Tag Archief van: Musea

Kunst / Expo binnenland

Museum van individuele verhalen

recensie: Nationaal Holocaust Museum i.o.

Zelfs in de eerste fase van het Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam vallen al drie dingen op: het is een lieu de mémoire, een museum en er worden bijzondere evenementen georganiseerd. Of, zoals het museum in een flyer zelf zegt: het NHM vertelt, toont, verdiept en verbindt.

De binnenplaats van het Nationaal Holocaust museum

De binnenplaats van het Nationaal Holocaust Museum

Vertelt

Wat wordt verteld is natuurlijk het verhaal van de Holocaust (Shoah), in een gebouw dat je gerust een lieu de mémoire mag noemen: een cultureel geheugen, een plaats waar ‘het’ gebeurde.
Het museum is vooralsnog gehuisvest op de begane grond van wat vanaf 1907 de Hervormde Kweekschool aan de Amsterdamse Plantage Middenlaan was. Vanaf 1942 was het tevens een dependance van de Hollandsche Schouwburg aan de overkant van de straat.
Een heg scheidde het schoolplein van de achtergelegen crèche. De directeur van de school, Johannes van Hulst, stond toe dat kinderen tussen de middag over de heg werden getild en in de school een middagslaapje deden. Zo konden zeshonderd kinderen van deportatie naar Westerbork worden gered. Tekstborden met foto’s op het voormalige schoolplein vertellen dit verhaal.

Jeroen Krabbé schildert De ondergang van Abraham Reiss

Jeroen Krabbé werkt aan het schilderij Amsterdam – april 1942, Jekerstraat 14-3. Foto Hans de Bruijn

Toont

Wat wordt getoond is op dit moment niet alleen het indrukwekkende werk Adressen (2013) van Bart Domburg, maar ook negen monumentale schilderijen van Jeroen Krabbé over de ondergang van Abraham Reiss, zijn grootvader, en de film die Paul Haenen over de totstandkoming hiervan maakte.
Domburg schreef met een fineliner straatnamen en huisnummers op van adressen waarvandaan Joden werden weggehaald en gedeporteerd. Het werk loopt vooruit op een tentoonstelling die vanaf augustus te zien zal zijn, over het digitale Joods Monument. Daarnaast zal vanaf oktober een expositie met videokunst te zien zijn.

Jeroen Krabbé, 6, 7, 8 juli 1943. Gemengde technieken, 150 x 220 cm, 2010

Jeroen Krabbé, 6, 7, 8 juli 1943. Gemengde technieken, 150 x 220 cm, 2010

Verdiept

De tentoonstelling met het werk van Krabbé is al eerder te zien geweest in De Fundatie in Zwolle, maar nu wordt er verdieping bij aangebracht in de vorm van persoonlijke documenten, en maquettes die holocaustoverlever Jules Schelvis maakte van Sobibor. Veel afbeeldingen zijn gebaseerd op foto’s in een album van Greet Reiss, één van de kinderen van Abraham Reiss, dat via een touchscreen valt door te bladeren. ‘Het ergste is gebeurd’, schrijft ze op 6 juli 1943 over de deportatie van hun vader naar Westerbork en uiteindelijk naar Sobibor.
Het museum wil vooral zulke verhalen van individuele mensen laten zien. Maar ook dat van de aanloop naar de Shoah en de verwerking ervan erna. Het feit dat dit in de voormalige Hervormde Kweekschool gebeurt, wil uitdragen dat er ook hoop is zolang er mensen zijn die tegen gruwelen in beweging komen. Voorwaar een actueel thema.

Verbindt

De actualiteit zit momenteel letterlijk op de bovenverdiepingen van het museum, die er in een later stadium bij getrokken zullen worden. Daar zijn ateliers gehuisvest van kunstenaars met een vluchtelingenstatus. De kunstenaarsbroedplaats Ondertussen zal zich enkele keren per jaar in het NHM manifesteren. De eerste keer zal dat op 4 en 5 juni zijn, van 11.00-17.00 uur.

Zo verbindt het NHM niet alleen heden en verleden, maar ook geschiedenis en actualiteit op een manier die nu al, met wat er wordt verteld en getoond indruk maakt. Daarbij kunnen bruiklenen worden ontleend aan en kan worden aangesloten op wat in andere plekken binnen het Joods Cultureel Kwartier aanwezig is en gebeurt: de Hollandsche Schouwburg aan de overkant, het Joods Historisch Museum, het Joods Historisch kindermuseum en de Portugese Synagoge.
Zo’n conglomeraat is misschien ook wel een voorwaarde, wil een museum in het huidige tijdsgewricht überhaupt van de grond komen. Waarbij aangetekend kan worden, dat het eigenlijk vreemd is dat Nederland nog niet een overkoepelend museum als dit had.

 

Kunst / Expo binnenland

Museum van individuele verhalen

recensie: Nationaal Holocaust Museum i.o.

Zelfs in de eerste fase van het Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam vallen al drie dingen op: het is een lieu de mémoire, een museum en er worden bijzondere evenementen georganiseerd. Of, zoals het museum in een flyer zelf zegt: het NHM vertelt, toont, verdiept en verbindt.

De binnenplaats van het Nationaal Holocaust museum

De binnenplaats van het Nationaal Holocaust Museum

Vertelt

Wat wordt verteld is natuurlijk het verhaal van de Holocaust (Shoah), in een gebouw dat je gerust een lieu de mémoire mag noemen: een cultureel geheugen, een plaats waar ‘het’ gebeurde.
Het museum is vooralsnog gehuisvest op de begane grond van wat vanaf 1907 de Hervormde Kweekschool aan de Amsterdamse Plantage Middenlaan was. Vanaf 1942 was het tevens een dependance van de Hollandsche Schouwburg aan de overkant van de straat.
Een heg scheidde het schoolplein van de achtergelegen crèche. De directeur van de school, Johannes van Hulst, stond toe dat kinderen tussen de middag over de heg werden getild en in de school een middagslaapje deden. Zo konden zeshonderd kinderen van deportatie naar Westerbork worden gered. Tekstborden met foto’s op het voormalige schoolplein vertellen dit verhaal.

