Muziek / Album

Nieuwe ideeën kunnen overdonderen

recensie: Oneida - Happy New Year

Jezelf nog steeds kunnen uitvinden, na zeven studioplaten en een bescheiden verzameling singletjes en splits. Je moet het maar kunnen. Oneida probeert het in ieder geval wel. Sterker nog, dit New Yorkse gezelschap doet op hun flauw getitelde Happy New Year fanatieke en verwoede pogingen om te overdonderen. Het lukt ze bij vlagen ook nog.

Het verhaal van Happy New Year is er een van ongrijpbaarheid. De band maakte altijd al platen die sterk van elkaar verschilden, maar vaak werkten ze wel met songstructuren. Dit wordt op de achtste plaat van Oneida, een productief en steeds sterker avantgardistisch drietal uit Brooklyn, grotendeels achterwege gelaten. Het grote arsenaal aan stijlen en verscheidene voorliefdes, waarvan de band deze keer blijk van geeft, werkt op Happy New Year in hun voordeel. Het geluid is iets harder en intenser dan de laatste paar albums en er zijn iets meer ideeën op losgelaten. Al is het wel belangrijk hoe ze die vele ideeën uitwerken.

Interessanter

~

Het inventieve van de band is echter niets nieuws. De ideeën van Oneida volgden elkaar altijd in rap tempo op, want vroeger, vlak voor de eeuwwisseling, klonken de drie heren als MC5 of the Stooges. Gaandeweg heeft de muziek van Sebadoh, Can, Sonic Youth en Pere Ubu steeds meer invloed op het geluid van Oneida gekregen, waardoor de band, op zich, steeds interessanter ging klinken. Happy New Year is meer avantgardistisch van aard. Het lijkt deels te zijn beïnvloed door de golf van neo-folk, waartoe ook iets als Espers gerekend kan worden. Ook zijn ze op zoek naar de muzikale mantra’s van het einde van de jaren ’60 en begin van de jaren ’70. Het resultaat is elf stukken muziek met dromerige zang – dat hier en daar lijkt op kloostergezang – over veelal repetitieve psychedelische en post-rock-achtige lijntjes van de gitaar of de piano.

Vervreemdend

Happy New Year klinkt, qua songs, niet zo sterk als voorgangers The Wedding en Secret Wars. De kraut- en indierock hebben deels plaatsgemaakt voor minder duidelijkheid. En ondanks dat de elf nummers niet altijd helemaal kunnen boeien, is het geheel wel meer intrigerend. Luister maar eens naar Distress, History’s Great Navigators en Pointing Fingers. Allemaal nummers waar je, zeker vergeleken bij de schitterende titelsong, de tijd voor moet nemen. Nummers met een soms duistere, niet voor de hand liggende opbouw, die gevoelsmatig minutenlang aan kunnen houden en waarbij een apotheose achterwege blijft. In zekere zin vervreemdend. Waardoor Oneida aansluit in de rij van bands waarbij de kwartjes altijd wat later vallen. Maar als die dan eenmaal vallen…

Theater / Voorstelling

Prachtige engelen bekijken de mens

recensie: Hemel boven Berlijn (Toneelgroep Amsterdam)

Regisseur Ola Mafaalani is voor de derde keer te gast bij Toneelgroep Amsterdam. Zo maakte zij eerder een bewerking van Romeo en Julia. Opvallend bij die voorstelling was het optreden van een engel, een bijzondere toevoeging aan het bekende stuk van Shakespeare. Mafalaani heeft ‘iets’ met engelen. Met haar nieuwe voorstelling Hemel boven Berlijn kan ze haar hart ophalen. In deze co-productie met het American Repertory Theatre zijn voortdurend twee prachtige engelen op het toneel.

Zandloper

~

De engelen Damiel (Fedja van Huêt) en Cassiel (Bernard White) dwalen al eeuwenlang over de wereld. In hun dagboekjes houden ze bij wat de mensen doen. Nauwkeurig noteren ze feiten en details over de mens op aarde. En wellicht kunnen ze nog ergens helpen. Maar Damiel heeft er genoeg van. Hij is de eeuwigheid zat en wil ook mens worden: voelen, proeven, ruiken. Wanneer hij verliefd wordt op een trapezeartieste weet hij het zeker, hij gaat de sprong wagen. Of beter gezegd: zijn vriend Cassiel duwt hem door een stroom van zand die als een zandloper uit de hemel verschijnt. Het is een prachtige vondst van decorontwerper André Joosten, die tegelijkertijd de eeuwigheid en de verbinding tussen hemel en aarde voorstelt.

Bewerking


Hemel boven Berlijn,
is een toneelbewerking van de film Der Himmel über Berlin van Wim Wenders uit 1987. Het is geen natuurgetrouwe kopie geworden. Af en toe wordt er verwezen naar Berlijn, maar de engelen van Mafaalani zorgen eigenlijk voor de mensen uit de hele wereld. Nieuwslezeres Noraly Beyer benadrukt het wereldleed met een lezing van het NOS journaal. Het is een komisch gezicht, maar niet erg functioneel. De personages die door middel van monologen en songs hun sores verkondigen zijn gewone mensen. Ze zijn willekeurig gekozen en benadrukken daardoor het universele karakter van de mens in tegenstelling tot het leven van de engelen. De concretisering die het actuele nieuws teweeg brengt, valt daarbij uit de toon.

