Muziek / Album

Gave vorm, oppervlakkige inhoud

recensie: The Killers - Sam's Town

Las Vegas, die volstrekt onwezenlijke stad midden in de woestijn van Nevada, is de thuisbasis van The Killers. Tegen het decor van deze stad, “the American dream” in extremo, is het niet zo vreemd dat The Killers een ambitieus bandje is. Stilzitten zit er niet in voor deze stoere jongens. Nee, het ijzer moet gesmeed worden wanneer het op zijn heetst is en dat is nú. Want na het succes van het in 2004 verschenen debuutalbum Hot Fuss (wereldwijd 5 miljoen verkochte exemplaren) is opnieuw scoren voor band en platenmaatschappij van levensbelang.

~

Het zojuist verschenen tweede album van The Killers, Sam’s Town, heeft dan ook de schijn van een haastklus tegen. De cd is als eerste plaat ooit opgenomen in een casino en voor het knoppenwerk zijn de beroemde producers Flood en Alan Moulder aangetrokken, vooral bekend van U2’s Pop. Het artwork is schitterend en onze bloedeigen Anton Corbijn mocht prachtige plaatjes schieten van desolate woestijnlandschappen. Tot zover is alles tot in de puntjes verzorgd…

Luchtbel

Maar zoals wel vaker, schijn bedriegt. Bij Sam’s Town is de buitenkant mooier dan de binnenkant. Want de kenmerkende bombastische retrorock van The Killers, overgoten met een moddervette synthesizerlaag, is zo vluchtig als een goedkoop parfum. De muziek klopt niet, zij is een luchtbel die elke keer uit elkaar spat. De songs die wél fier overeind blijven zijn de betere popsongs Bling (Confession Of A King) en Why Do I Keep Counting?.

Memories aflevering

~


The Killers hebben overigens serieus nagedacht over de tekstuele inhoud van Sam’s Town. Volgens de band is het een “conceptalbum zoals er weinig meer worden gemaakt”. Samen met de band rijd je op de plaat richting Las Vegas, waarbij je het casino Sam’s Town passeert dat op de rand van de grote stad ligt. Eenmaal binnen neemt de groep je mee in een aflevering van KRO’s Memories, saampjes terug naar vervlogen tijden toen alles beter en simpeler was. De titel van de hitsingle When You Were Young spreekt boekdelen. Maar zijn deze mannen niet wat te jong voor nostalgische ouwe-lullen-praat? Om te voorkomen dat het volgende album van The Killers gretig aftrek zal vinden bij dames met rollators, moet de band zich per direct richten op de toekomst. Verplichte titel voor de nieuwe plaat: “Don’t look back”.

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Janneke Jonkman

De liefde tussen twee mensen

In de rubriek Opkomend talent dit keer een interview met Janneke Jonkman (28). Deze week verschijnt bij Prometheus haar derde roman: Verboden te twijfelen. Hierin volgt de lezer de levens van Jonathan en Lotus. Hoewel ze voor elkaar geschapen lijken slagen ze er niet in hun liefde voor elkaar om te zetten in een vruchtbare relatie. Met haar derde roman bewijst Jonkman een blijvende ster aan het literaire firmament te zijn. Ze hoopt hiermee de doorbraak te bereiken die vooralsnog op zich liet wachten. Tijd om deze schrijfster beter te leren kennen.

Toen Jonkman amper een jaar Nederlandse taal en letterkunde studeerde aan de universiteit van Amsterdam gebeurde waar veel mensen alleen maar van kunnen dromen: ze werd na een artikel in de Folia benaderd door een aantal uitgeverijen. Uiteindelijk ondertekende ze een contract bij Prometheus. Hierdoor debuteerde Jonkman als drieëntwintig jarige met de roman Soms mis je me nooit, dat vooral onder middelbare scholieren een hit werd, gevolgd door De droomfotograaf in 2004.

~

Verboden te twijfelen is haar derde roman. Evenals in haar debuut Soms mis je me nooit gaat het om een problematische liefde: “Ik vind het fascinerend dat twee mensen heel veel van elkaar kunnen houden, maar dat die liefde toch niet tot bloei kan komen doordat ze vermengd raakt met onbewust oud zeer of het onvermogen met elkaar te communiceren. De meeste relaties gaan, hoe mooi en hoopvol ze ook beginnen, uiteindelijk kapot. Maar de liefde is vaak blijvend. Waarom zijn die twee niet verenigbaar? Ik denk dat het ook vaak voorkomt dat de liefde wel groot genoeg is, maar dat mensen er in de praktijk niet mee om kunnen gaan. Omdat het ook beangstigend kan zijn. Op een hoger niveau is er dan misschien sprake van een prachtige relatie, in de praktijk staan er zeg maar wetten in de weg, en praktische bezwaren.”

In Verboden te twijfelen is het de beurt aan Jonathan en Lotus. Hoewel ze voor elkaar gemaakt lijken, lukt het hen niet hun relatie te laten slagen. Ze vertrekken samen naar een eiland, maar raken gaandeweg hun liefde voor elkaar uit het oog, mede dankzij Jonathans ex-vriendin Dani die roet door het eten gooit. Als het om hun liefde gaat lijken beide personages bijna destructief bezig door hun angst voor de liefde: “Ieder mens wordt beperkt door een soort onvermogen volledig lief te hebben, meestal doordat we ergens in onze jeugd hebben geleerd dat dit niet wenselijk is. We proberen onszelf te beschermen tegen nieuwe teleurstellingen. Of we houden teveel van de ander, zonder dat we van onszelf houden. Dat is geen echte liefde. Er zijn zo veel mensen die blijven hangen aan een verkeerde partner of niet echt voor iemand durven kiezen. Zo zonde! Natuurlijk is een gezonde twijfel wel goed, maar soms moet je ook je ratio overboord gooien en denken: ja! En er dan echt voor gaan, met alle gevolgen van dien. Loop je dan alsnog tegen problemen aan, dan kun je die beter bij jezelf zoeken in plaats van bij de ander. Maar goed, mijn personages zijn daar niet altijd even goed in. Die innerlijke strijd vind ik boeiend.”

Parallelle wereld

Ook Jonkmans debuut heeft een onmogelijke liefde als onderwerp. Daarin worstelen de jonge twintigers Max en Kaneel met hun gevoel voor elkaar. “In al mijn boeken loopt een soort ‘parallelle wereld’ naast de romanwerkelijkheid, waarin de liefde wel volledig kan bestaan en communicatie overbodig is om elkaar te kunnen begrijpen. Misschien is dat het eigenlijke thema van mijn werk: het bestaan van die twee werelden naast elkaar en het zichtbaar maken ervan. Jonathan, een van de hoofdpersonen in Verboden te twijfelen zit bijvoorbeeld vaak op een verlaten strand naar het water te staren. Het is dan net alsof hij in het water het leven weerspiegeld ziet dat hij ook had kunnen leiden. Ook tussen waken en slapen is er een toestand waarin de personages Lotus en Jonathan elkaar wel begrijpen. Daarom komt Jonathan Lotus nog elke avond instoppen, terwijl ze allang niet meer samen zijn.”

