Tag Archief van: recensie

Theater / Voorstelling

De pijnlijke worsteling die queer-zijn oplevert

recensie: Jongensuren – Toneelschuur Producties
Jongensuren 19 © Sanne PeperSanne Peper

‘Wij zoeken onszelf’, zegt Simone, althans: een van de vier spelers die het personage Simone neerzetten. Simone is queer in de jaren 50 van de vorige eeuw. En probeer dan maar eens jezelf te vinden. Toneelschuur Producties maakt met Jongensuren een breekbare voorstelling over die zoektocht naar de eigen identiteit.

Simone is een lesbisch joods meisje uit Den Haag. Na haar eindexamen, rond 1950, vlucht ze min of meer naar Amsterdam. Zogenaamd om daar medicijnen te gaan studeren, maar ze vertrekt vooral om onder de verstikkende invloed van haar burgerlijke ouders uit te komen. En om te proberen zichzelf te zijn.
Simone is onvermijdelijk belast met trauma’s. Als joods kind moest ze tijdens de Tweede Wereldoorlog onderduiken zonder haar ouders. En gay zijn is wel heel ver van de heersende norm, en van de verwachtingen van haar ouders. Daarmee is de worsteling met de identiteit, met ‘wie ben ik eigenlijk’, onvermijdelijk een gegeven.

Gender

Het personage Simone is gebaseerd op de queer auteur Andreas Burnier, pseudoniem voor Catharina ofwel Ronnie Dessaur (1931-2002). Die schreef bijna een plank vol boeken. Onder andere het autobiografische meesterwerk Het jongensuur (1969), over een joods meisje in de puberteit dat worstelt met haar gender. Begrijpelijk dat Burniers werk juist nu weer in de belangstelling staat.

Jongensuren is uitdrukkelijk geen toneelversie van het boek. Het stuk is vooral een biografisch verhaal, gebaseerd op leven en gedachten van Andreas Burnier. Het meisje in Het jongensuur heet overigens wel Simone, en zo heet het hoofdpersonage in Jongensuren ook.

Vier acteurs

Zoals gezegd is ervoor gekozen Simone – afwisselend – te laten spelen door vier acteurs: Kirsten Mulder, Anne-Chris Schulting, Lulu Streefkerk en Hanna van Vliet. Zij spelen beurtelings ook alle andere personages.
De regieopvatting van Koen Verheijden is hier dat een personage dat onzeker is, in alles fysiek schutterig moet zijn. Dat moet hakkelen, moet struikelen over woorden en zinnen. De Simones flapperen met hun ledematen, hebben moeite met hun blikrichting, behalve wanneer ze lijfelijk worden met geliefden.

Verheijdens Simones verven zo rode rozen rood: zowel in tekst als in lichaamstaal beelden ze voortdurend onzekerheid uit. Eigenlijk zit er nergens commentaar tussen tekst en spel. Die rechtlijnigheid is jammer, een gemiste kans.
En voor humor is er ook geen ruimte. Alle scènes zijn bloedserieus, zelfs die waarin Simone met een vriendin naar Parijs gaat en ze daar zingen en dansen voor een mannenpubliek.

Wanneer Simone een herenkostuum aantrekt, of wanneer de speler een mannelijk personage neerzetten, kiest Verheijden voor een clichématige masculiene lichaamstaal, met veel wijdbeens staan, handen in de zijden, bravourig stemgebruik. Bijna karikaturaal.

Cirkelvormig doek

Het vermelden waard is het zeer fraaie en inventieve decor (scenografie: Juul Dekker) waarin Simones ‘bildung’ zich afspeelt. Het belangrijkste onderdeel daarvan is een opgespannen, cirkelvormig wit doek. Liggend vormt dat onder andere een soort circusarena, de lakens op een bed, en de geïsoleerde omgeving van een psychiatrische inrichting. Rechtop staand en scheef hangend kunnen er namen op het doek worden geprojecteerd, en het dient om de eerste seksuele verkenningen van Simone door te laten schemeren.

Kracht

De kracht van Jongensuren zit hem in het biografische verhaal en in de thematiek (tekst: Koen Verheijden). Andreas Burniers werk is geen hedendaagse kost (meer), hoewel het dunne Het jongensuur vroeger op de leeslijst van veel middelbare scholieren stond.

Burniers levensloop is eigenlijk weinig bekend, al is er een biografie over haar geschreven. Weinigen weten van haar leven als ondergedoken joodse kind, of als gay vrouw die met een man trouwde omdat dat nou eenmaal zo hoorde. Overigens verwierf Burnier/Dessaur behalve als schrijver een zekere faam als hoogleraar criminologie aan de Nijmeegse universiteit.

Zinvol is Jongensuren vooral omdat zichtbaar wordt dat queer-zijn indertijd pijnlijke worstelingen opleverde met de eigen identiteit en met de omgeving, nog erger dan de LHBTIQ+-gemeenschap vandaag de dag moet doormaken. Wij mogen denken dat hedendaagse queer mensen problemen hebben om geaccepteerd te worden; zeventig jaar geleden was er voor genderfluïde mensen simpelweg nog geen plek.

 

Gebaseerd op het werk van: Andreas Burnier
Kostuumontwerp: Hanne Pierrot
Lichtontwerp: Niels Runderkamp

Theater / Voorstelling

De pijnlijke worsteling die queer-zijn oplevert

recensie: Jongensuren – Toneelschuur Producties
Jongensuren 19 © Sanne PeperSanne Peper

‘Wij zoeken onszelf’, zegt Simone, althans: een van de vier spelers die het personage Simone neerzetten. Simone is queer in de jaren 50 van de vorige eeuw. En probeer dan maar eens jezelf te vinden. Toneelschuur Producties maakt met Jongensuren een breekbare voorstelling over die zoektocht naar de eigen identiteit.

Simone is een lesbisch joods meisje uit Den Haag. Na haar eindexamen, rond 1950, vlucht ze min of meer naar Amsterdam. Zogenaamd om daar medicijnen te gaan studeren, maar ze vertrekt vooral om onder de verstikkende invloed van haar burgerlijke ouders uit te komen. En om te proberen zichzelf te zijn.
Simone is onvermijdelijk belast met trauma’s. Als joods kind moest ze tijdens de Tweede Wereldoorlog onderduiken zonder haar ouders. En gay zijn is wel heel ver van de heersende norm, en van de verwachtingen van haar ouders. Daarmee is de worsteling met de identiteit, met ‘wie ben ik eigenlijk’, onvermijdelijk een gegeven.

Gender

Het personage Simone is gebaseerd op de queer auteur Andreas Burnier, pseudoniem voor Catharina ofwel Ronnie Dessaur (1931-2002). Die schreef bijna een plank vol boeken. Onder andere het autobiografische meesterwerk Het jongensuur (1969), over een joods meisje in de puberteit dat worstelt met haar gender. Begrijpelijk dat Burniers werk juist nu weer in de belangstelling staat.