Jeroen Krabbé schildert De ondergang van Abraham Reiss

Jeroen Krabbé werkt aan het schilderij Amsterdam – april 1942, Jekerstraat 14-3. Foto Hans de Bruijn

Toont

Wat wordt getoond is op dit moment niet alleen het indrukwekkende werk Adressen (2013) van Bart Domburg, maar ook negen monumentale schilderijen van Jeroen Krabbé over de ondergang van Abraham Reiss, zijn grootvader, en de film die Paul Haenen over de totstandkoming hiervan maakte.
Domburg schreef met een fineliner straatnamen en huisnummers op van adressen waarvandaan Joden werden weggehaald en gedeporteerd. Het werk loopt vooruit op een tentoonstelling die vanaf augustus te zien zal zijn, over het digitale Joods Monument. Daarnaast zal vanaf oktober een expositie met videokunst te zien zijn.

Jeroen Krabbé, 6, 7, 8 juli 1943. Gemengde technieken, 150 x 220 cm, 2010

Jeroen Krabbé, 6, 7, 8 juli 1943. Gemengde technieken, 150 x 220 cm, 2010

Verdiept

De tentoonstelling met het werk van Krabbé is al eerder te zien geweest in De Fundatie in Zwolle, maar nu wordt er verdieping bij aangebracht in de vorm van persoonlijke documenten, en maquettes die holocaustoverlever Jules Schelvis maakte van Sobibor. Veel afbeeldingen zijn gebaseerd op foto’s in een album van Greet Reiss, één van de kinderen van Abraham Reiss, dat via een touchscreen valt door te bladeren. ‘Het ergste is gebeurd’, schrijft ze op 6 juli 1943 over de deportatie van hun vader naar Westerbork en uiteindelijk naar Sobibor.
Het museum wil vooral zulke verhalen van individuele mensen laten zien. Maar ook dat van de aanloop naar de Shoah en de verwerking ervan erna. Het feit dat dit in de voormalige Hervormde Kweekschool gebeurt, wil uitdragen dat er ook hoop is zolang er mensen zijn die tegen gruwelen in beweging komen. Voorwaar een actueel thema.

Verbindt

De actualiteit zit momenteel letterlijk op de bovenverdiepingen van het museum, die er in een later stadium bij getrokken zullen worden. Daar zijn ateliers gehuisvest van kunstenaars met een vluchtelingenstatus. De kunstenaarsbroedplaats Ondertussen zal zich enkele keren per jaar in het NHM manifesteren. De eerste keer zal dat op 4 en 5 juni zijn, van 11.00-17.00 uur.

Zo verbindt het NHM niet alleen heden en verleden, maar ook geschiedenis en actualiteit op een manier die nu al, met wat er wordt verteld en getoond indruk maakt. Daarbij kunnen bruiklenen worden ontleend aan en kan worden aangesloten op wat in andere plekken binnen het Joods Cultureel Kwartier aanwezig is en gebeurt: de Hollandsche Schouwburg aan de overkant, het Joods Historisch Museum, het Joods Historisch kindermuseum en de Portugese Synagoge.
Zo’n conglomeraat is misschien ook wel een voorwaarde, wil een museum in het huidige tijdsgewricht überhaupt van de grond komen. Waarbij aangetekend kan worden, dat het eigenlijk vreemd is dat Nederland nog niet een overkoepelend museum als dit had.

 

Claudy Jongstra
Kunst / Expo binnenland

De macht van zachte krachten

recensie: Ancient Light. Claudy Jongstra
Claudy Jongstra

Ancient Light is een tentoonstelling zoals die moet zijn: in een prettige omgeving krijgt de bezoeker alle ruimte om middels een prachtige opstelling diens inhoud te bewonderen. Daarbij wordt niets opgedrongen: de bijzondere materialen vertellen hier rustig hun verhaal.

Claudy Jongstra

Fotografie: Hans Jellema

Deze tentoonstelling is een driedimensionale opstelling: je moet er in staan en erin rondlopen, om te begrijpen wat wolkunstenaar Claudy Jongstra nu eigenlijk aan het doen is. Het ontstaansproces is heel duidelijk te zien: het wordt uitgelegd in stappen op de schappen. Er is weinig zaaltekst, en haar oeuvre presenteert zich per afgerond project aan de bezoeker. In telegramstijl wordt daarbij dan aangeduid: Titel, jaartal, opdracht – en vervolgens, in een alinea of twee: uitvoering en symboliek. De expositie is simpel en clean gehouden en past goed in het gebouw: dat is ruim en wit en leeg, maar er is veel hout in verwerkt en dus geeft het ruimte zonder kil te zijn.

Transformatief proces

Claudy Jongstra

Fotografie: Hans Jellema

Elk weefsel dat ze maakt drukt voor de kunstenaar de symboliek van de plek waarvoor ze het maakt uit. En dat kan echt over de hele wereld zijn. Opvallend vaak blijkt dat Jongstra tijdens het proces eigenlijk het ‘verhaal’ van het kunstwerk ontdekt: bijvoorbeeld een grondstof die in een oude sage toevallig hetzelfde betekent als waar ze zich al mee bezig hield. Ze werkt met een basisidee, maar het kunstwerk vormt zich inhoudelijk symbolisch tegelijkertijd met het werkproces van grondstof verwerken, verven, drogen en weven.

Haar nieuwste werk, Metaphoric Indigo, sluit de tentoonstelling af. Het is een soort ‘landscape art’, waar de bezoeker middenin kan staan en dan wordt omsloten door lange strengen opgedroogde zachte wol die tot de helft Indigoblauw zijn geverfd. Ze zijn gehangen aan een grote hoepel, die omlaag hangt vanaf het plafond. De strengen zijn dik en lang en allemaal anders: anders geknoopt, anders geweven, anders geverfd. Ze zijn allen indigo, maar elke kleur blauw is net anders van toon dan die ernaast. Je ruikt de verf en de wol. Dat ruikt fris en zepig, niet zo ‘aards’ als je misschien verwacht.

Claudy Jongstra

Fotografie: Hans Jellema

Origineel zonder gevecht

Tijdens het rondlopen is het prettig de weefseltafel tegen te komen, waar grote plukken zachte wol liggen in allerhande natuurkleuren en stukken karton met dikke naalden en draad – waar je eindelijk mag aanraken, kunt ruiken, en eens kan proberen zelf te weven. Daarna zie je het hiervoor beschreven eindwerk nieuw: je weet nu ook hoe het voelt. Dat is een slimme en onmisbare zet, want cruciaal voor het warme en geborgen gevoel dat dit materiaal zachtjes uit lijkt te stralen.