Jonkman was vrij jong toen ze debuteerde. De personages in haar romans lijken sindsdien volwassen geworden. Lotus en Jonathan – de hoofdpersonages uit Verboden te twijfelen kunnen goed gelezen worden als de volwassen Kaneel en Max uit haar debuut. De vier personages kennen namelijk veel overeenkomsten: “In Soms mis je me nooit zijn de personages jong en dat zijn ze aan het eind van het boek nog steeds. In Verboden te twijfelen beginnen ze jong, maar worden ze langzaam volwassen. Omdat ik nu zelf ouder ben, is het makkelijker om me daarin te verplaatsen. Ik kon nu dan ook meer verdiepen dan in mijn eerste boek, zonder dat het overigens echt zware kost is geworden. Ik denk dat in dit boek al mijn favoriete thema’s het meest evenwichtig samenkomen. Wel is het misschien wat somberder van toon: de personages worden ouder en ik kon beter laten zien wat voor gevolgen het kan hebben als je de ‘verkeerde keuzes’ maakt. Hoewel, als je andere keuzes maakt, kom je er uiteindelijk ook wel. Het duurt alleen wat langer. Je moet eerst inzien dat je misschien toch niet zo’n goede keuze hebt gemaakt en het een volgende keer anders doen. Daarom bestaan er ook niet echt verkeerde keuzes. In die zin is het toch een optimistisch boek geworden.”

De sfeer in Jonkmans boeken is altijd naïef en dromerig. In alle drie de boeken spelen bijvoorbeeld dromen een grote rol. In deze laatste roman maakt de auteur ook verwijzingen naar het concept van reïncarnatie en de geschiedenis van het gezonken continent Atlantis. Daarmee lijkt dit laatste boek nog ‘spiritueler’ dan zijn voorgangers. Over spiritualiteit zegt Jonkman: “Atlantis vond ik een mooi symbool voor die ‘parallelle wereld’. Net als Plato geloof ik in het bestaan van zo’n hogere werkelijkheid als een spiegel voor de onze. Helaas is die harmonie in het echte leven soms ver te zoeken, maar ik geloof toch dat het goed is ernaar op zoek te blijven gaan. Ik denk dat je op aarde bent om bepaalde lessen te leren. Volgens mij heb je daarvoor aan één leven niet genoeg. In dit geval vond ik het goed werken om als schrijver zo ver uit te zoomen dat je ook ziet wat de personages voor en na hun leven beweegt. Het plaatst alles in een groter perspectief. Voor mensen is het lastig om op die manier uit te zoomen om hun leven van bovenaf te bekijken, maar als schrijver heb je die mogelijkheid wel, dus die heb ik aangegrepen. Ik heb het echter beperkt tot de kern: twee mensen worden geboren met de afspraak dat ze samen zullen komen en van elkaar zullen houden. Maar hoewel ze die intentie hebben voor hun geboorte, lukt het hen niet in het leven zelf.”

Volwassen sprookje

Haar stijl is heel helder, bijna alsof men een sprookje leest. Deze stijl is echter wel vrij specifiek en hoeft daarom niet iedereen aan te spreken. Wie houdt van wollig, melancholisch taalgebruik doet er misschien niet het beste aan Jonkmans boeken te lezen. Haar eerdere romans zijn vooral populair bij adolescenten, maar Jonkman heeft geen bepaalde doelgroep voor ogen: “Mijn eerste boek schreef ik wel voornamelijk voor scholieren, omdat ik zelf als scholier behoefte had aan boeken die zowel leuk waren om te lezen als een diepere laag hadden. Maar nu schrijf ik voor alle leeftijden, denk ik. Ik houd zelf niet van literatuur met een zware, deprimerende ondertoon of te wollig of verheven taalgebruik. Misschien schrijf ik wel voor het kind in de volwassene. En wie daar niets mee heeft, moet mijn boeken maar links laten liggen.”

Hoewel ze jong debuteerde en al drie boeken op haar naam heeft staan, is ze nog relatief onbekend. Over bestsellers, fanmail en een doorbraak zegt ze: “Natuurlijk wil je als schrijver gelezen worden, maar zolang er lezers zijn die echt geraakt worden door wat je schrijft, is je doel eigenlijk al bereikt. Ik krijg regelmatig fanmail van lezers, ook nog steeds over mijn debuut. Het zou natuurlijk wel leuk zijn als die kring lezers zich langzaam uitbreidt. Ik heb goede hoop dat dat met dit boek gaat gebeuren. Een bestseller hoef ik niet per se te schrijven, maar hopelijk wel nog veel moois waarmee ik mensen kan blijven boeien. Dat hoeft niet in de vorm van romans te zijn, maar in welke vormen dan wel, daar heb ik nu nog geen idee van.”

Verboden te twijfelen • Janneke Jonkman • Uitgever: Prometheus • Prijs: € 17.95 (paperback) • 240 bladzijden • 60 446 0639 5

Theater / Voorstelling

Lange dagreis blijft boeien ondanks lengte

recensie: LDNDN [een installatie] (Mighty Society i.s.m. Generale Oost)

Een teringbende, een pokkenzooi. Beter kan het decor van de voorstelling LDNDN niet worden omschreven. In zes kamers volgestouwd met een krankzinnige hoeveelheid aan onnodige rotzooi leiden vier gezinsleden hun deerniswekkende leven. Het publiek wordt gevraagd er zo dicht mogelijk op gaan te zitten, intieme getuigen te zijn van een onvrijwillig samenzijn waarvan niemand in deze familie gelukkiger wordt.

In Lange Dagreis Naar De Nacht zien we een gezin in hun naargeestige zomerhuis aan zee. De (in de bewerking Limburgse) familie Frijns is geen familie Doorsnee. Vader Ton is een uitgerangeerde alcoholistische acteur. Moeder Ria is net terug uit een afkickcentrum maar nog steeds morfineverslaafd. De oudste zoon Tonnie is een mislukte acteur, ook al aan de drank en de jongste zoon Edwin een melodramatische dichter met kanker in een vergevorderd stadium. Ziedaar, het fijne gezelschap rondom wiens rotzooi de avond – letterlijk – draait.

Niet zomaar een voorstelling

~


Regisseur Eric de Vroedt maakte samen met vier jonge acteurs van de Arnhemse Toneelschool een bewerking van Eugene O’Neills befaamde – postuum uitgevoerde want al te autobiografische – familiedrama Lange Dagreis Naar De Nacht uit 1941. De ondertitel [een installatie] dient om aan te geven dat LDNDN niet zomaar een ‘gewone’ voorstelling is.

Het is de bedoeling dat het publiek tijdens de voorstelling om het speelvlak heen gaat zitten, zo dichtbij mogelijk. Op van die nare, witte plastic friettentstoelen, die lekker makkelijk te tillen zijn. Verplaatsen moet namelijk, de toeschouwers wordt uitdrukkelijk verzocht rond te lopen tijdens de voorstelling om zo het geheel eens vanuit een ander perspectief te bezien. Er is drank, er zijn hapjes en er mag gerookt worden. Alles om de lange avond zo aangenaam mogelijk door te komen. Klinkt charmant en het werkt. Want wat is er beter voor een verslappende aandacht tijdens zo’n lange avond dan een slokje wijn of een stukje lopen?

