Tag Archief van: landscape

Film / Films

De wereld uit toeristenfolders

recensie: The World (Shi jie)

De wereld in The World (Shi jie) verwijst niet naar de ‘echte’ wereld, maar naar een themapark met die naam in de Chinese hoofdstad Peking. Daar is de wereld nagebootst, of eigenlijk het deel waarvan we de afbeeldingen steeds weer zien terugkomen in toeristenfolders en reisgidsen – de Eiffeltoren staat er, de Taj Mahal, en de Twin Towers, door geen van de vliegtuigen op 11 september 2001 gevonden. Chinezen die niet de mogelijkheid hebben om al deze culturele attracties in de werkelijkheid te bekijken, bezoeken het park en doen dan net alsof ze een wereldreis hebben gemaakt. Je kunt je er laten filmen op een vliegend tapijt, tegen de achtergrond van de beroemdste gebouwen.

Regisseur Zhangke Jia koos het themapark niet zonder reden als decor voor zijn vierde film (na Xiao Wu, Platform en Unknown Pleasures). Het park is, als simulatie van de hoogtepunten van de wereld, een verbeelding van het verlangen van een meerderheid van de Chinezen die we in de film tegenkomen. En tegelijkertijd van de bittere werkelijkheid: want hier houdt de wereld op voor hen. De hoofdpersonen van The World – voor het merendeel werknemers van het park – zouden wel weg willen uit Peking, zoals ze eerder het arme Chinese platteland verlieten. Maar ze hebben niet het geld om naar het buitenland te gaan; daarnaast is het in China nog altijd vrijwel onmogelijk om aan een paspoort te komen.

Mooie kleren en mobiele telefoons


~

Jia goot The World in de vorm van een mozaïekdrama, waarin de levens van verschillende personages allemaal op de één of andere manier in elkaar grijpen. Wel koos hij hierbij één centraal karakter, over wier schouder we het vaakst meekijken: Tao, een danseres in het themapark. Zij weigert tussen haar roosters door te slapen met haar opdringerige vriendje (tevens collega). De onuitgesproken reden lijkt te zijn dat het koppel geen comfortabele slaapplaats heeft.

In symbolische zin staat het themapark voor de westerse consumentencultuur, die de hoofdpersonen met de toppen van hun vingers mogen aanraken. Wat dat aangaat hebben ze het beter dan de figuren uit documentaires die recent op het IDFA te zien waren, zoals The Concrete Revolution van Xiaolu Guo en China Bluevan Micha Peled. Zij werkten in de bouw en werden behandeld als beesten: een hongerloon, lange werkdagen en plaggenhutten om in te slapen. De werknemers van het World Park delen een kamer, maar hebben er ten minste één, en zijn in het bezit van een mobiele telefoon en mooie kleren. Ze doen mee aan de moderne wereld of hebben in ieder geval die illusie, en durven te dromen van meer.

Bittere boodschap


~

In feite maakt dat hen des te tragischer. Want ze hebben niet dezelfde levensstandaard als westerlingen. Om dit te onderstrepen, smokkelt Jia de harde werkelijkheid steeds sterker zijn film binnen. Russische danseressen belanden na een korte werkperiode in het themapark in de prostitutie; een jongeman komt om door een ongeluk in de bouw. Foute mannen proberen Tao te verleiden met diamanten en gratis reisjes. Uiteindelijk loopt het met Tao en haar vriendje dan ook slecht af.

Dat is wrang, en de boodschap lijkt bitter: hoe mooi dromen ook zijn, uiteindelijk haalt de realiteit ze in. Toch is Jia geen echte zwartkijker. Hij laat zien dat het juist die verlangens naar liefde, vrijheid en rijkdom zijn die, hoe onrealistisch ook, de personages op de been houden. Zo filmt hij het binnenkomen van sms-berichten steevast in mooie, kleurrijke animaties, alsof ze een onderbreking zijn van de dagelijkse sleur. En er zitten ook veel oprecht vrolijke dingen in zijn film, zoals de bruiloft van twee van Tao’s collega’s en de vriendschap tussen Tao en één van de Russische vrouwen. Het leven is nu eenmaal niet alleen maar kommer en kwel, lijkt Jia te willen zeggen. Die relativering maakt The World tot een film van een mild gestemde pessimist.

The World draait momenteel in Filmtheater Lumière in Maastricht.

Film / Films

De wereld uit toeristenfolders

recensie: The World (Shi jie)

De wereld in The World (Shi jie) verwijst niet naar de ‘echte’ wereld, maar naar een themapark met die naam in de Chinese hoofdstad Peking. Daar is de wereld nagebootst, of eigenlijk het deel waarvan we de afbeeldingen steeds weer zien terugkomen in toeristenfolders en reisgidsen – de Eiffeltoren staat er, de Taj Mahal, en de Twin Towers, door geen van de vliegtuigen op 11 september 2001 gevonden. Chinezen die niet de mogelijkheid hebben om al deze culturele attracties in de werkelijkheid te bekijken, bezoeken het park en doen dan net alsof ze een wereldreis hebben gemaakt. Je kunt je er laten filmen op een vliegend tapijt, tegen de achtergrond van de beroemdste gebouwen.

Regisseur Zhangke Jia koos het themapark niet zonder reden als decor voor zijn vierde film (na Xiao Wu, Platform en Unknown Pleasures). Het park is, als simulatie van de hoogtepunten van de wereld, een verbeelding van het verlangen van een meerderheid van de Chinezen die we in de film tegenkomen. En tegelijkertijd van de bittere werkelijkheid: want hier houdt de wereld op voor hen. De hoofdpersonen van The World – voor het merendeel werknemers van het park – zouden wel weg willen uit Peking, zoals ze eerder het arme Chinese platteland verlieten. Maar ze hebben niet het geld om naar het buitenland te gaan; daarnaast is het in China nog altijd vrijwel onmogelijk om aan een paspoort te komen.