Totaaltheater

~



Hemel boven Berlijn
is totaaltheater. Actrice Hadewych Minis bewijst maar weer eens dat ze naast haar acteertalent ook fantastisch kan zingen en een aardig deuntje op gitaar en viool speelt. Gitarist Jesse Lenat vult haar aan en samen zorgen ze meerdere malen voor kippenvel. Tijdens een scène waarin een onbekende man zelfmoord pleegt gaan alle remmen los. Veel indruk maakt hier ook trapezeartiest Mam Smith. Het is één grote samensmelting van muziek, zang, acrobatiek en spel. Het ziet er allemaal schitterend uit. De mooie beelden verhullen echter niet dat de voorstelling inhoudelijk niet zo sterk is. De monologen van de personages staan allemaal erg op zichzelf en verhouden zich nauwelijks tot elkaar. Toch stoort dit niet. We zien de mens door de ogen van de engelen en voor hen is iedereen even belangrijk.

De voorstelling Hemel boven Berlijn is nog tot en met 9 november 2006 te zien.

Film / Films

Modeslaven

recensie: The Devil Wears Prada

.

~

Hoofdpersoon Andrea Sachs wil eigenlijk een ‘serieuze’ journaliste worden, en probeert dit te bereiken door een jaar lang de tweede assistente te worden van Miranda Priestley, de gevreesde hoofdredactrice van het wereldberoemde modeblad ‘Runway’. Andrea krijgt regelmatig te horen dat dit een baan is waar miljoenen meisjes een moord voor zouden doen, maar zijzelf geeft aanvankelijk niets om mode en lacht om de oppervlakkige zaken waarmee haar nieuwe collega’s zich bezighouden. De charme van het boek kwam gedeeltelijk voort uit het sarcasme waarmee Andrea het modewereldje beschrijft, en gedeeltelijk uit de snedige opmerkingen en buitensporige eisen van haar bazin Miranda, die gebaseerd zou zijn op Anna Wintour, hoofdredactrice van de Amerikaanse Vogue.

Menselijke kant

Voor de film werd het oorspronkelijke verhaal wat uitgekleed en bijgeschaafd. Dit hoeft niet altijd negatief uit te pakken, maar in dit geval blijven de twee belangrijkste personages ook niet onaangetast. Andrea, die sympathiek wordt vertolkt door Anne Hathaway, is in de film veel minder sceptisch en kritisch; ze lijkt zelfs plezier te krijgen in haar baan, waarvan in de film ook veel positieve kanten belicht worden. Andrea weet de meest lastige klussen toch te klaren, en haalt zelfs een wit voetje bij haar beruchte bazin. Miranda Priestley, een keiharde zakenvrouw die vakkundig ijzig en bijna meedogenloos wordt neergezet door Meryl Streep, maakt in het eerste deel van de film haar reputatie meer dan waar, maar begint verderop in het verhaal toch wat de ontdooien. De makers van de film vonden het blijkbaar nodig om haar menselijke kant door te laten schemeren, waardoor de hele film een stuk tammer wordt. Omdat Andrea het mens achter het monster ook te zien krijgt, stelt ook zij zich milder op, waardoor ze bijna in een volgzame leerling verandert. Om ‘de moraal van het verhaal’ niet volledig te verliezen is er een plotwending ingevoegd, maar de film wordt daar toch niet helemaal mee gered; de venijnige ondertoon is verdwenen.

~

The Devil Wears Prada is uiteindelijk toch een zeer vermakelijke film, die wel verrassender en grappiger is voor diegenen die het boek niet gelezen hebben. Er valt genoeg te lachen, er wordt sterk geacteerd en visueel stelt de film ook niet teleur. De shots van New York en Parijs zijn erg sfeervol en de snelle montagesequenties vol modemoois en herkenbare muziek zitten goed in elkaar. In de met modeverwijzingen doorspekte dialogen (“You sold your soul the day you put on that first pair of Jimmy Choo’s!”) worden rake klappen uitgedeeld, en de victoriemomenten van Andrea krikken het ‘feelgood’-niveau verder op. Deze kwaliteiten tillen The Devil Wears Prada uit boven andere films van hetzelfde genre, maar het lijkt tegelijkertijd een gemiste kans om een echt prikkelend beeld te geven van een industrie waarin miljarden verdiend worden aan schone schijn. De film bevestigt dat de verleiding van de vorm het vaak toch wint van een originele inhoud.

Muziek / Album

Verheerlijking van de herrie

recensie: Wolf Eyes - Human Animal

Sonic Youth opperhoofd Thurston Moore is groot fan van Wolf Eyes. Hij heeft ze persoonlijk uitgenodigd om op de door hem geprogrammeerde editie van All Tomorrows Parties te spelen. Leuk kun je de muziek van dit trio uit Ann Arbor, Michigan niet noemen. De band is meester in het combineren van krassende noiseklanken, subbassen en experimentele blazers die het trommelvlies teisteren en staat bekend om zijn overweldigende liveshows.

