Muziek / Achtergrond
special: Talent van eigen bodem deel IV: een interview met We vs. Death

Utrechtse instrumentalisten met een DIY-mentaliteit

Dit seizoen zullen we in de serie Talent van eigen bodem regelmatig interessante Nederlandse bands/singer-songwriters aan de tand voelen. Deel vier is gewijd aan We vs. Death: zes sympathieke Utrechtse postrockers waarvan deze week het langverwachte debuutalbum I Too Am Concerned/ I Am Too Concerned is verschenen. In de woning van drummer Gerben Houwer in Utrecht worden we opgewacht door een gezelschap dat naast Houwer bestaat uit gitarist/pianist Bart de Kroon, trompettist Paul Hoek, gitarist Wouter Kors en Roel Dalhuisen (verantwoordelijk voor het artwork). In de loop van het gesprek zal ook manager Fulco Polderman nog aanschuiven.

Om te beginnen, die titel We Too Are Concerned/ We Are Too Concerned, verwijs je daarmee naar de huidige tijd waarin dreiging van terrorisme aan de orde van de dag is?

~

Gerben: Net als bij onze nummers laten we dat graag aan de luisteraar over. Terrorisme is in elk geval niet expliciet het uitgangspunt geweest.
Roel: Maar het is wel een mooie invulling! Eigenlijk maken we ons met zijn allen natuurlijk veel te druk over die terrorismedreiging. Als we kijken hoeveel miljarden daar ingepompt worden, en zien hoeveel doden er vallen door onveilige situaties in het verkeer, dan moet je wel tot de conclusie komen dat het geld beter besteed kan worden aan de verkeersveiligheid.

Zijn er al plannen om jullie album in het buitenland uit te brengen?
Gerben: Absoluut, hij wordt in Canada uitgebracht en we hebben een kleine distributie in Japan, die albums zijn net verstuurd. Bovendien komt hij via de Konkurrent ook in België en Luxemburg uit.

Waarin onderscheidt de postrock van We vs Death zich van die van grote namen als Mogwai, Explosions in the Sky, Mono en Godspeed You Black Emperor?
Bart: Als ik heel eerlijk ben zijn we daar niet zo mee bezig. Ik denk bovendien dat de muzikale benadering van de bands die jij net noemt anders is dan de onze, die bands hebben meer het postrockstramien van: mooi loopje – opbouw – denderende climax. Wij maken als het er op aankomt gewoon liedjes waar dan toevallig geen zang bij zit.

Jullie zien We vs. Death niet als postrockband?

~

Bart: Ik voel me daar eigenlijk niet zo aan verwant nee.
Gerben: Inhoudelijk lijken we volgens mij veel meer op een band als Karate en op de indie-rockbands van het Dischord label (Amerikaans indielabel dat in 1980 werd opgericht door Fugazi’s Ian MacKaye-LD.).

Wat is er volgens jullie spannend aan We vs Death?
Gerben: Melodische keuzes, ritmische keuzes, compactheid en herkenbare nummers.
Paul: Zelfs een vriendin die bij wijze van spreken tien keer Jack Johnson achter elkaar draait zei laatst tegen me dat de cd toch spannend blijft. De muziek lijkt soms voor de hand liggend, maar er zitten veel dingen in die het interessant maken.

Jullie spreken een breed publiek aan?
Gerben: Nou, ik denk dat je dat niet moet overschatten. In principe heb je gelijk, maar of we hitpotentie hebben? Ik betwijfel het, maar er zullen inderdaad weinig mensen iets tegen We vs Death hebben.
Wouter: Het is toegankelijke muziek voor mensen die gewend zijn om muziek te luisteren.
Ons publiek is een beetje dat semi-intelligente, kunstzinnige publiek dat wel veel van muziek weet, hoewel het er ook aan ligt in welk land je speelt. In Rusland krijgen we volgens mij van alles binnen in de zaal.

Gaan jullie op die buitenlandse trips omdat jullie de Nederlandse podia onderhand wel hebben gezien?
Gerben: Laat ik vooropstellen: je hebt een podium nooit ‘gezien’. Het is gewoon zo dat een buitenlands tour het meest fantastische is dat je als band kunt doen.

Omdat je dan een andere omgeving ziet?
Gerben: Onder andere. Maar vooral omdat je continu met muziek bezig bent. Hier heb je allemaal je werk, je studie, dan kun je niet full-time met muziek bezig zijn. Dat kun je op een tour wel. Bovendien kom je op plekken waar je uit jezelf nooit zou komen, we hebben bijvoorbeeld twee shows gedaan in Moskou.

