Tag Archief van: landscape

Orewoet
Boeken / Fictie

Hunkerende zielen

recensie: Emy Koopman - Orewoet
Orewoet

Een roman over een tragische driehoeksverhouding in de liefde. Daarmee betreedt Emy Koopman het hoogste literaire podium. Goed geschreven, knap gecomponeerd, maar met een handvol personages die maar niet geloofwaardig willen worden. Drie dolende zielen, hunkerend naar het onbereikbare.

Het verhaal van Orewoet is geconstrueerd rondom de plotseling overleden kunstenaar Lucas Brandmeester. Zijn nogal ongrijpbare voorkomen heeft de hoofdpersonen stuk voor stuk beïnvloed op hun levenspad. Agatha is het grootste slachtoffer, zij wierp zich in de vroege jaren zeventig in Lucas’ armen en is daar nooit meer van losgekomen. Haar zoon Alex komt op de uitvaartplechtigheid tot de ontdekking dat de overledene zijn vader was. En dan is er nog vriend Dirk, een wat klungelige student die vergeefs probeerde Agatha te versieren door zich op papier als Lucas voor te doen.

Drie stemmen

Emy Koopman kiest ervoor haar karakters een eigen stem te geven door ze als verteller op te voeren. Om die aanpak duidelijk te maken heeft ze verschillende vormen bedacht. Agatha laat het verleden lezen als een reeks dagboekfragmenten, terwijl haar zoon Alex als weerbarstige puber in het hier en nu spreekt. Dirk noteert zijn verhaal in briefvorm, een lange geforceerde schuldbelijdenis aan Agatha waarmee hij het verband tussen de onderdelen lijkt te vormen. Deze structuur heeft een riskante bijwerking: de verschillende stemmen moeten de hele geschiedenis dragen en verzanden al snel in een gekunstelde zelfoverschatting. Het resultaat is een obligaat en nogal dik aangezet liefdesdrama.

In de flowerpowerjaren heeft Dirk de aantrekkelijke Agatha het eerst ontdekt. Hij probeert haar te imponeren met zijn belezenheid, maar krijgt weinig respons. Als hij haar voorstelt aan zijn kunstenaarsvriend Lucas slaat de vonk direct over en is Agatha als was in Lucas’ handen. De kunstenaar blijkt een wispelturige minnaar, houdt er andere vrouwen op na en is soms even helemaal uit het zicht verdwenen. Als hij uiteindelijk in een psychiatrische inrichting belandt, is alleen Dirk op de hoogte van zijn verblijfplaats. Agatha wacht smachtend op een levensteken.

Dweperig journaal

Die hunkering, het allesverterende verlangen, wordt door Koopman verbeeld in de titel van deze roman. ‘Orewoet’ komt uit de poëzie van de dertiende-eeuwse mystica Hadewych die daarmee haar aan waanzin grenzende religieuze begeerte onder woorden bracht. Agatha’s onvoorwaardelijke liefde voor Lucas krijgt nergens diezelfde lading. Haar dagboek leest eerder als een dweperig journaal, het verslag van een zelfbewuste jonge vrouw die volledig onder invloed staat van het object van haar verlangen.

… omdat het in mij knettert en springt, van diep in mijn onderbuik tot tegen mijn borstbeen. Mijn god, wat moet ik hiertegen beginnen?

Ook het verbindende relaas van Dirk, de verbitterde maar nog steeds hoopvolle aanbidder van Agatha, heeft geen overtuigingskracht. Met zijn opgeklopte brallerige taal (‘Ik had Keuls water opgespoten en mijn haar voor zover mogelijk gefatsoeneerd.’) wordt hij neergezet als ongeloofwaardige fraudeur die tegen wil en dank zijn liefdesdroom probeert waar te maken.

Het beste in Orewoet zijn de delen waarin zoon Alex zijn puberale onmacht in banen probeert te leiden. De afkeer van zijn moeder, gevoed door het feit dat ze hem zijn vader heeft ontzegd, is door de schrijfster in authentieke klanken vertaald. Alsof Koopman zich daar het beste bij thuisvoelt, de ontregelende boosheid van een jongen die op vaderzoektocht gaat. Alex is in beweging, waar de andere personages een definitieve stilstand laten zien. Hij ontwikkelt zich van gamende tiener tot gedreven adolescent, ontdekt terloops de liefde, en krijgt ondertussen een steeds helderder beeld van zijn bestaan. Dat die gang eindigt in een versmelting met zijn onvindbare vader is een veelbelovend slot van deze debuutroman.

Orewoet
Boeken / Fictie

Hunkerende zielen

recensie: Emy Koopman - Orewoet
Orewoet

Een roman over een tragische driehoeksverhouding in de liefde. Daarmee betreedt Emy Koopman het hoogste literaire podium. Goed geschreven, knap gecomponeerd, maar met een handvol personages die maar niet geloofwaardig willen worden. Drie dolende zielen, hunkerend naar het onbereikbare.

Het verhaal van Orewoet is geconstrueerd rondom de plotseling overleden kunstenaar Lucas Brandmeester. Zijn nogal ongrijpbare voorkomen heeft de hoofdpersonen stuk voor stuk beïnvloed op hun levenspad. Agatha is het grootste slachtoffer, zij wierp zich in de vroege jaren zeventig in Lucas’ armen en is daar nooit meer van losgekomen. Haar zoon Alex komt op de uitvaartplechtigheid tot de ontdekking dat de overledene zijn vader was. En dan is er nog vriend Dirk, een wat klungelige student die vergeefs probeerde Agatha te versieren door zich op papier als Lucas voor te doen.

Drie stemmen

Emy Koopman kiest ervoor haar karakters een eigen stem te geven door ze als verteller op te voeren. Om die aanpak duidelijk te maken heeft ze verschillende vormen bedacht. Agatha laat het verleden lezen als een reeks dagboekfragmenten, terwijl haar zoon Alex als weerbarstige puber in het hier en nu spreekt. Dirk noteert zijn verhaal in briefvorm, een lange geforceerde schuldbelijdenis aan Agatha waarmee hij het verband tussen de onderdelen lijkt te vormen. Deze structuur heeft een riskante bijwerking: de verschillende stemmen moeten de hele geschiedenis dragen en verzanden al snel in een gekunstelde zelfoverschatting. Het resultaat is een obligaat en nogal dik aangezet liefdesdrama.

