zien jullie Vox Von Braun, als een soort van hobbyproject, of is het menens? Ik vraag dit omdat Frank ook zanger/gitarist is van Propeller.
Frank: “Vox Von Braun is absoluut serieus. Met Propeller zijn we alleen al iets verder; we hebben een plaat uit, hebben een boeker. Bij Vox Von Braun moet het allemaal nog een beetje op gang komen. Onze nieuwe drummer zit er bijvoorbeeld echt net bij. Het optreden tijdens de presentatie van de Subroutine sampler was letterlijk de eerste keer dat we met hem optraden. Wat dat betreft zitten we als formatie duidelijk nog in de beginfase.”

Op de eerste Vox Von Braun EP staat ook rustige, bijna alternatieve country als Mosquito. Live wordt er vooral gerockt met zwaar in distortion gedrenkte, onderkoelde Jesus and Mary Chain/Velvet Underground songs als Lord of Pesetas. Met andere woorden, Vox von Braun heeft twee kanten maar toont er live vooralsnog maar één. Bang om te gevoelig over te komen?
Frank: “Op dit moment is het een bewuste keuze om vooral de rock naar voren te laten komen. In de toekomst zal ook zeker die andere kant tijdens optredens worden verkend. We zijn nu in de oefenruimte bijvoorbeeld bezig met toetsen en andere instrumenten. Het is ook onze bedoeling om iets meer dynamiek in de nummers te gaan aanbrengen.”

Zo’n titel als Lord of pesetas, als je in de tekst ziet dat Las Vegas wordt genoemd, ergens klinkt het allemaal vrij cynisch. Het is vrijdag, laat het geld maar rollen. Liever kiezen voor vermaak, dan zelf je dromen waarmaken. Het leven dat aan je voorbijtrekt, en je laat het gebeuren. Is dat maatschappijkritiek?
Wymer: “Er zit natuurlijk wel een dikke knipoog in die titel hè. Zoals je waarschijnlijk wel weet zijn peseta’s niet zo heel erg veel waard. Het gaat niet zozeer over maatschappijkritiek als wel over oppervlakkigheid.”

Die afkeer van oppervlakkigheid proef ik ook in een nummer als Flowering Land, dat verhaalt over het leven in een band. Het lijkt wel alsof je er moeite mee hebt, een leven waarin het vooral gaat om stoere poses, bier en vrouwen.
Wymer: “Alles heeft zijn keerzijde. Ook als je in een band zit. Die oppervlakkigheid, dat irriteert me soms wel ja. Begrijp me niet verkeerd, vaak is het leven in een band geweldig, maar vanzelfsprekend zijn er ook mindere dingen. Zo moet je regelmatig ontzettend lang wachten voordat je kan spelen. Bovendien maak je soms dagen van 12-13 uur. Af en toe is dat wel erg vermoeiend. Maar al met hoor je ons niet klagen hoor. Dit is wat we alle vier altijd al wilden doen, samen muziek maken, optreden en toeren.”

Film / Achtergrond
special: Hans Beerekamp eert de filmdoden

NFF 2006: Het Schimmenrijk

Het Nederlands Film Festival is in de eerste plaats een viering van de levende film – nieuwe films van jonge filmmakers en veteranen – maar er zal ook worden stilgestaan bij diegenen die ons het afgelopen jaar verlieten. Filmjournalist Hans Beerekamp presenteert op 30 september in ’t Hoogt ‘Het Schimmenrijk’, een ode aan de doden. Van acteurs als Joop Admiraal en Gees Linnebank tot de opdrachtfilmer Ronny Erends, zij zullen voor één maal weer tot leven worden geroepen op het grote doek. Door middel van een ‘spectacle coupé’ van fragmenten uit lange films, complete korte films, reclamefilmpjes, trailers en wellicht een enkel interview worden zij geëerd. Het moet een jaarlijkse traditie worden.

Beerekamp kan hierbij gebruik maken van de fragmenten die hij eerder tijdens de maandelijkse editie van Het Schimmenrijk in het Amsterdamse Filmmuseum vertoonde. Sinds februari van dit jaar organiseert hij één zondagmiddag per maand een voorstelling rond de sterfgevallen uit de filmwereld, zowel nationaal als internationaal. Een “maandelijkse protestmanifestatie tegen de dood”, zoals hij het zelf noemt. Vaak komen niet alleen de meest voor de hand liggende fragmenten langs, maar juist ook vergeten juweeltjes of curiositeiten, zoals de wonderschone korte film Big City Blues uit 1962 met Joop Admiraal. Van de eind augustus overleden Mady Saks bijvoorbeeld hoopt Beerekamp in Utrecht niet alleen iets uit Iris of De gulle minnaar te tonen, maar juist ook een fragment uit de waarschijnlijk gedateerde feministische documentaires die ze in de jaren zeventig maakte.

