Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

Een zakelijke opsomming van gebeurtenissen

recensie: Arjan Visser - Hotel Linda

Arjan Visser vertelt in Hotel Linda het levensverhaal van de hoogbejaarde Jonah Jacobson. Het is een levensverhaal dat door de afstandelijke manier van vertellen niet beroert, maar de lezer onverschillig laat.

Jonah Jacobson keert na vijfenzestig jaar terug naar Amsterdam om op zoek te gaan naar Linda, de vrouw die hem tijdens de oorlog hielp vluchten. Op het moment echter dat hij voet zet in Amsterdam, belandt hij in een draaikolk van herinneringen en waanbeelden. Jacobson herbeleeft zijn jeugd in een stad waar hij inmiddels van vervreemd is geraakt.

Een oplosbare puzzel
De lezer wordt meegenomen in Jacobsons herinneringen. Herinneringen aan zijn jeugd, zijn leven als jood in Amsterdam tijdens de oorlog, zijn vlucht naar Brazilië en het leven dat hij opbouwde in Brazilië lopen kriskras door elkaar. Het zijn puzzelstukjes waarmee de lezer uiteindelijk in staat is het levensverhaal van Jacobson te construeren.

Het is bovendien voor de lezer niet moeilijk om Jacobsons waanbeelden van echte herinneringen te onderscheiden. En dat is raar, want de lezer leest het verhaal door de ogen van een hoogbejaarde, zeer verwarde man. Het lijkt er dan ook op dat het idee om een oude man verstrikt te laten raken in een web van herinneringen en waanbeelden slechts een middel is om het levensverhaal van een slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog te vertellen. Dit hoeft natuurlijk niet af te doen aan de kwaliteit van de roman, maar in het geval van Hotel Linda wordt de middelmaat helaas niet ontstegen.

Gebrek aan reflectie
Het grote mankement van de roman is dat de personages, inclusief Jacobson, heel vlak blijven en geen enkele ontwikkeling doormaken. Jacobson verhoudt zich op geen enkele manier tot wat hem overkomt als hij eenmaal in Amsterdam is of tot de gebeurtenissen van vroeger. Iedere emotie of reflectie ontbreekt. Een voorbeeld daarvan is Jacobson die zich inbeeldt dat hij een gesprek heeft met Delmonte, de man die Linda neerschoot en die een prominente rol heeft gespeeld in het leven van Jacobson. Aan het einde van het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat dit een waanbeeld was: ‘De man die te lang te dichtbij is geweest, komt eindelijk overeind. Het is Delmonte niet.’

Je zou verwachten dat dergelijke gebeurtenissen indruk zouden maken op Jacobson, zeker omdat zijn vroegere leven weer heel dichtbij komt als hij eenmaal terug is in Amsterdam. Er wordt echter overgegaan tot de orde van de dag en er wordt met geen woord meer gerept over deze gebeurtenis. Zo gaat het met iedere herinnering en ieder waanbeeld. Dit zorgt ervoor dat het boek niet meer is dan een zakelijke, niet-chronologische vertelling van gebeurtenissen.

Overschot aan afstand
Doordat Jacobson niet reflecteert op zijn verleden, maar hij wel de verteller is van dat verleden, krijgt de roman een vlak en afstandelijk karakter. En dat kan toch niet de bedoeling geweest zijn van Arjan Visser. Het feit dat Jacobson op zoek gaat naar Linda en het feit dat zijn terugkeer hem zo verwart, maakt immers al duidelijk dat Jacobson niet onverschillig is ten aanzien van zijn verleden.

Het vlakke en afstandelijke karakter van de roman zorgt ervoor dat de lezer zich niet kan verhouden tot het vertelde. Het verhaal laat de lezer onverschillig. Hotel Linda had een intrigerend verhaal kunnen zijn waarbij zowel hoofdpersonage als lezer verstrikt raakt in een web van herinneringen. Het had ook een indringend verhaal kunnen zijn over de invloed van de Tweede Wereldoorlog. Het is echter een afstandelijke vertelling geworden die geen sporen nalaat.

Boeken / Fictie

Een zakelijke opsomming van gebeurtenissen

recensie: Arjan Visser - Hotel Linda

Arjan Visser vertelt in Hotel Linda het levensverhaal van de hoogbejaarde Jonah Jacobson. Het is een levensverhaal dat door de afstandelijke manier van vertellen niet beroert, maar de lezer onverschillig laat.

Jonah Jacobson keert na vijfenzestig jaar terug naar Amsterdam om op zoek te gaan naar Linda, de vrouw die hem tijdens de oorlog hielp vluchten. Op het moment echter dat hij voet zet in Amsterdam, belandt hij in een draaikolk van herinneringen en waanbeelden. Jacobson herbeleeft zijn jeugd in een stad waar hij inmiddels van vervreemd is geraakt.

Een oplosbare puzzel
De lezer wordt meegenomen in Jacobsons herinneringen. Herinneringen aan zijn jeugd, zijn leven als jood in Amsterdam tijdens de oorlog, zijn vlucht naar Brazilië en het leven dat hij opbouwde in Brazilië lopen kriskras door elkaar. Het zijn puzzelstukjes waarmee de lezer uiteindelijk in staat is het levensverhaal van Jacobson te construeren.