In de flowerpowerjaren heeft Dirk de aantrekkelijke Agatha het eerst ontdekt. Hij probeert haar te imponeren met zijn belezenheid, maar krijgt weinig respons. Als hij haar voorstelt aan zijn kunstenaarsvriend Lucas slaat de vonk direct over en is Agatha als was in Lucas’ handen. De kunstenaar blijkt een wispelturige minnaar, houdt er andere vrouwen op na en is soms even helemaal uit het zicht verdwenen. Als hij uiteindelijk in een psychiatrische inrichting belandt, is alleen Dirk op de hoogte van zijn verblijfplaats. Agatha wacht smachtend op een levensteken.

Dweperig journaal

Die hunkering, het allesverterende verlangen, wordt door Koopman verbeeld in de titel van deze roman. ‘Orewoet’ komt uit de poëzie van de dertiende-eeuwse mystica Hadewych die daarmee haar aan waanzin grenzende religieuze begeerte onder woorden bracht. Agatha’s onvoorwaardelijke liefde voor Lucas krijgt nergens diezelfde lading. Haar dagboek leest eerder als een dweperig journaal, het verslag van een zelfbewuste jonge vrouw die volledig onder invloed staat van het object van haar verlangen.

… omdat het in mij knettert en springt, van diep in mijn onderbuik tot tegen mijn borstbeen. Mijn god, wat moet ik hiertegen beginnen?

Ook het verbindende relaas van Dirk, de verbitterde maar nog steeds hoopvolle aanbidder van Agatha, heeft geen overtuigingskracht. Met zijn opgeklopte brallerige taal (‘Ik had Keuls water opgespoten en mijn haar voor zover mogelijk gefatsoeneerd.’) wordt hij neergezet als ongeloofwaardige fraudeur die tegen wil en dank zijn liefdesdroom probeert waar te maken.

Het beste in Orewoet zijn de delen waarin zoon Alex zijn puberale onmacht in banen probeert te leiden. De afkeer van zijn moeder, gevoed door het feit dat ze hem zijn vader heeft ontzegd, is door de schrijfster in authentieke klanken vertaald. Alsof Koopman zich daar het beste bij thuisvoelt, de ontregelende boosheid van een jongen die op vaderzoektocht gaat. Alex is in beweging, waar de andere personages een definitieve stilstand laten zien. Hij ontwikkelt zich van gamende tiener tot gedreven adolescent, ontdekt terloops de liefde, en krijgt ondertussen een steeds helderder beeld van zijn bestaan. Dat die gang eindigt in een versmelting met zijn onvindbare vader is een veelbelovend slot van deze debuutroman.

Theater / Voorstelling

Een dappere, moeilijk grijpbare onderneming

recensie: 't Barre Land - De laatste dagen der mensheid

’t Barre Land laat met De laatste dagen der mensheid zien dat het niet bang is om een stevige uitdaging aan te gaan. Dat dwingt respect af, al maakt Kraus het met dit stevig literaire werk zijn toeschouwers niet gemakkelijk.

Vijf jaar oorlog in vijf bedrijven

Met 218 scènes en 500 personages is het niet verwonderlijk dat De laatste dagen der mensheid zelden eerder is opgevoerd. Deze reusachtige satire over het leven tijdens de Grote Oorlog werd zelfs door auteur Karl Kraus als onspeelbaar beschouwd. ’t Barre Land bewijst dat het wel kan. In hun handen wordt De laatste dagen der mensheid een storm van scènes, een discours over de aard van oorlog en een klucht met dronken soldaten, glasscherven en spaghettipruiken. Een gedurfde onderneming, zij het een die toch geplaagd wordt door de twijfelachtige dramaturgie van Kraus’ tekst.

In de eerste akte rennen de acteurs van ’t Barre Land door de vijf bedrijven en vijf oorlogsjaren heen, waar De laatste dagen der mensheid uit bestaat. We zien een bonte verzameling stadsbewoners die via krantenberichten speculeren over de oorlog. Xenofobie is een terugkerend thema – café Westminster wordt door een verontwaardigde meneer omgedoopt tot Westmünster – en de gruwelen van het slagveld lijken in de stad vooral voer voor interessante conversatie. De open dramaturgie van het gezelschap staat een flitsende revue van citaten en korte scènes toe. De snelheid waarmee dit gebeurt, maakt het echter moeilijk om in een scène te investeren en grip te krijgen op de materie. Kraus geeft commentaar op de manipulerende werking die media op de publieke opinievorming heeft. De personages die hier slachtoffer van worden krijgen echter weinig ruimte om te ontwikkelen en verdwijnen even snel als ze verschijnen. Dit gekoppeld aan een transparante stijl waarin acteurs in en uit rollen stappen, maakt deze eerste akte geregeld lastig om te volgen.

De kniesoor en de optimist

Vervolgens zoomt ’t Barre Land in op een dialoog tussen ‘de kniesoor’ en ‘de optimist’ over de aard van oorlog. De vluchtigheid waar het gezelschap mee begon, maakt nu plaats voor een ruim drie kwartier durende ideeënstrijd. Een welkome afwisseling, maar Kraus’ beschouwing is vooral literair interessant en heeft theatraal minder potentie. Ondanks het aanstekelijke spelplezier van Martijn Nieuwerf en Margijn Bosch, wordt het hier op den duur ook moeilijk om de gedachtelijn van Kraus in zijn geheel te blijven volgen en begrijpen. In het slotstuk kiest ’t Barre Land voor meer lichtheid en sluit af met slapstick. Drie soldaten drinken zich klem, smijten met glazen en wurgen en passant de waardin. Na een cerebrale tweede helft, is er hier ruimte voor meer theatraliteit: geleidelijk is het toneel in een chaos van wijn en kranten veranderd en doemt de vernietiging van de oorlog in een laatste toneelbeeld op. God verschijnt  – compleet met spaghettibaard – en kijkt neer op het slagveld. Dit heeft hij niet gewild.