Mooie kleren en mobiele telefoons


~

Jia goot The World in de vorm van een mozaïekdrama, waarin de levens van verschillende personages allemaal op de één of andere manier in elkaar grijpen. Wel koos hij hierbij één centraal karakter, over wier schouder we het vaakst meekijken: Tao, een danseres in het themapark. Zij weigert tussen haar roosters door te slapen met haar opdringerige vriendje (tevens collega). De onuitgesproken reden lijkt te zijn dat het koppel geen comfortabele slaapplaats heeft.

In symbolische zin staat het themapark voor de westerse consumentencultuur, die de hoofdpersonen met de toppen van hun vingers mogen aanraken. Wat dat aangaat hebben ze het beter dan de figuren uit documentaires die recent op het IDFA te zien waren, zoals The Concrete Revolution van Xiaolu Guo en China Bluevan Micha Peled. Zij werkten in de bouw en werden behandeld als beesten: een hongerloon, lange werkdagen en plaggenhutten om in te slapen. De werknemers van het World Park delen een kamer, maar hebben er ten minste één, en zijn in het bezit van een mobiele telefoon en mooie kleren. Ze doen mee aan de moderne wereld of hebben in ieder geval die illusie, en durven te dromen van meer.

Bittere boodschap


~

In feite maakt dat hen des te tragischer. Want ze hebben niet dezelfde levensstandaard als westerlingen. Om dit te onderstrepen, smokkelt Jia de harde werkelijkheid steeds sterker zijn film binnen. Russische danseressen belanden na een korte werkperiode in het themapark in de prostitutie; een jongeman komt om door een ongeluk in de bouw. Foute mannen proberen Tao te verleiden met diamanten en gratis reisjes. Uiteindelijk loopt het met Tao en haar vriendje dan ook slecht af.

Dat is wrang, en de boodschap lijkt bitter: hoe mooi dromen ook zijn, uiteindelijk haalt de realiteit ze in. Toch is Jia geen echte zwartkijker. Hij laat zien dat het juist die verlangens naar liefde, vrijheid en rijkdom zijn die, hoe onrealistisch ook, de personages op de been houden. Zo filmt hij het binnenkomen van sms-berichten steevast in mooie, kleurrijke animaties, alsof ze een onderbreking zijn van de dagelijkse sleur. En er zitten ook veel oprecht vrolijke dingen in zijn film, zoals de bruiloft van twee van Tao’s collega’s en de vriendschap tussen Tao en één van de Russische vrouwen. Het leven is nu eenmaal niet alleen maar kommer en kwel, lijkt Jia te willen zeggen. Die relativering maakt The World tot een film van een mild gestemde pessimist.

The World draait momenteel in Filmtheater Lumière in Maastricht.

Muziek / Album

Nog niet om

recensie: The Sheer - Feel the Need

.

In vergelijking met The Keyword is Excitement! treedt toetsenist Jasper Geluk dit keer iets meer op de voorgrond: wat mij betreft een zegen. Het geeft de gitaargeorienteerde poprock vaak net eventjes dat kleine beetje extra. Verder klinkt The Sheer natuurlijk nog steeds zo Brits als Margaret Thatcher en John Cleese, hoewel het er gelukkig niet meer zo dik bovenop ligt. Dat komt ook doordat de mannen nu af en toe iets verder durven kijken dan The Beatles (vroege periode), The Kinks, Supergrass, Oasis en The Stereophonics. Zo wordt er in Morning/Evening met succes gestoeid met de sound van The Who. Sinds het nummer Won’t Get Fooled Again werd gebruikt voor het intro voor de populaire politieserie Crime Scene Investigation lijkt de band van de twee nog levende bandleden Pete Townshend en Roger Daltrey aan een opmerkelijke opmars bezig. Iets dat ook The Sheer niet moet zijn ontgaan. Het kinderklasje dat ‘one two three four’ schreeuwt in het intro van Don’t Let Em Get You doet dan weer erg denken aan Another Brick in the Wall van Pink Floyd, terwijl de gitaartjes in het intro van Somebody Tell Me lijken te zijn geleend van het hippe The Strokes.

Progressie

Wat mij betreft het meest memorabel zijn het kleine, door de akoestische gitaar gedragen liedje From This Moment On – over het verwerken van een stukgelopen relatie – en het zeer volwassen klinkende City Lights, samen met Morning/Evening het bewijs dat Van Liemt en co. meer in hun mars hebben dan die toch wat oppervlakkige, springerige feelgoodsongs die het vooral goed doen op de grote zomerfestivals, en die je naderhand meteen weer bent vergeten.

Om hebben ze me nog niet, daarvoor staan er nog net iets te veel zomerse niemandalletjes op Feel The Need, maar er zit duidelijk progressie in!

Film / Films

Misplaatst superioriteitsgevoel

recensie: Manderlay

Het oeuvre van Lars von Trier is uniek in zijn weerbarstigheid. De ironische Deen maakt geen films om te vermaken of om op te voeden, maar om onbetwistbaar geachte waarheden op te blazen en te vervangen door onzekerheid. Die onzekerheid is geen doel op zich, maar zorgt ervoor dat de gestolde clichés uit hun voegen springen en er ruimte ontstaat voor andere, minder evidente perspectieven. In Manderlay (2005) legt Von Trier de vinger op de misplaatste morele superioriteit die de Westerse wereld zichzelf toedicht en laat hij via een moderne parabel zien hoe dit onvermijdelijk tot contradicties leidt.