Niet te olijk

Joop Admiraal in U bent mijn moeder
Joop Admiraal in U bent mijn moeder

De toon is daarbij niet te gedragen, dat zou het geheel een te zware lading geven. Er kan ook gelachen worden, bijvoorbeeld bij heel foute kluchten of oubollige commercials. Beerekamp: “Wat nauw luistert is in welke mate je er entertainment van moet maken, omdat er toch een soort van rouw in zit. We hebben nog niet meegemaakt dat er nabestaanden in de zaal zaten, maar dat zullen we in Utrecht misschien wél hebben. Dan moet je toch een béétje uitkijken dat je niet al te olijk wordt. Je moet daar een juiste balans in vinden.”

Hans Beerekamp, van 1977 tot 2003 filmcriticus van NRC Handelsblad, is al langer dé chroniqueur van de filmdoden op papier. In 1987 begon hij in De Filmkrant de rubriek ‘The Big Sleep’, waarin hij de overledenen uit de verste uithoeken van de filmwereld vastlegt. Toen hij in 2003 stopte als filmrecensent om drie jaar lang over televisie te gaan schrijven, besloot hij The Big Sleep voort te zetten. Begin dit jaar stapte hij over naar het maandblad Skrien.

Een beetje morbide

Sylvia de Leur
Sylvia de Leur

Waar komt die ‘passie’ voor de doden eigenlijk vandaan? Beerekamp: “Tijdens mijn werk bij de NRC merkte ik dat ik aan het schrijven van necrologieën ontzettend veel plezier beleefde. Dat ik dat eigenlijk een van de leukste aspecten van het beroep vond. Daar heb ik toen over nagedacht, want het is natuurlijk een beetje morbide. Mijn analyse was dat je op het moment dat iemand het aardse bestaan verlaat de balans kunt opmaken. Het is een moment waarop je heel concreet kunt overzien wat iemand nou heeft gedaan in zijn leven.”

Kranten maken echter een selectie: alleen de mensen die bekend of belangrijk genoeg waren verdienen de zo kostbare paginaruimte. “Eigenlijk vond ik dat je het compleet zou moeten vastleggen. Niet alleen de hele grote, maar ook de wat minder belangrijke filmpersoonlijkheden moeten ergens geboekstaafd worden. Ik ben altijd iemand geweest die heel erg hield van het bijhouden van schriftjes, lijstjes, administraties, en het werd dus bijna een obsessie om dat compleet te doen. Daarom heb ik dat op een gegeven moment aan De Filmkrant aangeboden als vaste maandelijkse rubriek.” Omdat Beerekamp ook hierin niet voldoende ruimte had, verscheen na enkele jaren een nog completere versie op de website van het blad. Toen eind vorig jaar een meerderheid van de jonge redacteuren van De Filmkrant aangaf niet zo veel waarde meer te hechten aan “die oude koek”, besloot Beerekamp het aan Skrien aan te bieden. Hoofdredacteur André Waardenburg toonde zich direct enthousiast.

Live versie

Gees Linnebank in De kleine blonde dood
Gees Linnebank in De kleine blonde dood

René Wolf van het Filmmuseum stelde vervolgens voor ook een live versie te maken. Het museum zocht al langer naar een manier om oude vergeten filmfragmenten uit het archief te tonen op een aansprekende manier, zoals het eerder met voornamelijk stille films deed in het programma ‘Bits and Pieces’. The Big Sleep bleek de ideale kapstok om een caleidoscoop aan fragmenten aan op te hangen. Beerekamp: “Film is een manier om iemand onsterfelijk te maken. Sterren van vroeger houden voor eeuwig hun oorspronkelijke glans, doordat hun films steeds opnieuw gedraaid worden. Dus je zou kunnen zeggen dat film in dat opzicht sterker is dan de dood. In Het Schimmenrijk kun je dat nu goed aanschouwelijk maken.” Overigens wordt niet alleen het archief van het Filmmuseum geraadpleegd; veel fragmenten komen van dvd. Bij films is het immers alleen mogelijk hele aktes te vertonen, terwijl je dvd’s naar believen kunt plunderen op zoek naar geschikte fragmenten.

Na zes edities stopt Beerekamp er nu tijdelijk mee, omdat hij voor NRC Handelsblad een half jaar gaat reizen door Europa, op zoek naar de Europese culturele identiteit. Maar eerst is daar op 30 september in Utrecht de nationale editie, met het jaaroverzicht over de periode sinds het vorige Nederlands Film Festival. Beerekamp hoopt tijdens zijn reis wél genoeg tijd en internetgelegenheid te hebben om The Big Sleep in een verkorte vorm in stand te houden. In het voorjaar, als Het Schimmenrijk weer wordt voortgezet, een artikel over onder meer de werkwijze van Beerekamp.