Tussen de bedrijven door citeert ’t Barre Land een e-mail van een programmeur die het niet aandurft om De laatste dagen der mensheid op het programma te zetten; het is intellectueel fascinerend, maar te literair. Ik kan hem of haar niet helemaal ongelijk geven. Kraus is een scherpzinnige observator van zijn tijd – het gezelschap maakt gretig gebruik van zijn rake citaten – maar zijn werk is geschikter als boek dan als voorstelling.

inham
Boeken / Fictie

Glinsteringen om te overleven

recensie: Cynan Jones - Inham
inham

Het kleine uitgevershuis Koppernik brengt met de roman Inham van de uit Wales afkomstige schrijver Cynan Jones een bijzonder boekje op de markt. Een prachtuitgave over de zoektocht naar eigen identiteit, neergezet in de overweldigende en altijd weer barbaarse natuur.

Een man in een kajak op volle zee, dat is wat Jones ons voorschotelt. Een man die zojuist is ontwaakt uit bewusteloosheid en om zich heen kijkt; hij ziet alleen water en heeft geen idee waarom hij daar is. En wie hij is. Vervolgens ontstaat een fragmentarisch zoeken naar aanknopingspunten, samen met de absolute wil om te overleven.

Doorlopend gedicht

Dat fragmentarische heeft Jones goed uitgewerkt door de hele geschiedenis uit flarden tekst op te bouwen. Het zijn de korte alinea’s, gescheiden door witregels, die de paniek en verwarring in het hoofd van de man tot in detail gestalte geven. De situatie waarin hij verzeild is geraakt is als een doorlopend gedicht genoteerd en laat indringend de verschillende kanten van zijn wanhoop zien. Hij probeert zijn herkomst te ontrafelen, tegelijkertijd moet hij zichzelf zien te redden op volle zee én een koers bepalen om weer aan land te geraken.

Blikseminslag, dat is de enige informatie die de lezer meekrijgt van Cynan Jones. De man in de kajak kan zijn armen niet bewegen en raakt de eerste tijd telkens weer buiten bewustzijn. Als hij voor de tweede keer bijkomt, blijken vissen zijn in het water bungelende hand te hebben aangevreten. Met grote moeite weet hij zichzelf te beschermen tegen de brandende zon en ziet hij kans een blijkbaar eerder gevangen vis te eten. In nauwelijks merkbare glinsteringen komt zo nu en dan een deel van zijn geheugen weer aan de oppervlakte.

Uitgebeende compositie

Inham doet meteen denken aan de Hemingway-novelle The old man and the sea. De oude visser, die midden op zee worstelt met de vangst van zijn leven, maakt dezelfde vertwijfeling mee. Het gevecht tegen de elementen vindt echter vooral buiten hemzelf plaats, terwijl de kajak-man van Jones een hoofdzakelijk interne strijd voert. Het is die beklemming, ons mondjesmaat toegediend, die het fraaie contrast in deze roman oplevert: de verbijstering in het onwetende hoofd ten opzichte van de ontbering in de ongenaakbare natuur.

Jones is een echte kleinschrijver; hij weegt zijn woorden op de weegschaal van noodzakelijkheid en schaaft zijn taal net zo lang tot er een zorgvuldig uitgebeende compositie ontstaat. Wonderschoon en nergens geforceerd. Als de man in de nacht bijna bezwijkt onder de koude sterrenhemel laat hij hem denken:

Koud nu, denkt hij. Het is oké. De gedachte aan iemands hand vasthouden. Het is nu oké. Val maar. Weg.

De stilistische kracht wordt nog versterkt door de subtiele afwisseling van tegenwoordige en verleden tijd in de alinea’s: de terugblik geeft blijk van een ooit aanwezige herinnering, terwijl het hier en nu de overlevingsdrang benadrukt. Ook een nauwelijks merkbare perspectiefwisseling draagt bij aan de grootsheid van dit verhaal. De eerste pagina’s beschrijven de focus van een vrouw aan het strand die wacht op een positief bericht van het zoekende reddingsteam, terwijl midden in het boek een jongetje door een verrekijker kijkt en aan de horizon een man in een kajak ziet.

De levenskracht van de kajak-man wordt door Cynan Jones op meesterlijke wijze onderstreept door een vage verwijzing naar zowel het leven als de dood. Er is een flits van herinnering aan zijn zwangere vrouw – de vrouw op het strand – terwijl hij in de kajak asresten vindt die gekoppeld worden aan de dood van zijn vader. Leven en dood als fijnzinnige omlijsting van de worsteling om het vege lijf te redden, terwijl de afloop in het ongewisse blijft. Jones maakt er grootse literatuur van.

Kunst / Expo binnenland

Massaal monumentaal en méér

recensie: Sol LeWitt. A tribute

Het kan verkeren. Terwijl de nieuwe eigenaar van het AEGON-gebouw in Leeuwarden de grote muurschildering van de Amerikaanse kunstenaar Sol LeWitt uit 1989 over laat schilderen, toont het GEM, Museum voor Actuele Kunst in Den Haag tien jaar na diens dood een tribute aan de pionier van de minimal art en de conceptuele kunst.

LeWitt

Sol LeWitt, Ontwerptekening voor plastic draagtasje Haags Gemeentemuseum, 1987, potlood en Oostindische inkt op papier, 46,4 x 42,2 cm. Gemeentemuseum Den Haag.

We zijn natuurlijk min of meer op heilige grond; de gevel van het GEM wordt immers gesierd door geometrische figuren van de meester, en in de hal van het belendende Gemeentemuseum realiseerden LeWitts assistenten muurschilderingen van de kunstenaar. Laten we hopen dat op grond van de documentatie de schildering in Leeuwarden ook ooit weer eens wordt aangebracht.
Wat het GEM toont, is werk van LeWitt zelf en door hem geïnspireerde kunst van vier gerenommeerde kunstenaars. Van LeWitt is bijvoorbeeld de ontwerptekening van de hiervoor genoemde wandschilderingen in het Gemeentemuseum (1970) te zien, naast ontwerpen voor draagtasjes, A2B2C2D2 (1967) dat eerder werd getoond op de eerste minimal art-tentoonstelling in Europa: Minimal art: massaal monumentaal (1968). Inderdaad: in het Gemeentemuseum.