~

Von Trier is iemand die niet alleen gebruik maakt van het medium film, maar het tevens verandert en nieuwe richtingen in laat slaan. Hij combineert een buitenissige en vaak politiek incorrecte thematiek met een compromisloze en experimentele stijl. Hierdoor ontstaan films die door hun losbandige inventiviteit bewondering oproepen, maar door hun narcistische gekunsteldheid tevens afstoten. Het genie van Von Trier ligt in het feit dat hij deze tegenstrijdige impulsen tegelijkertijd weet op te roepen, waardoor de kijker uit balans wordt gebracht.

Schaduwzijden

De USA-trilogie, waarvan Manderlay het tweede deel vormt, is misschien wel Von Triers meest provocerende project tot nog toe. De trilogie gaat nier zozeer over Amerika zelf maar toont er een mythische versie van waarin typisch Amerikaanse idealen als gastvrijheid, rechtvaardigheid, democratie en vrijheid onder de loep worden genomen. In Manderlay laat Von Trier de schaduwzijden zien van humanitaire interventies als die in Irak. Hij doet dit niet op een directe wijze, maar maakt gebruik van een parabel die teruggrijpt op de Amerikaanse slavernij.

~

In Manderlay staat een plantage in Alabama centraal waarop de slavernij, zeventig jaar na de afschaffing ervan, nog steeds in praktijk wordt gebracht. Grace, de naïeve en gekwelde hoofdpersoon uit Dogville, zorgt er met behulp van de maffioso van haar vader voor dat de slaven alsnog bevrijd worden van hun onderdrukkers. “We brought them here, we abused them and made them what they are”, geeft Grace als reden voor haar optreden. Hiermee geeft ze uiting aan twee ogenschijnlijk tegenstrijdige gevoelens: superioriteit en schuldgevoel. In feite definieert ze de slavernij op Manderlay als haar probleem dat op haar manier moet worden opgelost. Dat klinkt nobel, maar zal uiteindelijk funest blijken te zijn. Het is haar probleem niet en, belangrijker nog, het kan niet op haar manier worden opgelost.

Schromelijke zelfoverschatting

Manderlay is geen aanklacht tegen humanitaire hulp of tegen militaire interventies, maar gericht tegen de onwetendheid en het gebrek aan werkelijke interesse die met deze acties gepaard gaat. Grace meent dat ze op moreel gebied superieur is aan de plantage-eigenaars en qua ontwikkeling superieur aan de bevrijde slaven. Von Trier laat echter geleidelijk aan zien dat ze zichzelf schromelijk overschat en feitelijk geen idee heeft waar ze mee bezig is. Grace maakt elke vorm van inlevingsvermogen en reflectie ondergeschikt aan haar onmiddellijke verontwaardiging. Het probleem daarbij is dat deze verontwaardiging niet voortkomt uit mededogen en werkelijke interesse, maar uit een misplaatst superioriteitsgevoel.

~

Met Dogville, het eerste deel uit zijn USA-trilogie, creëerde Von Trier een geheel nieuwe cinematografie. Hij reduceerde de set tot wat lijnen en strepen en een enkele deur, een kast, een molen. Dit levert een sobere en ongekunstelde beeldtaal op waarin de nadruk volledig op de acteurs komt te liggen. Terwijl Dogville vooral imponeerde vanwege zijn vervreemdende formele soberheid, moet Manderlay het echter meer hebben van zijn provocatieve thematiek. De cinematografische principes zijn weliswaar hetzelfde gebleven, maar ze worden minder streng toegepast. De set is uitgebreider en minder sober, de cameravoering is losser en het acteerwerk is minder imponerend. Vooral dit laatste is storend. Grootste gemis is Nicole Kidman, die als geen andere de ambigue gemoedstoestand van Grace wist uit te drukken. Bryce Dallas Howard, die haar plaats inneemt, doet haar best maar haar acteerwerk is te eenduidig om de film te kunnen dragen. Gelukkig wordt dit enigszins gecompenseerd door de uitstekende rollen van Isaach De Bankole en Danny Glover.

De extra’s op deze dvd zijn ietwat standaard, maar desondanks heel redelijk. In de documentaire The Road to Manderlay wordt de totstandkoming van de film besproken. Daarnaast staan er twee interviews op, waaronder eentje met de Nederlandse acteur Rik Launspach die in Manderlay een bijrol voor zijn rekening nam. Verder bevat de dvd een ietwat langdradig audiocommentaar, waarin Von Trier op zijn typische melige wijze vertelt over bijvoorbeeld de verliefdheid die ontstond tussen een echte ezel en zijn namaak plaatsvervanger. Het nadeel van dit audiocommentaar is dat het, mede door de bijdrage van Anthony Dod Mantle (cinematografie), vrij technisch blijft en niet dieper ingaat op de thematiek van de film. Op zichzelf is dit logisch – laat de kijker zelf maar uitvinden wat het allemaal betekent – maar anderzijds wordt het geheel er wel wat zielloos door.

Boeken / Fictie

Prozac in boekvorm

recensie: Goscinny & Sempé - De vakanties van de kleine Nicolaas

Na veel te lang wachten is daar dan eindelijk de vertaling van de avonturen die de kleine Nicolaas met vakantie beleeft. Was het eerste deel uit de serie die tekenaar Sempé en scenarist Goscinny maakten al hilarisch, dit tweede is met afstand de beste remedie tegen zomerdepressies en andere mentale ongemakken.

Maar liefst twee vakanties maken we ditmaal mee. De eerste keer gaat Nicolaas met zijn ouders op reis, natuurlijk na de nodige huiselijke strubbelingen over de bestemming. Het eerste hoofdstuk heet omineus Papa is de baas – en inderdaad beslist moeder uiteindelijk dat ze naar het strand in Bretagne gaan, waar onze held op geheel eigen wijze de boel op stelten zet en vader niet echt zijn rust kan pakken. De meeste ellende wordt veroorzaakt door Nicolaas, maar die behoudt ondanks alles zijn zeer aanstekelijke onverwoestbare humeur.