Uitbarstingen

Een gezellige avond wordt het niet. Elk van deze personages heeft een eigen groot verdriet dat hij met zich meedraagt. Moeder is het verdriet om haar te vroeg gestorven kind nooit te boven gekomen. Vader kan het niet verkroppen dat hij ooit voor het succes en niet voor de kunst heeft gekozen. Tonnie kon niet omgaan met de hooggespannen verwachtingen die men van hem had en Edwin is nooit ergens echt goed in geweest. Het is spannend hoe voor ieder van hen de pijn en het verdriet levensgroot en intens is, terwijl hij door de rest van de familie een aansteller wordt gevonden. Deze mensen haten elkaar net zo hevig als ze van elkaar houden.

Eugene O’Neill schreef een stuk zonder duidelijke climax. Het leven van de mensen die wij een avond lang volgen, hangt van uitbarstingen aan elkaar. Ze volgen elkaar op, heftig weliswaar, maar zonder uitkomst. Dit gegeven maakt het voor een regisseur des te lastiger om de spanning van deze toch al lange voorstelling goed op te bouwen. Erik de Vroedt, bekend van zijn politiek geëngageerde voorstellingenreeks met de titel Mighty Society, slaagt hier behoorlijk goed in. Muzikale intermezzo’s, de positie van het publiek, af en toe een lekker overdreven theatraal moment, het losse spel van de acteurs en de versnaperingen tussendoor maken dat het nergens al te erg gaat slepen of vreselijk saai wordt.

Geslaagde poging

Toch kent de voorstelling ook enkele minpunten. De acteurs, allen begin twintig, moeten niet alleen een complex emotioneel drama maar ook een generatieconflict inzichtelijk maken. Hierin slaagt helaas eigenlijk alleen Wouter van Oord, die de jongste zoon speelt met een aandoenlijk, adhd-achtig en wanhopig optimisme. De rest van de acteurs weet zijn werkelijke leeftijd niet te ontstijgen, wat vooral storend is in de scènes tussen vader en zoon. Ook kan er op wat betreft verstaanbaarheid nog heel wat worden gewonnen. Dit neemt niet weg dat de spelers stuk voor stuk getalenteerd zijn, blijkens pakkende soloscènes van alle vier en enkele indringende dialogen. LDNDN is al met al een behoorlijk geslaagde poging om een lastige klassieker wederom eigentijds en relevant te maken. Bovendien bewijst Eric de Vroedt wederom een veelzijdig en veelbelovend regisseur te zijn.

LDNDN [een installatie] is nog te zien in Amsterdam en Rotterdam. Klik hier voor de speeldata.

Theater / Achtergrond
special: Liefde is kouder dan de dood (rZpkt)

‘Wij zijn doorbloed met de onderwerpen’

Regelmatig lezen we in de media over loverboys en hun slachtoffers. Voor velen zijn de verhalen niet meer dan een stel zwarte woorden op wit papier. Het lijkt ver van je bed. In de voorstelling Liefde is kouder dan de dood brengen de makers van rZpkt één van deze verhalen nu tot vlak onder je neus.

Het theaterinitiatief rZpkt is voortgekomen uit de voorstelling rZpkt. In 2005 maakten Fouad Mourigh en Farhane El Hamchaoui samen met Dick van den Heuvel deze ‘rauwe komedie’ en werd rZpkt geboren. rZpkt gaat de dialoog aan met de het publiek. Het is intensiever en krachtiger, dan het simpel ‘maken’ van een voorstelling, aan het woord is Dick van de Heuvel. Samen met Stan Lapinski heeft hij de teksten voor de voorstelling Liefde is kouder dan de dood voor zijn rekening genomen. De productie is een parallelvertelling van Nienke (Alexandra Alphenaar) en Rachid (Youssef Idilbi) en Nienkes aan drugsverslaafde vriendin (Dunya Khayama) en de op status beluste vriend (Sofian Abayahya) van Rachid. Door toedoen van deze jongens belanden de vriendinnen in de prostitutie. Terwijl haar vriendin aan de drugs onderdoor gaat, belandt Nienke wegens ruimtegebrek bij Jeugdhulp in een penitentiaire inrichting. In dezelfde inrichting bevindt zich de aanstichter van deze tragedie: haar loverboy.

Doorbloed

In het Amsterdamse café Alverna vertelt Van den Heuvel: “Deze verhalen kunnen we natuurlijk nooit zelf verzinnen. Maar researchen is zo’n beladen begrip. Het is alsof jij als scenarioschrijver hoog in je Ivoren torentje zit met de ramen en deuren dicht. En voor een verhaal daal je af naar het ‘volk’ om te kijken hoe het daar is. Zo is het niet gegaan. Met de vorige voorstelling rZpkt hebben wij in jeugdgevangenissen gestaan. Wij hebben meegemaakt dat we ’s ochtends voor de daders, de loverboys, stonden en later op de avond voor hun slachtoffers, de meiden. Vanwege plaatstekort bij Jeugdhulp werden de meiden vaak in dezelfde inrichting geplaatst als de daders. Wij hebben met de meiden daar gesproken en zij hebben ons bijna gesmeekt om met deze feiten iets te doen.”

Zijn schrijfpartner Lapinski vult aan: “Wij zijn doorbloed met de materie. In Onderpand, het pand in Osdorp waar rZpkt repeteert, zitten we met nog enkele jongerengezelschappen. Door tussen de jongeren te zitten en met ze te praten, leveren zij ons de thema’s en de anekdotes. Op dinsdag eten alle aanwezigen gezamenlijk in het pand en aan tafel hoor je de verhalen. Ook de nagesprekken na de voorstellingen dragen bij aan informatie. Zonder die bijdrages kunnen wij geen scenario’s schrijven. Je kunt niet weten wat er speelt met de ramen en deuren dicht.”

Leefbaar

~


De schrijvers vertellen met veel passie over de voorstelling en de voorbereidingen. Volgens het duo gaat het stuk over individuen; het meisje Nienke en de jongen Rachid. Van den Heuvel: “Door de individuele verhalen kunnen wij verder gaan dan wat er in boeken over het onderwerp ‘loverboys’ is geschreven. Wij maken de verhalen menselijk. Het is ook een menselijk stuk geworden.” De titel van de voorstelling hebben de schrijvers geleend van de eerste film van de Duitse toneelschrijver en filmregisseur Rainer Werner Fassbinder Liebe ist kälter als der Tod. Lapinski: “De titel drukte de discussie uit waar wij als schrijvers op in wilden gaan. Het moest een liefdesverhaal worden. De dader moest een slecht, maar een inleefbaar persoon worden. En dat is volgens ons gelukt. Het is een mooie voorstelling geworden. Regisseur Titus Muizelaar en de cast doen het geweldig.”