Hoe komt zo’n tour eigenlijk tot stand?

~

Gerben: We doen bijna alles zelf. In Rusland hebben we wel hulp gehad: alle andere buitenlandse tours heb ik zelf geboekt. Onderhand kennen we allerlei bands uit verschillende landen. Je zou kunnen zeggen dat we onze contacten langzamerhand hebben uitgebreid; we zijn natuurlijk al een tijdje bezig met dit soort dingen. Vaak komt het uiteindelijk toch weer neer op het Do it Yourself (DIY) principe. Daar ben ik ook zeker een voorstander van; je weet precies met wie je te maken hebt en er zullen geen dagen zijn dat je ergens terecht komt waar niemand weet wie je bent. Het werkt wel zo goed als je het zelf in de hand houdt!

Jullie brachten eerder een 7 inch uit en twee splitcd’s, met Tom Sweetlove en met Green Concorde. Waarom hebben we eigenlijk zo lang op die full-length moeten wachten?
Gerben: We bestaan nu ongeveer viereneenhalf jaar en dit is onze vierde release. Daarbij zijn we ook nog eens vier keer op toer geweest; ik vind onze productie eigenlijk bijzonder hoog.

Jullie hadden niet het gevoel dat je al eerder klaar was voor een full-length?
Paul: Over de split-cd’s kregen we in ieder geval een hoop enthousiaste reacties. Misschien breng je daarom ook liever snel weer wat uit, om het publiek tevreden te houden. En het was ook wel een financiële kwestie.
Gerben: Voor mij waren die splits een bewuste keuze. Toen was dat voor ons de beste oplossing, nu waren we echt aan een plaat toe.

Jullie stonden samen met stadgenoten Silence is Sexy en Oxide 9 in de finale van de Grote Prijs van Nederland, terwijl ook bands als Taxi To the Ocean, Sally Skunk en Gasoline Brothers het momenteel uitstekend doen. Vertel eens, wat is het grote geheim van Utrecht?
Gerben: Ik denk dat Utrecht in Nederland de beste faciliteiten heeft voor een band. Het is een compacte stad met een universiteit en een hogeschool, dat betekent veel jonge mensen dicht bij elkaar die vaak geïnteresseerd zijn in muziek. Als je als Utrechtse band niet in de stad kunt spelen, tsja, dan heb je het gewoon slecht voor elkaar! Er is zo veel waar je naar toe kunt, van klein naar heel groot, van de Acu, naar Flits, Dbase, Ekko, Tivoli, De Helling en nog veel verder. Veel van die podia zijn heel toegankelijk. Er komen bovendien veel buitenlandse bands hierheen, er is een aantal goeie platenzaken. De stad heeft in feite alles.

Ik zie dat jullie al een MySpace-account hebben, wat vinden jullie van zo’n ontwikkeling? Denk je dat het voor bands daardoor makkelijker wordt om door te breken?
Wouter: Doorbreken is in ieder geval niet iets dat wij direct ambiëren, maar het is absoluut leuk om contacten te leggen.
Gerben: Ik merk dat mensen in Engeland ons bijvoorbeeld kennen via MySpace, en niet via optredens of splitep’s.

Dus voor een doorbraak in een land als Engeland heb je eigenlijk helemaal geen album meer nodig?

~

Gerben: Dát zeg ik niet. Als ons album in Engeland uitkomt en goed ontvangen wordt, dan zou het effect sterker zijn. Maar tot het moment dat je iets uitbrengt is internet de enige manier waarop mensen je kunnen horen. Daarom moet je absoluut gebruik maken van zo’n medium! Ik denk dat MySpace daar een mooie, georganiseerde vorm voor biedt. Er komen tijdens onze optredens in Engeland mensen kijken met wie we eerder via MySpace contact hebben gehad. Dat is in Rusland precies hetzelfde. We krijgen ook mail van bijvoorbeeld Russische bands die ons hebben gezien en zeggen dat ze nu naar Nederland komen. MySpace opent enorm veel deuren. Je kunt gaan toeren in het buitenland en hopen dat er mensen komen opdagen, maar je kunt er ook zelf voor zorgen dat mensen naar je shows komen. Pas op het moment dat onze plaat in het buitenland uitkomt en 30.000 stuks gaat verkopen, dan ga je andere media aanspreken, maar dat is nu nog niet aan de orde, en misschien ook wel helemaal nooit.

Eerder in deze serie verschenen interviews met Audiotransparent, Propeller en Blues Brother Castro.