Het is bovendien voor de lezer niet moeilijk om Jacobsons waanbeelden van echte herinneringen te onderscheiden. En dat is raar, want de lezer leest het verhaal door de ogen van een hoogbejaarde, zeer verwarde man. Het lijkt er dan ook op dat het idee om een oude man verstrikt te laten raken in een web van herinneringen en waanbeelden slechts een middel is om het levensverhaal van een slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog te vertellen. Dit hoeft natuurlijk niet af te doen aan de kwaliteit van de roman, maar in het geval van Hotel Linda wordt de middelmaat helaas niet ontstegen.

Gebrek aan reflectie
Het grote mankement van de roman is dat de personages, inclusief Jacobson, heel vlak blijven en geen enkele ontwikkeling doormaken. Jacobson verhoudt zich op geen enkele manier tot wat hem overkomt als hij eenmaal in Amsterdam is of tot de gebeurtenissen van vroeger. Iedere emotie of reflectie ontbreekt. Een voorbeeld daarvan is Jacobson die zich inbeeldt dat hij een gesprek heeft met Delmonte, de man die Linda neerschoot en die een prominente rol heeft gespeeld in het leven van Jacobson. Aan het einde van het gesprek wordt duidelijk gemaakt dat dit een waanbeeld was: ‘De man die te lang te dichtbij is geweest, komt eindelijk overeind. Het is Delmonte niet.’

Je zou verwachten dat dergelijke gebeurtenissen indruk zouden maken op Jacobson, zeker omdat zijn vroegere leven weer heel dichtbij komt als hij eenmaal terug is in Amsterdam. Er wordt echter overgegaan tot de orde van de dag en er wordt met geen woord meer gerept over deze gebeurtenis. Zo gaat het met iedere herinnering en ieder waanbeeld. Dit zorgt ervoor dat het boek niet meer is dan een zakelijke, niet-chronologische vertelling van gebeurtenissen.

Overschot aan afstand
Doordat Jacobson niet reflecteert op zijn verleden, maar hij wel de verteller is van dat verleden, krijgt de roman een vlak en afstandelijk karakter. En dat kan toch niet de bedoeling geweest zijn van Arjan Visser. Het feit dat Jacobson op zoek gaat naar Linda en het feit dat zijn terugkeer hem zo verwart, maakt immers al duidelijk dat Jacobson niet onverschillig is ten aanzien van zijn verleden.

Het vlakke en afstandelijke karakter van de roman zorgt ervoor dat de lezer zich niet kan verhouden tot het vertelde. Het verhaal laat de lezer onverschillig. Hotel Linda had een intrigerend verhaal kunnen zijn waarbij zowel hoofdpersonage als lezer verstrikt raakt in een web van herinneringen. Het had ook een indringend verhaal kunnen zijn over de invloed van de Tweede Wereldoorlog. Het is echter een afstandelijke vertelling geworden die geen sporen nalaat.

Film / Films

Schipperen tussen liefde en onmacht

recensie: Amour

Het was een idee van hoofdrolspeler Jean-Louis Trintignant om Haneke’s nieuwe film Amour te noemen. Want ondanks dat de film doorspekt is met de dood, is er ook opvallend veel liefde. Een liefde die danig op de proef wordt gesteld, dat wel.

~

Haneke windt er geen doekjes om. Het openingsshot van Amour begint bij het einde en toont hoe een dode vrouw moederziel alleen gevonden wordt in een hermetisch afgesloten huis. Dan schakelt hij terug in de tijd. De camera rust op een concertzaal, waar een bejaard echtpaar deel uitmaakt van het publiek. Een echtpaar voor wie muziek een wezenlijk onderdeel vormt van hun zijn, zo blijkt later, want de twee zijn gepensioneerde musici.

Het lijkt zo’n mooie invulling van hun oude dagen. Geen zorgen om geld, hun vrije tijd doorbrengend met hun grootste passie: muziek. Maar Amour is een Hanekefilm, waarin geluk en onbezorgdheid niet vanzelfsprekend zijn en aan een zijden draadje hangen. Het leven is bewerkelijk en onvoorspelbaar en kan zomaar, ineens, een andere wending krijgen.

In Caché (2005) wordt een man plots achtervolgd door zijn verleden. In Das Weisse Band (2009) veranderen onderlinge relaties in een gemeenschap na vreemde gebeurtenissen. Amour toont hoe het leven van twee geliefden na een beroerte op ingrijpende wijze anders wordt.

Onbeantwoorde vragen


Met het gelukkige, onbezorgde ouder worden rekent Haneke snel af. Wanneer Georges en Anne de dag na het concertbezoek aan de keukentafel zitten, lijkt Anne ineens heel ver weg. Terwijl haar blik ergens in het oneindige zweeft, wordt Georges door paniek bevangen. Er is iets wezenlijk mis, zoveel moge duidelijk zijn. Die paniek valt in zijn ogen te lezen. Maar ook de liefde. Als kijker voel je het: Georges laat Anne niet alleen. Ze gaan dit samen doorstaan.

~

Wanneer Georges het besluit neemt de zorg voor Anne op zich te nemen, begint de beproeving. En beginnen de vragen. In de eerste plaats bij het gezin: zo vraagt dochter Eva (een rol van Isabelle Huppert) zich af of het wel de juiste beslissing is om haar moeder thuis te verzorgen. Een vraag die zich ook opdringt aan de kijker. Hoe verantwoord is het? En hoe lang houd je een leven in stand, als iemand niet meer wil? Haneke geeft geen antwoorden op die vragen. Hij registreert slechts, waarbij het steeds weer draait om Georges en Anne. Om hun liefde voor elkaar en keuzes die vanuit die liefde gemaakt worden.