LeWitt

Esther Tielemans (1976), Zonder titel (Pedestal Painting), 2014 Collectie kunstenaar. Foto: Peter Cox

Esther Tielemans en Jose Dávila

LeWitts wandtekening #1024 (2002) beïnvloedde de Nederlandse kunstenaar Esther Tielemans (1976), van wie onder andere Een cirkel is een zacht vierkant 1 (2014) valt te zien. In een ander schitterend werk, Zonder titel (Pedestal Painting, 2014) voegt zij aan de strakheid die minimal art per definitie kenmerkt, een expressieve toets toe die doet denken aan de gouaches Zonder titel (1992) van LeWitt.
Dat minimal art niet stil is blijven staan, en zich nog steeds ontwikkelt, toont een werk in roestvrij staal en autolak van de Mexicaanse kunstenaar en architect Jose Dávila (1974).

LeWitt

Rana Begum (1977), Nr. 342, 2012, Lak en staal, 71 x 61 x 15 cm Courtesy Galerie Christian Lethert

Susan Hefuna en Rana Begum

Een extra laag van geheel andere aard passen zowel de Egyptisch-Duitse Susan Hefuna (1962) als de in Bangladesh geboren Rana Begum (1977) toe. Bij beide kunstenaars speelt hun culturele achtergrond een rol. En uiteraard de invloed van LeWitt.
Bij Hefuna bijvoorbeeld schemert een sociaal-politieke boodschap door, die we ook uit LeWitts werk kennen. Bijvoorbeeld uit de tekst van een Statement dat deel uitmaakte van de hiervoor genoemde eerste minimal art-expositie en die hier weer te zien is. Hierin spreekt de kunstenaar zich uit tegen de politiek van Amerika en voor een kunst, die voor iedereen toegankelijk moet zijn.
Prachtig zijn de geometrische patronen in het werk van Begum, dat zowel verwijst naar minimal art (en overigens ook Mondriaan!) als naar islamitische patronen.

LeWitt

Susan Hefuna (1962), Woman Cairo (Vrouw Caïro), 2010, Hout en zwarte inkt, 200 x 200 cm Courtesy Rhona Hoffman Gallery, Chicago

Op de één of andere manier zorgt deze zorgvuldig door Benno Tempel in samenwerking met Frouke van Dijke samengestelde en ruimtelijk opgezette tentoonstelling ervoor, dat de bezoeker in het verbouwde GEM verder kijkt dan zijn neus lang is; de roosters van de ventilatie of verwarming in de tentoonstellingszaal kun je bijvoorbeeld met gemak in verband brengen met Hefuna’s Woman Cairo (2010).
Het e-book dat bij de tentoonstelling te downloaden is, geeft het geheel een historische context die je bij een fraaie tentoonstelling als deze mag verwachten.

I'm A Soulman @ Den Bosch
Muziek / Theater / Muziek / Voorstelling

I’m A Soulman @ Theater aan de Parade te Den Bosch

recensie: Wervelend hete soulbeleving
I'm A Soulman @ Den Bosch

Nog niet zo lang geleden zagen we Michael Varekamp als een herboren Louis Armstrong. Met zijn nieuwe show gaat hij een stapje verder en kruipt hij met zijn band in de huid van vele STAX-artiesten.

De geestelijke vaders van de show I’m A Soulman (the Soul of STAX) zijn toetsenist Wiboud Burkens en trompettist Michael Varekamp. Was Varekamp het middelpunt van zijn vorige productie LOUIS!, in deze show zijn het vooral Steffen Morrison en Joy Wielkens die op de voorgrond staan. De twee bedenkers vormen samen met een viertal andere muzikanten een fantastische band.

Van pioniers tot een begrip

I’m A Soulman (the Soul of STAX) vertelt het verhaal van het legendarische soullabel STAX dat eind jaren vijftig werd opgericht door twee blanken. Broer en zus Jim en Estelle Steward schiepen hun opnamestudio’s in een zwarte wijk van Memphis. Een pure gok was het wel; ze hadden ongeveer voor drie maanden geld om een hit te scoren. Ze startten met hun baanbrekende werk in een tijd dat de zwarte bevolking nauwelijks rechten had in Amerika. Ze wisten tegen alles in uit te groeien tot een begrip in de muziek. Politieke hobbels bestonden in de studio niet, maar daarbuiten volop. De artiesten, die de stal van dit label voortbracht, spreken tot op de dag van vandaag een heel grote groep mensen aan. De invloed van de muziek van STAX is van groot belang voor de muziek van vandaag. De geschiedenis van het internationale label komt aan bod in deze wervelende show, waarin het verhaal verteld van deze pioniers verteld wordt die tegen de stroom in soulmuziek op de kaart wisten te zetten.

Dampende swingende massa

Tijdens de show wordt de historie van het label fraai gemixt met de carrières van een aantal belangrijke artiesten. Zo horen we Steffen Morrison in de huid kruipen van Otis Redding die per toeval in een opnamesessie wordt ontdekt. De artiest die eigenlijk gepland stond, vond het die dag te warm. Joy Wielkens kruipt in de huid van Carla Thomas, maar ook in die van Estelle Steward om het verhaal van STAX te vertellen.

De band speelt een belangrijke rol in de dampende sound van de show. Soms kruipen ze in de huid van Booker T & The M G’s. Het absolute hoogtepunt is de vertolking van ‘Sittin’ On the Dock of the Bay’ door Joy Wielkens: kippenvel zoals zij het donkerste uit haar stem weet te halen. Hoe langer de show duurt, hoe hoger de temperatuur in de zaal oploopt. Voor de pauze is er een enkeling die het pluche van de stoelen verruilt voor het gangpad om daar te dansen. Richting het einde van de show verandert de zaal onder aanvoering van Morrison, Wielkens en de drive van de band in een grote dampende, dansende, swingende massa. Wanneer iedereen eenmaal staat is er geen houden meer aan en wordt er niet meer gezeten.

Bij het verlaten van het theater waar jong en oud verenigd waren, was iedereen weer even terug in de tijd naar begin jaren zestig, of in welk jaartal dan ook waarin allen jeugdig waren en dansten in de discotheek op deze tijdloze, opzwepende muziek. De show heeft zijn werk daarmee goed gedaan!