Jongensuren is uitdrukkelijk geen toneelversie van het boek. Het stuk is vooral een biografisch verhaal, gebaseerd op leven en gedachten van Andreas Burnier. Het meisje in Het jongensuur heet overigens wel Simone, en zo heet het hoofdpersonage in Jongensuren ook.

Vier acteurs

Zoals gezegd is ervoor gekozen Simone – afwisselend – te laten spelen door vier acteurs: Kirsten Mulder, Anne-Chris Schulting, Lulu Streefkerk en Hanna van Vliet. Zij spelen beurtelings ook alle andere personages.
De regieopvatting van Koen Verheijden is hier dat een personage dat onzeker is, in alles fysiek schutterig moet zijn. Dat moet hakkelen, moet struikelen over woorden en zinnen. De Simones flapperen met hun ledematen, hebben moeite met hun blikrichting, behalve wanneer ze lijfelijk worden met geliefden.

Verheijdens Simones verven zo rode rozen rood: zowel in tekst als in lichaamstaal beelden ze voortdurend onzekerheid uit. Eigenlijk zit er nergens commentaar tussen tekst en spel. Die rechtlijnigheid is jammer, een gemiste kans.
En voor humor is er ook geen ruimte. Alle scènes zijn bloedserieus, zelfs die waarin Simone met een vriendin naar Parijs gaat en ze daar zingen en dansen voor een mannenpubliek.

Wanneer Simone een herenkostuum aantrekt, of wanneer de speler een mannelijk personage neerzetten, kiest Verheijden voor een clichématige masculiene lichaamstaal, met veel wijdbeens staan, handen in de zijden, bravourig stemgebruik. Bijna karikaturaal.

Cirkelvormig doek

Het vermelden waard is het zeer fraaie en inventieve decor (scenografie: Juul Dekker) waarin Simones ‘bildung’ zich afspeelt. Het belangrijkste onderdeel daarvan is een opgespannen, cirkelvormig wit doek. Liggend vormt dat onder andere een soort circusarena, de lakens op een bed, en de geïsoleerde omgeving van een psychiatrische inrichting. Rechtop staand en scheef hangend kunnen er namen op het doek worden geprojecteerd, en het dient om de eerste seksuele verkenningen van Simone door te laten schemeren.

Kracht

De kracht van Jongensuren zit hem in het biografische verhaal en in de thematiek (tekst: Koen Verheijden). Andreas Burniers werk is geen hedendaagse kost (meer), hoewel het dunne Het jongensuur vroeger op de leeslijst van veel middelbare scholieren stond.

Burniers levensloop is eigenlijk weinig bekend, al is er een biografie over haar geschreven. Weinigen weten van haar leven als ondergedoken joodse kind, of als gay vrouw die met een man trouwde omdat dat nou eenmaal zo hoorde. Overigens verwierf Burnier/Dessaur behalve als schrijver een zekere faam als hoogleraar criminologie aan de Nijmeegse universiteit.

Zinvol is Jongensuren vooral omdat zichtbaar wordt dat queer-zijn indertijd pijnlijke worstelingen opleverde met de eigen identiteit en met de omgeving, nog erger dan de LHBTIQ+-gemeenschap vandaag de dag moet doormaken. Wij mogen denken dat hedendaagse queer mensen problemen hebben om geaccepteerd te worden; zeventig jaar geleden was er voor genderfluïde mensen simpelweg nog geen plek.

 

Gebaseerd op het werk van: Andreas Burnier
Kostuumontwerp: Hanne Pierrot
Lichtontwerp: Niels Runderkamp

Kunst / Expo binnenland

Een vrouw als spil

recensie: Marianne von Werefkin – Pionier van het expressionisme
0-0-1_FMWPim Burgers (De Fundatie)

Het draait op de expositie allemaal rond het werk van Marianne von Werefkin (1860-1938). Om te beginnen is er aandacht voor De roze salon, verwijzend naar de kleur van het behang. Een zaaltje vol portretten die ván haar als persoon zijn geschilderd, als spil van deze salon. Op de eerste overzichtstentoonstelling in Nederland, in Museum de Fundatie te Zwolle.

Marianne von Werefkin had deze roze salon in München samen met haar partner Alexej von Jawlensky, ook kunstschilder. Ze woonden er sinds 1896, nadat ze elkaar is Sint-Petersburg hadden ontmoet. Hier verbleef Von Werefkin gedurende de winter, terwijl ze zomers in Litouwen op een datsja, een buitenverblijf, woonde. In dat zaaltje botste het realisme van haar privéleermeester Ilja Repin (1888) met het nieuwe expressionisme in wording van Von Werefkin en Von Jawlensky, die op dat moment nog in München een kunstopleiding volgde. Ze trouwden niet, want dan zou Von Werefkin het pensioen van haar overleden vader verspelen.

Het realisme liep toen dood. Het heet dat Von Werefkin in 1906-1907, na een tien jaar durende zoektocht in onder meer Parijs (1903-1905), het expressionisme zou hebben uitgevonden, maar er was natuurlijk een weg daarnaartoe. En helemaal expressionistisch of abstract werd het bij haar nooit. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een pagina uit een schetsboek (1911) uit de collectie van Dick Hannema, de grondlegger van Museum de Fundatie. Mooi hoe enkele schetsboeken in diverse vitrines openliggen en niet – zoals op de recente tentoonstelling met werk van Kandinsky in H’ART Museum in Amsterdam – op een scherm met bladerfunctie vielen te zien; dat spreekt toch minder tot de verbeelding.

Invloeden en context

Die weg naar het expressionisme toe was een kronkelweg, die voor Von Werefkin langs verschillende invloeden leidde. Een scheutje naïeve kunst, zoals in De familie (1910). Een vlakverdeling à la het kubisme op Thuiskomen (1909). De invloed van Edvard Munch ook, op De landweg (1907), tot de grote ogen van een Picasso op Salomé (ca. 1930) aan toe.
Je kan ze zelf ontdekken, want de bordjes bij de kunstwerken wijzen je er niet op en dat is goed. Zelf kijken, daar gaat het om.
Wel wordt er soms aan inlegkunde gedaan, zoals bij Tragische stemming (1910) waar we lezen dat dit werk mogelijk verwijst ‘naar de stormachtige relatie tussen Werefkin en Jawlensky’. We weten dat dit, mede door zijn relatie met hun dienstmeisje en de geboorte van een zoon bij haar het geval was, maar: hoezo zie je zoiets in kunstwerken terug?