~

Dat goede humeur lijdt al evenmin onder de aankondiging een jaar later, dat hij naar een vakantiekamp moet. Nicolaas vindt namelijk alles leuk en geweldig, wat in scherp contrast staat met de ravage die hij met zijn vrienden aanricht. Die vrienden zijn zoals gebruikelijk weer een verhaal apart. Net als in het eerste deel kregen ze de namen van heiligen, kerkvaders, martelaren en andere vrolijke historische figuren, en ook hebben ze allemaal hun vaak botsende eigenaardigheden. Geen wonder dat de kampleider al meteen de eerste dag weer naar huis wil, ondanks het motto van de groep: ‘hou vol’ – één van de vele ironische grapjes waar Goscinny voor de goede verstaander mee strooit. Die dragen weer bij aan de kaleidoscopische veelzijdigheid van het verhaal, dat het goed doet bij de jongsten onder ons, maar dat ook de wat rijpere lezer het nodige te bieden heeft. Goscinny en Sempé laten door de ogen van de kleine Nicolaas zien hoe idioot wij volwassenen ons soms gedragen, of liever: hoe wij ons struikelend door het leven slaan, geplaagd door kleine tegenslagen. Lachen om je eigen leed, dat is het, maar ook om de pompeuze dikdoenerij waar velen aan lijden, en wie nog meer wil kan op zoek naar de filosofische onderstroom en de subtiele manier waarop Goscinny de condition humaine aan de orde stelt. Dit alles samengebald in het vreselijke verhaal van de kuil die vader op last van een strandautoriteit dicht moet gooien, wat met alle daarmee samenhangende incidenten en andere tegenslagen eindigt in pure slapstick, uiteraard ten koste van de arme en toch al zo veelgeplaagde ouder die wegens zonnebrand twee dagen het bed moet houden. Daar kun je een diepgravend essay over schrijven.

Zijn de teksten al van het hoogst denkbare niveau, de tekeningen van Sempé geven die ook nog eens een duidelijke meerwaarde. In een paar lijnen vat hij zo drie en in sommige gevallen vier en zelfs vijf alinea’s samen en voegt hij daar zijn eigen tekenkundige commentaar aan toe, zodat het gebodene nog meer gaat leven. Niet dat het echt nodig is, Goscinny’s teksten zijn sterk genoeg, maar toch fijn.

Boeken / Strip

Grensverleggend of zedenverval

recensie: Ivan Brunetti – Ahum! // Arnaud Floc'h – Picknick in 8 smaken

Hoever mag je gaan als cartoonist? Een actueel thema gezien de commotie rond de Deense spotprenten. Conclusie van de discussies hierover in de media was, dat niet duidelijk is waar voor cartoonisten nu precies de grens ligt. De grenzen van de Amerikaan Ivan Brunetti zijn in ieder geval nog lang niet in kaart gebracht. Hij maakt vrolijk grappen over incest, kinderporno en zelfverminking. Fransman Arnaud Floc’h zoekt zijn heil meer in subtiliteiten. Alhoewel? In 24 pagina’s vinden acht vrouwen de dood.

Je zou denken dat een man, die doceert aan de universiteit van Chicago en cartoonist is voor onder andere The New York Times en Time, in staat is tot het maken van intelligente grappen. Nu kan het zijn dat de grappen van zo’n hoog niveau zijn dat ondergetekende ze gewoonweg niet behapt.

Verschrikkelijk verschrikkelijke grappen

Een voorbeeld: Getekend zijn drie personen, twee mannen een vrouw. De vrouw loopt over straat. De ene man zegt tegen de ander: “Ik zou haar tieten willen afhakken; ze doet me aan m’n moeder denken.” Lachen? Nog een voorbeeld: Een vrouw staat in de gang en roept: “Waag het niet om papa’s favoriete cockring te gebruiken, jongens!”

Dit is werkelijk waar een gemiddelde greep uit hetgeen Ivan Brunetti brengt in Ahum! Grappen over incest, kinderporno, seksueel misbruik van dieren, homofobie en meer. Brunetti is grof, helaas is die grofheid het enige dat hij te bieden heeft. Niet absurd, niet verheffend, simpele tekeningen en slechte grappen dat is alles. Ver onder het niveau van een Kamagurka, Gumbah of Fokke en Sukke.

Subtiel en verfijnd

Zo grof als Ivan Brunetti is, zo subtiel gaat illustrator Arnaud Floc’h te werk. Hoofdpersoon van Picknick in 8 smaken is de naamloze zoon van een Vietnamveteraan. Zoals iedereen weet gaat er altijd iets fout met een Vietnamveteraan in de buurt. Zo ook in deze strip. De zoon beschrijft verschillende picknicks die hij met verschillende dames heeft ondernomen. Vrij normaal maar de oplettende lezer zal in de bijbehorende tekeningen details aantreffen die prijs geven hoe de picknicks aflopen.

Floc’h tekent alles op een luchtige zomerse manier. De tekeningen worden niet luguber en toch is Picknick in 8 smaken een luguber verhaal. Het oeuvre van een seriemoordenaar wordt uitgebeeld door het scheppen van suggestie en verbeelding. Floc’h biedt zijn lezer ruimte om zelf de ontbrekende stukjes van de puzzel in te vullen waardoor de strip vooral lezers met veel fantasie erg zal bevallen. Erg knap om zoiets voor elkaar te brengen in maar 24 bladzijden.