 

Dyab Abou Jahjah - Pleidooi voor radicalisering - uitgelichte afbeelding van een boom
Boeken / Non-fictie

Positieve radicalisering

recensie: Dyab Abou Jahjah – Pleidooi voor radicalisering
Dyab Abou Jahjah - Pleidooi voor radicalisering - uitgelichte afbeelding van een boom

Nog voordat Pleidooi voor radicalisering van Dyab Abou Jahjah verscheen, veroorzaakte het pamflet al de nodige opschudding. Geheel ten onrechte, zo blijkt na lezing van het werk. Abou Jahjah is genuanceerd, helder en positief.

Op 19-jarige leeftijd vlucht Abou Jahjah weg uit Libanon. Hij krijgt asiel in België en studeert politieke wetenschappen. Na zijn studie richt Abou Jahjah de Arabisch-Europese Liga op, een organisatie die pleit voor de integratie van moslims met behoud van de eigen identiteit. Sinds 2014 is hij voorzitter van Movement X, een organisatie die allochtonen en autochtonen wil verenigen in de strijd tegen discriminatie. Abou Jahjah heeft in de loop der jaren bekendheid verworven in Europa, met name door zijn vaak ietwat geduchte uitspraken. Toen begin 2015 bleek dat juist deze man bij De Bezige Bij een boek zou uitbrengen, brak de hel los. Verschillende vooraanstaande schrijvers stopten hun samenwerking met deze uitgeverij. Toen bekend werd dat Abou Jahjah te gast zou zijn bij het programma Zomergasten was het hek van de dam. Een aanzienlijk aantal mensen zei hun lidmaatschap op de VPRO op. En dat allemaal vóórdat Abou Jahjah zijn zegje had gedaan.

Politieke filosofie

We lezen dus een omstreden figuur, wat het boek natuurlijk alleen nog maar interessanter maakt. Want wat zégt Abou Jahjah nou eigenlijk in zijn Pleidooi voor radicalisering? Wie controverse en razernij verwacht zal teleurgesteld worden. De bewoordingen van Abou Jahjah zijn niets van dien aard. Als politiek wetenschapper poogt hij een bijdrage te leveren aan het hedendaagse politiek-filosofische denken, en zijn pleidooi dient dan ook op die manier gelezen te worden.

Het is duidelijk dat Abou Jahjah weet waarover hij schrijft. Tal van hedendaagse filosofen en kapitalismecritici passeren de revue en vullen het pamflet op een zinvolle manier aan. De stellingen van Abou Jahjah zijn genuanceerd en doordacht. Hassan Bahara, recensent bij de Volkskrant, noemt het ‘taaie academische kost’. Maar voor eenieder die weleens academische kost gelezen heeft, is direct duidelijk dat dit pleidooi allesbehalve taai genoemd kan worden. Abou Jahjah noemt hier en daar filosofische termen, maar altijd op zo’n manier dat volstrekt duidelijk is wat ermee bedoeld wordt en waarom juist dat begrip nuttig is om te gebruiken. De manier waarop Abou Jahjah schrijft is spannend, alarmerend, kort en bondig. Daarmee is het pleidooi uitermate geschikt voor iedereen die geïnteresseerd is in politiek en filosofie, mét of zonder academische achtergrond.

Crisis en opstand

Abou Jahjah schetst in zijn werk de huidige tijd. We leven in een tijd van crisis en onzekerheid. Crisis van het kapitalisme, het klimaat, Europa en de vele vluchtelingen. Al deze onzekerheden zijn tot stand gekomen binnen de manier waarop het huidige systeem functioneert. De enige manier om tot oplossingen te komen en weer op een progressieve manier over de toekomst te kunnen denken, is door te breken met die status quo die de crises veroorzaakt heeft. Om dat te kúnnen doen is een manier van denken nodig die loskomt van het huidige conservatieve discours. Dit noemt Abou Jahjah progressief radicalisme. Progressief radicalen breken met de status quo, maar willen wél alle positieve verworvenheden van het systeem behouden. De slechte zaken worden aangepast, de goede blijven bestaan. Dit in tegenstelling tot destructief radicalen. Zij hebben als doel de gehele samenleving omver te werpen om op de ruïnes ervan een utopie te stichten.

Progressief radicalisme

Abou Jahjah staat dus voor een progressief radicale manier van denken.

Zonder afbreuk te doen aan de verworven mensenrechten en democratische instellingen, is de tijd rijp de democratie op een hoger niveau te brengen.

Hij pleit voor een vrije manier van redeneren en reflecteren die inziet dat de crises veroorzaakt worden door het huidige systeem, en dat enkel een verandering van dat systeem tot een duurzame oplossing kan leiden. Dit is een bijzonder interessante en spannende gedachtegang. Hij is radicaal, want hij wijkt af van de gebaande paden. Ook is hij positief, want hij zoekt naar een betere manier van leven. En tegelijkertijd ook agressief, omdat hij pleit voor een radicale omwenteling. Pleidooi voor radicalisering is daarmee een gedegen politiek-filosofisch werk dat op een verhelderende wijze de werkelijkheid op een andere manier beziet.

De grote afwezige

Wel is er één ding dat steeds meer gaat knagen bij het lezen van het pamflet. De gedachtegang die Abou Jahjah poneert is interessant, maar niet geheel nieuw. Er is één wereldberoemde hedendaagse filosoof die in al zijn werken dezelfde denkwijze uiteenzet. Toch wordt Slavoj Žižek door Abou Jahjah nergens genoemd. Hij wordt niet geciteerd, niet geparafraseerd, zelfs zijn naam wordt nergens vermeld. En dat terwijl de filosofie die Abou Jahjah uiteenzet zoveel lijkt op die van Žižek, dat het domweg onmogelijk is dat hij nog nooit van deze Sloveense filosoof heeft gehoord. Zeker als je nagaat hoeveel andere hedendaagse filosofen Abou Jahjah wél noemt.