Mooi is dat er een context wordt geboden, zoals in een zaaltje met werk van Jawlensky dat in 1908-1909 tijdens bezoeken aan Murnau (Beieren) ontstond. Mogelijk onder invloed van zijn partner? Iets later sloten beide kunstenaars zich aan bij Der Blaue Reiter, die zich had vernoemd naar een bekend schilderij van Kandinsky. Hij was samen met Franz Marc de voorman van de beweging. En – mogen we inmiddels aanvullen – Von Werefkin was de voorvrouw, al wordt ze als zodanig nooit genoemd. Wat ook een beetje haar eigen schuld is, want ze hield zich altijd bescheiden op de achtergrond. Het paste, vond ze, vrouwen niet anders te doen.
Het uiten van gevoelens, expressies, speelden bij de kunstenaars van Der Blaue Reiter een grote, zo niet de grootste rol. Natuurlijk: paarden kunnen bij Der Blaue Reiter blauw zijn, maar een boom kan in de werkelijkheid toch ook écht rood zijn (De rode boom, 1910) …

0-0-18_FMW

De rode boom, Collezione Comune di Ascona, Museo Comunale d’Arte Moderna

Zwitserland en synthese

Buitengewoon intrigerend is het werk dat ze in Zwitserland (met name Ascona) maakte. Hier kwam ze terecht toen ze de Eerste Wereldoorlog ontvluchtte. Uiteindelijk was ze er alleen, want Jawlensky koos in 1921 voor het dienstmeisje en hun zoon. En zonder pensioen van haar vader, omdat ze dat als gevolg van de oorlog kwijt was geraakt. Maar ze kon het niet laten en richtte weer een kunstenaarsvereniging op: Der Grosse Bär. Haar nalatenschap kwam terecht in het Museo Comunale d’Arte Moderna in Ascona. Uit die collectie kon de Fundatie voor deze tentoonstelling rijkelijk lenen. Als aanvulling op dat ene schetsboek dat het museum zelf in bezit heeft.

De kunstwerken die in Zwitserland ontstonden, vormden een synthese van wat de schilderes eerder aan invloeden opdeed en verwerkte. Het is de natuur die hierbij een belangrijke rol speelt en die gevoelens uitdrukt. Geëngageerd was ze ook. Zie haar arbeiders of op het land werkende vrouwen, die nooit ver weg zijn. Evenmin als het geloof. En de ideeën van Kandinsky, die in 1911 een boek schreef dat ook grote invloed op onder meer Von Werefkin had: Uber das Geistige in der Kunst. Omgekeerd was zij ook belangrijk voor de ontwikkeling van Kandinsky. En Jawlensky. Dat mag, en moet worden gezegd.

Het is goed dat haar werk in deze overzichtstentoonstelling binnen de context van haar tijd eens uitgebreid wordt getoond en belicht.

Film / Films

Een echo uit het verleden

recensie: Gladiator II - Ridley Scott
FilmstillFilmdepot

Vierentwintig jaar nadat we Russell Crowe op het grote scherm in de ring hebben zien strijden, is het tijd voor een nieuw schouwspel. Ridley Scott keert terug naar de Romeinse tijd om wederom een bruut wraakverhaal over kracht en eer neer te zetten. Op de vraag die zo duidelijk in het origineel gesteld wordt, ‘Are you not entertained?’, lijkt maar één antwoord passend: natuurlijk wel!

Het verhaal begint wanneer het Romeinse leger Numidië binnenvalt ter uitbreiding van het Romeinse imperium. Lucius (Paul Mescal) leidt het inheemse leger tegen de Romeinen, die geleid worden door generaal Acacius (Pedro Pascal). De twee aanvoerders lijken aan elkaar gewaagd, maar wanneer Lucius’ leger bezwijkt onder het geweld van de Romeinen, wordt hij als krijgsgevangene naar Rome gebracht. Die eens zo mooie stad lijkt in duigen te vallen onder de leiding van een duo tirannen, die het volk eensgezind proberen te houden met bloederig vermaak in het Colosseum. Als gladiator van slavenhandelaar Macrinus (Denzel Washington) moet Lucius zich omhoog vechten, gedreven door de belofte dat hij wraak kan nemen op Acacius.

Een waardige opvolger?

Gladiator (2000) is een iconische film. De integere rol van de harde Crowe, de prachtige muziek van Hans Zimmer en de venijnige antagonist vertolkt door Joaquin Phoenix hebben een hoge lat gelegd voor het vervolg. Zelfs na zoveel jaar is het moeilijk om de films niet naast elkaar te leggen, al helemaal omdat het verhaal van Gladiator II voortborduurt op dat van deel I.

Mescals repertoire bestaat vrijwel uitsluitend uit zachtaardige rollen. Wie hem kent van Aftersun (2022) of All of Us Strangers (2023) zal overtuigd moeten worden: komt Mescal geloofwaardig over wanneer hij anderen met de grond gelijk maakt? Zijn eerste speech, waarmee hij zijn Numidische leger opzweept, bevat direct de kracht die de rol vraagt, maar geeft ook de tedere zijde van Lucius sterk weer. Washington heeft in een interview aangegeven dat Mescal zomaar een van de grotere namen in Hollywood zou kunnen worden. Mescal dwingt dan ook respect af met deze ijzersterke vertoning.

Harry Gregson-Williams, de componist van de film, brengt effectief de spanning in de arena. Ook de meer etherische momenten in de film worden versterkt door zijn muziek, al is het moeilijk de epische maar breekbare momenten van Zimmers meesterwerk ‘Elysium’ uit Gladiator (2000) te evenaren.

Qua antagonisten weet de film het origineel te overtreffen. De vele personages die geïntroduceerd worden, zijn verre van zwart-wit (wat niet gezegd kon worden van Phoenix’ Commodus). De ogenschijnlijke vijand heeft nobeler overtuigingen dan je vermoedt. Andere personages hebben meer kaarten achter de hand dan ze laten zien. De grote ego’s van alle machtsfiguren worden op verschillende momenten op de proef gesteld, wat zorgt voor een intrigerend politiek spel.

Niet volgens de boeken

Scott heeft niet stilgezeten sinds de eerste Gladiator-film. Zo bracht hij eind vorig jaar een andere historische blockbuster uit, namelijk Napoleon. De film werd vaak bekritiseerd omdat deze historisch niet accuraat zou zijn. Scott reageerde geagiteerd op deze kritiek: hij maakt films, en dat betekent dat hij niet gebonden hoeft te zijn aan de feiten.

Nu we een jaar later opnieuw een door de geschiedenis geïnspireerd verhaal aanschouwen, lijkt Scott deze critici zelfs te provoceren. In een onderspoelde arena roept een Romeinse orator de god van het water, Neptunus, bij zijn Griekse naam, Poseidon. Een kenner zal het niet ontgaan dat het ridicuul is om de verkeerde mythologie aan te halen. De slag die volgt, is dermate spannend en creatief in beeld gebracht dat het duidelijk is dat we deze film kijken voor het spektakel en niet voor een geschiedenisles.

Terug de ring in

Wie het origineel heeft gezien, doet zichzelf tekort door niet terug te keren voor dit vervolg. De film heeft meerdere sterke performances, een verhaal met verschillende lagen en bovenal bloedstollende vechtscènes. Ridley Scott bewijst zich weer als de meester van veldslagen op het witte doek en Paul Mescal verrast met een charmante, doch intense performance. Gladiator II draait nu in de bioscoop.