Lijden naast liefhebben


Dat registreren gebeurt dicht op de huid, binnen de muren van hun Parijse appartement. De camera legt vast hoe de aftakeling en dood steeds dichterbij komen. Haneke is niet terughoudend in het tonen van Annes lijdensweg. Hoe ze steeds meer de grip op zichzelf kwijtraakt. Haar bed onderpist. Alleen maar ‘mal‘ roept en onverstaanbare monologen uitkraamt.

Maar het is niet alleen Annes lijdensweg die zichtbaar is. Op subtiele wijze laat Haneke zien wat sterven met een mens doet. Hoe een huis, dat zich eens vulde met muziek en gezelschap, verwordt tot een plek van aftakeling. Op het nachtkastje verschijnen steeds meer medicijnen, de telefoon wordt niet meer opgenomen, bezoek wordt geweerd. Wanneer Eva in een gesprek met haar vader haar zorgen uit, laat Georges op ferme wijze weten dat dit hun bestaan is. Hun wereld. Een wereld van sterven, van afscheid van elkaar nemen.

~

Amour wordt gedragen door oudgedienden Jean-Louis Trintignant (Il Confirmista) en Emmanuelle Riva (Hiroshima Mon Amour). En wat een prestatie zetten beiden neer. De lijdensweg die zowel Anne als Georges ondergaan wordt op pijnlijke wijze invoelbaar gemaakt. Soms symbolisch, zoals in een verstikkende nachtmerrie van Georges. Die overigens wat overbodig is, want de interactie tussen het echtpaar zegt alles. Interacties waarin emoties als woede, onbegrip, eenzaamheid, wanhoop en liefde samengaan. ‘Soms ben je een monster’ zegt Anne, wanneer Georges haar vraagt wat haar beeld van hem is. Een bewering die de kijker pas later zal begrijpen, of misschien ook niet. De keuzes die in Amour gemaakt worden, zijn namelijk niet aan te duiden als ‘goed’ of ‘slecht’, als ‘echt’ of ‘schijn’. Ze zijn gemaakt vanuit liefde, waarmee Haneke vooral een humane film heeft gemaakt. Een die ervaren moet worden en tot nadenken stemt.

Muziek / Concert

Een mooie mix van pop en swingjazz

recensie: Joe Jackson & The Bigger Band, met Regina Carter

.

In een uitverkocht Vredenburg, Leidsche Rijn laat Joe Jackson twee werelden samenkomen van pop (zijn eigen hits) en swingjazz van Edward ‘Duke’ Ellington als uitgevoerd op zijn laatste CD The Duke. Het “voorprogramma” was ook muziek van Duke Ellington in diverse uitvoeringen. Jackson had er zin in en maakte nog excuus voor de laatste keer in Utrecht toen hij ziek was. Nu was hij goed bij stem.

~

De prachtige arrangementen maken dat de beide genres prima in elkaar overgaan met behoud van ieders eigen karakter. Het blijft pop en jazz. Waar de nummers van Ellington op de CD soms wat stijfjes overkomen, valt vanavond op dat de band uitbundig swingt en afwisselend prima soli laat horen. Trad Jackson de laatste jaren vooral met kleine bezetting op, vanavond is er een Bigger Band die naast de jazzvioliste Regina Carter bestaat uit oudgediende Sue Hadjopoulos percussie, Allison Cornell toetsen/viool/banjo/zang, Jesse Murphy bas/zang/tuba, Adam Rogers gitaar en Nate Smith drums.

Swing

Muziek / Concert

De cowboy vliegt nog

recensie: Steve Miller Band

.

Steve Miller staat aan de vooravond van zijn zeventigste verjaardag. Aan zijn stem is dat allerminst te horen. Met een vijftal begeleiders levert hij schijnbaar onvermoeibaar een twee uur durende show af. Slechts voor een pauze van een paar minuten scheidt hij zich van het publiek, om vervolgens terug te keren voor de toegiften. Miller legt in zijn set het zwaartepunt bij zijn albums The Joker en Fly Like An Eagle. Bijna ieder nummer van dat laatste album passeert de revue. Natuurlijk speelt hij ook zijn hits, zoals ‘Abracadabra’ en ‘Jet Airliner’.

Bevlogen

~

Met achtentwintig albums op je naam is het natuurlijk moeilijk om aan alle platen evenveel aandacht te geven. De keuze om het zwaartepunt bij het einde van de eerste tien jaar van zijn carrière te leggen is een logische, omdat daar ook het commercieel succes heerste. En hoewel de twee laatste albums van Miller, Bingo en Let Your Hair Down, van hoge kwaliteit zijn, moeten deze het vanavond doen met een enkel nummertje. Het is wel het moment waarop zanger Sonny Charles het initiatief voor de leadvocalen neemt en zich ontpopt als een echte entertainer.

Met de drie ijzersterke nummers ‘Fly Like An Eagle’, ‘Jet Airliner’ en ‘Rock’n Me’ werkt de band toe naar de climax. In de toegiften vormen ‘Space Cowboy’ en ‘The Joker’ de afsluiters. Met het laatste nummer maakt Miller de cirkel rond: Bij aanvang werd het podium verborgen achter een levensgroot doek met de beeltenis van een kruising tussen de Space Cowboy en een joker. Wat is er mooier om het begin zo aan de afsluiter te koppelen?

Steve Miller Band laat een voldaan publiek achter dat gekregen heeft wat het wilde en verwachtte. En zelfs dat kleine beetje meer zodat nu duidelijk is dat de cowboy nog steeds kan vliegen.