Claudy Jongstra

Werkmaterialen Claudy Jongstra. Fotografie Marcel van der Vlugt

Net als Joseph Beuys is Jongstra bezig met natuurlijke materialen en de menselijke behoefte van geborgenheid, maar daar houdt de vergelijking op. Waar het bij hem vaak ook om angst en vervreemding ging, laat zij haar zachte materialen met rust. Dit is origineel zonder daarom te vechten. Het is niet rebels, maar rustig en simpel: de zachte krachten zijn hier aan het werk – en winnen, inderdaad. Deze tentoonstelling lijkt rustig een stap naar achteren te zetten om het materiaal te laten spreken en omdat dat materiaal zo uniek en krachtig is, is de enige eindconclusie simpelweg: echt bijzonder.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery
Kunst / Expo binnenland

Rob Scholte heeft een hobby

recensie: Rob Scholte's Embroidery Show, Museum de Fundatie
Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Wat is het verschil tussen je naam ergens op zetten en je naam ergens aan verbinden? Rob Scholte lijkt tot nog toe altijd het eerste te doen, maar wil met zijn nieuwste expositie eigenlijk het tweede: het voor het voetlicht brengen van het werk van (anonieme) anderen.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

fotograaf: Hans Westerink

Waarschijnlijk hebben er nog nooit zoveel vrouwen tegelijk in het museum gehangen. Rob Scholte grijnst als hem die suggestie wordt gedaan en vindt ook dat het werk van deze – waarschijnlijk –  dames wel onder de aandacht mag worden gebracht. Maar dat is niet de enige reden dat Scholte deze tentoonstelling cureerde. Hij wilde het publiek ook laten zien wat hij ziet wanneer hij naar deze borduurwerken kijkt: de achterkant ervan.

Pas toen hij een keer van een van de werken uit zijn beginnende verzameling een achterkant zag, kwam hij op het idee dat ‘dit weleens meer dan gewoon een hobby zou kunnen zijn’, zoals hij zelf lachend zegt. Die achterkant fascineerde hem. Daar is volgens Scholte de individualiteit van de makers te zien, die anoniem moeten blijven omdat ze bij de meeste uit de kringloop en dergelijke gekochte werkjes moeilijk te achterhalen zijn.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Laatste avondmaal, 2009, fotograaf: Hans Westerink

Het tonen van de maker

Inmiddels behelst de verzameling 931 werken en werd het tijd voor een expositie. Wanneer je, bijvoorbeeld, negen in een vierkant opgehangen omgekeerd ingelijste borduurwerken die allemaal hetzelfde onderwerp verbeelden met elkaar vergelijkt, valt op dat alle achterkanten inderdaad zeer verschillend zijn – ook al hebben de voorkanten dezelfde nette uitkomst, de achterkant laat zien wie de makers werkelijk zijn. De één knipt zijn (of waarschijnlijk: haar) draden netjes af, de ander laat ze gewoon hangen. Een volgende maakt er knoopje in, of weeft ze weer door elkaar. De verschillende toonverschillen in kleur van het garen maken verder nog dat het effect verschilt met de oorspronkelijke voorstelling die er wordt geïmiteerd. Oftewel: de voorkant toont het werk, de achterkant toont de maker, en vervolgens – dat mogen we niet vergeten; de expositie toont Rob Scholte’s blik.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Nachtwacht (detail), 2007, fotograaf: Hans Westerink

Esthetisch plezier

Wie is hier nou de kunstenaar? Mag je zo omgaan met andermans werk? Verandert het werk van betekenis nu het verplaatst is van iemands zolder naar deze expositie? Je kunt je van alles afvragen bij deze tentoonstelling, ook of het de bedoeling van Rob Scholte is dát je je die dingen begint af te vragen, maar je kunt er ook gewoon naar kijken.
De netjes op een rij gehangen enorme verzameling van geborduurde achterkanten – voorstellingen die veelal bij de bezoeker bekend zullen zijn – en dan de lichte variatie in kleur van het draad, zorgt voor een merkwaardig esthetisch plezierig effect. Het is gewoon prettig om te zien.

Zelf beslissen

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte, fotograaf: Ferdy Damman

Deze tentoonstelling is een uitnodiging om te kijken naar handwerk, een uitnodiging om te kijken naar de achterkant ergens van en een uitnodiging om te bedenken wat het betekent als de grote meesters door de kleine, anonieme (!) handwerksters worden nagemaakt. De bezoeker zelf mag tenslotte beslissen wat de betekenis ervan is, zegt Scholte nonchalant, maar gemeend: ‘Iedereen mag ermee doen wat hij wil, net als ik dat zelf doe.’
Heeft Scholte zelf weleens geborduurd? Daarop antwoordt de kunstenaar ontkennend – borduren is niks voor hem. Zijn hobby is het verzamelen ervan; verzamelen en vervolgens anderen proberen te tonen wat hij ziet.

Sara de Swart
Kunst / Expo binnenland

Mecenas of muze? Wie was Sara de Swart?

recensie: Fatale kunst – Sara de Swart
Sara de Swart

Wie deze tentoonstelling alleen op de titel: ‘Fatale kunst – Sara de Swart’ bezoekt, kan wel eens op het verkeerde been worden gezet. Het gaat hier niet om schilderijen rondom het thema ‘femme fatale, zo populair rond 1900, maar om de financiële situatie van Sara de Swart die haar kunstverzameling noodlottig werd.

Sara wordt in 1861 in Arnhem geboren en groeit daar op als enig kind in een welgesteld gezin. Haar vader Corstiaan de Swart is kunstschilder. In 1887 kan zij zich, door geld dat zij van haar moeder krijgt, in Amsterdam vestigen en beeldhouwlessen volgen. Daar komt ze in aanraking met de ‘Beweging van Tachtig’, een groep jonge dichters en schrijvers die zich afzetten tegen de moralistische literatuuropvattingen van hun voorgangers. In hun werken voeren impressionisme en naturalisme de boventoon. In de beeldende kunst zijn het onder anderen Isaac Israëls en George Hendrik Breitner die tot deze stroming behoren.