~

Lid van het eerste uur Aaron Dilloway heeft de band verlaten, al nam hij nog wel de taak als mixer van de plaat op zich. Dilloway kenmerkte de vorige platen van Wolf Eyes met zijn angstaanjagende schreeuw. Zijn vervanger is Mike Connely van het muzikaal enigszins vergelijkbare Hair Police. Human Animal is in vergelijking met het vorige album Burned Mind iets minder duister en de eerste drie nummers zijn zelfs erg ingetogen. De overstap op platenlabel Subpop werd door fans van het eerste uur afgekeurd en zorgde voor oproer bij vaste kopers van het label. De muziek van Wolf Eyes valt nu eenmaal niet te vergelijken met The Shins of The Postal Service, loodzware noisedrones, die je eerder zou verwachten op underground cd-r labels. De keuze om over te stappen heeft Wolf Eyes een aantal trouwe fans doen verliezen maar eveneens een horde nieuwe fans opgeleverd, aangezien de muziek nu voor een groter publiek beschikbaar is. Met Human Animal kan het drietal weer een nieuw hoofdstuk toevoegen aan hun duistere en grensverleggende werk.

Trage opbouw

Het korte album met een lengte van iets meer dan 33 minuten ontvouwt zich traag met A Million Years en beweegt zich voort op een logge ritmiek. Metaal lijkt bewerkt te worden waar overheen langzaam gierende tonen en onnavolgbaar saxofoonspel op komen zetten. Uiterst traag wordt gewerkt naar een climax vol hels geschreeuw dat het kippenvel op je armen doet rijzen. De groep wekt de verwachting dat de muziek ieder moment in totale chaos kan uitbreken, toch zetten Lake Of Roaches en Rationed Rot de rustige trend voort. De spanning wordt gestaag opgebouwd als een traag oplopende hyperbool om het toppunt te bereiken in titeltrack Human Animal. Zware basdrums geflankeerd door a-ritmische bliepjes openen de aanval van geluidsterreur. De typerende hoge fluittoon laat de hond van de buren rondjes door te kamer rennen. Na deze sonische geweldenarij zoekt het trio met Leper War de stroperige regionen van het laag weer op. The Driller en No Fucker’s cover Noise Not Music overdonderen de luisteraar nog een keer goed.

Plezierig?

Iemand kan zich afvragen of het plezierig is om te luisteren naar de muziek van Wolf Eyes.
Plezierig misschien, interessant zeker. Het trio dwingt de luisteraar de grenzen van het luisteren te verleggen om zo tot een geheel nieuwe muzikale beleving te komen, op eenzelfde manier zoals de Engelse band Throbbing Gristle dat in de jaren zeventig deed. Die leverde toen eigenlijk de blauwdruk voor de stroming waartoe artiesten als Wolf Eyes en Black Dice behoren. Na het verleggen van je grenzen kan je zelfs plezier beleven aan het luisteren naar de muziek van Wolf Eyes. Op Human Animal is een Wolf Eyes te horen dat van een wisseling in personeel geen hinder ondervindt en wederom erin slaagt een album van hoogstaande kwaliteit te produceren.

Film / Films

Gesprekken over kunst op Père Lachaise

recensie: Forever

Heddy Honigmann gebruikt in haar documentaires meestal een kapstokje. Ze keert telkens terug naar één uitgangspunt, van waaruit ze een aantal mensen portretteert die elkaar meestal niet kennen, maar die wel iets gemeen hebben. In Crazy bijvoorbeeld ging het om de muzikale herinneringen van Nederlandse militairen die in verschillende periodes werden uitgezonden, in Het ondergronds orkest om muzikanten uit alle delen van de wereld die ze tegenkwam in de Parijse metro, en in de tv-productie Goede man, lieve zoon om de voorwerpen die Bosnische vrouwen deden herinneren aan hun omgekomen geliefden.

~

In de nieuwste film van de Peruaans-Nederlandse filmmaakster, Forever, is het kapstokje Père Lachaise, de beroemde begraafplaats in Parijs. Het is dus geen documentaire over Père Lachaise, waarin met sonore commentaarstem de geschiedenis uit de doeken wordt gedaan met een overzicht van alle beroemdheden die er rusten. Oké, er komen wat archiefbeelden van sopraan Maria Callas en filmpionier Georges Méliès voorbij, maar andere prominenten als Edith Piaf blijven ongenoemd, en Jim Morrison is slechts op de achtergrond aanwezig als de figuur naar wie vele gekerfde pijltjes wijzen. Honigmann gebruikt Père Lachaise daarentegen als alibi om met mensen over kunst en over de dood te spreken. Wie zijn die mensen die de begraafplaats bezoeken, hoe vaak komen ze er, welke graven hebben hun voorkeur en waarom? Honigmann spreekt ze simpelweg aan bij hun bezoek, filmt ze met gepaste afstand tijdens hun rituelen, vraagt naar hun beweegredenen en gaat in enkele gevallen mee naar hun huizen.

Liefde voor Proust

Het overgrote deel van de bezoekers zal ongetwijfeld bestaan uit toeristen die in sneltreinvaart langs de beroemdste graven lopen. Zij komen nauwelijks in beeld, of het moeten die paar mensen aan het graf van Marcel Proust zijn die schoorvoetend moeten toegeven nog nooit een letter van de man gelezen te hebben. Honigmann veroordeelt hen niet – dat is haar stijl niet – maar verschuift haar focus naar de échte fans. Diezelfde Proust bijvoorbeeld heeft een van de bezoekers van zijn graf geïnspireerd tot een stripversie van diens bekendste werk Á la recherche du temps perdu, waarover hij enthousiast doceert.