8WEEKLY MediaPlayer
Boeken / Fictie

Een personage uit een film die je nooit hebt gezien

recensie: Ben Lerner (vert. Ronald Vlek) - Vertrek van Station Atocha

Lyrische aanprijzingen van Jonathan Franzen, Paul Auster en James Wood; er zijn debuten die het met minder moeten doen. Het moeten voornamelijk de intrigerende bespiegelingen over taal en teken zijn geweest die hen aanspraken in Ben Lerners Vertrek van Station Atocha.

Adam Gordon is een dwangmatige leugenaar, een bedrieger en bovenal: een poseur. Hij heeft specifieke gelaatsuitdrukkingen paraat die passen bij bepaalde gelegenheden, zoals voor feestjes waar je niet de knapste bent (ogen wijd open, mondhoeken een weinig naar boven gekruld). De Amerikaan Gordon bevindt zich in Madrid ten tijde van de aanslag op station Atocha. Een halfjaar zal hij in Madrid verblijven, onderwijl een onderzoeksbeurs verbrassend in de beneveling van drank, drugs en genante leugens over dode moeders en fascistische vaders. Gordon, die door het leven gaat als dichter, fabuleert er op los tegen Jan en alleman, alsof er geen werkelijkheid bestaat die hem werkelijk deren kan. Hij is een snob bovendien, die vol verachting zijn rondreizende landgenoten gadeslaat, omdat hij iedere poging tot toenadering bij voorbaat als mislukt catalogiseert.

De werkelijkheid betekenen


Vertrek van Station Atocha is echter meer dan een klassiek ‘jongvolwassene neemt de laatste hordes op weg naar volwassenheid’-verhaal. Lerner thematiseert ook een van de problemen die zo oud zijn als de taal zelf: de onoverbrugbare afstand tussen betekenaar en betekende, tussen signifié en signifiant – hij kent zijn De Saussure, kortom. Het zijn boeiende scènes, de innerlijke monologen waarin Adam de onmacht van de taal om de werkelijkheid adequaat te kunnen weergeven, tracht te vatten. Zo wordt niet alleen ieder gedicht een gegarandeerde flop (de betekenis van een gedicht is er niet, betoogt hij keer op keer tegen mensen die zijn poëzie trachten te verklaren), maar is iedere vorm van taalbeheersing schijn.

Taal is in de handen van Lerner een werktuig dat niet berekend is op zijn taak. Niet voor niets wordt voortdurend nadruk gelegd op Adams gebrekkige beheersing van het Spaans. Er is maar één persoon die Adams Spaans ondermaats acht: Adam. En zo wordt zijn verblijf in Madrid veel meer dan een in alcohol en drugs gedrenkt gap year. Het is een onderzoek naar de poëtische tegenstelling, een zoektocht naar uitdrukkingsvormen voor dat wat niet uitgedrukt kan worden. De paradox komt tot uiting in Adams nieuwe, hippe vriendenschaar: zijn beperkte woordenschat in het Spaans zorgt ervoor dat zijn nieuwe vrienden vermoeden dat ze met een genie te maken hebben. Met andere woorden (!): hoe minder hij zegt, hoe dichter de waarheid benaderd lijkt te worden.

Pretenderen
Terwijl Adam steeds verder verwikkeld raakt in een wonderlijke driehoeksverhouding die ergens doet denken aan een omkering van de relaties in Woody Allens Vicky Cristina Barcelona, plaatst hij zichzelf meer en meer buiten de gebeurtenissen van zijn eigen leven. Zijn voortdurende zelfbewustzijn plaatst hem in een vreemd metaperspectief: als een helikopter zweeft hij boven de gebeurtenissen in zijn eigen leven. Ook op dat zelfbewustzijn reflecteert hij weer, als een ziende die voortdurend nadenkt over het feit dat hij kan zien. Het doet denken aan een fragment uit Stephen Fry’s roman Making history: ‘Ik zie mezelf een sinaasappel eten. Kijk eens hoe ik een sinaasappel eet. Kijk eens hoe ik naar mezelf kijk hoe ik een sinaasappel eet.’ En zo wordt iedere ervaring niet meer dan een fletse afspiegeling van die ervaring.

Op een bepaald moment vraagt iemand Adam wanneer hij eindelijk eens ophoudt met pretenderen dat hij alleen maar pretendeert een dichter te zijn. Het antwoord laat zich raden: vermoedelijk nooit. Adam heeft zich voor een onmogelijke opgave gesteld, maar de onmogelijkheid mag nooit een excuus zijn om de opdracht niet te aanvaarden. Of, zoals Lerner zelf in een interview uitlegde, wanneer McMurphy in One flew over the Cuckoo’s Nest een reusachtig apparaat probeert op te tillen, slaagt hij misschien niet, maar het is juist de mislukking die het vrijheidsgevoel in zijn medepatiënten wakker kust.

Interessant
Waar Adam er deels in slaagt een antwoorden te vinden op de vragen waar hij zich voor gesteld heeft, ontbreekt het Lerner juist aan de oplossing voor het vraagstuk hoe ervaringen zo werkelijk mogelijk te beschrijven. Het theoretiseren van ervaringsbeschrijvingen in Vertrek van Station Atocha wordt bovengeschikt gemaakt aan de ervaring zelf, met als gevolg dat Adam Gordon en zijn lotgevallen een boek lang op een te veilige afstand blijven. Het meest treffende adjectief voor Lerners debuut is ‘interessant’, en dat zegt eigenlijk alles.