Ahum! • Ivan Brunetti • Scenario: Willem Ritstier • Uitgever: Xtra • Prijs: € 9,90 (softcover) • 90 bladzijden • ISBN: 90-77766-38-3

Picknick in 8 smaken • Arnaud Floc’h • Uitgever: Xtra • Prijs: € 9,90 (softcover) • 24 bladzijden • ISBN: 90-77766-33-2

Film / Films

Pacino’s beste film

recensie: Dog Day Afternoon (Special Edition)

Dog Day Afternoon (1975) is een van de meest iconische Amerikaanse kwaliteitsfilms van de jaren zeventig, waarin Al Pacino alle registers opentrekt om zijn capaciteiten als acteur te vertonen. De film vertelt het op feiten gebaseerde verhaal van Sonny (Pacino), die met twee kompanen een bank berooft om de geslachtsoperatie van zijn vriend te financieren. Dat is althans de bedoeling: zoals in iedere bankovervalfilm gaat het faliekant fout en mondt de situatie uit in een gijzelingsdrama en een mediaspektakel.

~

Het bijzondere van Dog Day Afternoon is echter dat de film zo sober is. Lumet (destijds al een veteraan – hij regisseerde dertig jaar eerder al 12 Angry Men) laat alle sensatie en moralisme waartoe het verhaal uitnodigt volledig achterwege. Het is geen melodrama, maar ook geen thriller. De film heeft geen score en geen opvallende aankleding of camerawerk. Dat laatste is nog het meest subtiel: Dog Day Afternoon is een schoolvoorbeeld van de verloren kunst van het monteren, die in de jaren zeventig hoogtij vierde. De scènes zijn zo vakkundig versneden dat ze – zonder dat je het een moment merkt – de spanning opvoeren en weer afbouwen.

Lichaamstaal

Met deze aanpak komt alle aandacht bij de acteurs terecht, die er een buitengewoon enerverend schouwspel van maken. Zonder te verdwijnen in het karakter (je bent je er altijd van bewust dat je naar Pacino kijkt) maakt hij van Sonny een geheel overtuigend personage. De flamboyante Pacino, die later zo vaak een macho zou spelen, vertolkt Sonny als een romantische, obsessieve schlemiel. Met louter oprechtheid: de tragiek van zijn illusie dat hij de idiote operatie tot een goed einde kan brengen is meeslepend. De vroeg gestorven acteur John Cazale (Fredo uit The Godfather), even oprecht als zijn tegenspeler Sal, weet ook de juiste tragische toon te vinden als de meer introverte bankovervaller, die nog minder van wanten weet dan Sonny. Maar uiteraard is het Pacino die de film draagt: hij is het centrum van iedere scène. De acteur heeft misschien betere rollen gespeeld, maar er zijn waarschijnlijk geen films waarin zijn intense acteerwerk – zijn lichaamstaal, zijn dictie, zijn wilde ogen – een betere plaats krijgt. Alle facetten van de film geven Pacino de ruimte, zodat alles afhangt van zijn explosieve prestatie, die de voornaamste reden is dat de film zo overtuigend werkt.

Uitstekende toevoegingen

~

De dvd is een eersteklas uitgave: een sobere verpakking met als inhoud een smetteloze transfer, onderhoudend commentaarspoor van de regisseur, en bescheiden achtergrondmateriaal in de vorm van een gloednieuwe documentaire en een promotiefilmpje uit de tijd van de film. Een uiterst sympathieke Lumet (inmiddels stokoud) vertelt geroutineerd feitjes, anekdotes en motivaties. Het commentaar is het meest interessant als hij uitlegt hoe de film tot stand gekomen is, bijvoorbeeld in hoeverre de acteurs afwijken van het scenario en wat Pacino’s inbreng is geweest. Af en toe laat hij zich meeslepen door de film en blijft het stil, maar over het algemeen is het een uitstekende toevoeging. Het enige nadeel van het extra materiaal is dat op de overeenkomsten en verschillen met het ware verhaal niet zo diep wordt ingegaan. Zelfs de nieuwe documentaire van Laurent Bouzereau die de film vergezelt behandelt allerlei facetten (en toont zelfs Al Pacino die enthousiast terugblikt), maar blijft – voor Bouzereau typisch genoeg – volledig aan de oppervlakte.

Muziek / Album

Nog altijd de tragische kant van de liefde als inspiratiebron

recensie: The Black Heart Procession - The Spell

Muziek voor gekrenkte zielen, voor mensen die het verleden maar moeilijk los kunnen laten, die liever terugblikken dan vooruitkijken, die zich ellendig voelen en hun verdriet het liefst in het café verzuipen. Je begrijpt het al, het is de melancholie, de weemoed, waar het uit San Diego afkomstige The Black Heart Procession (BHP) in is gespecialiseerd. Met haar vijfde studioalbum The Spell keert BHP nu terug naar het geluid waarmee ze is groot geworden: duistere, broeierige pop die zijn oorsprong lijkt te vinden in de Mexicaanse woestijn. Muziek waar het zweet vanaf druipt.


BHP tijdens een concert in Vera Groningen, foto: Mark Scheffer
BHP tijdens een concert in Vera Groningen, foto: Mark Scheffer

Pall Jenkins (die soms ook door het leven gaat als Paolo Zappoli) en Tobias Nathaniel zijn de kernleden van de groep. Zij kennen elkaar al van voor BHP, en wel van het legendarische avant-rock gezelschap Three Mile Pilot, ook uit San Diego. Die band gaf er na drie albums en een handjevol EP’s in 1997 voor onbepaalde tijd de brui aan, naar het schijnt omdat een aantal mensen niet wilde toeren . Jenkins en Nathaniel gingen samen verder met The Black Heart Procession. Inmiddels is BHP alweer toe aan haar vijfde studioalbum (tussendoor leverde ze samen met Solbakken nog een bijdrage aan de In The Fishtank-serie). Alle albums werden uitgebracht bij het Touch and Go-label, waar bijvoorbeeld ook Calexico en CocoRosie zitten.