‘Goedmoedig’

De voorstelling brengt de confrontatie tussen ‘liefde als wapen van de loverboy’ en de ‘verliefde blindheid van het slachtoffer’ recht onder je neus. Terwijl Van den Heuvel uit het raam kijkt, zegt hij: “Die meiden zijn verliefd en het is net als bij iedereen die verliefd is, je wilt houden van degene van wie jij wilt houden. Als anderen proberen dat af te nemen, ga je daar tegen in verzet. Vooral als je verder niks hebt. Veel van die meiden hebben geen ’thuis’. En nu is er opeens wel iemand die hen speciaal laat voelen.”

De schrijvers hebben geprobeerd om het fenomeen ook vanuit een andere kant te bekijken. “In het begin is het vaak geen kwade wil van de jongens, het is zelfs bijna ‘goedmoedig’,” vertelt Van den Heuvel. “Ook bij Rachid is het in eerste instantie goed bedoeld. Zijn beste vriend heeft geldproblemen. Om zijn vriend te helpen vraagt hij of zijn vriendin het eenmalig wil doen. Het meisje staat ervoor open, want de jongen is toch een soort vaderfiguur die zij nooit heeft gehad. Hij belooft en geeft haar een mooier leven.” Na een korte stilte zegt hij: “Je hebt slechte mensen in de wereld, die plegen misdaden met voorbedachte rade. Veel jongens zijn opgegroeid in een omgeving en een cultuur met vrienden die de instelling hebben dat het zo moet.”

Tijdens de nagesprekken met de meiden kwam naar voren dat ze zelfs nadat alle feiten aan het daglicht kwamen, ze hardnekkig blijven geloven in de zuivere bedoelingen van hun ‘geliefden’. “We hebben met veel van deze jongeren gesproken. De jongens zien zichzelf niet als pooier en de meiden zien zichzelf ook niet als prostituee,” vertelt Van den Heuvel. “De meiden beseffen niet dat zij het slachtoffer zijn. Ze nemen de verantwoording met ‘ik wilde die dure tas’ of ‘als ik dat en dat niet wilde, dan was hij ook niet in de problemen gekomen’.”

Zelfrespect

De loverboys zijn vaak Antillianen en Marokkanen, maar volgens de schrijvers niet de jongens, die rechtstreeks uit deze landen komen. De loverboys zijn jongens die hier zijn geboren en opgegroeid. Ze komen vaak uit een subcultuur in Nederland. In die subcultuur heerst een laag zelfrespect. Lapinski: “Ze weten al vanaf hun geboorte dat ze minder zijn. De agressie hierover kan naar binnen slaan, maar ook, zoals in deze gevallen, naar buiten. Deze ‘Testosteron-brigade’, zoals ze worden genoemd, is vooral een grootstedelijk probleem. Door de consumptiemaatschappij waarin wij leven, is niet de Islam het grootste probleem, maar de ouderwetse klassenstrijd: rijk tegen arm.”

Levensluchtigheid

Van den Heuvel: “Zolang wij over deze onderwerpen kunnen schrijven en nadenken, houden wij onze levensluchtigheid. De voorstellingen met rZpkt gaan voor ons meer over theater dan wat er doorgaans in de grote schouwburgen gebeurt. De jongeren die eerst met tegenzin naar het theater gaan, kunnen niet wachten tot de volgende productie weer te zien is. Die levendigheid en passie willen we terugbrengen naar de Stadsschouwburg. De definitie van toneel moet in die koppen gaan veranderen. En dat gaat ons lukken!”

Liefde is kouder dan de dood is nog tot en met 22 november te zien. De nieuwe voorstelling Daggoedays gaat op 29 oktober in première. Klik hier voor meer informatie.

Theater / Voorstelling

Een goed gevoel op z’n plat Amsterdams

recensie: Wat zien ik?! (De Graaf & Cornelissen Producties)

Wie ooit de film Wat zien ik?! zag, heeft waarschijnlijk vooral de man met veren en één in vrouwenkleren nog helder voor de geest staan. Van die oer-Hollandse film (gebaseerd op een boek van Albert Mol) is nu een musical gemaakt. Een zeer geslaagde voorstelling over het leven van twee knuffelhoertjes in hartje Amsterdam. En hoewel de schuttingtaal je om de oren vliegt is het vooral allemaal reuze gezellig en bijna camp.

Blonde Greet (Ellen Pieters) en haar bovenbuurvrouw Nel (ook wel Haar van boven, gespeeld door Mariska van Kolck) bewonen samen twee peeskamers aan een Amsterdamse gracht. Voor geen fetisj draaien ze hun hand om en geen fantasie is hen vreemd. Wil meneer geopereerd worden aan zijn ‘wond’? Of in een kort schortje de grond stoffen? De vriendinnen staan kort gerokt en hoog getoupeerd klaar. Nel heeft een relatie met hun gewelddadige pooier Sjaak (Johnny Kraaijkamp) en Blonde Greet duldt geen man meer in haar leven. Tot ze op een avond de nette Piet (Hans Breetveld) ontmoet en daar tegen beter weten in als een blok voor valt.

Amsterdamse tongval

~


Hoewel Wat Zien Ik?! erg expliciet is, wordt het nergens plat. Het is de Amsterdamse tongval die alles relativeert. ‘Je lekt op het tapijt’, ‘Wil je een lul of een koekie?’; het zijn niet eens de vreemdste uitspraken die je in deze voorstelling hoort. En of Ellen Pieters nu wijdbeens in lingerie zit of een klant er met de mattenklopper van langs geeft, alles wat ze doet is geloofwaardig. Haar haat jegens mannen (‘Mannen zijn slecht’) vormt een leuk contrast met de pooier Sjaak die vervolgens in een lied alle mokkels aan het gas wenst. En haar voorzichtige verliefdheid voor Piet snapt iedereen.

Bijenkorf

De decors zijn cartoonesk en duidelijk. Met weinig middelen worden grootse locaties geschetst. In het café van Bet van Beeren (Duck Jetten) prijkt een metershoge foto van schepper Albert Mol en als de dames naar Parijs gaan, staat daar de Eiffeltoren. In een flashback van Blonde Greet waarin ze met Piet uit gaat, zien we ze in een Spaans restaurant zitten, twee bioscoopstoeltjes laten zien dat ze een Franse Film bezoeken en met diezelfde twee stoeltjes zitten ze even later bij de opera. En met slechts een toonbank waan je je in een Bijenkorf van weleer waar Nel en Greet rode pumps maat 45 kopen voor een van hun klanten.

Het verhaal speelt zich af in de jaren zestig. Dit is niet alleen merkbaar aan het decor (bijvoorbeeld in het oude Bijenkorflogo) of de heerlijke sixties kleding en de haardrachten, maar ook aan kenmerkende gebeurtenissen die verweven zijn in het verhaal. De student Lucas (gespeeld door Karel Simons die leuke acrobatische toeren uithaalt) en zijn hippie-vriendin willen het Maagdenhuis bezetten en worden weggeknokt door de ME. Een goede zet om het verhaal authentiek te houden en ook goed doorgevoerd.