~

Ook zien we een jonge pianiste die zeer geraakt is door Chopin; een gids die het graf van een vergeten, te jong gestorven chansonnière (Danielle Messia) heeft geadopteerd; en een dame op leeftijd die wekelijks de graven van meerdere geliefde kunstenaars zorgvuldig schoonmaakt. Je vraag je af of een soortgelijke film ook in Nederland – bijvoorbeeld op het Amsterdamse Zorgvlied – gemaakt had kunnen worden, waar schrijvers en kunstenaars heel wat minder geadoreerd worden dan in het cultuurminnende Frankrijk.

Verschillende haakjes

Dat er ook ‘gewone’ mensen op Père Lachaise liggen, blijkt uit enkele gesprekken met directe nabestaanden, die regelmatig de laatste rustplaats van hun geliefden verzorgen. Deze ontroerende gesprekken over de dood maken gemiddeld meer indruk dan de nogal wisselende verhalen over geadoreerde kunstenaars, hoewel Honigmann in haar film vooral de betekenis van kunst in het leven van mensen zegt te willen behandelen. Het is jammer dat aan het kapstokje ditmaal twee verschillende soorten haakjes hangen: zowel die van de onbekende graven (met gesprekken over het leven en de dood tot gevolg) als die van de bekende graven (gesprekken over de liefde voor kunst). Hierdoor overtuigt de film als geheel iets minder dan veel van Honigmanns eerdere, meer consistente werk. Forever stijgt uiteindelijk niet uit boven de optelsom der delen, hoe mooi die delen op zichzelf ook zijn.

~

Er blijft echter genoeg te genieten over. De graftombes, de bloemen, de veelzeggende voorwerpen, alles wordt met oog voor detail in beeld gebracht. Honigmann weet beeld, muziek en gesproken woord immer mooi te integreren tot een geheel. Ook geeft ze weer eens blijk van haar enorme talent om met simpele vragen of langdurige stiltes mensen hun verhaal te laten vertellen, of verder te laten gaan dan ze aanvankelijk wilden. Hoogtepunt is een Zuid-Koreaan die zo gebrekkig Engels spreekt dat hij zijn liefde voor Proust in zijn eigen taal mag bezingen. Zonder ondertiteling. En toch overtuigt hij volkomen.

Film / Films

James Bond junior

recensie: Stormbreaker

Anthony Horowitz, de schrijver van de onder de Britse jeugd mateloos populaire verhalen over tienerspion Alex Rider, ging alleen akkoord met de verfilming van zijn roman Stormbreaker als hij zelf het scenario mocht schrijven. Toen hij de piepjonge acteur Alex Pettyfer (15) zag schitteren in een tv-bewerking van de klassieker Tom Brown’s Schooldays (2005, over de roemruchte Britse kostschool Rugby) zag hij onmiddellijk zijn volmaakte Alex Rider. Horowitz was ooit zelf student op die kostschool, maar of Pettyfer blij moest zijn met deze uitverkiezing is maar de vraag. De voorbereiding was een uitputtingsslag voor zo’n jonge acteur: hij moest zich in diepzeeduiken, oosterse vechtsporten, bergbeklimmen en ander extreem tijdverdrijf bekwamen.

~

Als zijn oom en voogd Ian Rider (Ewan McGregor) een gewelddadige dood sterft wordt de onwillige Alex – met zijn veertien jaar de jongste spion ooit bij de Britse MI6 – ingelijfd. Hij moet het Verenigd Koninkrijk redden van de megalomane maniak Darrius Sayle (Mickey Rourke) die miljoenen wil doden door een echt virus in een revolutionair nieuwe computer, de Stormbreaker, te stoppen.

Alle clichés in een nieuw jasje

Hoe clichés te vermijden in een soortgelijke spionagethriller c.q. James Bondkloon? Niet vermijden dus, maar in een heerlijk, komisch, creatief nieuw jasje steken, en verder een uitstekend acteurs-ensemble in huis halen dat het jasje prima past. Precies zoals in deze geslaagde verfilming van regisseur Geoffrey Sax (White Noise, Tipping the Velvet). Stormbreaker zit bomvol (of eigenlijk Bondvol, gezien de vele verwijzingen naar de Bondfilms) spionageclichés. Ook over ander jatwerk is creatief nagedacht: neem een korte actiescène uit de finale, wanneer Alex een bewaker (Ian U’Chong) uitschakelt met een wel zeer gemene ingreep. Die ingreep is rechtstreeks uit de klassieker Butch Cassidy and the Sundance Kid (1969) geplagieerd en onmiddellijk herkenbaar; iets later wordt dezelfde ingreep overgedaan waardoor het door de snelle herhaling zeer geestig wordt.

~

Actiefilms lijken steeds meer op passieve computergames vanwege hun weliswaar wervelende en adembenemende stunts tegenover vaak inhoudloze, saaie plots. Stormbreaker is dat zeker niet en ontstijgt mede door de geweldige cast de middelmaat. Bill Nighy speelt een glansrol als het nerveuze MI6-hoofd Blunt, en met zijn strenge assistente Mrs. Jones (een uitstekende rol van Sophie Okonedo) vormt hij een bijzonder komisch duo. De eredivisie van het Britse acteursgilde staat Nighy bij: Robbie Coltrane als de Britse premier en Ewan McGregor als Alex’ oom.