Melancholie troef

Vooral op de eerste drie, donkere, broeierige albums met de ‘veelzeggende’ titels One, Two en Three is het melancholie troef. Dan mag je denken aan de zwarte kant van bands als Mercury Rev, The Birthday Party, Tindersticks, Madrugada en de singer-songwriter kant van Nick Cave of Neil Young.
Nieuweling The Spell hangt een beetje in tussen de eerste drie BHP albums en het toch iets warmere, iets toegankelijkere Amore del Tropico (2002). Ditmaal helaas geen up-tempo, bijna feel-good nummer zoals Did You Wonder, waardoor het geheel toch wat eentonig overkomt, een aantal juweeltjes ten spijt. Ook live is dit het grootste manco, zoals het concert in het Groningse VERA laatst maar weer eens aantoonde. De krenten in de pap zijn in dit geval het slepende The Letter, met een hemeltergend mooi, door piano en viool gevulde intro en de sentimentele afsluiter To Bring You Back, waarin wordt verhaald over een verloren geliefde. Tekstueel is er in dat opzicht de afgelopen tien jaar weinig veranderd; ondanks het succes van zijn band voelt Jenkins zich klaarblijkelijk nog altijd onbegrepen en in de steek gelaten. Sentimenteel geneuzel? Het zit op het randje, maar vooralsnog wel aan de goede kant. Vernieuwend kun je The Spell moeilijk noemen, maar dat zal de echte Black Heart Procession fan zeer terecht een grote zorg zijn.

Onlangs werd bekend gemaakt dat van Three Mile Pilot in 2007 een nieuw album zal verschijnen!

Kunst / Expo binnenland

De kleine biënnale

recensie: Fijne kunst kaapt ruig fort

Twaalf kunstenaars hebben fort ’t Hemeltje tussen Houten en Utrecht gekaapt. Ze hebben de fortwachter en zijn vrouw in weten te palmen en zijn ter plekke aan het werk gegaan, veelal geïnspireerd door de locatie. Hun kunst is drie weken lang te zien op en in het fort. In 2004 was een andere groep kunstenaars er al in geslaagd om het nabij gelegen fort Vechten in bezit te nemen.

Onder de slogan ‘Kunst kaapt ruig fort’ willen curator Mark Kremer, de organisatie en de kunstenaars van de tweede editie van de kleine biënnale wederom veel kinderen trekken. Ouders en andere volwassenen met een open blik zijn ook welkom. De kleine biënnale is een variant van de grote biënnales voor beeldende kunst zoals die wereldwijd tweejaarlijks plaatsvinden in onder meer Venetië, São Paulo en Berlijn. De kleine biënnale is klein van opzet en daardoor niet zo’n uitputtingsslag als zijn grotere broer.

Reusachtig kanon

Hier worden kinderen afgevuurd toch?, André van Bergen (foto: Mireille de Putter)
Hier worden kinderen afgevuurd toch?, André van Bergen (foto: Mireille de Putter)

Het meest in het oog springend is een reusachtig houten kanon bovenop het fort. Hier worden kinderen afgevuurd toch? gaf kunstenaar André van Bergen (1963) als titel aan het werk mee. Van Bergen liet zich inspireren door de militaire geschiedenis van het fort, door een spectaculaire circus- en kermisattractie uit vroeger tijden, en door het kind als avonturier. Door te draaien aan een lier wordt een elastiek aangespannen waarmee een grote ton -met of zonder inhoud- kan worden weggeschoten. Of hiermee echt kinderen of andere zaken worden weggeschoten, blijft onduidelijk. Het idee en de aanblik van de naar de lucht gerichte houten stellage prikkelt de verbeeldingskracht in elk geval sterk. In het stemhokje verderop is te lezen:“Ik stem voor het kanon als vreemdste kunstwerk, omdat het zo mooi is gebouwd en omdat je je ouders erin kunt afschieten.”

Herinneringen van een fortbewaker

Rondstruinend op het fort beland je in een soort filmdecor van kunstenares Ingrid Mol (1970) dat bestaat uit een tankstation, ruige brommers, een monitorenkamer en een keramieken beeld van een voor zich uit starende man. Vooral de als wesp en sprinkhaan vormgegeven Kreidler ‘buikschuivers’ zijn fraai. Mol gebruikt haar kunst om personages te bedenken en verhalen te vertellen. In dit verhaal staan de herinneringen van fortbewaker Ralp Lepaert centraal. Het is aan de bezoeker om de verschillende elementen met elkaar te verbinden en het verhaal af te maken.

Binnen in het fort is werk te zien van onder meer Hester Oerlemans, Wouter van Riessen, Servet Koçyigit, Yeondoo Jung en Mark Bain. De installatie Uit-Controle van Mark Bain (1966) bestaat uit luide, vibrerende klanken die via je oren binnen komen en in je hele lichaam doortrillen. Wandelend door de lange, duistere gangen van het fort ga je op zoek naar de bron; het epicentrum van dit oergeluid. Kinderen schreeuwen en gillen. Het is alsof de lange gang een reusachtige saxofoon vormt, die deze oorverdovende klanken produceert.

Wonderland

Veel deelnemende kunstenaars hebben zich laten inspireren door kinderen, maar bij de Koreaanse kunstenaar Yeondoo Jung (1969) levert dit een verrassend resultaat op. Voor zijn project Wonderland werkte hij in 2004 samen met kinderen in Liverpool van vijf en zes jaar oud. De bevolking in het geboorteland van Jung is lange tijd onderdrukt geweest. De mensen waren niet gewend om in vrijheid te leven en hun dromen waar te maken. Jung vroeg de kinderen in Liverpool hun dromen te tekenen. Wat zouden ze willen doen? En wie zouden ze willen zijn? Vervolgens heeft Jung deze droomwerelden geënsceneerd en gefotografeerd. Hoewel de samenwerking met de kinderen heel vrij werk oplevert, is het vooral de wisselwerking tussen de tekeningen en de foto’s die het zo boeiend maakt.