Geen happy end

De musical zit vol leuke en aanstekelijke liedjes (In het café van Bet van Beeren dansen de dames met de dames en de heren met de heren). Ellen Pieters is de beste zangeres, de rest van de spelers kom niet goed uit de verf wat zang betreft. Qua acteren doen de acteurs niet voor elkaar onder. Johnny Kraaijkamp speelt een dubbelrol. Hij is zowel de pooier Sjaak als later de verloofde van Nel, Bert. En natuurlijk moet Nel nou juist tussen deze twee mannen kiezen.

Het mooie aan het verhaal is dat het geen expliciet happy end heeft, maar dat je toch weet dat iedereen gelukkig is met de keuzes die gemaakt worden. Iedereen is blij met het leven dat ze leven. Ondanks bedrog, de verdrietige scheidingen en het geweld is dit een absolute feel-good musical tot in de puntjes.

Wat zien ik?! is nog tot en met 13 mei te zien door heel Nederland. Klik hier voor meer informatie.

Film / Films

Lachen om de pijn van anderen

recensie: Jackass Number Two

De televisieserie is al lang gestopt en vrijwel alle sterren daaruit hebben hun eigen spin-off gekregen, zoals Wild Boys en Viva La Bam. Toch weerhield dat Johnny Knoxville en zijn kornuiten er niet van om een tweede avondvullende Jackass film te maken, die ze niets verhullend Number Two noemden.

~

Jackass was op MTV een groot succes. Met wilde stunts die geen grenzen kenden en een team vol malloten die nergens voor terugdeinsden, was het een kwestie van tijd voordat de meest bizarre nieuwe stunts werden gebundeld in een bioscoopversie. Vier jaar later is daar nu dan het – voor sommigen langverwachte, voor anderen gehate – vervolg. Nog ranziger, erger, komischer en harder dan het eerste deel.

Muis

De toon wordt met de eerste act al gezet. De edele delen van een van de heren worden als een muis verkleed en van een touwtje aan de bovenkant voorzien. Johnny Knoxville trekt de ‘muis’ vervolgens als een marionet het terrarium van een slang in, waarna het resultaat wel te raden is. Alle leden van de Jackass-groep komen vervolgens niet meer bij van het lachen en het moet gezegd: het geheel ziet er erg lachwekkend uit.

~

Vrijwel alle andere stunts hebben een zelfde of zelfs een nog veel hoger oh-nee-doe-dat-alsjeblieft-nietgehalte. Want welke idioot eet er nu paardenstront of drinkt paardensperma? Gegarandeerde kokhalsmomenten zijn het in ieder geval. Ook dit keer wordt er weer flink gebruik gemaakt van dieren; naast de paarden en slangen komen ook haaien, stieren, bijen en een menselijke vis (Steve-O in dit geval) aan bod.

Held

Veel leuker zijn de grappen die de jongens met elkaar uithalen. Het grappigste is wel die met een boodschap die fans op de muur van het hotel hebben achtergelaten. De grappen die bijna te ver gaan is een vreemde taxirit met een van de Jackass-heren op de passagiersstoel, en een grap met de genoemde bijen. Dat Bam Margera helemaal niet zo’n held is als hij wil doen voorkomen, is ook op hilarische wijze te zien door een stunt die hem zelfs aan het huilen krijgt.

~

Voor de liefhebbers is dit tweede deel zeker een goede opvolger. Hoewel het nieuwe er nu wel af is en sommige stunts al eens eerder gedaan zijn, zij het op net een andere manier. Maar toch is het anderhalf uur lang lachen, gieren en brullen om de pijn en angst van anderen. Het blijft vooral leuk omdat alle deelnemers er zichtbaar ontzettend veel lol in hebben, en zien lachen doet nu eenmaal lachen. Net als de vorige keer is er weer extra aandacht besteed aan het laatste, gezamenlijke nummer, dat wel een mooie afsluiting geeft voor het Jackass-tijdperk.

Kunst / Expo binnenland

Het werk dat nooit werd voltooid

recensie: Bas Jan Ader - Bas Jan Ader. Please don’t leave me

De tentoonstellingsruimte is vrij donker. In de grote ruimte hangen aan de muur verschillende videoschermen, en middenin is een klein stukje afgebakend met dreigende donkergrijze wanden. Museum Boijmans Van Beuningen toont in deze zaal de grote overzichtstentoonstelling Please don’t leave me van Bas Jan Ader (1942-1975). Het museum heeft veel werk van Ader in de collectie en voor deze tentoonstelling is er een groot onderzoek gedaan naar zijn werk. Het resulteerde in een prachtige catalogus en een indrukwekkende tentoonstelling.

In het bijzondere, maar kleine oeuvre van Bas Jan Ader speelt ‘vallen’ een belangrijke rol. In verschillende van zijn video’s tart hij de zwaartekracht. De video’s zijn altijd sober gefilmd; zwart-wit en zonder spektakel of tromgeroffel. Het lijken gewone beelden, maar wel met een bizarre wending, zoals in het werk Fall I, Los Angeles (1970). Ader zit op een stoel boven op het dak van zijn huis. Plotseling laat hij zich vallen, glijdt horizontaal over het dak, blijft een beetje hangen aan de dakgoot en valt dan, langs de veranda tussen de struiken.

Zwaartekracht

De video’s zijn meer dan alleen registraties van perfomances; het is meer beladen. Er spreekt veel kwetsbaarheid uit dat vallen, het is niet iets dat Ader alleen maar uitprobeert. In Broken Fall (organic) (1972) gaat hij aan een tak in een boom hangen, totdat zijn armen hem niet meer kunnen dragen. De zwaartekracht is sterker dan de wil om daar te blijven hangen. Door zich op zo’n plaats te begeven, daagt hij de zwaartekracht uit, maar tegelijkertijd weet hij dat hij het er tegen moet afleggen. Het is niet meer alleen vallen, maar het nadert falen. Ader zoekt, hangend aan een boom, bewust een plek op om het experiment te laten mislukken en daardoor te falen.
Tegelijkertijd lijkt Ader ook onverschillig te zijn ten aanzien van het vallen; zijn valpartijen in zijn video’s zijn vaak roekeloos. Hij tart soms meer het leven dan de zwaartekracht.

Fall I, Los Angeles, 1970, (video still)
Fall I, Los Angeles, 1970, (video still)

Een ander werk waar Ader zich zo kwetsbaar toont, is I’m too sad to tell you (1970). De video laat de torso van Ader zien. Hij kijkt niet naar de toeschouwer, hij huilt. Soms lijkt het alsof hij iets wil zeggen, maar dan wordt hij opnieuw door emoties overmand. Voor deze zwart-wit video zijn weinig middelen gebruikt.
De kracht van de video zit hem in zijn eenvoud. Als toeschouwer word je bevangen door ongemak en verwarring. De onverschilligheid over het leven lijkt hier ingewisseld te zijn door een ontzettend lijden aan het leven; een onuitsprekelijk lijden.