Dat is een grote misser. De reden voor dit stilzwijgen is niet duidelijk. Waarschijnlijk zou het vernoemen van Žižek het betoog enkel sterker hebben gemaakt. Daarnaast zou Abou Jahjah daarmee direct een groter publiek hebben. Pleidooi voor radicalisering kan gelezen worden als een zeer kwalitatief en origineel werk binnen eenzelfde filosofie, en is dus interessant voor fans van Žižek. Abou Jahjah is bovendien uitermate geschikt voor iedereen die op zoek is naar iets mals en die de kost van Žižek te taai vindt. Abou Jahjah schijft namelijk niet alleen inhoudelijk goed, maar ook helder, kort en duidelijk. Dat laatste vind je niet snel in een filosofisch werk. Jammer van de grote afwezige dus, maar dat maakt het pleidooi niet minder sterk. Hopelijk hebben de critici de openheid van geest om het boek tóch te lezen, want het is zeker de moeite waard en helemaal niet zo griezelig.

Kunst / Expo binnenland

Kunstenaar met een sociale boodschap

recensie: Johan van Hell, op klare toon

In Museum MORE te Gorssel is momenteel een tentoonstelling gewijd aan de kunstenaar en musicus Johan van Hell (1889-1952). De tentoonstelling draagt zijn naam met als toevoeging ‘Op klare toon’. Deze ‘klare toon’ heeft zowel betrekking op zijn werk als beeldend kunstenaar als op zijn werk als musicus. Bij een musicus is die toon wel duidelijk, maar hoe uitte hij dit in zijn schilderwerk en grafiek?

Johan van Hell werd geboren in Amsterdam en volgde daar zijn schilder-, teken- en muzieklessen. Naast het schilderen, was hij tot aan zijn dood werkzaam als tekenleraar op diverse scholen. Verder speelde hij regelmatig als invaller klarinet in het Concertgebouworkest en gaf hij klarinetlessen bij hem thuis. Vanaf 1918 raakte hij actief betrokken bij de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), de jongerenbeweging van de SDAP. De AJC was een socialistische jeugdbeweging, die tot doel had de arbeidersjeugd op te voeden en te ontwikkelen. Hij maakte pamfletten en affiches. In zijn werk probeerde hij kunst voor iedereen toegankelijk te maken, door een herkenbare wereld van alledag te tonen.

Johan van Hell

Opkomend onweer, 1921

Ontwikkeling in stijl

De tentoonstelling geeft in drie zalen een mooi overzicht over het leven van Van Hell. Er wordt aandacht besteed aan zijn vroege en latere schilderwerk, zijn grafiek en zijn liefde voor muziek. Dit laatste komt tot uitdrukking door de vele schilderijen waarop muzikanten worden afgebeeld. Tot ongeveer 1925 schilderde Van Hell voornamelijk portretten en landschappen, waarin hij duidelijk nog op zoek is naar zijn eigen stijl. Daarna is er een verandering te zien in zowel zijn manier van schilderen als de keuze van zijn onderwerp. Zijn thematiek hangt nauw samen met zijn socialistische overtuiging en zijn werkzaamheid tijdens de crisisjaren (1929-1940). Van Hell schilderde deze beelden in zijn eigen gestileerde stijl. Hoewel zijn geometrische composities raakvlakken hebben met De Stijl en het Constructivisme, blijven zijn figuren herkenbaar. Dat had ook te maken met het feit dat kunst voor hem toegankelijk moest blijven voor de gewone mens. Vanaf 1940 kiest Van Hell voor meer levendige en gedetailleerde schildertrant. De tentoonstelling zet hiervan een goed overzicht neer. Je ziet duidelijk de tijdgeest van deze jaren in Amsterdam. Van Hell portretteerde de mensen van de straat. Vaak maakte hij ook litho’s van zijn schilderwerken, om ze toegankelijk te maken voor minder draagkrachtigen.

Straatmuzikanten,1930 Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Straatmuzikanten, 1930, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Crisisjaren

Het schilderij Man met sandwichbord uit 1922 is het eerste werk waar Van Hell zijn betrokkenheid bij de arme stedeling laat zien. Lopen met een sandwichbord doe je alleen als de nood groot is. Amsterdam wordt op dat moment geteisterd door armoede en werkeloosheid. Het is een somber schilderij. De houding van de man en zijn gezicht laten een en al treurigheid zien. De klompen verwijzen naar armoede, die droeg je alleen als je geen geld had om schoenen te kopen. Het gezicht van de man, de achtergrond, de straat en de klompen tonen duidelijk kubistische invloeden.

De wereldwijde economische crisis die in 1929 ook Nederland trof, veroorzaakte veel werkloosheid.
Vooral arbeiders werden getroffen. De werklozensteun die zij kregen was laag en daarom probeerden zij op allerlei manieren wat bij te verdienen, bijvoorbeeld als straatverkoper, acrobaat of muzikant. De schilderijen: Olieman (1928), Straatmuzikanten (1930), Acrobaten ( 1935) en Fruitkar (1936) tonen duidelijk zijn stijl en thematiek in heldere kleuren.

Fruitkar, 1936, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Fruitkar, 1936, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Op klare toon

Van Hell gaf door middel van zijn onderwerpkeuze duidelijk zijn socialistische opvattingen weer. Een combinatie van verhalende kunst weergegeven in heldere kleuren, vorm en inhoud. Hij liet geen groot oeuvre achter, omdat hij aan zijn dubbele talent, kunst en muziek, evenveel aandacht schonk. Ondanks het feit dat zijn werk geen vrolijk onderwerp heeft, wekken de meeste werken, door veel gebruik van felle primaire kleuren, geen verdrietige emoties op.

Boeken / Non-fictie

Een excentrieke veelvraat

recensie: Eva Rovers - Boud. Het verzameld leven van Boudewijn Büch

Veertien jaar na zijn dood is de opwinding rond het leven en werk van Boudewijn Büch enigszins naar de achtergrond verdwenen. Eva Rovers brengt, met zachte hand en liefdevolle pen, het hele verhaal weer aan de oppervlakte. Boud is een nauwgezette biografie, opgetekend door een iets te getrouwe groupie.