Sara de Swart

Sara de Swart in haar atelier in villa De Hoeve te Laren

Muze der Tachtigers

Sara is verzot op kunst. Ze houdt van schilder- en beeldhouwkunst, poëzie, literatuur en muziek. Ze ondersteunt jonge kunstenaars financieel door werk van hen aan te kopen, waardoor zij wel de ‘Muze der Tachtigers’ wordt genoemd. Ze koopt werk van onder anderen Breitner, Israëls, Jan Toorop, Jan Veth en Eduard Karsen. De laatste wordt zelfs verliefd op haar, maar vanwege haar lesbische geaardheid kan zij zijn liefde niet beantwoorden. Maar is Sara echt een inspiratiebron voor kunstenaars of alleen maar een geldschieter? In haar vriendenkring zijn er in die tijd ongetwijfeld personen die moeite hebben met haar levenswijze van onafhankelijke lesbienne.

Sara de Swart

Sara de Swart, Indische buffel, Collectie Kunsthandel Pygmalion

Haar interesse in kunst reikt verder dan Nederland alleen. In 1889 verhuist ze naar Parijs, waar ze kennis maakt met het werk van de Franse kunstenaars Emile Bernard, Auguste Rodin en de symbolist Odilon Redon. De laatste is met een indrukwekkend aantal prenten op de tentoonstelling vertegenwoordigd.

Haar eigen kunst, achter in een hoek van de zaal, is jammer genoeg niet echt prominent aanwezig. Sara en haar partner Emilie van Kerckhoff gingen veel op reis, onder anderen naar Nederlands-Indië, Japan, India en Egypte. De invloed van deze reizen is duidelijk te zien in de prachtige exotische bronzen beeldjes van Sara.

Sara de Swart

Sara de Swart, Naakte jongensfiguur met schildpad, circa 1900, Brons, Collectie Singer Museum Laren

De ondergang van de kunstverzameling

Vanaf 1909 raakt Sara in de financiële problemen en is ze genoodzaakt al haar kunst stukje bij beetje te verkopen. Vanaf 1918 vestigen zij zich op Capri in een huis dat Emilie laat bouwen. Sara is ondertussen door haar geld heen en verdient wat geld bij met het geven van boetseerlessen en de verkoop van haar beelden. Sara overlijdt in 1951.

De tentoonstelling legt de nadruk op Sara als kunstverzamelaar en niet als beeldhouwster. De titel slaat de plank enigszins mis. De verzameling is voor Sara verloren gegaan, maar de werken zijn nog steeds te zien. Het feit dat zij een ‘Muze’ wordt genoemd lijkt niet helemaal op zijn plaats. Meer aandacht voor haar eigen werk had haar de erkenning gegeven die ze verdient.

Karel Appel
Kunst / Expo binnenland

Mag het ietsje meer zijn?

recensie: Karel Appel Retrospectief
Karel Appel

Het is even schrikken bij binnenkomst van de tentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag: de film ‘De werkelijkheid van Karel Appel’ (1961) van Jan Vrijman, met de beroemde quote ‘Ik rotzooi maar wat an’, is weer eens van stal gehaald. Wat wil dat zeggen over wat wordt getoond?

 

Het bevestigt in de eerste plaats het haast romantische idee dat de kunst van Karel Appel uit het niets kwam; de niet chronologisch maar thematisch opgezette expositie begint als het ware in media res, met de dik geverfde doeken waar Appel bij het grote publiek bekend om is geworden. Alsof er niets aan vooraf is gegaan: geen Van Gogh-achtig korenveld, geen haast impressionistisch dorpsgezicht.

Karel Appel

Karel Appel, Mijn Moeder, 1963, olieverf op doek, 150 x 120 cm © Karel Appel Foundation, c/o Pictoright Amsterdam 2015

Stijlbreuken en voorgangers

Op die manier valt de nadruk op de moderne Appel met zijn stijlbreuken, die er zo’n beetje per decade waren. Waarbij de doeken uit de jaren negentig van de vorige eeuw nog steeds – of weer? – even dik zijn, zoals Naakt in zwart-wit no. 2 (1990). Hoewel het portret van Gertrude Stein (1982) aanmerkelijk dunner is opgebracht.
Maar aan de andere kant wordt duidelijk gemaakt, dat Appel ook in de traditie stond van kunstenaars die hij bewonderde. En dat geeft de tweeslachtigheid van de opzet van dit retrospectief aan. In een portret uit 1945 herkennen we het lange gelaat van Modigliano, het doek Mensen in beroering (1961) is zuiver expressionistisch, in een Landschap met wiel (1980) zien we Van Gogh terug, en in een Japans landschap (1997) tenslotte zweeft een Chagall-achtige wolk of figuur door het beeld.

Karel Appel

Karel Appel, Wolk: Zwarte Wolken boven de Stad (Triptiek), 1984, olieverf op doek, 203 x 345 cm © Karel Appel Foundation, c/o Pictoright Amsterdam, 2015

Voorstudies en klassieke thema’s

Met dat landschap (let op het klassieke thema!) is nog iets anders aan de hand. In een kabinet even verderop in de tentoonstelling stuit de bezoeker op een klein werk zonder titel in acrylverf en acrylstift op drukwerk uit hetzelfde jaar. Het (b)lijkt een voorstudie voor het Japanse landschap te zijn. En zulke verbanden treft de oplettende kijker meer aan. Waarmee maar gezegd wil zijn, dat Karel Appel helemaal niet zomaar wat aan rotzooide, maar op basis van (voor)studies precies wist wat hij deed.
Wat niet wegneemt, dat er behalve klassieke thema’s als naakt, portret, landschap/stadsgezicht, er ook zalen zijn waarin we voor Appel bekendere thema’s tegenkomen als kinderen, psycho-pathological art (zijn belangstelling voor Outsider Art), kind, dieren en Cobra. Want daar kun je als curator toch niet omheen.

Karel Appel

Karel Appel, De ongewenste dynamische sprong in de geluidloze ruimte van het paard, 2000, mixed media sculptuur, 144,8 x 162,6 x 243,8 cm, Collectie Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris, France © Karel Appel Foundation, c/o Pictoright Amsterdam, 2015

Veel en weinig

Dat is alles bij elkaar natuurlijk best veel: een kunstenaar tonen die zowel modern is als in de traditie staat in zevenenzestig schilderijen en meer dan zestig tekeningen. En niet te vergeten met twaalf beelden, zoals de grootse assemblage De ongewenste dynamische sprong in de geluidloze ruimte van het paard (2000). Waarbij het vooral een kleurrijk werk met sterke lijnen als Visage-paysage no. 9 (1977) is dat mobieltjes met camera laat klikken. Maar wat je mist zijn behalve vroege (en overigens ook meer late) werken, ook bijvoorbeeld keramiek en één of meer decorstukken die hij voor een opera zoals Noach (1984) van Guus Janssen maakte. Dat gemis dringt door als je voor het prachtige, kleurrijke doek De zondvloed uit hetzelfde jaar staat.
Het is met andere woorden veel moois wat er te zien valt, maar bij een alomvattende, verwachtingsvolle titel als Retrospectief ter gelegenheid van het feit dat Appel tien jaar geleden overleed, verwacht je uiteindelijk toch ietsje meer. Een volgende keer dan?