Het Schimmenrijk tijdens het Nederlands Film Festival: 30 september, 16:00 uur, ’t Hoogt 1.

Theater / Voorstelling

Fragiele Alexander voelt zich nergens te klein voor

recensie: Alexander (Het Toneel Speelt)

In de serie Topstukken zijn dit seizoen vier toneelstukken geselecteerd. Alexander, het nieuwe stuk van schrijver Willem Jan Otten, is daar één van. Maar die selectie was al ver voor de première van dinsdagavond bekend. Deze nieuwe tekst wordt dit seizoen voor het eerst geënsceneerd bij Het Toneel Speelt in de regie van Ira Judkovskaja. De voorstelling moest zich dus nog bewijzen. Vreemde constructie. Op welke gegevens heeft de organisatie haar keuze dan gebaseerd? Helaas kan de première hier ook geen opheldering over geven.

Bijbel

V.l.n.r.:Xander van Vledder, Kees Boot, Kaspar Schellingerhout, Petra Laseur
V.l.n.r.:Xander van Vledder, Kees Boot, Kaspar Schellingerhout, Petra Laseur

Otten, bekend van zijn toneelstukken Een Sneeuw en Braambos en zijn alom geprezen roman Specht en Zoon, maakt in zijn werk geregeld gebruik van de bijbel. De titel en de beschrijving van dit nieuwe stuk doen anders vermoeden. Op het eerste gezicht gaat Alexander over de jongste koning ooit die met zijn Griekse leger ten strijde trekt tegen de Perzen. In die tijd vereerde men nog hele andere goden dan die uit de bijbel, over het Christendom kon dit stuk dus echt niet gaan. Maar het was waarschijnlijk te hoopvol om te denken dat Otten even van zijn geloof afgevallen zou zijn. Na enkele minuten vliegt de zoon van God je al om de oren. Gaat het toch weer over Jezus. De voorstelling zit bovendien boordevol heilige symboliek. De personages merken de geur van wierook op en het toneel ligt bezaait met stenen die ongetwijfeld verwijzen naar passages uit de bijbel waar de steen als symbool voor Christus wordt gebruikt. Deze keuzes in de enscenering geven de indruk dat de regisseur niet de behoefte heeft gehad om zijn eigen visie op het stuk te laten zien. De regie is erg recht toe recht aan. En dat is jammer.

Mooi toneelbeeld

Die stenen vormen overigens wel een mooi plaatje. Op het toneel staat een schuin oplopende constructie met daaroverheen een viezig doek. Een aftandse stoffen tent staat in de hoek. Het toneelbeeld geeft de indruk een slagveld te zijn in de tijd van de oude Grieken. Ook de muziek van Beppe Costa sluit hier prachtig bij aan. Het intense vrouwen gezang in een vreemde taal, waarschijnlijk Perzisch, brengt helemaal de juiste sfeer. Ook voor de kostuums zijn kosten noch moeite gespaard. De uitbundige jurken en mantels geven een mooi silhouet, maar de glimmende stoffen doen toch vooral pijn aan de ogen. Waar het decor en de muziek echt oude tijden doen herleven, gaat het bij deze kostuums toch vooral om het uiterlijk. De Perzen zullen er zo niet bij hebben gelopen.

Onevenwichtige cast

V.l.n.r.: An Hackselmans, Kaspar Schellingerhout.
V.l.n.r.: An Hackselmans, Kaspar Schellingerhout.

Hoewel de vormgeving dus vrij volwassen is, wordt de cast gekenmerkt door jeugdigheid. De titelrol wordt gespeeld door Kaspar Schellingerhout. Aan het begin zegt hij tegen zijn onderdanen: “Bevrijd je van de angst te klein te zijn voor wat de tocht je brengen zal”. Misschien had deze jonge acteur dat beter niet kunnen doen. Hij is te jong, te klein, te fragiel voor een titelrol. En al helemaal voor de rol van koning van de wereld. Zijn spel is te licht en doordat zijn voorkomen ook niet meewerkt, is hij ongeloofwaardig. Daar tegenover staan ervaren acteurs als Mark Rietman, Kees Boot en Petra Laseur. Maar die houden de boel niet overeind. Ze zorgen er juist voor dat er geen evenwicht is in de voorstelling. Dat neemt niet weg dat de scènes met Laseur, de mooiste zijn.

Buiten de bijbelse symboliek heeft Alexander geen indrukwekkende betekenis. Het is toch vooral het verhaal over de oorlog van de Grieken tegen de Perzen. Een mooie vormgeving maakt dat niet goed. De rol van Topstuk had beter door een andere voorstelling vervuld kunnen worden.

De voorstelling Alexander speelt nog tot en met 9 december 2006