Op diverse plaatsen in dit boek duikt het allesomvattende begrip op waarmee schrijver/dichter/verzamelaar/programmamaker/tv-personality Boudewijn Büch (1948-2002) getypeerd wordt: ‘Theater Büch’. De geschiedenis is ingedaald, de feiten zijn bekend, de schijnwereld van de Leidse alleskunner is inmiddels geheel doorgeprikt. Boudewijn maakte het grootste deel van zijn leven tot klucht door de wereld te overladen met verzinsels, zoals het bestaan én het overlijden van een zoon, diverse academische studies en graden, een ongeneeslijke ziekte en een uit de duim gezogen familiegeschiedenis.

Gesamtkunstwerk

Dat ‘Theater Büch’ wordt door biografe Eva Rovers met flair gepresenteerd. In vijftien zeer leesbare hoofdstukken brengt ze de levensloop van Büch adequaat over het voetlicht, waarvoor ze exclusief toegang heeft gekregen tot het complete privé-archief van de schrijver. Het boek ademt een grote bewondering voor het onderwerp: in de vijf jaar die dit project heeft belopen is er tussen Rovers en Büch een relatie ontstaan die helaas iedere kritische noot in deze biografie wegneemt. En dat wringt een beetje.

De biografe zet het leven – en de leugens – van Büch eenvoudig weg onder de noemer ‘Gesamtkunstwerk’: een literator moet nu eenmaal de mogelijkheid hebben in zijn werk de waarheid met een korrel zout te presenteren. Daarmee gaat ze te gemakkelijk voorbij aan de impact die Boudewijns strapatsen hebben gehad (en enkele gevallen nog steeds hebben) op de levens van anderen. Publicist Max Pam laat er in zijn Volkskrant-column geen misverstand over bestaan: Büch was een charlatan en een pathologische leugenaar en deze biografie is een misplaatste poging tot rehabilitatie.

Autobiografictie

Dat de tijd veel wonden heelt, blijkt uit de lange lijst van geïnterviewden en meewerkenden aan deze uitgave. Daar heeft Rovers grondig werk verricht en met haar gepassioneerde inzet wellicht ook aanvankelijke tegenstribbelaars over de streep getrokken. Het ‘Theater Büch’ wordt inmiddels door velen gezien als curiositeit, als artistieke drijfveer van een gepijnigde ziel die, door zijn leven gefantaseerd vorm te geven, nog enig houvast in de werkelijkheid vond. Dat is een liefdevolle omarming – door de biografe doorlopend gepredikt – die (nog) niet door alle belanghebbenden wordt onderschreven. Hoogtepunt van de ‘mantel der liefde’ was de overhandiging van het eerste exemplaar van deze biografie aan jeugdvriend Peter van Zonneveld, de man die door Büch het meest uitvoerig misleid en later zelfs literair de grond in werd getrapt.

Ook over de schrijfkunst van Boudewijn Büch is Eva Rovers uiterst mild in haar opvatting. Geen kwaad woord over poëzie en proza, terwijl juist de aangehaalde citaten uit zijn dichtwerk weer eens laten zien wat een belabberde dichter Büch eigenlijk was. Ook in zijn romans toonde hij zich een slordige stilist. Gedreven door de tomeloze ambitie ‘een groot schrijver’ te willen worden, verdween de broodnodige concentratie en bevlogenheid al snel na de eerste ruwe versie van een nieuw boek. Met behulp van o.a. Büch-adept Harry Prick werd tijd noch moeite gespaard het boek-in-wording zo te bewerken dat uitgave verantwoord was.

Nee, laten we Boudewijn Büch vooral in herinnering houden als de man die op onnavolgbare wijze zijn kennis wist te etaleren over de onderwerpen die hem aan het hart gingen. Goethe, Bilderdijk, Rolling Stones, de dodo, Napoleon, de Amerikaanse Burgeroorlog, pinguïns, Robert Louis Stevenson, Andy Warhol, Buddy Holly, Gerrit Achterberg; alles waar zijn interesse naar uit ging was doelwit van zijn onbegrensde kennisvergaring en -verspreiding. De wijze waarop hij in zijn tv-programma’s de kijker wist te boeien, alleen al door zijn voorkomen en onaangepaste nieuwsgierigheid, is ongeëvenaard. En juist de boeken die daaruit voortvloeiden – de Eilanden-reeks, de boeken over Goethe – behoren tot zijn beste werk.

Büch heeft zelf verklaard, regelmatig in de hoek gedreven over zijn achtergrond, dat in literatuur álles mogelijk is, maar in het werkelijke leven de waarheid dient te worden gevolgd. Dat hij dat zelf niet heeft gedaan, wordt door Eva Rovers in haar doortimmerde biografie als ‘autobiografictie’ bestempeld. Iets te genadig, maar Boud zou het een mooie erkenning hebben gevonden.

Boeken / Non-fictie

Samen zoeken naar de Groenlandse haai

recensie: Morten A. Strøksnes - Haaienkoorts

Soms is al bij de eerste zin duidelijk dat het boek een onvergetelijke leeservaring wordt. Dat lijkt ook het geval te zijn bij Haaienkoorts van de Noor Morten A. Strøksnes.

Altijd al kreeg kunstenaar Hugo Aasjord een speciale blik in zijn ogen en een andere klank in zijn stem als hij het over de Groenlandse haai had. Het dier dat ‘misschien wel vijfhonderd jaar’ oud kan worden. De grootste vleesetende haai ter wereld. En tevens een beest dat op de bodem van de diepe Noorse fjorden zwemt. Schrijver en journalist Strøksnes aarzelt dan ook geen moment wanneer zijn vriend Aasjord voorstelt om op zoek te gaan naar een exemplaar van deze haaiensoort. In Haaienkoorts doet Strøksnes verslag van dit avontuur.

Wachten op het juiste weer

Een Groenlandse haai vinden, of zelfs vangen, zoals de officiële doelstelling van de twee mannen luidt, doe je niet zomaar. Niet alleen moet er aan een geschikte boot en het juiste aas worden gedacht; het begint allemaal met de juiste weersomstandigheden. Die blijken in Steigen, een gemeente in de provincie Nordland en de woonplaats van kunstenaar Aasjord, niet zo vaak voor te komen. Wanneer Aasjord vermoedt dat het binnenkort haaienvangweer wordt, neemt hij contact op met Strøksnes. Dat moment vormt de opening van Haaienkoorts:

Het zou drie en een half miljard jaar duren vanaf het moment dat het eerste primitieve leven zich in de zee ontwikkelde tot het ogenblik dat Hugo Aasjord me een zaterdagavond laat belde terwijl ik een geanimeerd etentje bijwoonde in het centrum van Oslo.