Francesca Woodman
Kunst / Expo binnenland

Klassieke foto’s met niet alleen naaktheid als onderwerp

recensie: Francesca Woodman – On being an Angel
Francesca Woodman

Rondlopend in een tentoonstelling waarbij je weet dat de maker vlak na de laatst getoonde werken zelfmoord pleegde bestaat het gevaar van hineininterpretieren, maar het is te makkelijk Woodmans expositie alleen te zien als druipend van tragiek.

Wanneer de kunstenaar in een video toont hoe ze een van haar werken maakt is het, na de serene zwart wit foto’s tot dan toe, een schok om haar volkomen natuurlijke blije uitroep te horen over de uitkomst ervan: ‘Oh, I’m really pleased!’  Ook is het gek om aan het einde van de reeks zwart-witte naaktfoto’s ineens kleurenfoto’s te zien, waarin ze kleding draagt.
Een andere serie die ze kort voor haar dood maakte is weer in zwart-wit en toont hoe ze met de natuur bezig is: berkenschors die ze over haar polsen draagt, bijvoorbeeld, of de foto waarin ze haar haar precies zo opgestoken heeft dat het lijkt op een schelp. Licht, compositie, vormen, de natuur imiteren – kortom: dit is niet alleen een tragisch verhaal van een jong gestorvene, Woodman was tweeëntwintig- maar ook een kunstenaar die zeer bedreven was in het uitoefenen van de klassieke principes.

Francesca Woodman

Francesca Woodman, From Space, 1976
© Betty and George Woodman

Een naakt lichaam in een oud huis

Bijna alle foto’s van Woodman zijn zelfportretten. Ze maakte veel ervan in een oud huis, waarin het zonlicht de ruimte krijgt. Het zijn series waarin ze dingen onderzoekt, zoals in een glazen terrarium opgesloten zitten. Of de reeks met model Charlie, die opgeblazen condooms vasthoudt, of: Polkadot: de stippenjurk die steeds meer opengaat.
De reeks begint met een eerste zelfportret op haar dertiende, waar ze in een nonchalante en stoere houding poseert maar toch verborgen, met haar haren over haar gezicht. Ze draagt een witte kabeltrui, losse broek, heeft haar vrije hand losjes over de leuning van de stoel hangen. Opvallend in deze eerste foto is al de sterke schaduw en het felle zonlicht. De rest van de tentoonstelling toont dat ze zich daarnaast vooral bezig zal gaan houden met naaktheid en het lichaam.

Francesca Woodman

Francesca Woodman, Self-Deceit # 1, 1978
© Betty and George Woodman

Krachtig, kwetsbaar of sexy?

Een aantal videobeelden die ook worden getoond voegen aan deze tentoonstelling echt iets toe. Je hoort haar stem, die de foto’s als het ware tot leven brengt. Het is alsof je met haar in dat huis bent  en erbij bent als ze de foto’s maakt die je aan de muren ziet hangen. Ze laat namelijk zien hoe ze het doet.
Ook zijn er video’s die zelf kunstwerken zijn. Zoals de film waarin je water hard en onprettig op de houten vloer ziet en vooral hoort kletteren. Of de film die toont hoe ze een foto van haar naakte lichaam op ware grootte voor haar naakte lichaam houdt en verscheurt. Erbij draagt ze nog wel een masker met haar eigen gezicht erop. Het geeft een vreemd exhibitionistisch effect.

Francesca Woodman

Francesca Woodman, Untitled, 1979
© Betty and George Woodman

Wat betekent dat exhibitionisme? De foto’s zijn namelijk niet alleen krachtig en afgrijselijk kwetsbaar maar ook mooi en sexy. Als je, met terugwerkende kracht, uitgaat van een kwetsbaar iemand zou je haar exhibitionisme kunnen zien als zelfhaat en roekeloosheid. Maar wanneer je uitgaat van een sterk iemand die plezier heeft in wat ze doet kan het juist kracht en durf zijn. Los van de sluimerende tragiek-interpretatie is dit in elk geval een tentoonstelling die op een zorgvuldige manier een echt goede, klassieke kunstenaar presenteert.

Kunst / Expo binnenland

Licht op Dordrecht

recensie: Nieuwe gezichten op Dordrecht

Door de eeuwen heen vormt Dordrecht het decor voor veel kunstenaars die de bijzondere ligging van de stad bewonderen. De vele gezichten van Dordt, meestal vanaf het water gezien, vormen een inspiratiebron die schilders en tekenaars moeilijk kunnen weerstaan.

Kunstverzamelaar en Dordtenaar Dirk Berghout zag in 2005 de tentoonstelling Dromen van Dordrecht in het Dordrechts Museum: geschilderde stadsgezichten uit de periode 1850 tot 1920. Hij besloot een aantal hedendaagse kunstenaars opdracht te geven hun visie op Dordrecht te verbeelden. Het resultaat is een smaakvolle expositie met verschillende uitingen, een zeer gevarieerd beeld van de historische stad.

Licht op Dordrecht

Ronald Zuurmond: Water in de windstille hoek van een haven, 2014 Collectie D. Berghout Dordrecht

Impressionistische waterpartij

Het in 1651 geschilderde Gezicht op Dordrecht van Jan van Goyen – in 2008 door het museum aangekocht – vormt een mooie opmaat naar de tentoonstelling. Van Goyen weet, vanuit een bootje op het water, een sfeervol tafereel samen te stellen dat vooral de trots van de dan nog jonge Republiek uit moet stralen. De dertien kunstenaars die nu hun licht op de stad laten schijnen, hebben het klassieke stadsfront grotendeels achter zich gelaten en bezien Dordrecht met een brede, soms verrassende blik.