Brommer, Ingrid Mol (foto: Mireille de Putter)
Brommer, Ingrid Mol (foto: Mireille de Putter)

Suchan Kinoshita, Meschac Gaba, Michiel Blumenthal, en Hinrich Sachs/Mirjam van Tilburg hebben werk gemaakt waarbij de kinderen zelf iets kunnen doen. Bij rondvraag blijken deze werken veruit favoriet bij het jonge publiek. In de spelletjeskamer van het Museum voor Hedendaagse Afrikaanse Kunst van Meschac Gaba kun je Afrikaans knikkeren. Als kaartenmaker kun je een kaart van het fort tekenen; de mooiste exemplaren worden geëxposeerd tussen historische en andere bijzondere kaarten.

Ook in de souvenirshop gaan bezoekers zelf aan de slag om een eigen biënnale-souvenir te ontwerpen. In de stemhokjes kun je laten weten wat je van de kunst vond. Op de vraag welk kunstwerk je uit de expositie zou willen halen en in de fortgracht zou willen gooien, schreef een kind: “de Mona Lisa, mijn moeder, en het Pinokkio-kunstwerk van Wouter van Riessen.”

Vrijplaats

Door middel van educatie is het mogelijk om de meeste kunst in musea en op biënnales te vertalen naar de leefwereld en het intellect van kinderen. Is de kunst van de kleine biënnale -die speciaal is gemaakt voor het jonge publiek- dan wel zinvol en levert het geen saaie of inhoudsloze ‘kinderkunst’ op?

Als de kunstenaars in vrijheid kunnen werken -weliswaar met de doelgroep in het achterhoofd- en als ze vanuit hun eigen beweegredenen en interesses werken dan kan het boeiende kunst voor een breed publiek opleveren. Deze editie van de kleine biënnale is hierin geslaagd. Een ander succesvol voorbeeld is Grote Kunst voor Kleine Mensen van Cut-n-Paste dat tijdens het Cinekid Festival 2005 in première ging in Museum De Paviljoens in Almere. Dertien kunstenaars maakten een verzameling korte films voor kinderen van twee tot en met zes jaar. Ze zijn, evenals de werken op de kleine biënnale, interessant voor een breed publiek, omdat de kunstenaars op zoek zijn gegaan naar de essentie van hun werk.

Hemeltje

De kunst en de locatie van de kleine biënnale prikkelen de zintuigen en de verbeelding. Behalve kunst kijken, kun je er wandelen, picknicken, schilderen, tekenen, rennen, klimmen, zonnen, bloemen plukken, genieten van het uitzicht, dwalen door de lange gangen, en de akoestiek uitproberen van het fort. Allemaal dingen die meestal niet kunnen in het ‘white cube’-museum.

Met het fort als locatie heeft de organisatie van de kleine biënnale een sterke troef in handen. Het negentiende-eeuwse fort dat onderdeel is van de Nieuwe Hollandse Waterlinie maakt zijn naam waar en oogt in dit seizoen -ondanks de naastliggende A27- als een hemeltje. Een hoogpolig groen grastapijt bekleedt het fort. Boterbloemen, fluitenkruid en margrieten schieten overal uit de grond. Het vestingwerk wordt omzoomd door knotwilgen, iepen en het water van de fortgracht. Een kind schreef in het gastenboek: “Ik wil alle tunnels van het fort omdat ik ze zo mooi vind.” De kleine biënnale is een speels en zinnenprikkelend kunstavontuur waarin de kunstwerken en de bijzondere locatie elkaar versterken.

Theater

Het grootste verval loert binnenshuis

recensie: NUHR - Over de top

Met Over de top bewijzen de mannen van Niet Uit Het Raam dat cabaret niet enkel een avondje onbekommerd lachen hoeft te zijn. Commentaar op de actualiteit vormt de basis voor een donkere voorstelling, die pas echt zeer begint te doen zodra de heren tot rust komen.

Rode draad is de beschaving die van binnenuit kapotgaat, zoals met het Romeinse Rijk gebeurde. Peter Heerschop, Joep van Deudekom en Viggo Waas liggen in Romeinse gewaden, en klagen bij ieder voorstel om iets te gaan doen, verveeld: “Dat heb ik al zóó váák gedáán”. Als één van hen opmerkt dat buiten een woedende menigte scandeert dat de beschaving ten einde loopt, is het commentaar: “Dat hebben we al zó váák gehoord”.

Dronken corpsballen

~


Om het huidige verval tegen te gaan, zijn de mannen van de lange jassen ingeschakeld. Een soort totalitaire burgerwachten, die iedereen aanspreken op ongewenst gedrag, maar telkens volkomen ongepast en averechts. Twee jochies op een scooter die een allochtoon neerknallen, worden bekeurd omdat ze op de stoep rijden. Een winkelier die in zijn eigen winkel in elkaar is geslagen (voortreffelijk gespeeld door Eddy Wahr, vanwege zijn Molukse afkomst steevast het mikpunt van de overige drie), verwijten ze rond te bazuinen dat het hier niet veilig is. Het antwoord van de lange jassen: ga dan terug naar je eigen land! Van slachtoffer tot zondebok. Het thema integratie komt vaker terug. Als een stel dronken corpsballen op Koninginnedag schreeuwen de mannen van NUHR met ontblote kont “Aanpassen! Aanpassen!” naar de snel wegvluchtende Eddy.

De kracht van deze voorstelling is echter niet de inhoud, maar de vorm. Het is volkomen geëngageerd zonder ook maar één moment drammerig te worden. De regie van Han Römer weerspiegelt de gejaagdheid van de moderne samenleving. Naadloos volgt de ene scène op de andere, waarbij elke vorm van houvast wordt weggeslagen. Pas gaandeweg wordt de rode draad zichtbaar, maar een opluchting is dat niet.