Strøksnes pakt vervolgens vanaf de Noorse hoofdstad het vliegtuig naar Bodø. Vanaf daar volgen twee uur met de snelboot naar Bogøy, alwaar Aasjord hem met de auto opwacht om naar zijn huis op Engeløya, ‘engeleiland’, te rijden. Dan treft het tweetal de voorbereidingen om de zee op te gaan. Strøksnes zorgt voor aas; hij gaat op pad om het kadaver van een Schotse hooglander op te halen. De resten van het dier worden door de twee mannen op een gunstige plek in de zee geworpen. Ze geven de Groenlandse haai, volgens oud plaatselijk gebruik, een dag om op het aas af te komen. Daarna gaan Aasjord en Strøksnes weer het water op. Nu is het alleen nog maar wachten tot het roofdier zich toont.

Vuurtorenwachters in de negentiende eeuw

Eigenlijk doet de bovenstaande beschrijving van de eerste pakweg zestig bladzijden geen recht aan Haaienkoorts. Het boek is namelijk veel meer dan een weergave van de zoektocht naar de Groenlandse haai. Allereerst is het een inkijkje in de verhouding tussen twee vrienden. Aan de ene kant is daar Aasjord, de man midden in de natuur die vol liefde over boten praat, elke middag om vijf uur naar Derrick kijkt en altijd wel een fraai verhaal paraat heeft. Strøksnes op zijn beurt komt uit het allernoordelijkste puntje van Noorwegen, dicht bij de Russische grens, maar woont nu in de hoofdstad. Hij lijkt in het boek meer de rol van observator en luisteraar in te nemen. Van samen zwijgen op zee tot hoogoplopende irritaties wanneer de radio te hard of zacht staat: Strøksnes weet het contact tussen hemzelf en zijn vriend sober maar sprekend te beschrijven.

Behalve een boek over een zoektocht en over vriendschap is Haaienkoorts haast een encyclopedie, vol met allerlei weetjes die rechtstreeks of zijdelings aan het zeeleven te relateren zijn. Elke observatie die Strøksnes tijdens de haaienjacht doet, kan aanleiding geven tot een uitstapje naar een gerelateerd thema. Dan gaat het bijvoorbeeld over de eigenaardigheden van de potvis, over negentiende-eeuwse vuurtorenwachters, of over het leven in het dunbevolkte noorden van Noorwegen.

Uitstapjes en uitweidingen

Al deze uitstapjes bieden meerwaarde, omdat de feitjes in Haaienkoorts reuze interessant zijn. Wie denkt niet geïnteresseerd te zijn in de zee en haar bewoners, komt beslist bedrogen uit. Strøksnes heeft een treffende schrijfstijl en neemt de tijd om een onderwerp aan te pakken en uit te diepen. Dat is echter tegelijkertijd ook het minpunt aan het werk. In het begin zuigt de lezer elk gegeven en iedere uitweiding in zich op. Maar wanneer een enkele zin over de zoektocht voortdurend aanleiding geeft voor een uitvoerige uiteenzetting over iets geheel anders, begint dat na een tijdje te irriteren. De verhouding is soms zoek.

Nadat er bijna driehonderd bladzijden lang is meegeleefd met de speurtocht, eindigt het boek abrupt. De lezer is nog volop bevangen door de haaienkoorts als hij opeens op de laatste pagina aangekomen blijkt te zijn. Dat is jammer. Bij de beeldende en beschrijvende stijl van Haaienkoorts had een wat langer en beschouwender einde goed gepast. Strøksnes kan de hoge verwachtingen gedeeltelijk, maar niet geheel waarmaken. Een goede beginzin mag dan mooi meegenomen zijn, een sterk slot is een must.

Film / Films

Overal nazi’s

recensie: DVD/VOD Der Staat gegen Fritz Bauer

Hij was jood, homo en communist. En dat in de jaren vijftig in het naoorlogse West-Duitsland waar ze het liefst het nazi-verleden zouden vergeten. Het merendeel van de Duitsers wilde zo snel mogelijk vooruit met hun Wirtschaftswunder. Waarom nog omkijken naar dat zwarte verleden?

Fritz Bauer was in 1957 procureur-generaal, belast met de opsporing van nazi-kopstukken. Het was een tijd dat voormalige SS-officieren nog gewoon functioneerden. Ze zaten in de regering, ze werkten op belangrijke posities in bedrijven, bezetten sleutelposities in het rechtssysteem en stonden in het telefoonboek.

Verdwenen dossiers

Geen wonder dat Fritz Bauer, met zijn achtergrond en verleden, nauwelijks voortgang maakte. De geheime dienst volgde elke stap die hij zette en had zelfs een dossier met compromitterende feiten. Uit zijn kantoor verdwenen belangrijke dossiers.
Der Staat gegen Fritz Bauer laat zien hoe het Bauer ondanks alle tegenwerking toch lukte om in Argentinië Adolf Eichmann, de architect achter de jodenvervolging, op te laten pakken. Daarvoor moest hij wel samenwerken met de Israëlische geheime dienst Mossad, een gevaarlijke daad waarvoor hij aangeklaagd zou kunnen worden voor landverraad.

Fenomenale hoofdrol

Schrijver-regisseur Lars Kraume maakt van dit waargebeurde verhaal een ouderwets spionagedrama dat fraai is vormgegeven. Af en toe denk je te kijken naar een Duitse variant van Mad Men. Wat Der Staat gegen Fritz Bauer boven het spionagegenre uit tilt is de historische beladenheid – veel nazi’s hadden na de Tweede Wereldoorlog nog behoorlijk wat macht – en de fenomenale hoofdrol van Burghart Klaußner, die van Bauer een sympathieke mopperkont maakt die zich door niets en niemand liet stoppen.