Bijna perfecte cast

Ook overgewaaid uit de Bondfilms is een gadgetgoeroe à la Q, in de persoon van Smithers (Stephen Fry), eigenaar van een speelgoedzaak. Hij moet Alex Rider van gadgets voorzien die hem later op het nippertje uit benarde situaties zullen redden. Andy Serkis excelleert als Mr. Grin, butler en ex-circusact: vroeger ving hij messen met zijn tanden totdat hij een keer moest gapen op het beslissende moment, met een magnifiek litteken tot gevolg. Het wil alleen niet echt vlotten met de uitgerekte comeback van Mickey Rourke (Diner (1982), Barfly (1987)). Het is voor de zoveelste keer weer net-niet met Rourke. Als gewetenloze griezel Darrius Sayle overtuigt hij matig – misschien is zijn motivering om miljoenen kinderen de dood in te jagen wat magertjes: hij werd gepest als kind – maar de rake dialogen zijn gelukkig vermakelijk.

~

Deze zeer bevredigende genrefilm ademt de authentieke sfeer van betere Bondfilms als Dr. No. Clichés zijn in een komische of creatieve nieuwe verpakking gegoten, de humor is alom aanwezig en de casting is nagenoeg perfect, waarbij de veelbelovende Alex Pettyfer zich bewijst als een geloofwaardige James Bond junior.

Boeken / Fictie

Heldere raadselachtigheid

recensie: Jan-Willem Anker - Donkere arena

Ruim een jaar na Jan-Willem Ankers debuutbundel Inzinkingen is er nu de opvolger Donkere arena. Anker (1978) is een van de interessantste nieuwkomers in de Nederlandse poëzie. In Donkere arena zet hij de lijn door van poëzie met een zekere raadselachtigheid die soms intimideert, maar toch bovenal intrigeert.

Ankers werk is ingetogen, contemplatief van aard. Het is kijk- en denkpoëzie. Als gedichten een volume zouden hebben, dan staan de gedichten van Anker eerder zacht dan hard. Maar je spitst wel steeds je oren: “mistige drenkelingen” hoor je ineens, en: “de initialen van het donker”. Wat zijn dat? “Steden tref je aan in kleermakerszit”. In wat? “Schraapt verlekkerd de keel” Hoe? Zo staan her en der zinnetjes die intrigeren door hun helderheid en raadselachtigheid tegelijk.

Isolement

Zijn gedichten lijken soms met één been in de werkelijkheid te staan en één daar buiten, haast in een soort ‘parallelle’ wereld. Verder is er in veel gedichten sprake van reizen en van vluchtige verblijfplaatsen zoals hotels en caféterrassen. Plekken die hier niet zozeer in het teken staan van zorgeloos vermaak, maar juist van een schrijnend isolement. De ‘ik’ – die zichzelf overigens nergens ‘ik’ noemt, maar vaak ‘jij’, waarin al een afstand besloten ligt – is weliswaar omringd door mensen, maar zonder ze echt te leren kennen of erin te slagen een diepgaande verbinding met ze aan te gaan.

Anker trakteert ons op verrassende verwoordingen die tot nadenken aanzetten. Een voorbeeld is de zin: “we vergeten de donkering waarin we onszelf zoveel kleur toeschrijven”, die je op verschillende manieren kunt interpreteren. Soms is dat ook wel frustrerend. Wat hebben de volgende mededelingen bijvoorbeeld met elkaar te maken:

Er zijn regels waaraan we hechten
maar in bad drinken we
van een vloeibare zeemeermin.

En wat hebben ze te betekenen? Ankers gedichten zijn niet altijd even gemakkelijk te duiden. Zijn werk wordt dan ook wel tot de meer ‘duistere’ poëzie gerekend. Bij het lezen van zijn gedichten overvalt je aanvankelijk een gevoel alsof je een ruimte binnenstapt waar je de aanwezige voorwerpen nauwelijks herkent. In die zin is de titel Donkere arena veelzeggend voor de aard van deze poëzie. De manier van lezen zou dan ook moeten zijn: rustig rondkijken, af en toe iets oppakken, betasten, in je hand laten ronddraaien, en het op je laten inwerken, wegleggen en later nog eens oppakken. Kijken wat het bij je oproept, welke verbindingen het met je eigen gedachten aangaat en wat het met je doet.

Een voorbeeld waarin raadselachtigheid en helderheid in evenwicht zijn en het gedicht lekker spicy maken, is het speelse gedicht Creoolse aubergine met de ondertitel Op het terras van café Broers:

‘Als vrouwen over emoties praten
worden ze zeeziek.’

Het meisje dat langs loopt
kijkt of ze laatst nog
zon op wraak
vanwege een soortgelijke opmerking.

‘Ha, creoolse aubergine, dat is
een goeie metafoor voor jeweetwel.’

Je hoofd slaat paars uit
alsof je het roerstaafje
van je gin-tonic hebt ingeslikt.

‘Kan iemand de Heimlich-manoeuvre?’

Het meisje zucht, schudt
de haren los, schraapt verlekkerd de keel.