Boeken / Fictie

In spookachtig Japan

recensie: Kwaidan - Lafcadio Hearn
Japanse rolschilderij©1660, Harry F. Bruning Collection, BYU Library

Net als in de westerse cultuur zijn er ook in Japan verhalen over fabeldieren, spoken en monsters. Deze wezens vallen onder het containerbegrip ‘yōkai’, waarvan de letterlijke vertaling niet monster of spook is, maar ‘vreemde verschijning’ of ‘onverklaarbaar fenomeen’. Ze komen voort uit folkloristische vertellingen. Iets waar Lafcadio Hearn (1850-1904) naam mee heeft gemaakt.

Hearn is geen Japanner van oorsprong, maar komt uit Griekenland, met een Ierse vader en Griekse moeder. Via omzwervingen door Ierland en Amerika belandde hij in Japan om er nooit meer weg te gaan. Hij heeft een belangrijke stempel gedrukt op de introductie van de nog vrij onbekende Japanse cultuur in het Westen. Zijn faam komt vooral voort uit zijn folkloristische spookvertellingen. Het met korte verhalen gevulde boek Kwaidan (wat ‘spookverhaal’ betekent) is er een van. Het is in het Nederlands vertaald door Barbara de Lange.

Mythes en legendes

Hearn was de eerste die streekgebonden mythes en legendes optekende. Veel verhalen werden daarvoor alleen via mondelinge overlevering doorgegeven. Hearn had heel Japan doorkruist om zoveel mogelijk verhalen vast te leggen. Zowel in het Westen als in het land zelf werd hij daardoor gerespecteerd. Sommige van zijn werken behoren zelfs tot de literaire canon van Japan. Hij was gefascineerd door verscheidene folklorewezens waaronder de Mujina, die kan transformeren van een das in een mooie vrouw en waarvan blijkt, als ze zich omdraait, dat ze een angstaanjagend gelaat met een zwart gat voor een gezicht heeft. Of de Heike-krab met een menselijk gelaat op zijn gepantserde rug die zeevaarders doet verdrinken. En de Kappa, een wezen dat in rivieren en meren leeft en mensen het water in trekt.

Belichaming van onbekende krachten

In klassieke westerse fabels vertegenwoordigen fabeldieren vaak bepaalde morele waarheden; in Japan gaat het eerder over angsten. De wezens waren bedoeld als waarschuwing aan het Japanse volk, dat in die tijd zijn aandacht veelal richtte op westerse waarden. Het was ook een reactie op rampen en ziektes en hoe de voorouders hiermee omgingen. Ze gaven oncontroleerbare krachten een gezicht, zoals dat van een gigantische meerval die onder het eiland zou leven en de aarde liet schudden en beven als het ontevreden was. Een belichaming van het natuurgeweld waar het land jaarlijks mee kampt.

Shintoïsme

Het shintoïsme, een van de grote godsdiensten in Japan, komt ook geregeld terug in de verhalen. De religie heeft eerbied voor de natuur en hecht er goddelijke waarden aan. Een waterval, de maan of slechts een apart gevormde steen kunnen vereerd worden. Er is een verhaal waarin het hoofdpersonage eruit ziet als een mooie vrouw, een vol leven leidt met man en kinderen, maar eigenlijk een wilg is. Ook haakt er iemand tijdens het dromen in op de vreemde wereld van een mierenkolonie waarop hij in slaap is gevallen. En in het verhaal ‘Jiu-roku-zakura’ is er een persoon die voor migawari ni tatsu kiest, ofwel het ‘fungeren als substituut’. De man uit de vertelling is idolaat van een boom in zijn tuin en ziet die tot zijn verdriet afsterven. Hij kiest ervoor om zijn leven te geven zodat de boom kan voortbestaan. Om het moment van de ‘overdracht’ te symboliseren, staat de boom ieder jaar in volle bloei. Echter wel in de winter.

Kwaidan is een genot voor liefhebbers van de Japanse cultuur of voor diegenen die meer willen weten over Japanse folkloreverhalen. Het geeft een klein inzicht in de enorme reeks vertellingen die er zijn. Ook bevat het een aantal essays die Hearn schreef over insecten met eveneens een folkloristische insteek. Lafcadio Hearn toont zich met Kwaidan een ware connaisseur van de Japanse cultuur.

 

 

 

 

Theater / Voorstelling

Dapper willen worden

recensie: Lennox
Lennox - Bart Grietens-64Bart Grietens

De Nederlandstalige jeugdopera Lennox heeft wat weg van het aloude droste-effect: de opera is gebaseerd op het kinderboek Lennox en de gouden sikkel. En dat is dan weer gebaseerd op een echt gebeurd verhaal. Drie verhalen die je, zoals op het blik cacao van Droste, op een presenteerblaadje worden aangereikt.

Het boek, een debuut, is geschreven door Zindzi Zevenbergen en geïllustreerd door Hedy Tjin en Brian Elstak. De opera is een compositieopdracht en coproductie van De Nationale Opera en RIGHTABOUTNOW INC.

Sikkelcelziekte uitgelegd

Het verhaal gaat over Lennox Babel, die graag dapper wil worden. ‘En het liefst zo snel mogelijk’. Zijn buurmeisje Aya is minder bang uitgevallen en haalt hem over op zijn vaders laptop in te breken. Zijn vader heeft namelijk zijn geluksketting vergeten toen hij voor controle naar het ziekenhuis moest. Hij heeft een onzichtbare ziekte die zijn ouders voor Lennox geheimhouden. Misschien vinden hij en Aya in de computer de datum waarop vader Babel naar het ziekenhuis moet en dan kunnen ze meteen gaan om hem de ketting terug te geven. En omdat ze wel eens wat meer te weten willen komen over die onzichtbare ziekte.

De vader (in het boek de moeder, die overigens in de opera een grotere rol heeft dan in het boek) vindt het te vroeg om over zijn ziekte, sikkelcelziekte, te praten. Lennox trekt zo nóg meer naar zijn vader toe dan in het boek. Lang verhaal kort (er spelen nog allerlei spannende nevenintriges rond Glimmerik die houdt van alles dat bling bling is): nadat iedereen in het ziekenhuis van de verbazing is bekomen dat Lennox en Aya ook arriveren, legt de dokter ze alles rustig uit en dan blijkt dat Lennox er eigenlijk best klaar voor is.

Lennox - Bart Grietens-7

© Bart Grietens

De bedoeling van het boek is primair om kinderen vanaf zo’n 8-9 jaar in verhaalvorm meer te vertellen over sikkelcelziekte, die gepaard gaat met onder meer erge pijn, medicijngebruik en vaak ook ziekenhuisopnames. Een ziekte die onder zwarte mensen voorkomt. In het Amsterdams Medisch Centrum (AMC) is een Sikkelcentrum dat gespecialiseerd is in de behandeling ervan. De behandelend arts heet dr. Biemond (in de opera Miebond, een vrouw).

De bedoeling van de opera ligt niet alleen in het verbreiden van kennis over de ziekte onder kinderen, maar – misschien sterker nog dan in het boek – ook in het oproepen van meegevoel. En net als in het boek gaat het natuurlijk over moed (‘en het liefst zo snel mogelijk’), vriendschap en dingen te weten komen. Veel kinderen in het publiek zullen ongetwijfeld een klas- of buurtgenootje met de ziekte kennen en sommigen hebben het misschien zelf.