Kunst / Expo binnenland

Rijkdom aan uitingskracht

recensie: Jane Fulton Alt, Catherine Nelson, Michael Najjar e.a. - Noorderlicht - Terra Cognita

Terra Cognita is een rijke, diverse tentoonstelling van natuurfotografie in de breedste zin van het woord. In hoofdstukken wordt een vloedgolf aan beelden getoond, die enthousiasmeren, confronteren, inspireren en romantiseren.

Voor de negentiende keer organiseert Noorderlicht een internationale fotomanifestatie. Terra Cognita beschouwt de relatie tussen de natuur en de mens. Het werk van 115 fotografen uit 36 landen werd geselecteerd uit duizenden inzendingen en tentoongesteld op drie locaties in Friesland. Op de hoofdlocatie, Museum Belvédère in Heerenveen-Oranjewoud, wordt het werk van gevestigde fotografen afgewisseld met jonge nieuwkomers. Dit levert een mix op van kunstfotografie, conceptuele beelden, landschapsfotografie, computergeanimeerde werken en documentaires.

Diversiteit aan thema’s
Het mooie van Terra Cognita is dat het niet oordeelt over fotografie als medium: de tentoonstelling omhelst analoge fotografie maar ook digitale hoogstandjes. Elke deelnemer heeft een andere insteek, visie en boodschap, maar er is duidelijk een lijn te trekken tussen de beelden. Iedere fotograaf omarmt namelijk zijn of haar ervaring met de natuur. Liefdevol, angstig, overweldigend, intiem, verlangend en realistisch zijn hierbij een aantal sleutelwoorden. De manifestatie is opgedeeld in zes hoofdstukken, waarvan vier in Museum Belvédère te zien zijn. De hoofdstukken boren vervolgens verschillende thema’s aan binnen het overkoepelende onderwerp.

Foto: Jane Fulton Alt

Foto: Jane Fulton Alt

Het begint buiten met The Enchanted Forest. Met blanke houten latten is een ingewikkelde, chaotische stellage gemaakt. In weer en wind hangen de polystyrene foto’s hier in volle glorie op het waterrijke platteland, met het bos van Oranjewoud op loopafstand. Dit hoofdstuk toont ons de harde maar prachtige waarheid van de natuur, waarbij de mens misschien aanwezig is maar geen hoofdrol is toebedeeld. Zo fotografeert Jane Fulton Alt gecontroleerde bosbranden. De verwoestende vuren zijn echter vriendelijk door de kunstenares neergezet, omdat ze ook verschonen en vernieuwen. Tessa Veder plaatst geschilderde natuur in haar landschapsportretten, waarbij de overgang ingenieus is uitgevoerd. Het is bijna niet te zien waar schilderkunst ophoudt en fotografie begint.

Sereniteit en manipulatie
Safe Haven, het tweede hoofdstuk, exposeert juist het tegenovergestelde van The Enchanted Forest. Het doel is hier de rustiek en harmonie van de natuur, en de beleving van de mens van deze sereniteit, over te brengen. Britta Isenrath toont een idyllisch wit zandstrand met een verhaal, waarbij het verhaal nauwelijks duidelijk wordt totdat je het bijschrift leest. Op het strand wordt namelijk aangespoelde olie opgeruimd om de pure schoonheid terug te halen. Mathieu Rytz portretteert met diepe zwart-wit foto’s de schitterende eerlijkheid van inheemse volken in Zuid-Amerika, die leven als onderdeel van Moeder Aarde in plaats van de natuur te bestrijden met asfalt en grasmaaiers.

Foto: Michael Najjar

Foto: Michael Najjar

Inspiration, hoofdstuk drie, is gewijd aan fotografen die de natuur manipuleren om hun ideeën te verbeelden. Scarlett Hooft Graafland maakt een surrealistisch portret van Bolivia door in te grijpen in het landschap. Yasser Aggour laat je huid tintelen door de overtuigende pijn die hij toont op zijn foto’s van jagers met hun prooi, waarbij hij de jagers heeft weggepoetst. Michael Najjar exposeert angstaanjagende, grillige bergtoppen die symbool staan voor de financiële markt. Kleine mensen op deze foto’s hadden de beelden magistraal kunnen maken door zo de verhoudingen duidelijker in kaart te brengen. Desondanks weet de fotograaf de duistere grootsheid van de bergen te treffen, zonder overweldigend te worden.

Verborgen natuur

Foto: Catherine Fulton

Foto: Catherine Fulton

Het vierde hoofdstuk, Into the Unknown, is wederom een buitenexpositie, ditmaal langs het water en het pad richting het bos. Water is in het geval van Edi Szekely bevorderend voor de foto’s. Door de schittering van de regendruppels in de zon lijkt het alsof de wateroppervlakken op de beelden verfraaid zijn met glitters, wat een prachtig, sprookjesachtig effect creëert. Dit is echter niet het doel van dit hoofdstuk, dat juist de verborgen natuur wil tentoonstellen. Futuristische beelden worden afgewisseld met microscopische fotografie. Zo maakt Catherine Nelson een serie beelden met digitale effecten uit de filmindustrie, waarmee ze compleet nieuwe werelden schept uit duizenden foto’s van een plek.

Met de snelle en angstaanjagende veranderingen in de natuur en het klimaat kan deze tentoonstelling haast niet actueler. Maar nog belangrijker, deze tentoonstelling is tijdloos om de existentiële, onuitputtelijke vraag die wordt beantwoord door de honderden fotografen. Allemaal op hun eigen, unieke manier. Dit maakt Terra Cognita een bijzondere en bezielende ervaring.