Een hoogtepunt in de bundel is de reeks Overwintering in Quarteira. Hierin heeft de lezer wat meer houvast, misschien juist doordat het een samenhangend groter geheel is, waardoor je meer gelegenheid krijgt om ‘erin te komen’. De reeks bestaat uit tien gedichten (van steeds driemaal vier versregels) waarin een verblijf in een Portugees toeristenoord wordt beschreven. De onpersoonlijkheid en onechtheid van het landschap reflecteren de eenzaamheid van de centrale figuur. Het isolement en de vergeefse hoop op een liefdevolle verbintenis wordt hier treffend geëvoceerd.

Prozagedichten

Minder overtuigend is het reeksje prozagedichten. Op zich is dit een boeiende versvorm (die in Nederland maar mondjesmaat wordt gebruikt) en is het experimenteren met de verslengte toe te juichen, maar helaas leidt de verlengde versregel in dit geval eerder tot verslapping. De dichter slaagt er niet in de tekst binnen deze vorm de geladenheid te geven die de ‘wittere’ gedichten wel hebben.

Al met al is de bundel het lezen en vooral herlezen meer dan waard. Persoonlijk vind ik Ankers debuutbundel Inzinkingen iets sterker, uitgesprokener en ontwapenender dan Donkere arena. (Wellicht is dat te verklaren uit de langere ontstaanstijd: aan zijn debuut werkte hij volgens eigen zeggen zo’n tien jaar.) Toch geeft Donkere arena genoeg reden om uit te kijken naar meer.

Theater / Voorstelling

Zussen tegen wil en dank

recensie: Nationale Toneel - Drakengebroed

“Daar is het potje. Met het plakje. Met dat plekje.” De alliteratie die schrijver Gerardjan Rijnders maakte van het voorwerp waar de voorstelling Drakengebroed over gaat, heeft een wat al te humoristische toon voor het stuk. Aan de andere kant geeft het luchtige ook wat relativering aan een verhaal dat vol zit met pijn, verdriet, onbegrip en woede.

In 1976 werd de Duitse Ulrike Meinhof, boegbeeld van de gewelddadige terreurorganisatie RAF en moordenares, begraven. Alleen haar hersenen niet, die lagen al lang en breed onder de microscoop van medische wetenschappers. De tweelingdochters van Meinhof, inmiddels 45 jaar en nog steeds getekend door het verleden van hun moeder, mogen het stukje brein ophalen: het potje met het plakje met dat plekje. Want de deskundigen menen te hebben aangetoond waarom Meinhof in zo’n gewetenloze moordmachine veranderde en haar twee kindjes in een terroristenkamp in Palestina dumpte: het brein vertoont een afwijking die overeenkomt met dat van een notoire seriemoordenaar uit het begin van de 20e eeuw.

Trauma

~

Die wetenschap verandert niet veel aan hoe de twee vrouwen zich voelen. Ze hebben elkaar in geen jaren meer gezien en zijn blijkbaar op heel andere wijzen met hun trauma omgegaan. Bettina, gespeeld door Marie-Louise Stheins is rationeel, hardvochtig en vooral heel erg kwaad op haar moeder. Dat botst voortdurend met haar zuster Regine (Antoinette Jelgersma), die haar vooral als een liefhebbende moeder herinnert en probeert begrip te kweken voor haar daden.

De botsende helften van de tweeling wordt ook in het toneelbeeld meegenomen: hun haarlok zit precies de andere kant op, hun kleding weerspiegelt zacht tegen zakelijk. Maar diezelfde enscenering doet verraden dat dit wel degelijk zussen zijn tegen wil en dank, ook al staan ze nog zo lijnrecht tegenover elkaar: in een stille scène, zonder dat ze elkaar kunnen zien, voeren de vrouwen hun badkamerritueel uit. En dat blijkt tot in de details gelijk. Van het spastische handje tijdens het tandenpoetsen tot de witte slaapsokken voor in bed. Erg subtiel is het niet, aangezien ze ook precies hetzelfde ondergoed hebben, maar niettemin mooi gedaan.

Cirkel

~

Die onderhuidse band wordt echter niet verder uitgewerkt, en is te weinig aanwezig om een echte rol te kunnen spelen. Dat is ook meteen het mankement van de voorstelling. De emotionele reis die de twee vrouwen gedurende het stuk hebben gemaakt, levert te weinig op, hoewel beide actrices een ingeleefde en solide acteerprestatie neerzetten. De voorstelling zit, wat betreft de historische feiten, dichtgetimmerd, maar de psychologische ontwikkeling van de zussen springt van de hak op de tak zonder ergens echt een stap vooruit te maken: aan het einde is de cirkel weer rond.

En dat is niet goed. Het is zelfs denkbaar dat ze elkaar over tien, twintig jaar weer ontmoeten en een zelfde soort avond zullen beleven. Na een nacht van praten en aftasten, vervreemding en herkenning, toenaderingen en woede-uitbarstingen, zijn het verdriet en de kwaadheid nog steeds even sterk. En zijn zowel de zussen als het publiek nauwelijks een stap verder gekomen.

Drakengebroed van Het Nationale Toneel speelt nog tot en met 23 november in verschillende theaters. Klik hier voor een uitgebreide speellijst.