Het werk van Ronald Zuurmond zorgt voor zo’n verrassing. Zijn verbeelding van de stad beperkt zich tot een oppervlakte van een paar vierkante meter: Water in de windstille hoek van een haven. In de impressionistisch weergegeven waterpartij zorgen vooral de details voor een prachtig samenspel tussen werkelijkheid en abstractie. De essentie van Dordrecht ligt hier niet in de robuuste kerktoren en omliggend stadssilhouet maar in dat wat de stad groot heeft gemaakt: het water.

Licht op Dordrecht

Koen Vermeule: Gezicht op Dordrecht, 2014 Collectie D. Berghout Dordrecht

Dreigend en hoopvol

De Duitse Carola Schapals neemt wat meer afstand van het water maar kiest ook voor een bijzondere invalshoek. Haar Perfect place to meet in Dordrecht (zie titelafbeelding) toont een stenen havenhoofd met op de achtergrond een rij flatgebouwen. De sfeer is somber, luguber zelfs, met groot gevoel voor drama op het doek gezet. Fraaie kleurschakeringen op de voorgrond en op de betonnen muur maken deze non-plek nog enigszins leefbaar en een perfecte hang-out voor Dordtse jongeren.

Koen Vermeule combineert zijn hedendaagse visie op de stad wel met de toren en bijbehorende gevelpatronen. In zijn bekende handschrift van grote contrasten en minimaal kleurgebruik laat hij de oplichtende atmosfeer een dubbel gevoel uitstralen. De onbestemde uitdrukking is zowel dreigend als hoopvol en lijkt de stad te doen balanceren op de verbinding tussen historie en toekomst. Overigens is Vermeule de enige kunstenaar die zich heeft gerealiseerd dat een stad juist bestaat uit de mensen die er in figureren.

Licht op Dordrecht

Pere Llobera, 2014 Collectie D. Berghout Dordrecht

Lichtval op water

Ook de ruige natuur van de Biesbosch is een inspiratiebron om Dordrecht te verbeelden. Hugo Tieleman zoomt in op de wilde begroeiing langs modderige waterstromen, een krachtig schilderij vol beweging en bruisende natuur. De Spanjaard Pere Llobera heeft twee kleine wijnkistjes opgehangen, gebruikt als palet, waarop hij haast achteloos een wonderschoon beeld heeft geschilderd. In enkele verfstreken komt hij tot de kern: schip, water, oever en de stad nauwelijks zichtbaar. Zijn grote, voor deze tentoonstelling ingeleverde View over Oude Maas hangt er verloren naast, in níets vergelijkbaar met deze spontaan beschilderde paneeltjes.

Dat een groot deel van de ruimte is gevuld met meer traditionele stadsgezichten is geen verrassing. Verzamelaar Dirk Borghout heeft uiteraard ook uit eigen bronnen geput en laat zich kennen als liefhebber van het realistische genre van kunstenaars als Leo Brand en Theo de Feyter. De virtuoze ambachtelijkheid van deze werken staat vooral de uitdaging tot vernieuwing in de weg.

De intieme tentoonstelling blijkt een oer-Hollandse gemene deler te hebben: de kunstenaars richten zich op de verbeelding van de stad maar verlustigen zich stuk voor stuk in de weergave van het waarneembare licht. Het is opmerkelijk hoe de vormen van lichtval op het water – hoofdzakelijk in grijstonen en met weinig kleurgebruik – deze samenstelling van kunstwerken tot een bijzondere ervaring maken.

Kunst / Expo binnenland

Lichtzinnig de zestiende eeuw in

recensie: Van Bosch tot Bruegel – De ontdekking van het dagelijks leven

Een spectaculaire periode uit de kunstgeschiedenis wordt door Museum Boijmans van Beuningen gepresenteerd in een meeslepende tentoonstelling. Jheronimus Bosch, Pieter Bruegel en een handvol tijdgenoten tonen hun talent en visie die in de zestiende eeuw voor een omslag in de schilderkunst zorgden.

In de late Middeleeuwen is de beeldende kunst slechts voorbehouden om religieuze voorstellingen in een kerkelijke omgeving te laten zien. De clerus is opdrachtgever, kwaliteitsbewaker en censor tegelijk. Toch zien kunstenaars voorzichtig mogelijkheden om ook hun alledaagse omgeving in beelden te vatten. Dat gebeurt voornamelijk in de wat ongrijpbare prentkunst (ets en gravure) waarmee ook de reproductiemogelijkheid opeens een factor van belang wordt.

Als schilders als Jheronimus Bosch en Lucas van Leyden zichzelf dit genre eigen maken, begint een periode van ongekende luchtigheid en losbandigheid in de kunst. Mede onder invloed van de Reformatie wordt religie ingewisseld voor het dagelijks leven, bijbelse taferelen maken plaats voor uitbundige slemppartijen waarbij vooral boeren, bedelaars, marskramers en liefdesparen worden afgebeeld. Humor voert de boventoon.

Jheronimus Bosch 'Hooiwagen-triptiek' ca. 1515 (Museo Nacional del Prado, Madrid)

Jheronimus Bosch ‘Hooiwagen-triptiek’ ca. 1515 (Museo Nacional del Prado, Madrid)

Bizarre mensentypes

Centraal in Boijmans staat de uiterst curieuze Hooiwagen-triptiek van Bosch. Vervaardigd omstreeks 1515 en tijdens de Spaanse overheersing aangekocht door Filips II – waarschijnlijk heeft ‘IJzeren Hertog’ Alva de deal gesloten – vormt dit drieluik een sleutelwerk in de perceptie van de toenmalige kunstbeschouwing. Bosch schildert een traditioneel altaarstuk met links een paradijselijk paneel (blote mensen, slang en appel) en rechts een paneel dat de hel vertegenwoordigt (vuur, ellende, duivels en monsters). Het grote middenpaneel toont een enorme hooiwagen die omgeven wordt door de meest bizarre mensentypes die het aardse leven in volle glorie verbeelden. Er wordt gezoend, gemoord, bedrogen, gevreeën, gevochten, gegokt en gezopen. En iedereen wil een pluk hooi van de hooiwagen bemachtigen – hét symbool van de menselijke hebzucht – die langzaam door typische Bosch-monsters richting de hel wordt gesleept. Helemaal bovenin, op een overkoepelende wolk, is een minuscule Jezus afgebeeld die het geheel berustend, of vertwijfeld, aanschouwt met de armen zegenend gespreid.