Het werk dat niet bestond

De tentoonstelling laat een van de meest complete verzamelingen van het werk van Ader zien. Eén werk ontbreekt echter. Of beter gezegd, het werk dat misschien wel het hoogtepunt van zijn oeuvre had moeten worden, is nooit voltooid. In search of the miraculous (1975) zou uit drie delen bestaan. Het eerste deel was de tentoonstelling waar het werk In search of the miraculous (One night in Los Angeles) (1973) werd vertoond. Het tweede deel zou een zeiltocht over de Atlantische Oceaan zijn, waarna Ader in Amsterdam het derde deel zou maken, een nachtelijke tocht door Amsterdam. Dit alles zou tentoongesteld worden in Groningen. Het kleine bootje waarin hij de oceaan probeerde over te zeilen, is teruggevonden door Spaanse vissers, maar het lichaam van Ader is nooit gevonden. Het meest riskante deel van dit werk heeft Ader waarschijnlijk niet overleefd. Er wordt gespeculeerd dat Ader het falen van de reis misschien wel als een slagen zag. Het was immers zeer aannemelijk dat de reis zou mislukken. Ader lijkt zich daar ook van bewust te zijn geweest; zijn bootje was erg klein, zonder motor en hij had een aantal boeken gelezen over de ontberingen van zeevaarders die eenzelfde tocht probeerden te maken.

~

Wat nog wel rest van dit werk is een aantal documenten zoals de voorbereiding van Ader op de reis of de briefwisseling tussen de conservator van het Groninger Museum en Ader over de te maken tentoonstelling. Het werk bestaat meer nog in verhalen. Sinds zijn verdwijning lijken alle werken in het licht van deze verdwijning te staan. Het oeuvre van Ader dat al veel indruk maakt door de simpele middelen en eenvoudige zwart-wit beelden, wordt nog mysterieuzer en boeiender door deze verdwijning. Dat dit kunstwerk zou falen, dat hij niet aan zou komen, was misschien wel het kunstwerk. De tentoonstelling werpt niet veel licht op dit mysterie, waarmee de mythe in stand wordt gehouden. Maar het inzicht in het werk en het grote aantal werken dat van het weliswaar kleine oeuvre te zien is, maken deze expositie erg bijzonder.

Kunst / Expo binnenland

Hopelijk werkt het niet

recensie: Biënnale Gelderland 2006 - Kunst werkt

Op uitnodiging van Centrum Beeldende Kunst Gelderland heeft Pieter Entrop ruim veertig jonge Gelderse kunstenaars gevraagd deel te nemen aan de tentoonstelling Kunst Werkt in Museum het Valkhof in Nijmegen. De gastcurator wil met deze tentoonstelling wijzen op de potentiële rol van de kunstenaar in onze huidige, volgens hem zogenaamde ‘creatieve economie’. Goede ideeën zijn nu eenmaal schaars en laat dit nu net de specialiteit van kunstenaars zijn.

~

Gelukkig las ik in de bijbehorende en onmisbare catalogus dat ik niet de enige ben die het gevoel heeft dat deze tentoonstelling acht jaar geleden georganiseerd had moeten worden. Kunstenaars begeven zich inmiddels al een hele tijd op de grens tussen autonoom werk en betrokkenheid bij sociaal-maatschappelijke projecten. Volgens deelnemend kunstenaarsduo vGtO (Terry van Gurp en René Oudenhoven) zijn kunstenaars dit juist zat en willen ze weer gewoon met potlood en papier werken. Dit weerhield hen er echter niet van om zelf een maquette aan te leveren voor Kunst Werkt. Op een uitgestrekt stuk uitvergrote landkaart omzoomt door een eindeloos hekwerk staan een aantal vreemde objecten. Zoals een bankje waaraan, net al bij een kruiwagen, aan de ene kant een wiel en aan de andere kant handgrepen zijn bevestigd. Het blijkt een concentratiekamp voor de ontwikkeling van ideeën te zijn en boven de onverbiddelijke toegangspoort prijkt dan ook de welluidende naam; Je moet er maar opkomen. Dit letterlijke citaat van Joep van Lieshout is door vGtO als titel gebruikt om hun onvrede te uiten over het feit dat het inzetten van kunst voor commerciële of maatschappelijke doeleinden de autonome positie van kunstenaars te niet doet.

Weggegooide herinneringen

Ook kunstenaars Ivonne Zijp, Ieke Trinks en Judith de Bruin kunnen zich niet helemaal in het tentoonstellingsconcept vinden. Zij wijzen erop dat het ontwikkelen van ideeën maar een deel van het kunstenaarschap is, maar dat juist de visualisatie ervan zichtbaar wordt voor het publiek. In hun gezamenlijke project Gek op het gewone (deel 1) staat het onderzoek naar de onalledaagsheid van de inwoners van Rheden centraal en De Bruins bijdrage Herinner de Dingen bestaat uit een video-opname die ze maakte naar aanleiding van herinneringen die mensen op een speciaal daarvoor in het leven geroepen website kunnen achterlaten. Samen met hen reconstrueert ze deze gebeurtenis. Zo zien we een mevrouw die uitlegt hoe ze vroeger sneeuwengelen maakte. Een prachtige jeugdherinnering. Ik kan me echter voorstellen dat deze wat schade heeft opgelopen, toen ze zichzelf in grijze, middelbare toestand op de vloerbedekking van haar woonkamer met haar armen en benen zag schuiven.

De foto die bij de eenpersoonsinstallatie The unnoticed van Trinks hing, beloofde iets interessants; een oud, geheel in het beige gestoken vrouwtje lijkt met haar rollator te zijn vastgelopen in een regenplas. De installatie zelf, vormgegeven als een oubollig tafereeltje met bloemetjesbehang, een houten stoel en een lampenkap die je over je hoofd kunt trekken om een film te bekijken, bleek minder boeiend; de film is een registratie van hoe mensen reageren op de als oud vrouwtje verklede kunstenaar-met-verborgen-camera. Ik kreeg echter helemaal niet de indruk dat Trinks genegeerd werd, omdat de voorbijgangers in de drukke winkelstraat haar wel aankeken en voor haar aan de kant gingen.

De bijdrage van Ivonne Zijp is interessanter. Ze bezocht bewoners van een Rhedens verzorgingstehuis, waarbij haar aandacht vooral uitging naar de objecten waarmee zij zich omringen. Van haar was een film te zien waarbij je in zwart-wit, slowmotion én achterstevoren ziet hoe een aantal mannen stoelen in een vuilniswagen gooien. Het afdanken van oude spullen heeft Zijp op deze manier veranderd in een soort dans waarbij het weggegooide meubelstuk opeens weer waarde lijkt te krijgen, doordat het met grote lichtvoetigheid uit de vuilniswagen tevoorschijn wordt gehaald.