Kunst / Expo binnenland

Kijken naar licht

recensie: Jan Andriesse 30 jaar tekeningen

.

Jan Andriesse (Jakarta 1950) tekent en schildert ‘licht’. Zijn benadering is onderzoekend en observerend. Het licht fascineert hem en hij probeert deze fascinatie in beelden vast te leggen. Naast zijn tekeningen wordt ook de documentaire Hollands Licht uit 2003 getoond, een documentaire waar Andriesse als onderzoeker aan meewerkte.

Jan Andriesse, Regenboog, 1995, 350x566 cm
Jan Andriesse, Regenboog, 1995, 350×566 cm

Andriesse is geen onbekende in De Pont. Een van zijn grotere werken Regenboog is opgenomen in de vaste collectie van het museum. De huidige expositie concentreert zich op tekeningen die Andriesse de laatste dertig jaar heeft gemaakt. Er wordt geen volledig beeld gegeven, maar de nadruk ligt op het geven van een indruk van de verscheidenheid van zijn werk. Dit werk kenmerkt zich door een duidelijke tweedeling: het oeuvre bestaat uit tekeningen en observaties naar de natuur, maar ook composities met geometrische vormen en abstract lijnenspel. Beiden zijn echter geïnspireerd door de natuur. Nadere bestudering leert dat het werk van Andriesse bol staat van de mathematische principes zoals de Gulden Snede en de reeks van Fibonacci (de reeks waarbij ieder getal de som van de voorgaande twee is) en dat het is opgebouwd uit verschillende geometrische vormen. Deze mathematische principes en wetmatigheden geven stabiliteit aan de grilligheid die het licht in de natuur kenmerkt. De mathematische abstracten zijn dus evenzeer van belang voor de kunstenaar als de observaties naar de natuur.

Jan Andriesse, Maanlicht op het water, 1996, 265x320 cm
Jan Andriesse, Maanlicht op het water, 1996, 265×320 cm

Aan de Amstel

Jan Andriesse woont op een woonboot aan de Amstel in Amsterdam. Deze boot biedt hem alles wat hij nodig heeft: de spiegeling van het water, de steeds veranderende lucht en de bogen van de bruggen. Het is zijn eigen microkosmos. Het spel van het licht op het water komt in veel van zijn tekeningen terug. Een van de kleine zaaltjes die vroeger, toen De Pont nog een wolspinnerij was, als wolhok gebruikt werd, is geheel aan deze tekeningen gewijd. Aan de wanden zijn twaalf ‘waterstudies op papier’ te zien en in een vitrinekast nog drie. De tekeningen varieren van naturalistisch tot sterk geabstraheerd. Samen vormen ze een geheel waar fascinatie voor het lichtspel uit spreekt. Andriesse maakte deze tekeningen soms als voorstudie voor een schilderij, maar vaak ook achteraf, als een soort nawoord bij een doek. De tekeningen naar de natuur zijn toegankelijker, wellicht omdat de vele wiskundige principes toch wat minder bekend zijn. In een werk als Maanlicht op het water uit (1996) is deze fascinatie goed te zien. De zwart-witte compositie komt in eerste instantie over als een abstract geheel, zonder enige binding met de ons omringende wereld. Wanneer je echter door de wimpers van je ogen kijkt, kun je je het nachtelijke licht op een rustig voortkabbelende rivier goed voorstellen. Andriesse legt in deze tekening een uniek moment van het spel tussen licht en water vast.

Jan Andriesse, Veldmaarschalk Erwin Rommel bij de wolhokken
Jan Andriesse, Veldmaarschalk Erwin Rommel bij de wolhokken

Regenboog aan kleur

Dat Andriesse licht op een haast wetenschappelijke manier benadert, is ook te zien in zijn studies van regenbogen. Zo haalt hij in een aaneenschakeling van rechthoekige, naast elkaar opgehangen en in een kleur geschilderde bladen het spectrum van een regenboog uiteen. Ook in het laatste wolhok, waar de maquette Veldmaarschalk Erwin Rommel bij de wolhokken opgesteld staat, wordt het spectrum gebruikt als uitgangspunt voor het kunstwerk. De maquette lijkt speciaal voor deze tentoonstelling gemaakt te zijn. Ze hebben erg veel weg van de wolhokken in De Pont. Ieder hok heeft een eigen kleur uit het spectrum gekregen middels verlichting door een gekleurd plexiglazen opening en samen vormen deze een regenboog aan kleuren.

Jan Andriesse, Bird on a wire, 2004, 42x260 cm
Jan Andriesse, Bird on a wire, 2004, 42×260 cm

Poëzie

Wiskunde, de natuur en licht geven in deze expositie een poëtisch beeld van de werkelijkheid. Dat wordt duidelijk in het eerste wolhok, waar een viertal portretten te zien zijn die naast een gedicht zijn gehangen. Het komt ook zeker naar voren in het werk Bird on a wire uit 2004. Deze langwerpige tekening laat een lange, hooggespannen draad zien met figuren erop die op vogels lijken. Het licht verloopt van donker aan de rechterzijde naar wit geheel links. Een overgang van nacht naar dag misschien?