Het verhaal verbeeld, gezongen en gespeeld

Een jongetje dat het operagebouw binnenkwam begon, toen hij het grote videoscherm zag met scènebeelden, overdreven een opera-aria na te doen. Zat hij ernaast? Niet helemaal.
De componist put weliswaar uit jazz, gospel, afro en hiphop met soms heerlijk groovy passages in vooral het combo, maar er klinkt wel degelijk aan de klassieke opera herinnerende zang. Begeleid door keyboard met klavecimbel- en pianoklank en een soms zoet klinkende viool.

Met name Nienke Nasserian (mevrouw Babel, dokter Miebond, tramconducteur, receptioniste) heeft het vibrato van een klassieke operastem. Zij is dan ook zowel geschoold in jazz- en musicalrepertoire als in klassieke zang. De andere rollen zijn allemaal raak gecast: Jonathan Eduardo Brito (Lennox die steeds dapperder wordt), Charlene Sancho (een ondernemende Aya), Ayrton Kirchner (meneer Babel) en last but not least een geweldige Gustav Borreman als Glimmerik.

De goed gevulde zaal met kinderen en hun begeleiders volgt alles aandachtig. Stil (zoals in de geladen stilte nadat Lennox en Aya door de dokter is verteld wat sikkelcelziekte is) en zacht commentaar leverend. ‘Wat naar’, zegt een jongetje. En op de vraag ‘Ben ik een dief?’ van Glimmerik is het antwoord van een meisje zachtjes ‘Ja’.
Maar ook op uitnodiging van de cast om woorden te herhalen (‘hard, harder!’) of mee te klappen op het ritme wordt gretig ingegaan. Slechts een enkele keer als een gedeelte van de doorgecomponeerde voorstelling wat te lang dreigt te worden, verslapt de aandacht even. Maar dat is maar even, want de vaart zit er het hele uur dat de voorstelling duurt helemaal in. Net als in het boek. Lennox en de gouden sikkel. Mooi is dat.

Tournee vanaf 12 januari t/m 6 april 2025.

Libretto: Maarten van Hinte
Componist: Bnnyhunna (Benjamin Ankomah) i.s.m. Neo Muyanga
Dramaturg Wout van Tongeren
Decor: John Lippens en Koen Jantzen
Video: Wes Broersen
Kostuums: Iris Elsrodt

Theater / Voorstelling

De dansvloer als plek voor ontmoeting

recensie: Gabbers waren we - Olivier Diepenhorst
Foto voorstellingAfkomstig uit de persmap.

Tijdens het Amsterdam Dance Event (ADE) ging in het DeLaMar Theater de voorstelling Gabbers waren we in première. Bij dit event wordt Amsterdam voor even één grote dansvloer voor feestgangers uit de hele wereld. De voorstelling van Olivier Diepenhorst sluit goed aan bij de sfeer van het ADE, waar mensen hun dagelijkse routines verruilen voor de vrijheid van de dansvloer. Naast de vrolijkheid toont het ADE ook de grimmigere kanten van de dancescene, die vooral in de vroege uurtjes naar voren komen: verwijde pupillen, uitgeputte lichamen. In Gabbers waren we voel je beide kanten: het feest én de vlucht. Wanneer slaat het hakken om van vieren naar verdoven?

De drie hoofdpersonages, Ben, Monica en Alexandra, ontmoeten elkaar in de jaren negentig in de Energiehal in Rotterdam, een iconische thuisbasis voor gabbers. Het decor van de voorstelling weet de sfeer van een hakfeest goed te vangen. Het is simpel maar effectief: negen witte gaasgordijnen hangen vanaf het plafond en functioneren later als afscheidingen op het podium. Achterop het podium draait een dj live keiharde gabberhouse. De setting roept zowel de hitte van een stampend hakfeest als de leegte van een energiehal op.

Hereniging na 25 jaar

In Gabbers waren we blikken Alexandra en Monica 25 jaar later middels dialoog terug op de dood van hun vriend Ben. Ondanks hun verschillende achtergronden vonden Ben, Monica en Alexandra elkaar in de jaren negentig in feesten, hakken en drugsgebruik. Terwijl Monica en Alexandra terugblikken, danst Ben in hun herinneringen rond op het toneel.

Na 25 jaar lijkt er echter weinig over van de gedeelde geschiedenis van de personages, maar voeren hun verschillende achtergronden de boventoon. Herhaaldelijk wordt genoemd dat Alexandra destijds op het gymnasium zat, terwijl Monica de mavo deed, en dat Ben een strafblad kreeg. De enige overeenkomst tussen de ex-gabbers lijkt nog hun Nike Air Max-sneakers.

Ongemakkelijke podcast

Foto voorstelling

foto: Fleur Mulder

Dat het weerzien tussen Alexandra en Monica, die uit duidelijk verschillende milieus komen, ongemakkelijk is, komt door Alexandra’s plannen om een podcast te maken over hun overleden gabbervriend Ben. Het wringt dat juist Alexandra na al die jaren een verhaal wil maken over hun verleden. Vijfentwintig jaar eerder eindigden de drie vrienden na een nacht feesten op het politiebureau. Alleen Alexandra werd echter opgehaald door haar ouders en naar een afkickkliniek gestuurd. Ze keek niet meer om naar Ben en Monica. Hoewel ze elkaar destijds vonden op de dansvloer, werpt de voorstelling de vraag op hoe diep hun vriendschap werkelijk ging.

De lichaamstaal van het hakken

De grootste kracht van Gabbers waren we ligt in de indrukwekkende fysieke performance van Ben. Terwijl de dialogen tussen Monica en Alexandra aan de oppervlakte blijven en soms zelfs tegen clichés aanleunen, brengt Ben diepgang en mysterie in de voorstelling. Als een herinnering, een geest, beweegt hij over het toneel. Gedurende de hele voorstelling danst hij zijn hakchoreografie zonder een woord te zeggen of contact te maken met de andere personages.

Met zijn kale hoofd, zware ademhaling en kenmerkende gabberoutfit straalt Ben een ietwat angstaanjagende energie uit. Zijn lichaam lijkt samen te vallen met de muziek. Aan het begin van zijn performance beweegt hij nog vol energie, maar steeds meer lijken zijn bewegingen moeizamer, geforceerder. Met elke dansscène lijkt er een stukje van zijn personage te verdwijnen. Wat is Ben weg aan het hakken? Ondanks Alexandra’s pogingen om zijn dood te verklaren, blijft het onduidelijk of Ben zichzelf naar de afgrond feestte, of zijn einde een ongeluk was, of dat deze zelfs opzet was.

Hoewel we als publiek weinig van Ben weten, voelen we met hem mee. Dit wordt versterkt door de live muziek, die ervoor zorgt dat de zaal letterlijk meetrilt op 160 BPM. In de fysieke uitputting van Bens lichaam op het toneel ligt de essentie van de voorstelling: de eenzaamheid van een lichaam dat tot het uiterste wordt gedreven, dat zichzelf ‘op’ danst.