Muziek / Album

Een muzikaal fotoboek

recensie: Benjamin Gibbard - Former Lives

Former Lives, zo luidt de titel van het eerste solo-album van Benjamin Gibbard, voorman van de Amerikaanse indieband Death Cab for Cutie. Een aangename verzameling liedjes die door de jaren heen in het aantekeningenboekje zijn achtergebleven.

De restanten van vijftien jaar Death Cab for Cutie zijn, naast zeven studioalbums, een verzameling verdwaalde ideeën in notitieboekjes en nooit uitgebrachte liedjes. Liedjes die, in Gibbards woorden uitgedrukt, ‘never quite fit into the whole.

Zo beschouwd doet de plaat dienst als muzikaal fotoboek. Onder de titel – vrij vertaald: vorige levens – wijst Gibbard erop dat de liedjes momentopnamen zijn van het voorbije leven dat ooit het zijne was. ‘These songs span eight years, three relationships, living in two different places, drinking then not drinking. They’re a side story, not a new chapter.’

Geloofwaardige pop-rock
Met een Iphone opgenomen is ‘Shepherd’s Bush Lullaby’ de opener van Former Lives, een vijftig seconden durende a cappella. Een niet echt imponerende aanhef, de luisteraar zal snel overgaan naar ‘Dream Song’ en ‘Teardrop Windows’. Deze nummers zijn door Gibbard, die veel instrumenten zelf heeft ingespeeld, minder opgesmukt dan hij en zijn vrienden doen bij Death Cab. Ze klinken lichtvoetiger, de melodietjes zijn niet verbijsterend maar desalniettemin treffend.

~

Van de geloofwaardige pop-rocksfeer aan het begin van de plaat wordt dan de intimiteit opgezocht. Op ‘Bigger Than Love’ gaat Gibbard een duet aan met Aimee Mann. Een vertederend liefdesliedje gebaseerd op de briefwisseling van schrijver F. Scott Fitzgerald (bekend van The Great Gatsby) en zijn verloofde Zelda Sayre. Net zo charmant klinkt ‘Lily’, een ongekunsteld stukje waar Gibbard zichzelf begeleidt op gitaar. Beminnend zingt Gibbard: ‘Lily’s the Pacific Ocean / And I’m standing at her shores / Lily she is never-ending / There’s so much left in store.’ Bij liefdesliedjes komt al gauw sentimentaliteit om de hoek kijken, ondanks een zeker zwijmelgehalte in de tekst heeft ‘Lily’ weinig pathetischs of weemoedigs in zich. Het nummer is aantrekkelijk in z’n eenvoud en wekt nieuwsgierigheid naar deze maîtresse. Wat voor een genoeglijke dame zou deze Lily eigenlijk zijn?

Coherentie
Het gevaar dat op de loer zou kunnen liggen bij albums waarbij de liedjes als restanten op een hoop zijn gegooid is een gebrek aan coherentie, maar de variëteit die Gibbard op Former Lives presenteert is geenszins storend. ‘Something’s Rattling (Cowpoke)’, is een vlot mariachi-nummer, ‘I’m Building A Fire’ een prima singer-songwriterplaatje terwijl het op ‘Lady Adelaide’ weer de intieme kant op gaat.

Voor liedjes die niet binnen het repertoire van Death Cab for Cutie passen is het Gibbard vrij aardig gelukt een eigen draai aan het materiaal te geven met een charmante collectie luisterliedjes als resultaat. Hoewel niet alle delen even opwindend zijn, laat Benjamin Gibbard zien dat een plaat vol b-kantjes nog niet aan kwaliteit hoeft in te boeten.

8WEEKLY MediaPlayer

http://www.youtube.com/watch?v=BgNUNoZncnM

Boeken / Fictie

Magdalena als wiskundeprofessor en telefoonseksesthetica

recensie: Tomas Lieske - Haar nijlpaard optillen

.

Wat er precies over geesten gezegd wordt, of welk poëtisch belang dat plassengebied dient, blijft helaas onduidelijk. Bovendien lijkt het toch niet helemaal te gaan over Maria Magdalena, maar over professor Magdalena: een wiskundige in Endegeest die met doctor Shakespeare theoretiseert over raadsels en vertrouwenskwesties: ‘Laten wij in onze gekte / elkaar niet wijzer maken: mijn geloof / wil slechts het uwe raken.’

Geen geesten
De poëzie van Tomas Lieske onderscheidt zich duidelijk van veel hedendaagse poëzie, waarin de ‘boodschap’ direct duidelijk is. Pas na langdurig herlezen van bijvoorbeeld ‘Dromen. Getallen’, begint langzaam te dagen waar het om gaat. Het lijkt er op dat het hele gedicht ‘slechts’ een antwoord vormt op de vraag uit de eerste strofe: ‘Is er een plaats denkbaar … waar dromen … verdergaan?’ Ook het ingewikkeld ogende ‘Springen vanaf de Eiffeltoren’ lijkt juist het meest voor de hand liggende te beschrijven: mensen die van de Eiffeltoren af springen.

De taal van Lieske is mooi op een on-Hollandse (en on-Vlaamse, immers niet schone) manier. De strofen zijn vol en gewichtig (‘vlak voor dat apocriefe / transatlantische deel van de nacht, zoemt / de gaasvlieg’), de zinnen lang uitgestrekt en opgedeeld in regels. De uitbundige vorm wekt de indruk dat er niet staat wat er staat – terwijl dat er toch echt lijkt te staan.