Het triptiek, dat met de grootst mogelijke moeite is losgeweekt uit het Prado in Madrid, vormt het middelpunt in de tentoonstelling die verder wordt ingevuld door tijdgenoten en nazaten van Jheronimus Bosch. Met dezelfde directheid en vooral ook ironie wordt de menselijke conditie weergeven, zij het meestal zonder de overtuigende moraal die de Hooiwagen nog kenmerkt.

Brunswijkse Monogrammist 'Bordeelscène met ruziënde prostituees' ca. 1530 (Gemäldegalerie, Berlijn)

Brunswijkse Monogrammist ‘Bordeelscène met ruziënde prostituees’ ca. 1530 (Gemäldegalerie, Berlijn)

Bordeel met graffiti

De links en rechts uitwaaierende afdelingen voeren de bezoeker op overzichtelijke wijze door de tijd. Naast de kaartspelers van Lucas van Leyden en de wanstaltige karikaturen van Quinten Massijs, voorstellingen die het alledaagse leven maar ook de menselijke verhoudingen tot in detail weergeven, is het werk van Marinus van Reymerswaele een bijzonder hoogtepunt. Zijn schilderijen van belastingontvangers en geldwegers, gemaakt tussen 1530 en 1540, vormen een prachtige satire op de hebzucht. De vrekkige personages, getooid met exuberante, vrouwelijke hoofddeksels van eeuwen daarvoor, tellen gretig de centen, graaien in geldbuidels en bladeren met hun knokige vingers door de kasboeken.

Nog banaler zijn de bordeelscènes van de anonieme kunstenaar die aangeduid wordt als de ‘Brunswijkse Monogrammist’. Omstreeks 1530 schildert hij een tafereel van een bordeel met daarop vrijende, omhelzende en zoenende paartjes. De drank vloeit rijkelijk, terwijl op de voorgrond twee hevig vechtende hoeren te zien zijn. Opmerkelijk zijn hier de met graffiti overdekte muren waarop iedereen blijkbaar zijn zegje kon doen. Duidelijk zichtbaar is de uitgeschreven spreuk ‘Dat Dinck Doet Die Dochter Dalen’ waarbij de letter D is telkens is vervangen door de afbeelding van een grote penis.

Pieter Bruegel 'Winterlandschap met vogelknip' 1565 (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel)

Pieter Bruegel ‘Winterlandschap met vogelknip’ 1565 (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel)

Realityshow

Niets is de mens vreemd, dat geldt ook voor de condition humaine in de zestiende eeuw. Dat daarbij de meest bizarre situaties worden uitgebeeld door boeren, soldaten, kwakzalvers, prostituees en bedelaars is tekenend voor de maatschappelijke verhouding en de heersende mores. Er is geen burger of stedeling te zien op de meeste genrestukken, zij zijn uiteindelijk de welgestelde kopers van de schilderijen. Een boerenfeest boven de haard, met veel verborgen en schunnige details ingevuld, is voor de zestiende-eeuwse burgerij hetzelfde als een realityshow op de hedendaagse televisie.

Als afsluiting van deze imponerende tentoonstelling toont Pieter Bruegel de Oude zijn in 1565 geschilderde Winterlandschap met vogelknip. De tijd van pionieren in de genrekunst is voorbij en de verbeelding van de dagelijkse werkelijkheid is gemeengoed geworden. De satire en karikaturale weergaven hebben grotendeels plaatsgemaakt voor een eerder rustiek en landschappelijk tafereel waarin nog wel verwijzingen naar de menselijke deugd en ondeugd verborgen zitten. De Hollandse schilderkunst is klaar voor de Gouden Eeuw.

Werkman The Next Call
Kunst / Expo binnenland

Een andere Werkman, die een nuttige toevoeging vormt

recensie: The Next Call. H. N. Werkman en de internationale avant-garde
Werkman The Next Call

In een gebouw dat een Escher-tekening als blauwdruk gebruikt lijkt te hebben opent het verhuisde grafisch museum in Groningen (GRID) met een bescheiden, maar nuttige toevoeging aan het Werkmanjaar: een tentoongesteld overzicht van zijn pamflettenreeks.

GRID; Grafusch Museum Groningen

GRID; Grafisch Museum Groningen

Is het GRID een museum? Die vraag ligt misschien niet voor de hand, maar het is geen vreemde mijmering als je door het gebouw dwaalt. Een medewerker legt een kind uit hoe een oude grafische machine werkt en moedigt haar aan zelf een druksel te maken. Ze aarzelt, maar werkt aangemoedigd zorgvuldig met roller en inkt aan haar Snuf de Hond. Overal in het gebouw is het geluid van bezigheden, van bezoekers die aan het werk worden gezet. Hier is de geur van drukinkt niet decoratief.
Dit is een museum zonder depot, als een stoomtreinmuseum: de collectie bestaat uit machines en staat al volledig op zaal. De bezoeker mag, moet ze gebruiken zelfs. Via een roterende trap, als in een kerktoren, komt de bezoeker op de bovenste verdieping. Daar staat verticaal aan de muur: The Next Call, H. N. Werkman en de internationale avant-garde. Een bordje naast nog een trap omhoog verwijst naar het ‘Werkman atelier’ en ‘Workshop’, een plateautje hoger, van waaruit bedrijvigheid klinkt die de serene tentoonstellingsruimte eronder overstemt.

H.N. Werkman, The Next Call 2, 1923

H.N. Werkman, The Next Call 2, 1923

Groningen Berlijn Moskou Parijs

Op het roze pamflet dat op posterformaat de tentoonstelling opent, staat bovenaan: Groningen Berlijn Moskou Parijs 1923. Het lijkt bijna ironisch, hoe Werkman Groningen tussen de andere steden zet. Na de poster komt de bezoeker bij een lange vitrinekast terecht die de hoofdmoot van de tentoonstelling vormt: de hele negentallige reeks van Werkmans ‘pamfletachtige geschrift’ The Next Call ligt er uitgestald.
Een minpuntje aan deze tentoonstelling zou kunnen zijn dat er veel minder ‘levensmateriaal’ beschikbaar was. Tenslotte – als de grote overzichtstentoonstelling in het Groninger Museum het materiaal gebruikte van de Stichting H N Werkman, wat was er dan nog over en wat valt er dus verder nog te vertellen? De oplossing lijkt te zijn geweest een aanvulling te geven vanuit de eigen expertise- de praktische kennis van het drukken, in combinatie met het nemen van ruimte voor het op een rijtje leggen van de negen pamfletten die Werkman destijds heeft uitgegeven. Ze worden in de bijbehorende vitrineteksten minutieus met elkaar vergeleken. Hier worden niet de vragen gesteld wie Werkman was en wat hij wilde, maar wordt vooral gewoon gekeken naar het werk. Het wordt met elkaar vergeleken en zo uitgelegd, naar aanleiding van vragen als: Hoe deed hij dat, hoe drukte hij het, wanneer, waarop, met welke techniek?