~

Testrouwen en handwerken

Een aantal kunstenaars, waaronder Wout Herfkens, test de werkzaamheid van zijn werk ter plekke op de bezoekers van Het Valkhof. Herfkens’ Studie voor een rouwruimte bestaat uit een klein houten hokje met een laag plafond waarin in gelig licht een aantal sculpturen staan opgesteld. Links naast de ingang hangt een tegel met daarop een foto van een baby die wordt vastgehouden door twee grote handen om zijn hals tijdens zijn bad in een emmer (Vader en zoon, 2002). Dit beeld contrasteert angstaanjagend met de donkere en naargeestige omgeving. Deze confrontatie tussen leven en dood, geboorte en rotting zit ook in de sculpturen. Zo staat er bijvoorbeeld een eigenaardige Pietá, waarin Maria het hoofd van een kale babypop heeft, Jezus die van een donkergekleurde meisjespop en hun lichamen samensmelten in een krioelende, kleurrijke massa mini-speelgoedbeestjes die bij elkaar worden gehouden in onvoorstelbare hoeveelheden lijm. De contrasten binnen de beelden brengen niet alleen de hardheid en willekeur van de dood heel dichtbij, ik kan me ook voorstellen dat het in de kinderlijke, groteske en daardoor relativerende elementen ook troost zou kunnen bieden.

Bij het project Alleen meisjes van Peter Nijenhuis was de bezoeker meer dan een testcase; tijdens de opening van de tentoonstelling heeft hij de bezoekers aan het werk gezet bij een grote witte lap die over de brede binnentrap gedrapeerd ligt. Met stukjes stof, schaar, naald en draad konden bezoekers de lap bewerken en het resultaat is een lange, bontgekleurde collage. Vanwege de titel en de manier waarop de gerafelde lapjes stof met grove en slordige stiksels zijn vastgezet, had ik meteen geconcludeerd dat deze lap door kinderen was bewerkt. De video die alles tijdens de opening geregistreerd had, laat echter enkel volwassen vrouwen zien die in een sfeer van grote eensgezindheid over hun handwerk gebogen zitten.

~

Nutteloosheid

Nijenhuis’ project werkt. Dat kun je zien (je ziet mensen meedoen, je ziet de samenhorigheid, je ziet iets ontstaan) en voelen (opstandigheid, waarom alleen vrouwen; blijdschap, wat kunnen de vrouwen van nu eigenlijk slecht handwerken). Dus dit kunstwerk werkt. De vraag is of de zichtbaarheid daarvan zo relevant is.

Voor het museum staat een sculptuur van Rob Sweere, Split View. Het is een metalen stellage van een paar meter hoog, waar je in kunt klimmen, om eenmaal boven tussen twee verticaal geplaatste, metalen schijven door te kijken om je normale, horizontaal georiënteerde blik te verticaliseren en zo de wereld eens op een nieuwe manier te bekijken. Is dat eigenlijk niet hoe kunst altijd al werkt? Ik ben blij dat de kunstenaars daar zelf in ieder geval al van op de hoogte waren.

Muziek / Album

Organisch mixfeest

recensie: Four Tet - Remixes

Elektronicawonderkind Four Tet brengt met Remixes een bijzondere plaat uit. Het dubbelalbum bevat namelijk zowel Four Tet’s remixen van andermans werk als omgekeerd. Het palet is breed: op de eerste cd bewerkt hij muziek van uiteenlopende artiesten als Radiohead, Madvillain en Sia. De tweede cd, met remixen van Four Tet-nummers, bevat bewerkingen door onder andere Jay Dee, Manitoba en de man zelf.

~

Four Tet is het muzikale alter ego van de in 1980 geboren, uit Londen afkomstige Kieran Hebden. Hij is gitarist van de postrockband Fridge, maar is bekender van zijn eclectische soloplaten waarop drums en percussie een toonaangevende rol spelen. De afgelopen jaren maakte Hebden bovendien zo’n vijftig remixen van uiteenlopende nummers. Op de eerste cd van Remixes heeft hij daarvan de twaalf meest geslaagde geselecteerd.

Van Bloc Party tot Madvillain

Op cd een blijkt meteen de muzikale reikwijdte van Four Tet: hij voorziet Bloc Party’s So Here We Are van een ambient tintje; hij vult een ongetiteld Aphex Twin-nummer op met organische breakbeatritmes en het voorheen rustige Breathe van singer/songwriter Sia wordt extatisch door drumfills en percussie. Ook Skttrbrain van Radiohead krijgt een compleet nieuw uiterlijk: het wat sober omklede origineel krijgt een uitbundig ritmische uitdossing. Behalve alternatieve rock, experimentele elektronica en sobere liedjes waagt Hebden zich aan hiphop. Met een (voor het genre ongebruikelijke) electroloop en een funky beat die precies op het juiste moment invalt, maakt hij van Madvillain’s Money Folder een versie die zich met het origineel kan meten.

Jay Dee en Percee P

Cd twee bevat remixen van Four Tet-nummers. Er zijn op de cd maar liefst vier bewerkingen van A Joy, afkomstig van Four Tet’s Everything Ecstatic (2005). Van deze vier doet Hebden zelf twee remixen. De een is een soort hiphopversie (met gastbijdrage van rapper Percee P), de ander is een experimentele variant op het origineel. Een van de mooiste bijdragen is van de (in februari overleden) hiphopproducer Jay Dee, die van As Serious as your Life is een krachtige hiphoptrack maakt. Collega-elektronicus Manitoba verandert Hilarious Movies of the 90’s in een rustig ambientnummer met gefragmenteerde zangsamples; rapper Koushik vult een klavecimbelgedeelte uit hetzelfde origineel op met drumbreaks, geheel in Four Tet-stijl.

Remixen als kunst

In eerste instantie zou je niet snel denken dat deze dubbelcd alleen remixen bevat. Meer dan het dansvloergeschikt maken van nummers, is remixen voor Four Tet een kunstvorm op zich. Hij laveert moeiteloos van het ene naar het andere genre en overgiet de originelen met zijn organische, drumsgeoriënteerde sound. Ook wanneer zijn eigen nummers door anderen verdienstelijk bewerkt worden, is die sound sterk genoeg om als een paal boven water te staan.

Boeken / Strip

De kleurrijke strijd tussen groot en klein

recensie: Strips van Beedee: Lola Bogota, Jack Pott, Morgh, Lief Dagboek

Uitgeverij BeeDee timmert aardig aan de weg in stripland. Waar de meeste uitgaven al een promotie van klein naar groot formaat hebben gemaakt is er onlangs een nieuwe mijlpaal bereikt: het eerste album in kleur is een feit. Met Lola Bogota waagt BeeDee zich aan een nieuw avontuur en zoekt het het grotere publiek. Maar ook de liefhebbers van de vertrouwde zwart-wit uigaven worden niet vergeten: met een nieuw album van de serie Jack Pott, een nieuwe Argibald en het experimentele Morgh heeft niemand iets te klagen.

Lola Bogota: onze-lieve-vrouwe van Colombia

Lola is een foute heldin. Ze handelt niet alleen in drugs, maar ze schiet ook zonder te twijfelen mensen door hun kop. Ze is echter wel heel erg leuk om te volgen in haar ‘nogal wilde’ avonturen. Het is fijn om eens een keer niet over een moralistische held te lezen. Lola handelt puur uit eigenbelang en schroomt niet om daar dingen voor te doen die de gemiddelde burger levenslang zouden opleveren. Dat alle bijpersonages op het eind van het verhaal dood zijn maakt het geheel alleen nog maar leuker.