Wel breekbaar
Sterke, enigszins gesloten poëzie dus, maar absoluut niet monolithisch. De gedichten dienen er duidelijk toe de lezer te raken. Neem het titelgedicht: de wereld van een meisje is ineen gestort, en de spreker wil alles doen om haar weer op te bouwen: haar haren strelen, te drinken geven, met haar spelen (in de opsomming ontvouwt de kamer zich, worden spreker en meisje zichtbaar) en dan 

Haar ogen sluiten, haar ritme opspannen
haar ledematen op de harde grond
kantelen, haar nijlpaard optillen.

Dat nijlpaard, dat voor lezing van de bundel nog een hip-absurdistische titel (iets in de trant van, ‘Fuck off, ik ga golfen’) leek, blijkt de crux van het gedicht. De schijnbaar onbelangrijke handeling van het speelgoed opruimen weegt plotseling zwaar. Een vergelijkbaar stel regels houdt zich op in ‘Meisje van acht verkracht door de huisvriend’, waar de brute feitelijkheid van de titel in pijnlijk contrast met het afstandelijke (en toch intieme) verhaal uit de eerste twee strofes komt te staan:

Hij heeft het kind de danspassen geleerd.
De paso doble zodat zij omgekeerd
in zijn armen kwam te hangen

‘Dirty’
Zo mooi, die drie regels: hoe ze de titel omdraaien en zachter maken, en dan de genadeklap uitdelen. Lieske spaart de lezer niet. Hij laat zijn prachtige taalgebruik juist los op de ervaringen die het daglicht niet dulden. Wie komt erop een gedicht over telefoonseks te schrijven (‘Hoe elegant beschreef zij middels het apparaat / haar positie, haar natgemaakte leisteen / de griffel die zij wilde klemmen’) en dat gedicht ‘Annunciatie’ te dopen?

Dit is geen zoveelste bundel van vage gevoelens, in spreektaal gevat. Haar nijlpaard optillen bestaat enkel uit volgroeide, intelligente zinnen en doordachte verwijzingen. De toon is ouderwets goed, en de onderwerpen hedendaags. Tomas Lieske heeft flink wat te bieden: een volwaardige stem, doordachte gedichten, gevoelige beschrijvingen én lef. Blijven herlezen dus.

Boeken / Fictie

Na dertien jaar meer ongecompliceerde verzen

recensie: Jean Pierre Rawie - De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag

Voor het eerst sinds 1999 is een nieuwe bundel van Jean Pierre Rawie verschenen: De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag. In dertien jaar kan er veel veranderen in een mensenleven. Maar de poëzie van Rawie verschijnt onvermoeibaar in dezelfde vorm, met de thema’s die we van hem gewend zijn: tijd, zinloosheid, vergankelijkheid en dood.

Ook de opbouw van de bundel is als vanouds: drie delen, waarvan het laatste deel een aantal vertalingen bevat waaraan het vakmanschap van Rawie af te lezen is. Hij is een liefhebber van het sonnet en kan zelf menig vers in dat stramien inpassen, maar ook vertalingen gaan hem goed af. Uiteraard zijn ook deze gedichten in te passen binnen zijn bekende thema’s. 

Leven na het herseninfarct
De enige nieuwigheid die valt te ontdekken, is dat Rawie beschrijft hoe vergankelijkheid de afgelopen tijd concreet vorm heeft gekregen in zijn eigen leven. Hij beschrijft hoe het zijn moeder vergaat in het bejaardenhuis en wat zijn eigen trieste rol in haar leven nog is. Licht ironisch en met een vleugje humor vertelt hij ook wat er gebeurt na haar dood:

Haar kist stond nog boven de aarde.
Wij moesten meteen na haar dood
haar kamer ontruimen: bejaarden
ervaren pas echt woningnood.

Daarnaast kreeg hij in juli 2011 zelf een herseninfarct, waarna een succesvol revalidatietraject werd ingezet. Over die tijd bericht hij verrassend optimistisch voor zijn doen. ‘Het gaat best goed. Geen centje pijn.’ En ‘Hoe wankel ik ook sta. Ik handhaaf mij.’ Zelfs zijn stok noemt hij ‘chic’. Wel vindt hij de zure mensengeur en de muffe ziekenzalen in het revalidatiecentrum uitermate gruwelijk. Wie niet, zou je bijna denken. Iedereen die wel eens een ziekhuisbezoek aflegt, zal deze beelden herkennen.

Ongecompliceerde wiegeliedjes
Deze herkenbaarheid draagt bij aan het feit dat de poëzie van Rawie veel wordt gelezen. Dat is ook heel begrijpelijk met thema’s die van alle tijden zijn. Maar Rawie weet zijn boodschap ook nog zo op papier te zetten dat voor eenieder duidelijk is wat hij bedoelt. Hij wordt nergens cryptisch, maar benoemt exact de weemoed waarnaar zijn lezers op zoek zijn. Tijdens het lezen worden de verzen bijna mooi, met hun plechtige, ouderwets aandoende stijl.

Het einde stond al vast in den beginne;
dat het zo is, maakt het niet minder triest:
je kwam, je zag, en er was niets te winnen.

Toch valt er wel het een en ander op aan te merken. Natuurlijk, Rawie doet in deze bundel opnieuw waar hij goed in is. Daar is op zich niets mis mee. Toch mist er vernieuwing, een uitdaging. De poëzie van Rawie is wat het is, rechttoe rechtaan. Er komt nog maar weinig interpretatie aan te pas. De liefhebbende lezer kan zich verliezen in de weemoedige sfeer, gelokt door rijm en ritme. Maar de bundel zal als een wiegeliedje voorbijgaan aan de lezer die uitgedaagd wil worden of iets nieuws verwacht.