Façade

~


Zodra de mannen van de lange jassen, behalve collega’s ook vrienden, gaan pauzeren, verplaatst het thema zich van maatschappelijke naar individuele verhoudingen. Gekleed in witte badjassen, in warm licht en achter een houten muur als in een sauna, is de sfeer ontspannen en intiem. Een wereld van verschil met het grimmige toneelbeeld van daarvoor. Maar achter de façade van vriendschap schuilt verrotting. In pijnlijke scènes blijken de vrienden elkaar te naaien en te bedriegen. De wereld buiten is misschien onveiliger geworden, maar het grootste verval loert binnenshuis. Niet voor niets is het motto van de lange jassen: één voor allen, ieder voor zich. Je ziet de vertwijfeling bij Peter Heerschop als hij zegt: “We moeten weer het goede voorbeeld gaan geven”.

De rauwe maar gevoelige liedjes waar NUHR om bekend staat, ontbreken ook nu niet. Geflankeerd door scènes over huwelijkse sleur, zingen ze op ingetogen en indringende wijze over een ontmoeting met een ex en somberheid, de ‘koningin van gevoel’. De gevatte meligheid die hier en daar ook opduikt, kan de harde sfeer steeds maar tijdelijk doorbreken. Gelukkig eindigt de voorstelling met een optimistisch liedje over vriendschap, waarin een boodschap van hoop voor de samenleving doorklinkt, want: “de Stones zijn toch ook nog bij elkaar”.

Meligheid

~


Voor wie de show niet kent is deze dvd onmisbaar, voor de rest is het prima nagenieten. Groot voordeel is dat de scènes apart te bekijken zijn, dus waar het in het theater soms nauwelijks bij te houden was, hoef je nu niets te missen. De extra’s hebben jammer genoeg weinig om het lijf. De toelichting op de instrumenten (waarbij Joep van Deudekom alle akkoordenschema’s voordoet, omdat meisjes hem daar altijd naar vragen, en Eddy uitlegt wat een cajon is) is aardig, maar de rest is tamelijk flauw en nietszeggend. Misschien dachten ze bij de productiemaatschappij: cabaret verkoopt toch wel. Als het zo’n veelzijdige show is als deze, met zoveel urgentie en slimme humor, is dat volkomen terecht, en heb je ook geen extra’s nodig.

Theater

Humor, maar niet altijd om te lachen

recensie: Jiskefet - Das Deutsche Band

Duitsers hebben geen humor. Dat is een gemeenplaats die vrijwel overal op de wereld te pas en te onpas zal worden onderschreven. Vertel dit echter nooit aan een Duitser. Hij zal er niet om kunnen lachen.

De kans dat er veel Duitsers te vinden zijn die om de verzameling sketches op Das Deutsche Band kunnen lachen is dan ook nihil. Het inmiddels ter ziele gegane driemanschap stond bekend om zijn anarchistische en absurdistische humor: humor voor gevorderden, vaak zonder een duidelijke clou. Het persbericht aan de vooravond van de eerste uitzending van Jiskeftet spreekt wat dat betreft boekdelen: “Jiskefet is om te lachen maar zeker ook om verwondering te wekken en verwarring te stichten.” De antihumor uit de vuilnisbak ‘vervuilde’ 15 jaar de kijkbuis.

Don’t mention the war

~

Rode draad in het oeuvre van Michiel Romeyn, Kees Prins en Herman Koch is de terugkerende spot met Duitsers en met name het militaristische verleden van onze oosterburen. Met het oog op het laatste is het niet opvallend dat de hoofdmoot van deze compilatie gevormd wordt door het duo Günter en Wolfgang. Twee mannen getooid in een Duits legeruniform die “na een klein conflict tussen de Nederlandse en Duitse regering” in ons land zijn blijven hangen. Het doet denken aan een hilarische aflevering van Fawlty Towers waarin John Cleese te pas en te onpas zijn personeel herinnert toch vooral niet over de oorlog te beginnen om het zelf bij herhaling wel te doen. Waar het in de rest van de wereld gemeengoed is geworden om de draak te steken met de uitbreidingsdrang van Hitler, is dit in Duitsland nog steeds not done. Hoe dan ook beter met Duitsers de spot te drijven en gewag te maken van hun vermeende gebrek aan humor dan door grappen over de oorlog te maken?

Een potje moffen pesten

Het is tekenend voor Das Deutsche Band. Waar Jiskefets onderwerpen vaak intelligent in elkaar steken, wordt het met het onderwerp Duitsers al snel een potje moffen pesten. Banale en makkelijke parodieën van Derrick en Prins Bernhard zijn veelal niet meer dan een eenvoudige gimmick. De Zuid-Duitse humor is, hoe kan het ook anders, niet leuk en de Duitse dieren marcheren zeer luidruchtig door hun doos. Dit vertelt echter niet het hele verhaal van deze dvd. Veel meer dan in de hitseries De Lullo’s, Debiteuren/Crediteuren of Sint-Hubertusberg is hier het rauwe Jiskefet te zien. Das Deutsche Band laat het recalcitrante trio zien dat compromisloos de grenzen van humor opzoekt en oprekt.

Lachen?

Das Deutsche band bevat een verzameling sketches van wisselend niveau en met wisselende insteek. Over het geheel genomen is er veel ruimte voor het stichten van verwarring, een aantal keer voor verwondering en slechts af en toe om te schaterlachen. Alleen een echte fan zal de gehele dvd kunnen waarderen. Een ander zal het na het kijken van deze dvd vooral opvallen dat Jiskefet een hoop ‘rare’ dingen heeft gedaan. Het is nog maar de vraag of de heren zelf de achterliggende gedachte van veel van hun werk hebben begrepen. Oud-president van de Verenigde Staten Harry Truman deed ooit de uitspraak: If you can’t convince them, confuse them. Het is een gebod dat Jiskefet tot zijn streven heeft gemaakt.