Het licht in Nederland is bijzonder. Dankzij de groten uit het verleden zoals de landschapsschilder Jacob van Ruisdael is het wereldberoemd geworden. Ook Andriesse put inspiratie uit dit licht. Zijn fascinatie hiervoor uit zich echter in precieze weergave van het licht in zijn omgeving. Deze minutieuze, wetenschappelijke fascinatie maakt de wereld van Andriesse tot een wereld die de moeite waard is om te bezoeken.

Muziek / Achtergrond
special: Festival van de ernstige muziek

Stars & Boulevards

Een redelijk obscuur festivalletje in Paradiso beleefde op 8 oktober alweer zijn derde aflevering. Wetende dat dit podium nog altijd uitstekend programmeert, en dat de goede verhalen over eerdere edities mondeling al zijn verspreid door de kenners, kan een avondje Stars & Boulevards bijna niet meer fout gaan. Ook al staat er een aantal obscure namen in de line-up. Het blinde vertrouwen wordt goed beloond. Stars & Boulevards blijkt louter nieuwe pop van hoge kwaliteit te bieden. Maar wel van het ernstige soort, dus klep dicht en genieten.


I Love You but I've Chosen Darkness
I Love You but I’ve Chosen Darkness

Zo is de humor ver te zoeken bij de band met de tot de verbeelding sprekende naam: I Love You but I’ve Chosen Darkness. Is dit soms de nieuwste gothic-sensatie? Niet bepaald. Met drie gitaren zijn ze in de basis een gitaarband, die vanaf het eerste nummer al een overweldigend geluid laat horen. Hun volle new wave-sound doet sterk denken aan U2 in de jaren tachtig. In het begin zijn die gitaarexplosies indrukwekkend, ook is het een van de weinige bands die goed overweg kan met de galmakoestiek van de grote zaal van Paradiso. Maar later in het optreden beginnen de nummers toch wat op elkaar te lijken en echt catchy songs blijven uit. Een half uur zou meer dan genoeg zijn voor deze band.

Hoog uit-de-kast-gehalte

The Hidden Camera's
The Hidden Camera’s

Stukken vrolijker en spannender is de muziek van The Hidden Camera’s. Met acht man, inclusief een strijkje van twee violen en een cello, zijn ze de grootste band van de avond. Ondanks het hoge uit-de-kast-gehalte van dit gezelschap, lopen ze daar niet overdreven mee te koop zoals bijvoorbeeld de Scissor Sisters. Hey, dit was een serieus festival, toch? De ernstige, lichtelijk monotone stem van de zanger contrasteert perfect met de opgewekte, staccato muziek van de hechte band. Blikken van muzikale verstandhouding schieten over en weer op het podium. De muzikanten dagen elkaar uit met stuwende ritmes tot ze op en neer springen van opwinding. Wat moet het leuk zijn om in deze band te spelen. Deze gedachte wordt verhoord: het publiek mag een heel nummer lang het ritme aangeven met handgeklap. Boy oh boy!

Folkies

Denison Witmer
Denison Witmer

Ook de softe sector van de ernstige popmuziek is vertegenwoordigd: de folkies met akoestische gitaar. Denison Witmer is rasecht. Met gesloten ogen brengt de zanger uit Philadelphia stille liedjes van grote schoonheid ten gehore. Zijn thematiek is Amerikaans sentimenteel, in de stijl van Sufjan Stevens. In deze folktraditie brengt Witmer odes aan bewonderde familieleden, mooie natuur en Nick Drake. Tussen de liedjes door vermaakt hij het publiek met verhalen over ‘happy little incidents’ tijdens het touren. Zo kabbelt de set wat voort, totdat zijn speciale gast het podium betreedt. Deze J. Tillman zingt een liedje mee en doet een liedje zelf, waarbij duidelijk blijkt dat Witmers medefolkie een mooiere en meer doorleefde stem heeft en overtuigender overkomt. Hopelijk gaan we meer horen van deze mysterieuze man.

Teitur
Teitur

Ook Teitur stort zijn hart uit in prachtige folkliedjes, maar dan zonder zo sentimenteel te zijn. Hij vertelt over lange afstandsrelaties en andere liefdesdrama’s met een licht dramatische sneer in zijn stem. Met het uiterlijk van een Noorse bosdwerg en charmante manieren weet deze exoot van de Deense Faeröer eilanden de zaal over de volle lengte van zijn set muisstil te krijgen.

Bloedstollend spannend

Dan Sartain vervolgens is minstens zo bloedserieus als de romantische singer-songwriters, maar allerminst lief of soft, integendeel. Met een vuile blik in zijn ogen maakt de rattige Sartain een combi van gemene rythm & blues en rockabilly. Ook zijn twee bandleden zien eruit alsof ze regelrecht uit de gevangenis zijn ontsnapt. De soort muziek die hij maakt mag dan behoorlijk traditioneel zijn en door duizenden anderen beoefend, de spannende wendingen in het geluid zijn echter heel bijzonder, waardoor de liedjes een filmisch karakter krijgen. Hier zou zelfs de saaiste roadmovie bloedstollend spannend van kunnen worden. Dit alles wordt gebracht met zo’n angstaanjagende ernst en een intensiteit, dat dit optreden niet licht zal worden vergeten.

Is dit festival een blijvertje? Absoluut. Het is een verademing om met zijn allen een avond lang stilletjes te luisteren naar de zwaardere zaken des levens. Feesten en ouwehoeren kan altijd nog wel…