Boeken / Fictie

Zwart gekrioel

recensie: W.G. Sebald (vert. Ria van Hengel) - Logies in een landhuis

De lijst van winnaars van de Nobelprijs voor de Literatuur is enigszins vertekend doordat de prijs nooit postuum wordt uitgereikt. Vandaar, en enkel vandaar, prijkt op de laureatenlijst niet de naam van een van de grootste schrijvers van de laatste decennia, de op 57-jarige leeftijd verongelukte W.G. Sebald (1944-2001).

Wie bekend is met werk van Sebald, met bijvoorbeeld Austerlitz of De ringen van Saturnus, zal onderschrijven dat de bewering dat hij de ultieme literaire erkenning zou hebben gekregen niet buitensporig is. Ook het nu verschenen, door Ria van Hengel voortreffelijk vertaalde Logies in een landhuis (oorspronkelijk 1991), getuigt van de vermogens van deze meester van de melancholie.

Zes portretten: zes kunstwerken   
Zoals in alle boeken van de in Duitsland geboren W.G. Sebald – ‘Winfried Georg’, maar de voorletters worden niet uitgeschreven omdat Sebald grote weerzin koesterde tegen deze ‘nazinaam’ – spelen ook hier herinnering, traditie en de tijd hun prominente rollen. Het verschil met zijn veelal documentaireachtige romans is dat Logies in een landhuis een bundel portretten is. Zes keer strijkt Sebald tijdelijk neer op een plek waar een kunstenaar korter of langer heeft geresideerd (een schilder, vier schrijvers, en een schrijver-schilder). Op die plek schetst hij, afgewisseld met eigen indrukken, op een mijmerende en altijd invoelbare wijze de kunst of de strijd van de betreffende artiest.

Nu zijn bundels van schrijvers over medekunstenaars doorgaans vooral interessant voor mensen met speciale interesse in ofwel de inspiratiebronnen van de schrijver, ofwel in typeringen van kunstenaars en hun werk. Maar dit elegant uitgegeven boek – waarin, zoals in meer van Sebalds boeken, de illustraties de tekst ondersteunen, verrijken of mystificeren – wijkt af van die regel. De beschreven kunstenaars worden zelf personages, en tussen de essays zelf bestaan allerlei impliciete verbanden.

Ideaal bomenlandschap


En dus vormt het geen belemmering voor het leesplezier als de lezer, evenals de schrijver dezes, (bijna) niets afweet van Johann Peter Hebel, Eduard Mörike of Jan Peter Tripp. Dit vermeerdert enkel de verrassingseffecten in tekst én beeld. En eenmaal uit, is de kans groot dat de lezer niet weet of hij zich nu op Sebalds andere werk of op dat van de beschreven Robert Walser, ‘helderziende in het klein’, moet storten.

Sebald begint met de negentiende-eeuwer Hebel, een fysiocraat die de samenleving op landbouw en natuurrecht wilde funderen en een organische verbinding bepleitte tussen boer en monarch. Dit begin is goed gekozen, want in Hebels wijze ‘almanakverhalen’ blijft de chaos, reeds aangekondigd door de Franse Revolutie, nog op een afstand. Maar in de dan volgende episoden grijpen gekte en de chaos gestaag verder om zich heen.

Naarmate dit gebeurt, en de personages zich in leven of werk meer en meer begeven op de afgrond, of net over de rand, verschuift Sebald de nadruk naar ieders wens om via het schrijven houvast te (her)krijgen. Over de schrijver-schilder Keller – wiens dromerige, door een vrouw half kapot geknipte Ideaal bomenlandschap de omslag tooit – zegt hij:

De kunst van het schrijven is de poging het zwarte gekrioel te bezweren dat de overhand dreigt te krijgen, teneinde een enigszins bruikbare persoonlijkheid in stand te houden.

En over Robert Walser:

Walser moet op dat tijdstip hebben gehoopt dat hij zich al schrijvend, door iets heel zwaars te veranderen in iets bijna gewichtloos, zou kunnen onttrekken aan de schaduwen die vanaf het begin over zijn leven lagen en waarvan hij al vroeg voorziet dat ze onstuitbaar langer worden. Zijn ideaal was het overwinnen van de zwaartekracht.

Allen zullen hebben beseft dat ze met het schrijven de nederlaag enkel tijdelijk konden afhouden. Het maakt hun pogingen des te heroïscher.

Essentieel verlies
Het ‘zwarte gekrioel’ uit het citaat over Keller verwijst naar een ander ankerpunt in de portretten: de betekenis die Sebald toekent aan de fysieke vorm van het schrift van de besproken figuren. De in de tekst opgenomen foto’s tonen die vormen: zo refereert Kellers ‘zwarte gekrioel’ aan zijn schots door elkaar heen staande krabbels. En van de Pruis Hebel worden rigide classificaties getoond, van de maanstanden tot de belastingindex.

Onderwijl is iedere duiding van Sebald treffend, is zijn stijl vloeiend, zijn toon sympathiek en houdt hij continu de balans tussen wikken, wegen en doorstomen. Natuurlijk zijn de essays inhoudelijk veel rijker dan hier kan worden aangegeven, maar het is veelzeggend dat het boek de (eveneens chronologische) opbouw volgt van Hebel naar Walser naar Tripp, van vredige orde naar de chaos en het mysterie. Sebald lijkt te suggereren dat er iets essentieels verloren is gegaan.