H.N. Werkman, The Next Call 9, 1926

H.N. Werkman, The Next Call 9, 1926

Gelatenheid en verslagenheid

De pamflettenreeks leverde Werkman niet de internationale erkenning die hij had gehoopt, maar Hendrik Werkman is een man die in Groningen gelukkig al wordt geëerd om het Proberen. Deze tentoonstelling, met zijn open inzage in de poging tot een internationale doorbraak, draagt daar wel degelijk een steentje aan bij. Er is geluid, video, vitrines, maar vooral geur. Gelatenheid en verslagenheid is wat in de teksten van The Next Call naar voren komt, en zo kan de toon van de tentoonstelling ook samengevat worden. Die gelaten stem, die vanuit de pamfletten uit Werkman zelf lijkt te komen, is interessant, want heel anders dan de glamoureuze toon die uit de tentoonstelling in het Groninger Museum naar voren komt. Kijk en vergelijk, is dus een idee: het Groninger Museum vertelt over het leven van Werkman, het Grafisch Museum laat ons stap voor stap zien wat hij misschien zelf wilde vertellen.

Kunst
special: Verrassende hedendaagse kunst op Java

Zomerspecial: Java – Indonesië

Een maand lang vertoefde ik op het dichtstbevolkte eiland ter wereld en het politieke, economische en culturele brandpunt van de Indonesische archipel: Java. Zonder veel onderzoek vooraf liet ik me meevoeren in de levendige bedrijvigheid en ontdekte ik een interessante mix van traditie en actualiteit. Het dynamische hedendaagse kunstcircuit bleek uiterst fascinerend en heeft mijn blik op Indonesië voorgoed veranderd.

Java is een smeltkroes van culturen, etniciteiten en religies, en een eiland vol tegenstellingen. Midden tussen majesteitelijke vulkanen liggen uit hun voegen barstende miljoenensteden die de bevolking dwingen om mondkapjes te dragen tegen de luchtvervuiling. De Islam bepaalt het dagelijks leven van de meesten, maar het wezen van de Javanen is nog altijd doordrongen van Hindoeïstische gebruiken en oeroude lokale riten. Deze aanwezigheid van traditie in de samenleving lijkt in eerste instantie nog altijd het zwaartepunt in de culturele expressie te vormen. Wie Java zegt, denkt aan eeuwenoude kunsttradities als de gamelan-muziek, voorstellingen met wayangpoppen en batik-schilderingen. Dat het eiland veel meer te bieden heeft dan deze archaïsche kunstvormen en tevens een broeinest is van hedendaagse kunst en design ontgaat veel toeristen jammergenoeg. Hoog tijd dus dat de actuele Indonesische kunst onder de aandacht gebracht wordt.

Top 5 bezienswaardigheden op Java

  1. Galeries en tentoonstellingsruimtes in Yogyakarta.
  2. Selasar Sunaryo Art Space, Bandung.
  3. Lawang Wangi Creative Space, Bandung.
  4. Faculty of Art and Design, Institut Teknologi Bandung.
  5. Borobudur, ’s werelds grootste Boeddhistische tempel uit de 9e eeuw.

Als culturele hoofdstad van Indonesië mag het niet verbazen dat Yogyakarta barst van de galeries en tentoonstellingsruimtes. Toch staat Yogya nog voornamelijk bekend om de traditionele kunsten en komen de meeste bezoekers voor de batiks. Gelukkig is er een groeiende belangstelling voor de hedendaagse kunst en is er sinds een aantal jaar de Yogygakarta Contemporary Art Map – onder andere verkrijgbaar bij restaurant en guesthouse Viavia – waarmee je je eigen galerie-tocht kunt samenstellen. De ideale manier om jezelf onder te dompelen in het uitgebreide kunstaanbod is door per fiets tussen de interessante en soms goed verstopte locaties te pendelen. Veel tentoonstellingsruimten zijn tevens werkplaats, café, winkel of ontmoetingsplek en bieden een diverse selectie van beeldende kunst, fotografie en design. Deze interdisciplinaire aanpak is kenmerkend voor Yogyakarta, omdat er weinig financiële steun van de overheid beschikbaar is. Kunstenaars – die vaak ook curator zijn en vice versa – zijn zo gedwongen samen te werken en hun eigen mogelijkheden te creëren.

Kedai Kebun

Foto: Marie Stel – Kedai Kebun

Langgeng Art Foundation is zo’n plek waar kunst wordt getoond, besproken en geproduceerd. In een groot gebouw met twee verdiepingen en een binnentuin is actuele kunst uit Indonesië naast kunst uit andere delen van de wereld te zien. Zo wordt de bezoeker gedwongen om kritisch na te denken over de positie van Indonesisische kunstenaars in de internationale hedendaagse kunstwereld. Een andere bekende tentoonstellingsruimte is Cemeti Art House, dat in 1988 door de Nederlandse curator en kunstenares Mella Jaarsma werd opgericht. Met eenzelfde soort insteek als Langgeng, is er kunst van zowel lokale als internationale kunstenaars te zien. Door zich ook op documentatie en educatie te richten wil Jaarsma met Cemeti een bijdrage leveren aan het hedendaagse kunstdiscours.

De perfecte plek om te eindigen na een dagvullende artistieke tour is galerie/restaurant/boekenwinkel Kedai Kebun Forum, dat al twee decennia de populairste kunstenaars-hotspot van Yogya is. Hier kun je je laven aan afwisselende presentaties of getuige zijn van een perfomance. Het balkon biedt de gelegenheid om bij te komen van alle indrukken en in het restaurant kan uitgebreid gedineerd worden. Naast de genoemde tentoonstellingsruimtes, zijn er tal van andere plekken in Yogya die de moeite van het bezoeken waard zijn, zoals bijvoorbeeld Sangkring Art Space, Grafis Minggiran Printmaking en Kebun Bibi. Al met al is Yogyakarta een bruisende stad waarin je met een beetje moeite gegarandeerd een bijzondere ontmoeting hebt met de hedendaagse Indonesische kunstwereld.