 

Concept en tekst: Emmie Kollau
Regie: Olivier Diepenhorst
Tekst: Vera Morina
Spel: Sophie Höppener & Linda Zijl
Dans: Nestor Matytchak
Muziek: Koen van de Wardt & Jasper Meurs
Choreografie: Simon Bus & Alesya Dobysh
Lichtontwerp: Yuri Schreuders
Scenografie: Ruben Wijnstok
Decor: De Man met de Hamer
Kostuumontwerp: Bonnie Zita Brandt
Productieleiding: Lena Meijer
Productie-assistent: Lieve Fikkers
Technische productie: Dave Ruigrok
Lichttechniek: Sven Shevtzhoff & Christiaan Schreuder
Geluidstechniek: Jan Schenk & Fokke de Wit
Publiciteit: Saskia de Ruiter
Uitvoerend producent: Thomas Bruining
Producent: Aldus’ Producties & Miscellaneous Experts
Tourneeplanning: Theaterbureau de Mannen
Met dank aan: Cultuurfonds, Fonds21 en het Amsterdams Fonds voor de Kunst

Muziek / Concert

Leren broek aan en gaan!

recensie: The Struts en Barns Courtney - The Grand Union Tour in 013, Tilburg

Toen frontman Luke Spiller van The Struts hun tour met Barns Courtney aankondigde met de woorden dat hij niet kon wachten om met zijn ‘partner in rock’ op pad te gaan, wisten rockliefhebbers dat ze iets bijzonders te wachten stond. Tijdens de Grand Union Tour delen de Britten Barns Courtney en The Struts hun plek als headliner. Op 9 oktober streken ze neer in poppodium 013 in Tilburg, dat die avond omgetoverd werd tot een walhalla voor fans van oldskool rock ’n roll.

The Struts en Barns Courtney delen een basis in rock met invloeden van glamrock en classic rock. Maar waar The Struts uitblinken in meeslepende nummers vol theatrale flair, kiest Barns Courtney voor een iets rauwere sound met inspiratie uit zowel punk als blues. Het voorprogramma verzorgen van deze muzikale powerhouses zal geen gemakkelijke taak zijn, maar het is aan de Amerikaanse singer-songwriter James Bruner om die klus te klaren.

Een korte warming-up

Als Bruner – voor velen een nog onbekende artiest – om 19:00 uur zijn set begint, is de zaal nauwelijks halfvol. De zanger begint rustig, zijn gezang alleen ondersteund door zijn eigen gitaar. Maar schijn bedriegt en rustig blijft het zeker niet: de voltallige band voegt zich bij de zanger, de muziek wordt ruiger en de zaal stroomt vol. In amper een halfuur tijd zorgen de Amerikanen voor een bruisend optreden, waar al een tipje van de sluier wordt opgelicht voor een ouderwets potje rocken.

Krachtige podiumuitstraling en hilarische publieksinteracties

Zodra de eerste co-headliner het podium betreedt, wordt vrij gauw duidelijk dat de voorraad Duracel-batterijen nog lang niet op is. Sterker nog, deze voorraad is nog nauwelijks aangebroken. Barns Courtney en zijn band stormen het podium op en trappen de avond af met het aanstekelijke ‘Fun Never Ends’. Vanaf de eerste noot weten ze de aandacht van het publiek te grijpen, niet alleen door hun opvallende outfits, maar vooral door hun krachtige podiumuitstraling. De energie van Barns Courtney lijkt onuitputtelijk: op het ene moment staat hij boven op het drumstel te poseren, om vervolgens het publiek in te duiken voor een ronde crowdsurfen. Zelfs zijn microfoon wordt onderdeel van de theatrale act, wild rondgezwaaid aan zijn kabel en meermaals door de lucht gesmeten.

Gitarist Andrew Martin (vooraan) met zanger Barns Courtney die op het drumstel is geklommen.

De show is een aaneenschakeling van onverwachte momenten en verrassende interacties. Zo laat Courtney een man uit het publiek op het podium komen om polaroidfoto’s te maken en zorgt een dame met duidelijke interesse in zijn drummer voor de nodige hilariteit. Barns Courtney weet precies hoe hij de menigte moet bespelen, en het publiek reageert daar luidkeels op. Hits als ‘Glitter & Gold’ en ‘Fire’ krijgen de grootste reacties, maar zelfs degenen die niet echt bekend zijn met de band, verlaten als nieuwe fans de zaal – inclusief ondergetekende.

Ondanks de speelse publieksinteracties draait de avond in de eerste plaats om een strakke muzikale show. Zeker de chemie tussen zanger Courtney en gitarist Andrew Martin springt in het oog en voegt nog meer energie toe aan het optreden. Deze avond bewijst één ding: de muziek van Barns Courtney klinkt goed op CD, maar komt pas écht tot leven op het podium.

Charismatische primadonna en frontman

Zanger Luke Spiller en bassist Jed Elliot

Na de explosieve set van Barns Courney zou je verwachten dat de energie in de 013 niet meer verder op te voeren is, maar The Struts doen dit met gemak. De band opent met de knaller ‘Primadonna Like Me’ en weet daarmee direct de vonk op het publiek over te laten slaan. In hun matchende zwart-paarse kleding, afgewisseld met leer en glitter, speelt de band hit na hit en krijgt de zaal mee in zowel zang als dans. Als verrassing kijgt de zaal zelfs een voorproefje van de nog niet uitgebrachte single ‘Can’t Stop Talking’. Hoewel meezingen met een onbekend nummer een uitdaging lijkt, weet zanger Luke Spiller de zaal razendsnel de tekst te leren, zodat iedereen in no-time uit volle borst mee kan zingen.

The Struts weten van de hele avond een ware glamrockshow te maken, zonder dat het geforceerd aanvoelt. Spiller is een geboren showman en de theatrale poses rollen daar natuurlijk uit voort, wat zeker tijdens nummers als ‘Dirty Sexy Money’ en ‘Too Good At Raising Hell’ naar voren komt. Met zijn unieke maniertjes, energieke bewegingen, poses en krachtige zang wordt hij dan ook wel vergeleken met grootheden als Freddie Mercury en Mick Jagger. Daarbij is ook hij een ster in publieksinteractie, wat tot een hoogtepunt komt tijdens de sing-off bij het nummer ‘Put Your Money On Me’.

Gitarist Adam Slack

Spiller nodigde het publiek al bij eerdere nummers uit om mee te zingen door verschillende kanten van de zaal aan te wijzen, maar bij deze sing-off komt hij zelf de zaal in. Hij splitst de zaal in tweeën en laat beide helften tegen elkaar op zingen. Terug op het podium geeft hij aan dat veel bands de energie van hun publiek meten aan het volume van hun geschreeuw, maar hij vindt dat het tegenovergestelde eigenlijk bijzonderder is. Hij start een stilte-experiment en weet hiermee binnen een seconde de hele zaal te bevriezen, om die vervolgens op zijn teken weer helemaal los te laten barsten. Op zulke momenten maken The Struts duidelijk dat hun shows niet alleen om hen draaien, maar dat juist het publiek een essentiële rol speelt in de gehele concertervaring.