~

Dat het geheel ook nog eens gepresenteerd wordt door middel van heerlijke semi-realistische tekeningen is de klapper op deze vuurpijl. Reynès, in Frankrijk nog tamelijk onbekend, heeft in een paar jaar tijd een heel aardig oeuvre opgebouwd waarin hij laat zien dat hij een niet te onderschatten talent is. En wat is het een genot om dit alles ook nog eens in kleur te mogen aanschouwen. Dit is namelijk een enorme verrassing van uitgeverij BeeDee. Het had ook eigenlijk niet anders gemogen met dit album, want de frisse inkleuring laat het tekenwerk nog beter uitkomen. Misschien alle albums van BeeDee voortaan maar in kleur?

Jack Pott

Nee, toch maar niet. Want een strip als Jack Pott moet je gewoonweg in zwart-wit lezen. Oosterveer is de Nederlandse grootmeester van het zwart-wit en met dit vroege werk laat hij zien dat hij dat altijd al was. Niet elk strookje is even goedgetekend, het nadeel van een krantenstrip, maar hoge kwaliteit voert de boventoon. Net als in het eerste deel weet hij de stijl van de klassieke Amerikaanse krantenstrip weer perfect te benaderen. Wanneer je niet beter wist zou je zo geloven dat het er ook daadwerkelijk een was. Wel is het jammer dat niet alle originele stroken bemachtigd konden worden voor het maken van dit album, want hierdoor is een enkele strook van beduidend mindere kwaliteit dan de rest. Gelukkig is de rest van het album wel op en top verzorgd, en er is zowaar zelfs een paginanummering in aangebracht. Wat wil je als lezer nog meer?

Een goed verhaal. En warempel, dat heeft dit album ook te bieden. Met een flinke korrel zout te nemen, dat wel. In dit avontuur krijgt Jack te maken met een jonge zelfstandige vrouw die last van de Duitse gestapo. Hij besluit haar een handje te helpen maar zorgt alleen maar voor meer problemen. Want hoewel Jack qua uiterlijk zo voor de doorsnee actieheld zou kunnen doorgaan is hij toch net wat te onhandig om dat etiket opgeplakt te krijgen. Naast een aantal sterke grappen die tamelijk onopvallend de revue passeren zijn de conversaties ook weer van hoge kwaliteit en dat maakt het geheel tot een erg vermakelijk album.

~

Morgh: het amulet van Mongothé

En dan is er plots het eerste album van André Massee, een tekenaar die voorheen slechts bij vlagen, en enkel op internet, publiceerde. Met zijn manga-achtige tekenstijl (mét de grote ogen, maar zonder de typische lijntjes) is hij een van de weinige vertegenwoordigers van wat misschien wel de redding van de Nederlandse strip gaat worden. In de rest van Europa is manga buitengewoon populair maar tot nu toe wilde het in Nederland nog niet echt aanslaan. Misschien is deze Nedermanga de eerste stap in de richting van een nieuwe impuls voor de stripinteresse van de Nederlanders. Hoewel er in het verleden Quark was, een experiment van Martin Lodewijk en Adri van Kooten, is er verder niet veel op Nederlands gebied te vinden. De grote vraag is natuurlijk: is dit album ook daadwerkelijk de moeite waard?

De tekenstijl is duidelijk afgeleid van manga, maar doet toch eerder cartoonesk aan. Alles is lekker rond en in kleur zou het ongetwijfeld een heel vrolijk geheel zijn. Massee weet een aannemelijke toekomst neer te zetten waarin de robots, gekke machines en vreemde wezens helemaal thuishoren, een prestatie op zich. Hoewel er veel te zien is in de tekeningen zijn ze niet te druk geworden, iets wat makkelijk had kunnen gebeuren met het gebruik van deze stijl.

Helaas blijft het verhaal in dit eerste deel een beetje achter bij het tekenwerk. Omdat Massee rekening heeft gehouden met het kleine formaat van het album en we hier dus niet te maken hebben met verkleinde pagina’s gebeurt er eigenlijk te weinig in deze 44 pagina’s. Ook de conversaties zijn beknopt en zo vlieg je als lezer in een mum van tijd door het album heen, om je vervolgens af te vragen of dit het nou al was. Er is in feite slechts een introductie gemaakt voor een verhaal dat vermoedelijk nog enkele andere albums zal kunnen vullen en wellicht was het dan ook een idee geweest om te wachten tot alles er was, om het vervolgens in een veel dikkere pocket te stoppen. Net als echte manga.

~

Lief dagboek

En dan is er tot slot nog Argibald. In deze tweede bundeling van zijn cartoons laat hij zien dat hij niet een eendagsvlieg was maar een tekenaar is die zijn lezers kan blijven boeien met zijn absurde cartoons. Na het verschijnen van zijn eerste bundel kreeg hij een beurs van het BKVB, zodat hij zich als jonge kunstenaar beter zou kunnen ontwikkelen. Hij is er in elk geval experimenteler van geworden: in zijn toch al aparte tekenstijl (treurig kijkende figuren, bestaande uit normale lijnen en stippeltjeslijnen ter ondersteuning) heeft hij een nieuw soort neus geïntroduceerd die ergens halverwege het voorhoofd begint. En vaak loopt er dan ook nog zomaar een raar lijntje doorheen. Wat er precies het doel van is wordt niet helemaal duidelijk, het lijkt vooral bedoeld om de gebruikte stijl nog persoonlijker te maken, maar dat was eigenlijk niet nodig geweest.

De grappen in dit album zijn weer in hetzelfde straatje als die uit de eerste bundel: absurde situaties, en meestal ook absurde teksten. Over het algemeen zijn de grappen van hoog niveau, ze blijven in al hun absurdheid toch leuk en nergens heb je het gevoel dat het “absurdisme om het absurdisme” is. De enige grappen die wat minder zijn zijn de grappen waarbij een onderschrift is geplaatst met de naam van de hoofdpersoon erin, iets als: “Pietje deed vaak dit en dat…:” en dan datgene wat hij vaak deed in het plaatje erboven. Deze grappen voelen net iets te gekunsteld en vallen uit de toon met de rest van de bundel. En dat is zonde.

Lola Bogota: onze-lieve-vrouwe van Colombia • Scenario: Brrémaud & Chanoinat • Tekeningen: Reynès • Uitgever: BeeDee • Prijs: € 9.95 (softcover, kleur) • 48 bladzijden • 90 77331 38 7

Jack Pott: Paniek in de sahara • Scenario: Willem Ritstier • Tekeningen: Minck Oosterveer • Uitgever: BeeDee • Prijs: € 14.95 (softcover, zwart-wit) • 48 bladzijden • ISBN: 90 77331 37 9

Morgh: Het amulet van Mangothé • Scenario & tekeningen: André Massee • Uitgever: BeeDee • Prijs: € 12.95 (softcover, zwart-wit) • 48 bladzijden • ISBN: 90 77331 40 9

Lief Dagboek • Scenario & tekeningen: Argibald • Uitgever: BeeDee • Prijs: € 9.95 (softcover, zwart-wit) • 98 bladzijden • ISBN: 90 77331 43 3