Het enige minpunt van zo’n avond is: we willen meer! Een concert met co-headliners betekent twee steengoede acts, die ieder slechts 75 minuten kunnen spelen. Hoewel de combinatie van The Struts en Barns Courtney goed gevonden is, zijn deze bands het ieder waard om een volledige eigen show te spelen. En hoewel de bands onderling duidelijk verschillen, vinden ze elkaar in liefde voor glamrock en de bijbehorende extravagante outfits en poses. Een avond met The Struts en Barns Courtney is een avond vol oldskool rock ’n roll. Bij twijfel, trek gewoon je leren… eh, glitterbroek aan en ga! Het wordt gegarandeerd een groot feest.

 

Film / Films

Meesterlijk kostuumdrama over zusterschap in een mannenwereld

recensie: Firebrand (2023) – Karim Aïnouz
FirebrandFilmdepot

Het historische drama Firebrand draait om de zesde vrouw van Hendrik VIII. De film is gebaseerd op het boek Queen’s Gambit van Elizabeth Fremantle. De ritmische montage voegt kracht toe aan het al sterke acteerwerk. De Braziliaanse regisseur Karim Aïnouz houdt met deze film de aandacht vast tot in de laatste momenten. Van een stoffig kostuumdrama is beslist geen sprake.

De geschiedenis van Hendrik VIII (1491-1547) is een donkere. Vijf vrouwen zijn Catharina Parr (Alicia Vikander) al voorgegaan als ze huwt met de notoire koning Hendrik (Jude Law). Het lot van zijn eerdere vrouwen is geen geheim. Als Hendrik enkele maanden in Frankrijk verblijft om oorlog te voeren, benoemt hij Catharina tot regent. Na een ongeluk is de koning ziek en heeft geïnfecteerde benen. Als hij bij terugkeer steeds zieker en paranoïde wordt, moet Catharina steeds meer vechten voor haar eigen voortbestaan.

Ritmische montage

Firebrand is geen duf kostuumdrama, alleen al door de dynamische montage. Zo maakt Aïnouz bij een dansscène gebruik van ‘rythmic editing’. Tijdens de scène danst Catharina met edelman Thomas Seymour (Sam Riley). Het beeld vibreert tegelijkertijd met bombastische muziek, een scène waar je als filmliefhebber van kan smullen. Daarbij lijkt de setting van de film geregeld de grillen van Hendriks stemming af te schilderen. Donkere wolken met grimmige muziek tegenover plots een helderblauwe lucht.

Imponerend acteerwerk

Law en Vikander zijn aan elkaar gewaagd. Jude Law staat voor menig kijker bekend als de hunky acteur uit films als The Holiday (2006) en Closer (2004). In Firebrand bewijst hij dat de rol van kwaadaardige en onbehouwen koning hem eveneens goed past. Vikander doet absoluut niet onder voor Law. Zij speelt haar rol als berekenende echtgenote feilloos. Hendrik wordt gedurende het verhaal tergend onvoorspelbaar en voert de spanning van de film op. De koningin is gehaaid en weet waar de kwetsbaarheden van haar echtgenoot zitten. Er zijn scènes met Law en Vikander in dezelfde ruimte die je uit je comfortzone trekken, lang nadat de aftiteling is geweest.

Mannen tegen vrouwen

Wat dit kostuumdrama onsubtiel aanstipt: de wereld is onverbeterlijk hard voor vrouwen. Hoewel we de geschiedenis kennen, blijft het shockerend om te zien. Eerdere echtgenotes aan het hof werden onthoofd of weggestuurd als het de koning zinde. Als je niet al voor een andere misstap was gestraft. Wat deze film anders doet en tegelijkertijd mooi benadrukt, is de vrouwenroedel om Catharina heen. Waar de verhalen zich vaak focussen op de koning als kwaadaardige tiran, gaat de aandacht nu uit naar de vrouwelijke bondgenoten in een mannenwereld. Aïnouz gebruikt daar prachtige beelden voor in Firebrand. En die beelden maken de film sterk om te zien.

Theater / Voorstelling

Boeiend in eenvoud

recensie: The Last Five Years
The Last Five Years - NANOEK 4Sjoerd Derine

Liefde is de inspiratiebron van veel musicals. Romantische verhalen waarbij de hoofdrolspelers elkaars hart nog moeten veroveren, een relatie die een moeilijke tijd doorgaat of families die ruzie hebben. Verhalen die vaak eindigen als het verliefde koppel eindelijk zonder problemen trouwt of bij elkaar is. De musical The Last Five Years gaat juist over de afgelopen vijf jaar van een relatie, maar is dat genoeg stof voor een hele musical?

Twee acteurs. Eén danser. Drie muzikanten. Zes spotlights. Dat is de musical The Last Five Years. In tijden van spektakelmusicals met grote ensembles, omgetoverde theaters en spectaculaire decors, valt deze musical juist op door zijn eenvoud. Deze show heeft weinig middelen nodig om een boeiend verhaal te vertellen.

The Last Five Years - NANOEK 6

© Sjoerd Derine

Turbulente relatie

The Last Five Years gaat over de relatie van musicalactrice Cathy (Jolijn Henneman) en schrijver Jamie (Timo Tembuyser). Jamie vertelt het verhaal in chronologische volgorde en Cathy vertelt het verhaal achterstevoren. Ze zijn dus nooit op hetzelfde moment in het verhaal, afgezien van de bruiloft, daar kijken ze elkaar even recht in de ogen.
Jamie is smoorverliefd en vertelt enthousiast over zijn relatie en zijn geluk kan niet op als zijn boek een succes wordt. Naarmate de jaren verstrijken wordt zijn enthousiasme echter minder en ziet hij vooral ook ándere vrouwen om hem heen. Cathy begint verdrietig over haar succesvolle vriend die haar niet meer ziet staan en haar musicalcarrière die blijft steken in het ensemble. Als ze terug in de tijd gaat wordt ze optimistischer over haar relatie én carrière.

The Last Five Years - NANOEK 2

© Sjoerd Derine

Het verhaal blijft boeien doordat het vanuit twee perspectieven en in twee volgordes verteld wordt. Het klinkt wat ingewikkeld, maar is prima te volgen. De musical is bijna doorgecomponeerd, de liedjes volgen elkaar in sneltempo op en er is nauwelijks dialoog. De twee acteurs zijn ijzersterk en blijven boeien, zowel in spel als in zang. Jolijn zet een sterke vrouw neer die gaat voor haar dromen en baalt van haar relatie. Timo zet vooral een enthousiaste en energieke Jamie neer. Af en toe is hij wat minder te verstaan door zijn Vlaamse intonatie. Wie echter écht de aandacht trekt is de danser, Cody Schuitenmaker. Zij beweegt mee tussen de twee verhaallijnen en ondersteunt zo met name de emoties in het verhaal. Af en toe zo goed, dat het moeilijk is om je aandacht bij de vertellende acteur te houden.

The Last Five Years - NANOEK 5

© Sjoerd Derine

Inventieve musicals

Stichting NANOEK viel vorig jaar al op met de nieuwe musical MELK die maar liefst vijf Musical Awards in de wacht sleepte. NANOEKs missie is: ‘Met brave new people maken wij brave new musicals’. The Last Five Years is iets minder ‘new’ dan MELK, want de Engelstalige productie ging in 2001 in Chicago in première en heeft verschillende adaptaties gehad, bijvoorbeeld in 2021 op West End en een verfilming in 2014. Bij het grote Nederlandse publiek is deze musical echter nog niet zo bekend.

Anouk Beugels en Suzanne Heijdra, de regisseurs, geven aan dat ze geprobeerd hebben het verhaal vanuit verschillende invalshoeken neer te zetten en een meer female gaze mee te geven. In eerdere versies vonden zij Cathy bijvoorbeeld een beetje overkomen als een zeikerd, nu wilden ze haar neerzetten als een sterke vrouw. Dat is gedeeltelijk gelukt, want Jolijn zet een sterke Cathy neer. Maar zoals vaker bij verhalen over succesvolle mannen die hun vrouw een beetje vergeten, rijst de vraag: waarom gaat ze niet weg bij haar man? Waarom kiest ze niet voor zichzelf en jaagt ze geen andere carrière na?

Simpel en intiem

De vertaling van Judith Boesen is sterk, de zang goed en de muzikale ondersteuning bijzonder mooi en dat met slechts een viool, cello en piano. Het is mooi hoe de melodieën in de gehele voorstelling over gaan van vrolijk naar somber. Het zou dan ook mooi zijn als van deze musical een (digitaal) castalbum komt.

De minimale opstelling op het podium klopt, de simpele zetting zorgt voor een extra intiem gevoel bij het inkijkje in deze liefdesrelatie. Het vergt enige verbeelding van de kijker, maar niet te veel want ook aan de muziek merk je wel waar je in het verhaal zit. The Last Five Years weet in al haar eenvoud indruk te maken en is daarom zeker een aanrader.

Boeken / Non-fictie

In je lichaam zijn

recensie: Marjoleine de Vos – Zo hevig in leven
Zo hevig in levenbol.com

Het boek Zo hevig in leven van dichter, essayist en columnist Marjoleine de Vos begint als een monoloog, uitgesproken vóór de gordijnen in een schouwburg omhoog gaan. Het is een gedicht over de ons uit De Vos’ dichtbundels al bekende Mevrouw Despina.

Hier leest mevrouw Despina een psalm. Over het leven, dat net zo kort duurt als het gras. Over lange middagen en angstige nachten aan de ene kant. Optimisme en een hevig in leven zijnde koolmees aan de andere kant. Een tekening van zo’n vogeltje van Chr. J. van Geel siert het mooie omslagontwerp van Christoph Noordzij.
Zó ambivalent sta je in het leven als je hoort dat je kanker hebt. Marjoleine de Vos schrijft erover, zoals meer schrijvers. Zij doet dat bijna een half jaar lang, van oktober 2022 tot en met maart een jaar later. In het Noord-Groningse Zeerijp, waar ze woont en waarover ze het al eerder had in bijvoorbeeld Je keek te ver. Toen rouwde ze over haar overleden echtgenoot, neerlandicus en dichter Ton van Deel. Nu komt daar haar eigen sterfelijkheid bij, en wat ze in het genoemde deeltje in de onvolprezen serie Terloops omschreef als ‘het echte leven’, de natuur.
Tussen die uitersten wordt ze, net als mevrouw Despina, heen en weer geslingerd. Met – natuurlijk – herinneringen aan de mooie momenten die ze samen met haar man beleefde in bijvoorbeeld een Frans weiland, met brood en kaas.

Merleau-Ponty en Leibniz

Associatief lopen de herinneringen daar en hier, toen en nu, in elkaar over. De binnen- en buitenwereld gaan in elkaar op. Dat laatste is bijvoorbeeld ook het geval in het recente boek Averij van Robbert Welagen, een auteur die in zijn hals een bobbel aantrof. Het kwaad komt van binnenuit. Ook Welagen werkt met tegenstellingen en vindt troost buiten, in de natuur. In zijn geval het bos met zijn wiegende bomen. Beide boeken zullen filosofisch geïnteresseerde lezers aanspreken die een verlies lijden in welke vorm dan ook; van gezondheid en/of een naaste.

De gemene deler is bij De Vos het lichaam (‘in je lichaam zijn’). Het lijkt dat de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty – die stelt dat we een lichaam zijn en door het lichaam de wereld kennen– over haar schouders meekijkt. Al noemt ze zijn naam niet, maar wel die van de zeventiende-eeuwse Duitse Verlichtingsdenker Leibniz. Hij vroeg zich af waarom iets er is en niet gewoon niets. Zoals in het geval van De Vos een bobbeltje onder de kaak, bij het rechteroor. Het blijkt een speekselkliertumor te zijn. Ze vraagt zich af, – ook met Leibniz in het achterhoofd – ‘waarom we er zijn, de aarde er is, de dagpauwoog en de spitsmuis bestaan’. En tegelijk waarom het zo lang moest duren voor ze werd geopereerd; het is ‘de werkelijkheid (…) van de overbelaste zorg (…), een aaneenschakeling van sloomheid, onverschilligheid en drukte [die] nu dus leidt tot een veel zwaardere ingreep met mogelijk blijvende schade, en in het ergste geval tot nog meer dan dat’. Over de operatie zelf is ze gelaten. Als lezer leef je mee en ben je benieuwd hoe ze uit de operatie komt.

Overgave aan het leven

Het levert een aparte leeservaring op. Aan de ene kant, door de bekende, zachtmoedige en zoekende toon van De Vos wil je langzaam lezen en alles rustig tot je nemen, en aan de andere kant wil je – haast voyeuristisch – weten ‘hoe het afloopt’. ‘Hevig lezen’ zou je het kunnen noemen, om het te zeggen met een variant op de titel van het boek.

De auteur begrijpt en voelt ‘dat wat er nu van mij gevraagd wordt niet zozeer verzet is, of dankbaarheid en feiten verzamelen, maar overgave. Niet aan de ziekte maar aan het leven’. Hoe indrukwekkend is dat – als iemand daarvoor zulke rake, soms ook nuchtere woorden vindt, op papier zet en met de lezer deelt. Een lezer die ze tot zich neemt met een knoop in de maag.
Dat het toch zo moge zijn, dat Marjoleine de Vos nog meer van zulke mooie, intieme, intense en troostrijke boeken en bundels met gedichten mag schrijven. Of vertalingen van het werk van Mary Oliver. In haar boek heeft ze al enkele gedichten van Oliver in een eigen vertaling opgenomen. Dat mag ook.